4b staal taal werkboek - de rolf groep · 2020. 4. 10. · 4b staal taal werkboek isbn 978 90 345...

35

Upload: others

Post on 29-Jan-2021

6 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

  • 4B STAA

    L TAA

    L WER

    KBOEK

    ISBN 978 90 345 7114 4

    539989

    539989_WB-4B_OM.indd 1 15/01/16 14:15

  • 74

    LES 1 WOORDENSCHAT

    WAT GEK!WAT GA JE DOEN?Je zoekt de betekenisvan woorden die overgek gaan.

    WAT LEER JE ERVAN?Je leert de betekenis van woorden.

    ZO ZIT HET!Hoe vind je de betekenis van een woord?• Je leest erover.• Je kijkt naar een plaatje.• Je vraagt het iemand die het weet.

    PROBEER HETKies een woord: abnormaal – apart – zot.Zoek de betekenis.Hoe vond je de betekenis?

    Ik las erover. Ik keek naar een plaatje. Ik vroeg het. Ik kende het woord al.

    OPDRACHT 1Er staat: ‘De knijper is abnormaal groot.’Wat betekent hetzelfde als abnormaal?

    grappig

    niet normaal

    OPDRACHT 2Een ijsje op het dak is wonderlijk.Welke zin betekent hetzelfde?

    Een ijsje op het dak is merkwaardig.

    Een ijsje op het dak is abnormaal.

    OPDRACHT 3Lees de zin.Wat betekent het?Zet een rondje om het goede woord.

    Dat is merkwaardig!Dat is van een goed merk | vreemd!

    Maar het ziet er wel heel apart uit.Maar het ziet er wel heel bijzonder | duur uit.

    Dat is wonderlijk!Dat is heel vreemd en bijzonder | niet waar!

    1114

    3115

    2 3114|115

  • NOODWEERGEK

    75

    OPDRACHT 4Welke woorden betekenen ook vreemd of raar?

    Kruis vier woorden aan.

    mal

    foppen

    merkwaardig

    wonderlijk

    misleiden

    zot

    OPDRACHT 5Wat hoort bij elkaar?Trek een lijn.

    abnormaal

    zich verbazen

    iets heel gek vinden

    misleiden

    zot

    absurd

    mal, gek

    niet normaal

    dingen zeggen die niet waar zijn

    zo gek dat je het bijna niet kunt geloven

    KIJK TERUGKijk naar de woorden van de week.

    Welk woord leerde je door erover te lezen?

    Welk woord leerde je door naar een plaatje te kijken?

    Welk woord leerde je door het te vragen?

    114|115

    114|115

    WOORDEN VAN DE WEEK• abnormaal

    • absurd

    • apart

    • foppen

    • mal

    • merkwaardig

    • misleiden

    • wonderlijk

    • zich verbazen

    • zot

  • 76

    LES 2 TAAL VERKENNEN

    GEKKE GEDICHTENWAT GA JE DOEN?Je kijkt naar woordendie gek betekenen.

    WAT LEER JE ERVAN?Je leert dat er woorden zijn die hetzelfde betekenen.

    ZO ZIT HET!Sommige woorden betekenen hetzelfde.Je kunt dan een ander woord in de zin zetten.Maar de betekenis van de zin verandert niet.

    PROBEER HETLees de zin:‘Wat zit je haar raar!’Vul een woord in dat hetzelfde betekent als raar.

    Wat zit je haar !

    OPDRACHT 1Lees de briefjes bij de kaart.Welke woorden betekenen gek?

    maf

    raar

    makkie

    hihi

    zot

    vreemd

    OPDRACHT 2In het versje staat stomme bekken trekken.Hoe kun je dit ook zeggen?

    OPDRACHT 3Lees het briefje bij de kaart.

    a Welke drie andere woorden voor gek lees je?

    1116

    2116

    4117

  • NOODWEERGEK

    77

    b Ken jij nog meer woorden die gek betekenen? Schrijf vier woorden op.

    OPDRACHT 4Wat vind jij van het gedicht?Schrijf zelf een briefje.Gebruik een ander woord voor gek.

    KIJK TERUGLees deze zin over bron 1:‘Een gedicht als een slinger is gek!’Vul nu een woord in dat hetzelfde betekent.

    Een gedicht als een slinger is !

    GA VERDERWat ga je doen?

    woordenschat oefenen op bladzijde 100 en 101

    woordenschat oefenen op de computer

    spelen met taal op bladzijde 104

    4117

  • 78

    LES 3 SPREKEN EN LUISTEREN

    JE WEET NIET WAT JE ZIET!WAT GA JE DOEN?Je kijkt naar vreemdeschilderijen.Je ontdekt vreemdedingen.

    WAT LEER JE ERVAN?Je leert goed te kijken naar schilderijen.Je leert hoe je kunt beschrijven wat er gek aan is.

    ZO ZIT HET!Hoe ontdek je gekke dingen?En hoe beschrijf je ze?• Stel jezelf de vraag: Wat is hier gek aan?• Geef antwoord met: Het is gek, want ik zie…• Vertel het zo, dat een ander ook ziet wat er gek is.

    PROBEER HETKijk naar het plaatje hierboven.

    a Stel jezelf de vraag: Wat is hier gek aan? Schrijf twee dingen op.

    b Vertel één ding aan je maatje. Doe het zo: Het is gek, want ik zie … Draai daarna de rollen om.

    OPDRACHT 1a Stel jezelf de vraag: Wat is hier gek aan?

    Schrijf het kort op.

    b Een van jullie draait zijn boek om.Wat zie je nu?Vertel erover.

    Ik zie

    .

    c Hoe kan dit?Kijk samen.Praat er samen over.

    OPDRACHT 2a Stel jezelf de vraag: Wat is hier gek aan?

    Schrijf je antwoord op.

    Het is gek, want ik zie

    .

    b Hoe kan dit?Praat er samen over.

    1118

    2118|119

    JE WEET NIET WAT JE ZIET!JE WEET NIET WAT JE ZIET!

  • NOODWEERGEK

    79

    OPDRACHT 3a Waar is de trein van gemaakt?

    Zoek zo veel mogelijk dingen.Schrijf vijf dingen op.

    b Wat is gek aan deze trein?Praat er samen over.Begin weer met: Het is gek, want ik zie…

    OPDRACHT 4Stel jezelf de vraag: Wat is gek aan dit schilderij?Praat er samen over.Begin met: Het is gek, want ik zie…

    KIJK TERUGKijk nog eens naar de bronnen.Welke bron vind jij het gekst?

    Waarom vind jij dat?

    GA VERDERWat ga je doen?

    woordenschat oefenen op bladzijde 100 en 101

    woordenschat oefenen op de computer

    spelen met taal op bladzijde 104

    3119

    4119

  • 80

    LES 4 SCHRIJVEN

    WIE DIT LEEST, IS GEK!WAT GA JE DOEN?Je kijkt naar zinnen die rijmen.

    WAT LEER JE ERVAN?Je leert hoe je een rijmpje maakt.

    ZO ZIT HET!Hoe maak je een rijmpje?• Je leest de zin.• Je zoekt woorden die op het laatste woord rijmen.• Je bedenkt de tweede zin. Je schrijft de zin op. De twee zinnen horen bij elkaar.

    PROBEER HETIn een land hier ver vandaan,

    a Zoek woorden die op het laatste woord rijmen.

    b Kies een woord en maak een zin. Zorg dat de twee zinnen bij elkaar horen. In een land hier ver vandaan,

    c Lees je rijmpje fluisterend aan jezelf voor. Rijmt jouw laatste woord? ja | nee Horen jouw zinnen bij elkaar? ja | nee

    OPDRACHT 1a Lees het rijmpje in bron 2. Welke twee woorden rijmen?

    b Lees nu het rijmpje in bron 3. Welke twee woorden rijmen?

    trif

    troef

    traf

    af

    OPDRACHT 2

    a Welke woorden rijmen?

    b Bedenk zelf nog twee woorden die rijmen op ziet.

    OPDRACHT 3 Het laatste woord in het rijmpje kun je niet goed lezen.Welke letters moeten hier staan?

    gr

    sl

    schr

    2 3120

    4120

    5121

  • NOODWEERGEK

    81

    OPDRACHT 4a Lees dit rijmpje. Maak het rijmpje af.

    1, 2, 3... Ik heb een pleister op mijn .

    b Bedenk een tweede zin die rijmt.

    1, 2, 3, 4

    c Bedenk nu zelf tot welk getal onder de tien je telt. Maak dan een tweede zin.

    1, 2, 3,

    KIJK TERUGKijk naar jouw rijmpjes van opdracht 4.Lees ze � uisterend aan jezelf voor.Rijmen de laatste woorden van de zinnen? ja | neeHoren de twee zinnen bij elkaar? ja | nee

    GA VERDERWat ga je doen?

    woordenschat oefenen op bladzijde 100 en 101

    woordenschat oefenen op de computer

    spelen met taal op bladzijde 104

    7121

  • 82

    LES 5 WOORDENSCHAT

    JIJ EN HET NIEUWSWAT GA JE DOEN?Je zoekt de betekenisvan nog meer woorden die over gek gaan.

    WAT LEER JE ERVAN?Je leert de betekenis van woorden.

    ZO ZIT HET!Hoe vind je de betekenis van een woord?• Je leest erover.• Je kijkt naar een plaatje.• Je vraagt het iemand die het weet.

    PROBEER HET‘Meester Jan heeft humor.Hij maakt leuke grappen’, zegt juf Kim.

    a Welke betekenis hoort bij het woord humor? boos zijn, mopperen

    leuke grapjes maken

    b Hoe vond je de betekenis? Ik las terug.

    Ik las verder. Ik keek naar een plaatje. Ik vroeg het.

    OPDRACHT 1Welke betekenis hoort bij het woord?Trek een lijn.

    waanzinnig

    onnozel

    een moeilijke klus, heel precies werk

    het gekkenwerk

    verwonderen

    je heel erg verbazen

    heel gek en bijzonder

    een beetje dom

    OPDRACHT 2a Welk woord betekent hetzelfde als onzinnig?

    geloofwaardig

    gewoonte

    nonsens

    b Vul het goede woord in. Kies uit: nonsens – humor – gewoonte.

    Als je iets altijd op een bepaalde manier doet,

    is dat een .

    Iemand die heeft, maakt leuke grapjes.

    betekent hetzelfde als onzin.

    1 2122

    3122|123

    JIJ EN HET NIEUWSJIJ EN HET NIEUWS

  • NOODWEERGEK

    83

    OPDRACHT 3Welk woord is goed?Zet er een rondje om.

    a Je gelooft dat iets waar is. Je vindt het geloofwaardig | nonsens.

    b Je vindt iets raar. En het is niet waar. Je vindt het verbaasd | onzinnig.

    OPDRACHT 4a Wat vind jij geloofwaardig?

    Een jongen van zeven die twee meter lang is.

    Een jongen van zeven die twee talen kan spreken.

    b Judit rijdt op haar � ets.Bo stelt haar een vraag.Welke vraag vind jij onnozel?

    Waar ga je naartoe?

    Ben je op de � ets?

    OPDRACHT 5Welke zin klopt?

    Als je niet goed snik bent, ben je erg verkouden.

    Als je niet goed snik bent, ben je niet goed bij je hoofd.

    KIJK TERUGa Lees de woorden van de week. Welke kende je nog niet? Kies er een. Schrijf het op.

    Het betekent:

    b Hoe leerde je de betekenis?

    Ik las erover.

    Ik keek naar een plaatje.

    Ik vroeg het.

    122|123

    WOORDEN VAN DE WEEK• het gekkenwerk

    • geloofwaardig

    • de gewoonte

    • de humor

    • niet goed snik zijn

    • de nonsens

    • onnozel

    • onzinnig

    • verwonderen

    • waanzinnig

  • 84

    LES 6 TAAL VERKENNEN

    EVEN SCHOODBAPPEN DOENWAT GA JE DOEN?Je kijkt naar gekke zinnenen rare woorden.

    WAT LEER JE ERVAN?Je leert dat je met taalgek en grappig kunt zijn.

    ZO ZIT HET!Hoe kun je met taal gek en grappig zijn?Bijvoorbeeld:• Je bedenkt woorden die nog niet bestaan.• Je draait woorden of letters om.• Je husselt woorden door elkaar.• Je gebruikt woorden die met dezelfde letter beginnen.

    PROBEER HETPapa heeft een plank aan de muur gemaakt.‘Oei, de plank hangt een scheetje beef’, zegt papa.

    a Welke woorden kloppen niet? Zet daar een streep onder.

    b Welke twee woorden gebruikt papa door elkaar?

    c Waarom zegt papa dit? Hij kent de goede woorden niet.

    Hij maakt een grapje.

    OPDRACHT 1a Waardoor zijn dit gekke zinnen?

    Alle zinnen gaan over dieren.

    De woorden beginnen met dezelfde letters.

    De woorden rijmen.

    b Maak zelf een gekke zin zoals in bron 1.

    OPDRACHT 2Lees de woorden van voor naar achter.En van achter naar voor.

    a Wat is er vreemd aan deze woorden?

    b Verzin nu zelf ook een woord op deze manier.

    1124

    2125

  • NOODWEERGEK

    85

    OPDRACHT 3a Welke woorden vind je vreemd?

    b Wat is er met deze woorden gebeurd?

    c Maak zelf vreemde woorden. een taart bakken

    stofzuigen

    een koffer pakken

    OPDRACHT 4a Welke woorden zijn gek?

    Bestaan deze woorden wel, denk je? ja | nee

    b Maak het gedicht anders. Bedenk drie onzin-woorden en vul ze in.

    Ik ben de .

    Mijn vader was een .

    Mijn moeder was een .

    Daar komen vreemde kinderen van.

    KIJK TERUGKijk nog eens naar de opdrachten.Wat is jouw leukste onzin-woord?

    Hoe heb je dat gemaakt?

    GA VERDERWat ga je doen?

    woordenschat oefenen op bladzijde 102 en 103

    woordenschat oefenen op de computer

    spelen met taal op bladzijde 105

    3125 4125

  • 86

    LES 7 SPREKEN EN LUISTEREN

    GEWOON EEN GEWOONTEWAT GA JE DOEN?Je praat over gewoontesvan mensen.En je denkt erover na.

    WAT LEER JE ERVAN?Je leert hoe je een denkgesprek voert.

    ZO ZIT HET!Hoe voer je een denkgesprek?• Je denkt eerst zelf na.• Je vertelt wat je van iets vindt.• Je luistert goed naar wat de ander zegt.

    PROBEER HETPraat samen over bron 3.

    a Wat eet de jongen, denk je? Waarom eet hij dat?

    b Hoe denk je dat het smaakt? Hoe zou jij het vinden om dit te eten?

    c Kruis aan. We dachten eerst zelf na. We vertelden allebei wat we vonden. We stelden vragen aan elkaar. We luisterden goed naar elkaar.

    OPDRACHT 1Praat samen over deze gewoonte.

    a De vrouwen dragen spullen op hun hoofd. Waarom, denk je? Hoe vind jij het om je spullen zo te dragen?

    b Wat is het voordeel? En het nadeel?

    c In Nederland dragen de mensen een tas in de hand.

    Waarom, denk je?

    OPDRACHT 2Praat samen over deze gewoonte.

    a De vrouw draagt ringen om haar nek. Waarom, denk je?

    b Vind je de ringen mooi?

    c Stel, jij draagt ook ringen om je nek. Hoe zou je dat vinden? Denk je dat de ringen lekker zitten?

    3126

    8127

    4126

    Je leert hoe je een denkgesprek voert.

  • NOODWEERGEK

    87het voordeel – Een � jne kant van iets. Een voordeel van lang zijn, is dat je overal gemakkelijk bij kunt.

    het nadeel – Woorden die precies vertellen hoe iets eruitziet of wat je ermee kunt doen.

    OPDRACHT 3Deze Engelse kinderen gaan naar school.Ze moeten allemaal hetzelfde aan.Praat er samen over.

    a Waarom dragen alle kinderen hetzelfde, denk je?

    b Wat is het voordeel? En wat is het nadeel?

    c Stel, op jouw school dragen ook alle kinderen hetzelfde.

    Hoe zou je het vinden?

    OPDRACHT 4Bekijk de andere bronnen.Praat er samen over.• Welke gewoonte zie je?• Waarom zouden de mensen dat doen?• Welke gewoonte vind je het gekst? Waarom?• En welke gewoonte vind je wel handig of leuk? Waarom?

    KIJK TERUGJe voerde denkgesprekken over gewoontes.Dacht je eerst zelf na? ja | neeStelde je vragen? ja | neeLuisterde je goed naar de ander? ja | neeWaren jullie allebei aan het woord? ja | nee

    GA VERDERWat ga je doen?

    woordenschat oefenen op bladzijde 102 en 103

    woordenschat oefenen op de computer

    spelen met taal op bladzijde 105

    5126

    126|127

  • 88

    LES 8 SCHRIJVENJ

    WAT IS DAT DAN?!WAT GA JE DOEN?Je kijkt naar gekke voorwerpen.Je maakt een beschrijving vaneen voorwerp.

    WAT LEER JE ERVAN?Je leert hoe je een beschrijvingvan een voorwerp maakt.

    ZO ZIT HET!In je beschrijving geef je antwoord op twee vragen:• Hoe ziet het voorwerp eruit? (Welke kleur heeft het? Welke vorm zie je? Hoe groot is het? Waar is het van gemaakt?)• Waar kun je het voorwerp voor gebruiken?

    PROBEER HETPak een schaar.Maak een beschrijving van de schaar.

    Welke kleur heeft het?

    Welke vorm zie je?

    Hoe groot is het?

    Waar is het van gemaakt?

    Waar kun je het voor gebruiken?

    OPDRACHT 1Kijk naar de bronnen.Bij welke bron horen de beschrijvingen?Schrijf het nummer eronder.

    a Het is een voorwerp van ijzer.Er zit een houten balletje op.Daaronder zit een rood ding.Het houten balletje kun je naar beneden doen.Je hoort dan een geluid.Zo maak je muziek.

    bron

    b Het is van metaal.Het heeft een gouden kleur.De ene kant is recht.De andere kant heeft een boog.Je kunt er water mee pompen.Vroeger spoot je zo water tegen een raam.Zo kon je makkelijk een raam wassen.

    bron

    128|129

  • NOODWEERGEK

    89het voorwerp – Een ding. Je kunt het zien en pakken. Als je iets kwijt bent, kijk je op de tafel met gevonden voorwerpen.

    de beschrijving – Woorden die precies vertellen hoe iets eruitziet of wat je ermee kunt doen.

    OPDRACHT 2Kies een andere bron.

    a Wat zie je?Waar gebruik je het voor, denk je?Verzin wat het is.Het hoeft niet echt waar te zijn.

    b Maak een beschrijving.Hoe ziet het eruit?

    Waar kun je het voor gebruiken?

    OPDRACHT 3Kies nog een bron.Wat zie je?Waar gebruik je het voor?Bedenk zelf iets leuks of geks.

    Maak een beschrijving.

    KIJK TERUGKijk terug naar je beschrijving bij opdracht 3.Staat er hoe het voorwerp eruitziet? ja | neeStaat erin waar je het voor kunt gebruiken? ja | nee

    GA VERDERWat ga je doen?

    woordenschat oefenen op bladzijde 102 en 103

    woordenschat oefenen op de computer

    spelen met taal op bladzijde 105

    128|129 128|129TIP: Kijk voor een voorbeeld bij opdracht 1.

  • 90

    GEKLES 9 WOORDENSCHAT

    WONDERLIJKE WOORDENWAT GA JE DOEN?Je oefent dewoorden van de week.

    OPDRACHT 1Welk woord hoort er niet bij?Zet er een streep onder.

    wonderlijkzotmalgeloofwaardigabnormaal

    OPDRACHT 2Zet een rondje om het goede woord.

    In je eentje naar oma op de fi ets?Dat is een waanzinnig | onzinnig plan.

    Dat gaat nergens over.Het is geloofwaardig | nonsens.

    Wat een goede grap!Je hebt me helemaal gefopt | verbaasd.

    Eet Johan elke ochtend een hamburger?Wat een gekke verwondering | gewoonte!

    Ga je in je eentje die berg beklimmen?Dan ben je echt misleid | niet goed snik.

    OPDRACHT 3Lisa zegt: ‘In het donker komen er enge spoken.’‘Dat is nonsens’, zegt opa.Wat bedoelt opa?

    Spoken bestaan niet.

    Lisa mag met een lampje aan slapen.

    OPDRACHT 4Wat is een gewoonte?

    elke morgen je tanden poetsen

    altijd eerst een boterham met jam eten

    soms lopend naar school gaan en soms met de fi ets

    altijd voor het eten je handen wassen

    OPDRACHT 5Vertel je antwoord aan elkaar.Praat er samen over.• Wie heb jij weleens gefopt? Hoe deed jij dat?• Wat vind jij een gekke gewoonte?• Wat vind jij echt gekkenwerk?• Wat vind jij een waanzinnig idee?

    bij?

  • NOODWEERGEK

    91

    LES 10 TOEPASSEN

    VERZIN MAAR ONZINWAT GA JE DOEN?Je maakt een onzin-gedicht.

    ZO ZIT HET!Hoe maak je een onzin-gedicht?• Je leest de zinnen.• Je bedenkt nieuwe zinnen die rijmen.• De zinnen moeten erbij passen.• Je gebruikt woorden die niet bestaan.

    OPDRACHT 1Lees het onzin-gedicht.Je hoeft nog niets te schrijven.

    1 Kijk, daar zie ik een ziezazop,

    2

    3 Maar nee, dat is wel heel erg mal.

    4

    5 Zompie, tompie, wat is dat nou?

    6

    OPDRACHT 2a In regel 1 van het onzin-gedicht staat een onzin-

    woord. Welke woorden rijmen hierop?

    b Kies één woord uit. Maak een zin met dat woord op het eind. Vul het in bij regel 2 van het onzin-gedicht.

    OPDRACHT 3Kijk naar regel 3 van het onzin-gedicht.

    a Wat rijmt op het laatste woord? Verzin een onzin-woord.

    b Maak een zin met jouw onzin-woord op het eind. Schrijf de zin op bij regel 4.

    OPDRACHT 4Kijk naar regel 5 van het onzin-gedicht.

    a Wat rijmt op het laatste woord? Verzin een onzin-woord of een gewoon woord.

    b Maak een zin met jouw woord op het eind. Schrijf de zin op bij regel 6.

    OPDRACHT 5Lees je gedicht.Je mag het nog veranderen.

  • 92

    GEKLES 11 TOEPASSEN

    KRONKELIG OF RECHT?WAT GA JE DOEN?Je schrijft jouw onzin-gedicht op een poster.

    ZO ZIT HET!Waar let je op als je een poster maakt?• Je schrijft groot. Dan kun je het van ver ook goed lezen.• Je kiest letters die passen bij het gedicht.• Je schrijft de zinnen in een vorm die past bij het gedicht.• Je maakt een tekening die past bij het gedicht.

    OPDRACHT 1Let op de vorm van het gedicht.

    a Wat is er gek?

    De zinnen staan scheef.

    De zinnen hebben de vorm van golven.

    De letters staan op de kop.

    b Waarom past de vorm bij dit gedicht?

    OPDRACHT 2a Welke letters passen bij

    jouw onzin-gedicht?

    b Welke vorm past bij je gedicht?

    c Wat kun je bij jouw gedicht tekenen?

    OPDRACHT 3Maak de poster met jouw onzin-gedicht.• Schrijf het gedicht met de letters die erbij passen.• Schrijf de zinnen in de vorm die erbij past.• Maak een tekening bij je gedicht.

    3116|117

    TIP: Denk aan mooie letters met krullen.Of aan dikke letters. Of letters met felle kleuren.

  • NOODWEERGEK

    93

    LES 12 TOEPASSEN

    TE GEK VOOR WOORDEN!WAT GA JE DOEN?Je leest en bekijktposters met gedichten.

    OPDRACHT 1Hang je poster op.Lees en bekijk de postersvan je klasgenoten.

    OPDRACHT 2a Pak vijf gele en vijf blauwe plakblaadjes. Schrijf je naam op alle blaadjes.

    b Bekijk de posters nog eens goed.Op welke posters zie je de gekste woorden en zinnen?Kies vijf posters.Plak daar een geel blaadje bij.

    c Op welke posters zie je de gekste vormen?Welke tekeningen zijn maf?Kies vijf posters.Plak daar een blauw blaadje bij.

    OPDRACHT 3Kijk samen naar de plakblaadjes.

    a Leg uit waarom jouw gele blaadje bij de poster hangt.Vertel welke woorden en zinnen je gek vindt.

    b Leg uit waarom jouw blauwe blaadje bij de poster hangt.Vertel welke vormen en tekeningen je gek vindt.

    c Kies samen twee posters.Een met gekke woorden en zinnen.En een met een gekke vorm of tekening.

    OPDRACHT 4a Welke posters koos jouw groepje?

    Vertel het aan de groep.

    b Is jouw poster door een groepje gekozen?Lees jouw gedicht dan voor de groep voor.Laat je poster aan de groep zien.

    KIJK TERUGKijk naar de twee posters die jouw groepje koos.

    Zijn de letters op deze poster groot genoeg? ja | neePassen de letters bij het gedicht? ja | neeZijn de zinnen in een vorm geschreven? ja | neePast de vorm bij het gedicht? ja | neePast de tekening bij het gedicht? ja | nee

    rs

  • 94

    LES 13 WOORDENSCHAT

    NA DE TOETSOPDRACHT 1Welk woord betekent gek?Zet steeds een streep onder dat woord.

    ‘Doe niet zo mal!’ zegt moeder.‘Ik vind het te zot voor woorden.Het is absurd om in huis een muts te dragen.’

    OPDRACHT 2Welk woord past bij deze zin?‘Papa zegt dat fruit gezond is.’

    waanzinnig

    geloofwaardig

    onnozel

    OPDRACHT 3Wat hoort bij elkaar?Trek een lijn.

    OPDRACHT 4Welk woord van deweek zie je hier?

    de gewoonte onzinnig apart

    OPDRACHT 5a Welke zin past bij bron 1?

    De schilder wilde je foppen.

    De schilder was waanzinnig.

    b Welke zin past bij bron 2?

    Het maken van het schilderij was gekkenwerk.

    Het maken van het schilderij was onnozel.

    OPDRACHT 6Vul in.Kies uit: absurd – gekkenwerk – nonsens – gewoonte.

    1 Die mensen wassen zich in de rivier.

    Dat is hun .

    2 Die oorlellen zijn lang door

    de oorbellen.

    3 Met zoveel mensen op een brommer rijden, is

    .

    4 Juf zegt dat je in schoolkleren beter je best doet.

    Maar ik vind dat .

    abnormaal

    onnozel

    een beetje dom

    merkwaardig

    wonderlijk

    heel vreemd en bijzonder

    niet gewoon

    raar, vreemd

    1 2118

    126|127

  • NOODWEERGEK

    95

    OPDRACHT 7Lees eerst de zin.Zoek dan het woord van de week.Zet er een streep door.

    1 een beetje dom2 niet waar, raar3 heel gek en bijzonder4 zo gek dat je het bijna niet kunt geloven5 anders, bijzonder6 voor de gek houden7 dingen zeggen die niet waar zijn8 je heel erg verbazen

    o f q i o s s s m m d

    n o n z i n n i g r w

    f n i i o e x d u o aa

    e n a h i f o p p e n

    l o p i h w m c f l z

    p z a a k t t k i e i

    v e r w o n d e r e n

    i l t o a b s u r d n

    a m i s l ei d e n n i

    g o v s l t u b s o g

    OPDRACHT 8Wat zie je in de bronnen?Geef drie voorwerpen een gekke naam.Het moet wel geloofwaardig klinken.Gebruik in elke naam twee woorden van de week.

    Voorbeeld:

    bron 2 is een waanzinnig malle molenbel.bron is

    bron is

    OPDRACHT 9Maak een woordspin met het woord gek.Schrijf het woord gek midden op een leeg blad.Zoek in je boek woorden die erbij passen.Schrijf die woorden op je blaadje.

    128|129

  • 96

    LES 14 TAAL VERKENNEN

    NA DE TOETSOPDRACHT 1Wat betekent ongeveer hetzelfde?

    Het is een apart schilderij.

    Het is een bijzonder schilderij.

    Het schilderij is in partjes.

    Onze poes is een mal beest.

    Onze poes is een gek beest.

    Onze poes is een vals beest.

    Hij is maf.

    Hij slaapt.

    Hij is zot.

    OPDRACHT 2Zet de woorden in de goede volgorde.Welke dagen lees je?

    ‘Dag, ver jaar!’

    ‘Dag maan!’

    ‘Ren die dag!’

    OPDRACHT 3Lees de zinnen.Hoe kun je het ook zeggen?Vul in.Kies uit: merkwaardig – maf – abnormaal.

    Een kopje van bont is raar.

    Een kopje van bont is erg .

    Het beeld van een wasknijper is ongewoon.

    Het beeld van een wasknijper is .

    Ik vind een knuffel� ets heel gek.

    Ik vind een knuffel� ets heel .

    OPDRACHT 4Keer het woord om.Welk woord lees je? Schrijf het op.

    tak

    koor

    raar

    nevel

    lepel

    114|115

  • NOODWEERGEK

    97

    OPDRACHT 5Lees de woorden.Maak er gekke woorden van.

    voorbeeld:

    speeltuin steelpuinschoolbord

    boterkoek

    vlierbes

    OPDRACHT 6Welk woord van de week betekent hetzelfde?

    mal

    raar

    voor de gek houden

    OPDRACHT 7Lees de zinnen.Schrijf een zin op die hetzelfde betekent.

    Wat een mal plan.

    Ik ben in een gekke bui vandaag.

    OPDRACHT 8Sommige woorden staan heel vaak in deze zinnen.Wanneer is het een dier?Zet daar een streep onder.

    Je ziet een boel vliegen vliegen,maar er is geen bij bij.

    Als vliegen achter vliegen vliegen,vliegen vliegen vlug.

    Als apen apen na-apen,dan apen apen apen na.

    OPDRACHT 9Gebruik een rekenmachine.

    a Toets in: 7083170. Houd het op de kop. De cijfers lijken nu op letters.

    Welk woord lees je?

    b Druk eerst op de toets AC of C. Je ziet 0. Houd het weer op zijn kop.

    Toets in: 707. Welk woord zie je?

    Toets nu: + LOL.

    Welk woord komt er uit de som?

    TIP: Vul een ander dier in, en lees de zin nog een keer.

  • 98

    LES 15 GROEPSLES

    DICHT JE KWARTETWAT GA JE DOEN?Je speelt kwartet met eengek gedicht.

    OPDRACHT 1Maak groepjes van vier.Verdeel de rollen.

    De voorzitter:

    De tijdbewaker:

    De stiltebaas:

    De materialenbaas:

    Denk tijdens deze les goed aan je rol!

    OPDRACHT 2a Lees samen wat er boven aan het blad staat.

    b Iedereen schrijft één regel van een gedicht. Het gedicht past bij wat er op het blad staat. Denk goed aan het onderwerp. Schrijf jouw regel op.

    OPDRACHT 3Lees je regel voor aan je groepje.Luister goed naar elkaar.Kies de volgorde van de regels.De regels van het gedicht zijn samen één kwartet.

    a Vul in.

    Kaartje 1 is van

    Kaartje 2 is van

    Kaartje 3 is van

    Kaartje 4 is van

    b Vinden jullie het gedicht mooi zo? Maak het gedicht af. Schrijf het op.

    Je speelt kwartet met een

  • NOODWEERGEK

    99

    OPDRACHT 4 Knip de kaarten van het blad uit.Iedereen krijgt één kaart.Schrijf het hele gedicht op de kaart.Geef jouw regel van opdracht 2 een andere kleur.

    OPDRACHT 5Het spel is klaar!Jouw groepje heeft één kwartet gemaakt.De kwartetten van alle groepjes zijn samen één kwartetspel.Speel nu het spel.Speel tegen de andere groepjes.

    KIJK TERUG | GEK• Je leerde veel woorden.

    Welke woorden waren nieuw voor jou?

    • Je leerde woorden die hetzelfde betekenen als gek.Schrijf er drie op.

    • Je leerde hoe je een beschrijving maakt.Kies een bron uit les 1.Maak een beschrijving van één zin.

    • Je leerde hoe je een rijmpje af kunt maken.Maak dit rijmpje af:

    Boven op het blauwe dak

    .

    • Je leerde hoe je een poster van je gedicht maakt. Wat weet je nog?

    Je moet op een poster groot | klein schrijven.

  • 100

    GA VERDER MET WOORDENSCHATGA VERDER MET WOORDENSCHAT

    WOORD OMSCHRIJVING

    Schrijf het goede woord van de week voor de omschrijving.

    • merkwaardig• misleiden• wonderlijk• zich verbazen• zot

    • abnormaal

    • absurd

    • apart

    • foppen

    • mal

    1 Iets heel gek vinden, het is anders dan je dacht.

    2 Zo gek dat je het bijna niet kunt geloven.

    3 Vreemd, raar.

    4 Gek, mal.

    5 Voor de gek houden.

    6 Heel vreemd en bijzonder.

    7 Anders, bijzonder.

    8 Dingen doen die niet kloppen, dingen zeggen die niet waar zijn.

    9 Niet gewoon, niet normaal.

    10 Gek, zot.

  • NOODWEERGEK

    101

    WOORDENSCHATOPDRACHT 1Welk woord van deweek past hierbij?

    absurd

    verbazen

    foppen

    OPDRACHT 2Vul in.Kies uit: abnormaal – verbazen – mal – apart – fopt.

    Oma heeft een nieuw kapsel.

    Haar haar zit heel .

    Je kijkt naar haar kuif.

    De kuif is lang.

    Oma blijft je .

    Dan doet oma de pruik af. Ze je!

    En ze lacht: ‘Denk je dat ik ben?’

    OPDRACHT 3Welk woord is goed?Zet er een rondje om.

    1 Het is niet normaal. Het is abnormaal | misleidend.2 Je vertelt Tim dingen die niet waar zijn. Je verbaast | misleidt Tim.3 Wat een vreemd verhaal. Het verhaal is merkwaardig | verbaasd.

    OPDRACHT 4Vul de puzzel in.

    1 iets heel gek vinden, het is anders dan je dacht2 voor de gek houden3 zo gek dat je het bijna niet kunt geloven4 heel vreemd en bijzonder5 gek, mal

    i1

    2

    3

    4

    5

    Welk woord lees je onder de pijl?

    Welk woord van de

  • 102

    GA VERDER MET WOORDENSCHAT

    WOORD OMSCHRIJVING

    Schrijf het goede woord van de week voor de omschrijving.

    • de nonsens• onnozel• onzinnig• verwonderen• waanzinnig

    • het gekkenwerk

    • geloofwaardig

    • de gewoonte

    • de humor

    • niet goed snik

    1 Je heel erg verbazen.

    2 Het kan best waar zijn, maar je weet het niet zeker.

    3 Gek, niet goed bij je hoofd.

    4 Niet waar, raar.

    5 Een moeilijke klus.Vaak is het heel precies werk. Het is bijna niet te doen.

    6 Iemand met humor maakt veel grappen. Of hij snapt de grapjes van andere mensen snel.

    7 Een beetje dom.

    8 Heel gek en bijzonder.

    9 Iets altijd op een bepaalde manier doen.

    10 De onzin, iets dat niet waar is.

  • NOODWEERGEK

    103

    WOORDENSCHATOPDRACHT 1Welk woord van deweek past hierbij?

    de gewoonte

    het gekkenwerk

    de humor

    OPDRACHT 2Welk woord van de week is het?Vul in.

    heel gek en bijzonder

    de onzin

    niet goed bij je hoofd

    OPDRACHT 3Vul het goede woord in.Kies uit: gewoonte – verwonderen – onzinnig.

    1 Het is om alle pinda’s in

    de zak te tellen.

    2 Om vier uur eet hij soep.

    Dat is zijn .

    3 Hij blijft zich :

    ‘Hoe kan die geit nou ontsnapt zijn?’

    OPDRACHT 4a Lees de zinnen.

    Welke zin is waar?Zet steeds een rondje om de goede letter.

    e Jan heeft humor. Want hij zegt vaak grappige dingen.

    o Jan heeft nonsens. Want hij maakt leuke grapjes.

    m Je denkt dat iets waar is. Dat is gekkenwerk.k Het kan best waar zijn. Maar je weet het niet zeker.

    Het is geloofwaardig.

    g Als je die grap niet snapt, ben je onnozel. l Als je die grap niet snapt, ben je onzinnig.

    b Je hebt nu drie letters. Maak er een woord van.Vul in.

    Wie dit leest, is .

    c Welk woord kun je hier ook gebruiken?

    Wie dit leest, is .

  • 104

    GEKGA VERDER MET TAAL VERKENNEN

    SPELEN MET TAALOPDRACHT 1Welke woorden betekenen raar?

    lol

    vreemd

    gek

    boos

    OPDRACHT 2Welk woord betekent hetzelfde?Zet er een rondje om.

    grap raadsel | geintjenonsens onzin | waarheidgek kwaad | dwaas

    OPDRACHT 3Welke zin betekent hetzelfde?

    Juf vertelt een mop.

    Juf vertelt onzin.

    Juf vertelt een grapje.

    Wat een grappig hoedje.

    Wat een geinig hoedje.

    Wat een klein hoedje.

    OPDRACHT 4Ra, ra, wat is het?

    Het woord heeft drie letters.Het is een ander woord voor maf.Het woord begint met de letter z.

    Het woord heeft vijf letters.Het is een ander woord voor vreemd.In het woord zit de letter a twee keer.

    Het woord heeft zeven letters.Het is een ander woord voor onzin.Het woord begint met de letter n.

    Het woord heeft vijf letters.Iemand die dit heeft, maakt graag grapjes.Het woord begint met de letter h.

  • NOODWEERGEK

    105

    GA VERDER MET TAAL VERKENNEN

    SPELEN MET TAALOPDRACHT 1Lees de namen.Van voor naar achter.En van achter naar voor.Welke blijven hetzelfde?

    Anna Eva

    Lotte Otto

    Ruben Hannah

    OPDRACHT 2Lees de woorden.Van voor naar achter.En van achter naar voor.Welke vier woorden blijven steeds hetzelfde?Zet een streep onder die woorden.

    Jan Redder woont in Epe.Hij woont in de Taartstraat.Hij is negen jaar.

    OPDRACHT 3Keer het woord koorts om. Welk woord lees je?

    Keer het woord regel om. Welk woord lees je?

    OPDRACHT 4Schrijf de zin van achter naar voor op.

    a Ik ski.

    Welke zin lees je nu? Schrijf op.

    b De pot op, Ed.

    Welke zin lees je nu? Schrijf op.

    OPDRACHT 5Maak een zin van de woorden.

    a leerde – lopen – Lotje – Lientje

    b waar – weet – Willem – woont – wie – Wever

    c zwembroek – zotten – zonder – zeven – zwommen

    SPELEN MET TAAL

  • 4B STAA

    L TAA

    L WER

    KBOEK

    ISBN 978 90 345 7114 4

    539989

    539989_WB-4B_OM.indd 1 15/01/16 14:15