als je 13 bent wil je vooral stoer doen€¦ · maar er is een grens aan wat techniek kan oplossen....

2
PC ZATERDAG SEPTEMBER 10 Co (Jacobus) Filius werd 5 okto- ber 1928 geboren in Arnemuiden. Hij was het vierde kind. Na hem volgden nog twee broers. Vader Fi- lius was boerenarbeider. Hij stapte over naar scheepswerf de Schelde om meer te verdienen. Tijdens de cri- sis zat hij zeven jaar zonder werk. Het was zo armoedig thuis dat Co veel en langdurig last had van kinderziektes als mazelen, rode hond en de bof. Na de oorlog werd Co bouwvakker. Zijn vader had voor hem al een ketelpak van De Schelde klaarliggen, maar dat trok hem niet. In 1948 kwam hij op voor militaire dienst, in 1949 werd hij uitgezonden naar Indonesië. Daar maakte hij deel uit van de stoottroepen en kwam bij de Stafwacht terecht, een elitegroep binnen het Ko- ninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). In 1952 keerde hij terug en werd weer bouwvakker. Na veertig jaar in de bouw ging hij op 58-jarige leeftijd in de VUT. Hij zat 24 jaar in het bestuur van de Bouwbond van Souburg. In 1957 trouwde hij met Nel (Neeltje) Westerbeeke. Ze kre- gen twee kinderen: Ronald en Judith. Onderscheidingen op de revers van Co Filius, van boven af aan met de klok mee: Veteranen- speld; Franse on- derscheiding voor het maken van het monu- ment voor gene- raal Deslaurens in Vlissingen; medaille voor ac- tieve dienst in het Nederlandse leger in het bui- tenland; Engels regiment-em- bleem als dank voor het ontwer- pen van het monu- ment bij IJzendijke; Canadese onderschei- ding ook voor het mo- nument bij IJzendijke. Dit is het elfde deel van de serie waarin Zeeuwse ooggetuigen verhalen over hun leven tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vandaag vertelt Co Filius (1928) uit Oost- Souburg: ,,Haal jij de niet ontplofte fosforbommen uit de grond, vroeg de baas van de tuinderij, anders dan trapt het paard er straks op. Dat deed ik, als jonge knul.” JAN VAN DAMME H ij staat in de achtertuin van zijn woning in Oost-Souburg. Baret stevig op het hoofd, on- derscheidingen op de revers. Oud-stoottroeper van top tot teen: ,,Mijn vrouw zegt altijd dat je kunt zien van wie de vrouw is overleden. Aan de vouw in de broek, aan de staat van het jasje. Bij mij zit dat met Nel wel goed. Ik heb in mijn leven als bouwvakker 26 bazen gehad. En maar één vrouw.” Voor Co Filius begon de oorlog op zaterdag 26 augustus 1939. Hij was nog geen elf jaar. Die dag zou in Souburg het nieuwe gemeentehuis worden geopend, het gebouw waarin nu Om- roep Zeeland is gevestigd. Met zijn medeleer- lingen van de Marnixschool had hij liedjes geleerd. Als cadeau voor de ambtenaren hadden ze inktpotten bij zich: ,,Die heb- ben ze nooit gekregen. Precies op die dag werd de voor-mobilisatie afgekondigd. Alle feestelijkheden werden afge- last. Drie dagen later volgde de algemene mobilisatie en werd onze school op West-Souburg gevorderd voor Nederlandse mi- litairen. Vanwege het vliegveld dat vlakbij lag. Wij kregen daarna les in een boerenschuur, een winkel of de consistorie. Dat is de hele oor- log zo gebleven. Ik heb nooit meer een echte school vanbinnen gezien, althans niet als leer- ling.” Op 10 mei 1940 kwamen de Fransen. Co weet zeker dat hij hun generaal Deslaurens heeft ge- zien. In zijn gastlessen op scholen vertelt hij hoe hij met vrienden bloemen plukte uit de tuinen en die in de voorbijrijdende wagens van de Fransen gooide. Op 13 mei moest het gezin tijdelijk evacueren naar Nieuwland, waar ze bij een zus van moeder Filius terechtkonden. Bij de Sloedam probeerden de Franse troepen stand te houden. Co: ,,Vanaf een binnendijk stonden we naar het brandende Middelburg te kijken. Opeens kwamen er Duitsers aan, ze sprongen uit hun auto en vroegen de weg aan mijn vader. Hij verstond hen niet en zei niets. Daarom gaven ze hem een klap voor zijn kop en reden weg. ‘Zeg maar niets tegen je moeder’, zei mijn vader. Dat heb ik inderdaad nooit ge- daan.” Hij vervolgt: ,,Ik heb tijdens de oorlog één keer gehuild. Dat was op 17 mei, toen onze Franse vrienden zich gewonnen moesten ge- ven. Een Fransman legde een arm op mijn schouder, ik kon niet verstaan wat hij zei.” Die laatste dag sneuvelde generaal Deslaurens. In zijn latere leven kreeg de Souburger als bouw- vakker nog volop met de Fransman te maken. In 1995 ijverde Co voor de plaatsing van een monument voor de gevallen dorpelingen en geallieerden in Souburg. Het lukte hem geld in te zamelen door mensen voor vijf gulden per letter een naam te laten adopteren. Met hulp van vrijwilligers ontwierp hij het Souburgse oorlogsmonument. Zijn faam als ontwerper verspreidde zich snel door de provincie. Hij werd ver- volgens gevraagd voor het tekenen van herdenkingstekens bij IJzen- dijke en in Hansweert. Op zijn ini- tiatief kwam er aan de Prins Hen- drikweg in Vlissingen een door hem ontworpen en in 2001 ont- huld monument voor generaal Deslaurens. En er is nog een monument dat hem aan het hart gaat. In het HZ-hogeschoolgebouw tegen- over het muurtje en de plaquette voor Deslau- rens werd in 2005 een herdenkingskruis ont- huld voor de tijdens een bombardement omge- komen Harry Traast. Hij was 17 jaar. De Sou- burgse veteraan herinnert zich het voorval: ,,In de Laagte in Vlissingen, de weilanden vlakbij de Marinehaven, gingen wij bij de Duitsers ko- len stelen. Een groep Vlissingse jongens, onder wie Harry Traast, deed dat ook. Op zondag- avond 15 augustus 1943 werd dat terrein zwaar getroffen door geallieerde bommen. Eenen- veertig burgers kwamen om. Ook Harry Traast. Zijn vader heeft wekenlang naar hem gezocht Insigne dat Co Filius in 1944 kreeg van een Schotse militair. PASPOORT Als je 13 bent wil je vooral stoer doen Co Filius beleefde de oorlog in West- Souburg. FOTO’S DIRKJAN GJELTEMA

Upload: others

Post on 09-Aug-2020

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Als je 13 bent wil je vooral stoer doen€¦ · Maar er is een grens aan wat techniek kan oplossen. Het Instituut voor de Fysieke Veiligheid vergeleek een paar jaar geleden de brandweerzorg

PCZATERDAG 28 SEPTEMBER 201910

Co (Jacobus) Filius werd 5 okto-ber 1928 geboren in Arnemuiden.Hij was het vierde kind. Na hemvolgden nog twee broers. Vader Fi-lius was boerenarbeider. Hij stapteover naar scheepswerf de Scheldeom meer te verdienen. Tijdens de cri-sis zat hij zeven jaar zonder werk. Hetwas zo armoedig thuis dat Co veel enlangdurig last had van kinderziektes alsmazelen, rode hond en de bof. Na deoorlog werd Co bouwvakker. Zijn vaderhad voor hem al een ketelpak van DeSchelde klaarliggen, maar dat trok hemniet. In 1948 kwam hij op voor militairedienst, in 1949 werd hij uitgezonden naarIndonesië. Daar maakte hij deel uit van destoottroepen en kwam bij de Stafwachtterecht, een elitegroep binnen het Ko-ninklijk Nederlands-Indisch Leger(KNIL). In 1952 keerde hij terug en werdweer bouwvakker. Na veertig jaar in debouw ging hij op 58-jarige leeftijd in deVUT. Hij zat 24 jaar in het bestuur vande Bouwbond van Souburg.

In 1957 trouwde hij met Nel(Neeltje) Westerbeeke. Ze kre-gen twee kinderen: Ronald enJudith.

Onderscheidingenop de revers vanCo Filius, vanboven af aanmet de klokmee: Veteranen-speld; Franse on-derscheidingvoor het makenvan het monu-ment voor gene-raal Deslaurensin Vlissingen;medaille voor ac-tieve dienst inhet Nederlandseleger in het bui-tenland; Engelsregiment-em-bleem als dankvoor het ontwer-pen van het monu-ment bij IJzendijke;Canadese onderschei-ding ook voor het mo-nument bij IJzendijke.

Dit is het elfde deel van de serie waarinZeeuwse ooggetuigen verhalen over hunleven tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Vandaag vertelt Co Filius (1928) uit Oost-Souburg: ,,Haal jij de niet ontplofte

fosforbommen uit de grond, vroeg de baasvan de tuinderij, anders dan trapt het paard er

straks op. Dat deed ik, als jonge knul.”JAN VAN DAMME

Hij staat in deachtertuin vanzijn woning inOost-Souburg.Baret stevig ophet hoofd, on-derscheidingen

op de revers. Oud-stoottroeper vantop tot teen: ,,Mijn vrouw zegt altijd

dat je kunt zien van wie de vrouw isoverleden. Aan de vouw in de broek, aan destaat van het jasje. Bij mij zit dat met Nel welgoed. Ik heb in mijn leven als bouwvakker 26bazen gehad. En maar één vrouw.”

Voor Co Filius begon de oorlog op zaterdag26 augustus 1939. Hij was nog geen elf jaar. Diedag zou in Souburg het nieuwe gemeentehuisworden geopend, het gebouw waarin nu Om-roep Zeeland is gevestigd. Met zijn medeleer-lingen van de Marnixschool had hij liedjesgeleerd. Als cadeau voor de ambtenarenhadden ze inktpotten bij zich: ,,Die heb-ben ze nooit gekregen. Precies op die dagwerd de voor-mobilisatie afgekondigd.Alle feestelijkheden werden afge-last. Drie dagen later volgde dealgemene mobilisatie en werdonze school op West-Souburggevorderd voor Nederlandse mi-litairen. Vanwege het vliegvelddat vlakbij lag. Wij kregendaarna les in een boerenschuur,een winkel of de consistorie. Dat is de hele oor-log zo gebleven. Ik heb nooit meer een echteschool vanbinnen gezien, althans niet als leer-ling.”

Op 10 mei 1940 kwamen de Fransen. Co weetzeker dat hij hun generaal Deslaurens heeft ge-zien. In zijn gastlessen op scholen vertelt hijhoe hij met vrienden bloemen plukte uit detuinen en die in de voorbijrijdende wagens vande Fransen gooide. Op 13 mei moest het gezintijdelijk evacueren naar Nieuwland, waar ze bijeen zus van moeder Filius terechtkonden. Bijde Sloedam probeerden de Franse troepenstand te houden. Co: ,,Vanaf een binnendijkstonden we naar het brandende Middelburg te

kijken. Opeens kwamen er Duitsers aan, zesprongen uit hun auto en vroegen de weg aanmijn vader. Hij verstond hen niet en zei niets.Daarom gaven ze hem een klap voor zijn kopen reden weg. ‘Zeg maar niets tegen je moeder’,zei mijn vader. Dat heb ik inderdaad nooit ge-daan.”

Hij vervolgt: ,,Ik heb tijdens de oorlog éénkeer gehuild. Dat was op 17 mei, toen onzeFranse vrienden zich gewonnen moesten ge-ven. Een Fransman legde een arm op mijnschouder, ik kon niet verstaan wat hij zei.” Dielaatste dag sneuvelde generaal Deslaurens. Inzijn latere leven kreeg de Souburger als bouw-vakker nog volop met de Fransman te maken.In 1995 ijverde Co voor de plaatsing van eenmonument voor de gevallen dorpelingen engeallieerden in Souburg. Het lukte hem geld inte zamelen door mensen voor vijf gulden perletter een naam te laten adopteren. Met hulp

van vrijwilligers ontwierp hij het Souburgseoorlogsmonument. 

Zijn faam als ontwerper verspreiddezich snel door de provincie. Hij werd ver-

volgens gevraagd voor het tekenenvan herdenkingstekens bij IJzen-

dijke en in Hansweert. Op zijn ini-tiatief kwam er aan de Prins Hen-drikweg in Vlissingen een doorhem ontworpen en in 2001 ont-huld monument voor generaalDeslaurens. 

En er is nog een monument dat hem aan hethart gaat. In het HZ-hogeschoolgebouw tegen-over het muurtje en de plaquette voor Deslau-rens werd in 2005 een herdenkingskruis ont-huld voor de tijdens een bombardement omge-komen Harry Traast. Hij was 17 jaar. De Sou-burgse veteraan herinnert zich het voorval: ,,Inde Laagte in Vlissingen, de weilanden vlakbijde Marinehaven, gingen wij bij de Duitsers ko-len stelen. Een groep Vlissingse jongens, onderwie Harry Traast, deed dat ook. Op zondag-avond 15 augustus 1943 werd dat terrein zwaargetroffen door geallieerde bommen. Eenen-veertig burgers kwamen om. Ook Harry Traast.Zijn vader heeft wekenlang naar hem gezocht

▲ Insigne dat Co Filius in1944 kreeg van eenSchotse militair.

PASPOORT

Als je 13 bentwil je vooral

stoer doen

Co Filiusbeleefdede oorlogin West-Souburg.

FOTO’S DIRK-JAN

GJELTEMA

Page 2: Als je 13 bent wil je vooral stoer doen€¦ · Maar er is een grens aan wat techniek kan oplossen. Het Instituut voor de Fysieke Veiligheid vergeleek een paar jaar geleden de brandweerzorg

PC ZATERDAG 28 SEPTEMBER 2019 11

THEO GIELE

Wordt de Belg RudyMatzak voor debrandweer wat Jean-Marc Bosman voor

het professionele voetbal is? In1995 won Bosman, toen prof bijRFC Liège, zijn zaak bij het Euro-pese Hof van Justitie. De rechterbepaalde dat een voetbalclub naafloop van een contract geentransfergeld mocht vragen. Dank-zij het Bosmanarrest zijn voetbal-lers na het uitdienen van hun con-tract vrij om te gaan.

Matzak stapte tien jaar geledennaar de rechter. Hij was vrijwilli-ger bij de brandweer in Nijvel,maar dat was allesbehalve vrijblij-vend. Hij had bereikbaarheids-diensten en moest binnen 8 minu-ten op de kazerne kunnen zijn.Voor zo’n dienst kreeg hij geenvergoeding. Hoefde ook niet, vondde brandweer, want hij is geenwerknemer, maar vrijwilliger.

De Belgische rechter vroeg ad-vies aan het Europese hof. Matzakkreeg vorig jaar gelijk. Volgens hetHof moet hij wel degelijk als eenwerknemer worden gezien, wanthij wordt wel betaald bij inzet endoet dan zijn werk onder leidingvan een ander. En als anderewerknemers heeft hij dus ookrecht op een vergoeding voor eenbereikbaarheidsdienst.

Het arrest heeft niet alleen ge-volgen voor Rudy Matzak en destad Nijvel. In veel landen zijn bijde brandweer vrijwilligers in demeerderheid. Ook in Zeeland,waar negen op de tien brandweer-

mensen vrijwilliger zijn. Op dewebsite geeft de VeiligheidsregioZeeland (VRZ) aan dat een vrij-willig brandweerman zijn heelwat minder vrijblijvend is dan hetdraaien van een bardienst in hetdorpshuis. ,,De brandweervrijwil-ligers hebben in het dagelijks le-ven een andere baan en zijn op af-roep beschikbaar. Zij krijgen de-zelfde opleiding als de beroeps-brandweer en ontvangen een ver-goeding voor hun inzet en tijd.”

Nederland was al bezig om de

rechtspositie van brandweervrij-willigers te herzien vanwege ver-anderend ambtenarenrecht. Deuitspraak van het Europese Hofmaakt dit nog dwingender. HetVeiligheidsberaad en het ministe-rie van Justitie en Veiligheid zijntot de conclusie gekomen dat hethuidige stelsel niet houdbaar is.Naar goed gebruik zoekt een com-missie naar een oplossing.

Brandweervrijwilligers zijn on-misbaar. Verandering van hunrechtspositie moet daarom uiterstzorgvuldig gebeuren, benadrukteVRZ-voorzitter Jan Lonink dezeweek terecht. Het is ondenkbaardat ‘Brussel’ van het ene op het an-

dere moment de bestrijding vanbrand en rampen frustreert omdateen brandweerman uit Nijvel on-terecht geen vergoeding voor zijnwachtdienst kreeg. Er mag van Eu-ropese regelgeving worden afge-weken als hiervoor een ‘objectieverechtvaardiging’ kan worden aan-getoond. Dat moet voor de kortetermijn niet zo moeilijk zijn.

Maar ook zonder veranderendewetten en uitspraken van het Hofis er voor de lange termijn alleaanleiding om de rol van de vrij-willige brandweer tegen het lichtte houden. Ook in Zeeland is heteen groot probleem om overdagoveral voldoende vrijwilligers opde been te brengen. Tot nu toe isde oplossing gevonden in nieuwetechniek. Een moderne brand-weerauto die bij uitruk met min-der mensen op pad gaat, slimme‘piepers’ die sneller een anderebrandweerpost alarmeren als dedichtstbijzijnde niet op tijd kanuitrukken. Maar er is een grensaan wat techniek kan oplossen.

Het Instituut voor de FysiekeVeiligheid vergeleek een paar jaargeleden de brandweerzorg in ver-schillende Europese landen. InZweden hebben ‘vrijwilligers’ eensoort nulurencontract met vastevergoeding. Ze worden ingeroos-terd zodat inzet verzekerd is. An-derzijds hoeft de baas van de ‘vrij-williger’ niet te vrezen dat zijnwerknemer op elk moment kanworden opgeroepen. Om in voet-baltermen te spreken: De Zwedenhebben van de topamateur meteen vergoeding, een semiprof meteen echt salaris gemaakt.

Verdwijnt door een uitspraak van het Europese Hof devrijwillige brandweer? Ook zonder het vonnis van deEuropese rechter zijn er redenen genoeg om hetsysteem van de brandweer in Nederland tegen hetlicht te houden.

Zo gezienBrandweervrijwilligerwordt een semiprof

Vrijwilligers bij de brandweer zijnin de meerderheid

in de bomtrechters, maar nooit iets van hem te-ruggevonden.”

Of hij trots is op zijn monumenten? Co: ,,Ik hebzelden of nooit emoties. Dat komt door mijn oor-logsjeugd, denk ik. Ik heb dodelijke slachtoffersgezien, daar kan ik gewoon over vertellen. Als jedertien jaar bent in de oorlog wil je vooral stoerdoen.” Hij heeft het over een altijd ‘optimistischkarakter’: ,,Een maand geleden is mijn fiets gesto-len bij de Jumbo. Om 8 uur ’s morgens, ik had ’mniet op slot gezet. Voor het eerst in mijn leven hebik nu een nieuwe fiets. Ik spring erop alsof ik 25ben.”

Stoer, geen emoties... Hij denkt even na en wijstnaar de groene schutting in de tuin. ,,Wij hebbengeen kleinkinderen. Maar we hadden wel buur-jongen Danny. Vorig jaar kwam hij om bij eenauto-ongeluk, hij was 21. Toen hij klein was droegik hem op mijn schouder. Hij was eigenlijk onzekleinzoon. Hij heeft die schutting gebouwd. Daarheb ik wel gevoelens bij, dat is nu gewoon een mo-nument.” Uit zijn mappen diept hij een foto opvan een groep jongeren, vrienden van Danny, po-serend voor de schutting.

Het vliegveld van Souburg werd tijdens de oor-log vaak gebombardeerd. Co werkte er in de om-geving op een tuinderij. Bij luchtalarm schuildehij achter de zandzakken die rond het afweerge-schut waren opgestapeld. Tijdens een luchtaanvalwerden er fosforbommen afgeworpen. Een aantalkwam in de zachte tuinaarde terecht en ontplofteniet. ,,Haal jij ze eruit, vroeg mijn baas, anders dantrapt het paard er straks op. Dat deed ik, als jongeknul. Een Duitse soldaat heeft me geholpen.” Hetgezin Filius bleef ondanks het gevaar in Souburgwonen. ‘Waar moeten we naar toe?’, vroeg vader.En ook: ‘Voor onweer ben ik veel benauwder’. Na-dat in de herfst van 1944 Walcheren onder waterkwam te staan, verhuisden ze alsnog naar eenboerenschuur bij Nieuwland. Daar kwamen deSchotten als bevrijders. ,,Ik ben meegetrokken. Opde Nieuwlandse dijk heb ik voor één van hen eenschuttersputje gegraven. Als dank kreeg ik hetembleem dat op zijn baret zat. Dat beschouw ik alsmijn eerste militaire onderscheiding.”

Na de oorlog ging Co aan de slag als bouwvak-ker. Er moest veel puin worden geruimd. ,,Met nogtwee andere jongens, die bij dezelfde baas werk-ten, kreeg ik in 1948 een oproep voor militairedienst. We vroegen vrijstelling, er was immersveel werk. De andere twee jongens kregen berichtdat ze niet hoefden te gaan. Hun ouders zaten metonze baas op het zangkoor. Dat maakte verschil.Mijn verzoek bleef ‘in behandeling’. Nu, 75 jaar la-ter, wacht ik nog steeds op een besluit over mijnvrijstelling."

Co Filius werd in 1949 als stoottroeper uitge-zonden naar Indonesië. ,,Daarvan heb ik nooitspijt gehad. In Indië ben ik gevormd. Ik heb er le-ren schrijven. Later kocht ik een schrift van twaalfcent waarin ik moeilijke woorden en zinnen op-schreef. Dat schrijven is een hobby geworden.”