20091103 krijgsmacht en samenleving-laatste-proef

350
Krijgsmacht en samenleving

Upload: rene-moelker

Post on 28-Apr-2015

166 views

Category:

Documents


4 download

TRANSCRIPT

Page 1: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Krijgsmacht en samenleving

Page 2: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef
Page 3: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Krijgsmacht en samenlevingOver de inzet van een geweldsinstrument: bestuurlijke, politieke en veiligheidsaspecten

Onder redactie van:René Moelker, Jörg Noll en Michiel de Weger

Boom, Amsterdam

Page 4: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Afbeelding omslag: !"#$, Den HaagOmslagontwerp: Boekhorst design, Culemborg

Zetwerk: Velotekst (Ben van Popering), Zoetermeer

© René Moelker, Jörg Noll en Michiel de Weger, Breda

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van %&%' gestelde uitzonderingen mag niets uit dezeuitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar

gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën,opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

No part of this book may be reproduced in any way whatsoeverwithout the written permission of the publisher.

"()! &*+ &, +-, .--, ,

!/0 .+,

www.uitgeverijboom.nl

Page 5: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Voorwoord: de institutionele presentie van de krijgsmacht !!

Hoofdstuk !. Staatsvorming en krijgsmacht !"R1!é M213410, F320"5! H/"(45#6 en S72 S21810(

%.% Inleiding !"%.' Staten als veiligheidscontainers !#

!.$.! Definitie van ‘de staat’ !#!.$.$ Staat en veiligheid !%

%.9 Ontstaan van staten, enkele mechanismen $&!.'.! De genese van de moderne staat $&!.'.$ Het pre-Westfaalse systeem tot !#(% $!!.'.' Het Westfaalse systeem, ontwikkelingen in de

klassieke staat (!#(%-!)(") $(%.: Recente ontwikkelingen $*

!.(.! Van dienstplicht naar expeditionaire krijgsmachten $*!.(.$ ‘Falende’ staten $)!.(.' Globalisering '(!.(.( Private Militaire Ondernemingen '#!.(." Wederopbouw '%

%.- Conclusie (&Literatuur (&

Hoofdstuk ". Overal risico’s: Denken over veiligheid !#$#-"%%# ("F05!( O("!;5

'.% Inleiding ("'.' Veranderd denken over oorlog: een optimistische visie (#'.9 Oorlogvoering als liefdadig schouwspel (%'.: De hobbesiaanse wereld: ‘werra’ in plaats van orde "$'.- ‘Barbaarse’ strijdmethoden ""'.. De betekenis van &/%% "%

Inhoud

-

Page 6: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

'.* De Risk Society #''.+ Another bloody century? #)

Literatuur *&

Hoofdstuk &. Rol aan de rol: Defensie als instrument van het integraleNederlandse veiligheidsbeleid *"

F320"5! H/"(45#6 en M"<$"13 de W1;109.% Inleiding *"9.' Lacunes in de literatuur *#9.9 De totstandkoming van veiligheidsbeleid **9.: De krijgsmacht als instrument %!9.- Veranderende rol %)9.. Conclusie )!

Literatuur )'

Hoofdstuk '. Nederland tussen nationaal belang en internationale noodzaak )"S/(5!!1 H/")108(-=5! D"74 en S5)"!1 M1!;13)10;

:.% Inleiding )":.' Een theoretisch perspectief op samenwerking )#:.9 Samenwerking tussen staten !&!

(.'.! Coöperatieve veiligheidssamenwerking: VN !&$(.'.$ Collectieve defensiesamenwerking: NAVO !&((.'.' Noch collectieve defensie noch coöperatieve veiligheid:

de Europese Unie !&*:.: Van Kosovo tot Afghanistan !!&

(.(.! Kosovo !!&(.(.$ ‘)/!!’ en Afghanistan !!"

:.- Conclusie !$!Literatuur !$'

Hoofdstuk (. De besturing van Defensie !$*Jö0; E. N233 en S72 S21810(

-.% Inleiding !$*-.' De organisatie !$*-.9 De opbouw van het ministerie !$)-.: In het krachtenveld van veiligheid, politiek en ook bedrijfsmatigheid !''-.- Veranderingen in de bestuurs- en organisatiecultuur !'#

Literatuur !($

Hoofdstuk ). Krijgsmacht en draagvlak: trends en perspectieven !('J5! =5! >10 M1/31!

..% Inleiding !('

"!$2/>

.

Page 7: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

..' Meningen en bindingen: na de dienstplicht !("#.$.! Welke kloof? !(##.$.$ Noodzaak en belang !(*#.$.' Belangstelling en prioriteit !(%#.$.( Werving en beeldvorming !()

..9 Draagvlak voor missies !"'#.'.! Risico’s en slachtoffers !"(#.'.$ Afghanistan, Irak, Afghanistan !"##.'.' Politieke lessen !"%

Literatuur !#&

Hoofdstuk *. Politiek-militaire betrekkingen: Recente ontwikkelingenmet betrekking tot het primaat van de politiek !#'

T$12 B0"!413, R1!é M213410 en S5!!1 W1(8#55(*.% Inleiding !#'*.' Het primaat van de politiek !#(

*.$.! De civiel-militaire paradox !#(*.$.$ Het divergentiemodel !##*.$.' Het convergentiemodel !#%*.$.( De kloof tussen politieke en militaire sferen !*&*.$." Het dichten van de kloof tussen politieke en militaire sferen !*#

*.9 Staatsrechtelijke achtergronden !***.: Hoog spel van Boris Dittrich !%&*.- Politiek-militaire besluitvorming in de toekomst:

een voortgaande discussie !%"Literatuur !%%

Hoofdstuk $. De grenzen voorbij: de krijgsmacht als constabulary force !)!P1810 N1/81)22#

+.% Inleiding !)!+.' Openbare orde en veiligheid, en vredesondersteunende operaties !)$+.9 Security gap !)'

%.'.! Deployment gap !)'%.'.$ Enforcement gap !)"%.'.' Institutional gap !)*%.'.( Gevolgen van een security gap !)%

+.: Politie en krijgsmacht in vergelijkend perspectief $&&%.(.! Overeenkomsten $&&%.(.$ Typering militaire organisatie $&&%.(.' Typering politieorganisatie $&$%.(.( Convergentie $&'

"!$2/>

*

Page 8: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

+.- Constabulary force $&(%.".! Constabulary force in brede zin $&(%.".$ De constabulary force als getransformeerde militaire organisatie $&"%.".' Constabulary force in enge zin $&#%.".( De Nederlandse krijgsmacht als constabulary force? $&*

+.. Voorbij de grenzen $&)Literatuur $!&

Hoofdstuk #. Vechten om terreurbestrijding: Een plaats voor de krijgsmachtbinnen het Nederlandse terreurbestrijdingsbeleid $!"

P5/3 D/<$1"!1 en P1810 O3(8$220!&.% Inleiding $!"&.' Staat en krijgsmacht $!"&.9 Krijgsmacht als (gewelds)instrument: doel $!%&.: Krijgsmacht als (gewelds)instrument: taken $!%&.- Binnenlandse taken: van vangnet naar veiligheidspartner $!)&.. Terrorisme en terreurbestrijding $$!&.* Terreurbestrijdingsbeleid in Nederland $$$

).*.! Fundament (!)*&-$&&!) $$$).*.$ Bijstelling na $&&! $$"

&.+ De coördinatie van het terrorismebeleid $'&&.& Bureaupolitiek en bureaupolitisme $'$&.%, Integrale casus $'(&.%% Instrumentarium $'*

).!!.! Autonome politietaken KMar $'*).!!.$ Militaire bijstand aan de politie $'*).!!.' Bewaking en beveiliging militaire objecten $(!).!!.( Bewaking en beveiliging luchtruim &&&

&.%' Conclusie: Nederlandse krijgsmacht, terreur en terreurbestrijding $($Literatuur $('

Hoofdstuk !%. Militaire ethiek: werken aan vrede en veiligheid vanuiteen humanitair ethos $(*

D1("0é1 V10?1"7%,.% Inleiding $(*

!&.!.! Drie morele dilemma’s $(*%,.' Wat is ethiek? $"&

!&.$.! Waar komt ethiek vandaan? $"&!&.$.$ Morele ontwikkeling op individueel niveau $"!!&.$.' Morele ontwikkeling op collectief niveau $"'

%,.9 Nadere uitwerking van ‘ethiek’ $"(!&.'.! Nadere uitwerking van ‘moraal’ $""!&.'.$ Nadere uitwerking van ‘normen en waarden’ $"%

"!$2/>

+

Page 9: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

%,.: Militaire ethiek $#*!&.(.! Gedragscode en EBM $#%

%,.- Tot slot $*(Literatuur $*"

Hoofdstuk !!. Normvervaging $**A> V2;13550 en D1("0é1 V10?1"7

%%.% Inleiding $**%%.' Verklaringen voor agressief gedrag en geweldsexcessen $%&

!!.$.! De geselecteerde en gevormde persoonlijkheid $%&!!.$.$ Situationele factoren $%!!!.$.' Beeld van de lokale bevolking $%"!!.$.( Groepsdynamische factoren $%#!!.$." De commandant $)(

%%.9 Het tegengaan van agressief gedrag $)*!!.'.! De rol van de organisatie $)*!!.'.$ De rol van de commandant ter plaatse $))

%%.: Samenvatting '&!Literatuur '&$

Hoofdstuk !". Moed '&"P1810 O3(8$220!

%'.% Inleiding '&"%'.' Moed en de krijgsmacht '&#

!$.$.! Aristoteles over moed '&*!$.$.$ Relevantie van Aristoteles’ definitie '&%

%'.9 De wetenschappelijke benadering van moed '&)%'.: Cohesie '!'%'.- Morele moed '!#%'.. Culturele verschillen '!%

!$.#.! Een New Western Way of War? '$&!$.#.$ Ons nationale zelfbeeld '$!

%'.* Conclusie '$'Literatuur '$(

Noten '$*

Register ''*

Over de auteurs '(*

"!$2/>

&

Page 10: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef
Page 11: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Sinds !! september "##! is de krijgsmacht weer ‘hot’. Daarvoor waren publiek enmedia maar matig geïnteresseerd in Defensie. Nu figureren militairen wekelijksin de hoofdrol, als professionals, als brengers van vrede en veiligheid en ja, af entoe als helden, maar vooral als mensen van vlees en bloed waaromheen eeninteressant en vaak ook spannend verhaal te vertellen is. Tegelijkertijd wordenkritische vragen gesteld over de krijgsmacht, buitenlandse interventies en gewelds-gebruik door militairen. De samenleving is in ieder geval geïnteresseerd enbetrokken, en ten minste voor een deel van de bevolking zijn het weer ‘onze’jongens. De krijgsmacht heeft dat nodig, want een beroepskrijgsmacht kan nietzonder legitimiteit, zonder politiek en maatschappelijk draagvlak, of zonder budgeten soldaten. Werving van personeel, budgetten en materieel zijn nodig voor decontinuïteit van militaire operaties, en de krijgsmacht is voor deze bronnenafhankelijk van politiek en samenleving. Daarvoor krijgt de samenleving iets terug,want de krijgsmacht verdedigt de belangen van Nederland als geheel en draagtbij aan ons veiligheidsgevoel. Dat is de impliciete ruilrelatie tussen krijgsmachten samenleving. In dit boek wordt die ruilrelatie uitgewerkt en waar nodig terdiscussie gesteld.

De relatie tussen krijgsmacht, politiek en samenleving is regelmatig gespannen,juist omdat er grote belangen mee gemoeid zijn. De krijgsmacht is een gewelds-instrument in handen van de staat, maar de legitimiteit van geweld is ookonderwerp van maatschappelijk debat. Daarom worden in Krijgsmacht en samen-leving kritische vragen gesteld. Men kan zich afvragen wat de krijgsmacht nogbetekent voor onze veiligheid nu directe militaire dreigingen geen rol van betekenismeer spelen. Waarom een dure organisatie in stand houden als een grootschaligconflict onwaarschijnlijk is? Is de dreiging door terroristen de nieuwe legitimatievoor het behoud van de krijgsmacht? Is het werkelijk zo dat Nederland veiligerwordt als onze militairen participeren in interventies en langdurige staatsvorming-projecten in verre buitenlanden? Of doen wij voornamelijk mee in internationaleallianties, omdat dat onze internationale positie in de wereld verbetert? Welke rolspeelt de krijgsmacht in de tegenwoordige tijd in het terrorismebeleid – ook inhet binnenland? Of ontwikkelt de krijgsmacht zich juist veel meer in de richting

Voorwoord

De institutionele presentie van de krijgsmacht

!!

Page 12: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

van een soort internationale politiemacht, de zogenaamde ‘constabulary force’?En wat is dan nog het verschil met de gewone politie?

Behalve het bestaansrecht staat de bestaanswijze ter discussie. Daarbij gaat hetom de wijze waarop de krijgsmacht geweld aanwendt. Wanneer zij op onethischewijze opereert, buitensporig geweld toepast, misdaden pleegt, wanneer sprake isvan normvervaging, wanneer de krijgsmacht haar verantwoordelijkheid niet neemtdoor moedig het gevaar tegemoet te treden, enzovoort, dan zal binnen Nederlandook de legitimiteit van het optreden van militairen en uiteindelijk ook hetbestaansrecht van de krijgsmacht ter discussie worden gesteld. Zo wordt ook devraag gesteld hoeveel slachtoffers de Nederlandse samenleving kan en wil accep-teren, waarbij het antwoord mede afhangt van de zinvolheid van missies en hetoordeel van de samenleving daarover. En ook de besluitvorming rondom mate-rieelaanschaf, zoals de grote investeringen die worden gevraagd voor de aanschafvan de Joint Strike Fighter, of de besluitvorming over de inzet van militairen inhet buitenland, moet rekening houden met het maatschappelijk draagvlak.

Eigenlijk staat in dit boek de vraag centraal of de krijgsmacht als instituut nogwel in voldoende mate aanwezig is in en relevant is voor onze samenleving. Ditboek draait om de institutionele presentie van de krijgsmacht. James Burk! heeftdeze vraag vervat in een schema dat licht werpt op de achterliggende complexiteit,op de dreigingen, maar ook op de kansen voor de krijgsmacht.

Tabel: Institutionele presentie volgens Burk (!""#)

Hoge mate van morele Lage mate van moreleintegratie integratie

Krijgsmacht legt grote claim Centraal Profiterendop bronnenAanspraak op bronnen wordt Perifeer Vervreemdniet gehonoreerd

Elke organisatie is afhankelijk van externe bronnen die door de samenlevingworden geleverd. Men moet daarbij niet alleen aan financiële bronnen denken,maar ook aan personeel en de hoogwaardige defensietechnologie (vaar-, vlieg- enrijtuigen, maar ook geavanceerde wapens, apparatuur, enzovoort). De samenlevingmoet bereid zijn deze bronnen ter beschikking te stellen en die bereidheid hangtsterk af van de mate waarin de krijgsmacht moreel geïntegreerd is, dat wil zeggen,naarmate de krijgsmacht als legitiem wordt ervaren en haar waarden en normenniet (te veel) afwijken van die van de samenleving. De basiswaarden van deNederlandse samenleving moeten worden onderschreven. Als de mate van moreleintegratie hoog is, en de aanspraken op materiële bronnen worden gehonoreerd,dan is de krijgsmacht volgens Burk een centrale institutie in de samenleving. Bijde meest tegengestelde positie ‘vervreemding’ wordt de krijgsmacht gezien als een

$%%&'%%&(

!"

Page 13: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

abjecte organisatie, met afwijkende waarden en normen, die geen aanspraak kanmaken op maatschappelijke bronnen. Bij wijze van voorbeeld kan men denkenaan de Vietnamoorlog, toen het leger van de Verenigde Staten vervreemd dreigdete raken van de samenleving, met het risico alle steun te verliezen.

In het schema van Burk komen alle vragen over de relatie tussen krijgsmachten samenleving samen, zowel met betrekking tot taken en dreigingen, de relatiemet de politiek en de organisatie, enzovoort als met betrekking tot ethiek, moraal,waarden en normen. In die twee clusters van vragen zien wij het onderscheidtussen bestaansrecht en bestaanswijze weer terugkomen. Dit onderscheid is ookterug te vinden in de diverse hoofdstukken in dit boek.

In hoofdstuk ! wordt de relatie tussen staat en krijgsmacht in een historischperspectief geplaatst. Hoofdstuk " exploreert de ‘nieuwe’ dreigingen waarmee onzesamenleving geconfronteerd wordt, terwijl hoofdstuk ) een antwoord formuleertop de vraag hoe deze dreigingen vertaald worden in veiligheidsbeleid. Uitdrukkelijkkomen daar de rollen van de krijgsmacht aan de orde. Om die rollen te kunnenvervullen, moet de krijgsmacht ook in internationaal verband kunnen samenwer-ken. De vraag hoe en waarom staten samenwerken en welke vorm de veiligheids-architectuur aanneemt, is leidend voor het vierdehoofdstuk. In het vijfdehoofdstukstaat de aansturing van de krijgsmachtorganisatie centraal. In hoofdstuk * wordende maatschappelijke integratie en het draagvlak voor Defensie nader beschouwd.Het primaat van de politiek, van besluitvormingsprocedures en de beleidsruimtevoor uitvoerende krijgsmachtfunctionarissen zijn het onderwerp van discussie inhoofdstuk +. De hoofdstukken , en - gaan in op de mogelijke ontwikkeling vande krijgsmacht in de richting van politioneel optreden in postconflictgebieden(‘constabularisatie’) en de relatief nieuwe rol die de krijgsmacht speelt bij debestrijding van terrorisme. In de hoofdstukken !#, !! en !" worden besproken:militaire ethiek, normvervaging en moed.

Deze derde druk van Krijgsmacht en samenleving biedt een actualisatie van deonderwerpen die ook in de voorgaande drukken ter sprake zijn gekomen. Daarnaastzijn hoofdstukken toegevoegd die ingaan op nieuwe ontwikkelingen. Soms zal delezer merken dat sommige hoofdstukken elkaar overlappen. Die overlapping isgedeeltelijk noodzakelijk, omdat de auteurs voortborduren op gemeenschappelijkethema’s. Daarnaast is het wenselijk dat de hoofdstukken ook op zichzelf kunnenworden gelezen.

De redactie dankt eenieder die aan deze derde druk heeft bijgedragen.

Breda, november "##-

René Moelker,Jörg Noll enMichiel de Weger

$%%&'%%&(

!)

Page 14: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef
Page 15: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!.! Inleiding

‘War made the state and the state made war.’ Charles Tilly (!"#$: %&)

Tilly’s uitspraak over de relatie tussen oorlogsvoering en het ontstaan van statenmaakt in één kernachtige uitspraak duidelijk waar dit hoofdstuk over gaat.Staatsvorming wordt ten diepste beïnvloed door ontwikkelingen in oorlogvoeringen het ontstaan van professionele krijgsmachten. Omgekeerd is het ontstaan vankrijgsmachten niet goed te begrijpen zonder een historisch inzicht te hebben inde rivaliteit tussen staten en de dynamiek binnen staten.

Opvallend is dat er op sommige punten overeenkomsten zijn tussen de mid-deleeuwen en hedendaagse zogenaamde ‘failed states’. Zo lijkt de rivaliteit tussenclanhoofden en warlords in zogenaamde ‘failed states’ enigszins op de strijd tussenmiddeleeuwse roofridders in Europa. Soms worden zelfs weer toernooien georga-niseerd. Denk bijvoorbeeld aan het traditionele Afghaanse buzkashigevecht waarbijruiters te paard een onthoofd kalf moeten verplaatsen van de ene kant van eengrasvlakte naar de andere. Degene die erin slaagt om het kalf in een cirkel teplaatsen, heeft gewonnen. Het is één van de gewelddadigste en wildste spelvormenter wereld en was ten tijde van het Talibanregime verboden. Mensen die zich kortna de val van de Taliban wilden profileren, zoals Hamid Karzai – vanaf !""#president van Afghanistan – namen het op tegen rivalen als de bloeddorstigewarlord generaal Dostum. Een politiek leider moet namelijk een goede buzkas-hivechter zijn wil hij gerespecteerd worden. Dostum won het gevecht, maar Karzaihield zijn eer, want hij had in ieder geval gevochten en was niet aan de kant blijvenstaan (Seierstad, !""#: $%#-$%&)!

Er zijn meer parallellen tussen middeleeuwse feodale stelsels en failed states, maarwat interessanter is: uit de staatsvorming die de regionale versplintering overstijgt,zijn vele lessen te trekken die van belang zijn voor staatsvorming en wederopbouwin de eenentwintigste eeuw. Een beter begrip van de interactie tussen staat enkrijgsmacht uit het verleden draagt bij tot een groter inzicht in het werk vanhedendaagse militairen in (post)conflictgebieden.

'(()*+,-. $

Staatsvorming en krijgsmacht

R/0é M(/1./2, F1(2340 H-3+.456 en S7( S(/,/2+

$%

Page 16: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Alvorens op de mechanismen achter processen van staatsvorming in te gaan,wordt eerst een definitie van het begrip ‘staat’ gegeven. Na deze paragraaf wordtvanuit de filosofie van Thomas Hobbes de vraag beantwoord waarom mensenbereid zijn hun autonomie in te ruilen tegen door staten gegarandeerde veiligheid.Hoe staat en krijgsmacht zich ontwikkelden vanuit het middeleeuwse ridderwezenwordt besproken aan de hand van de ontwikkeling van het gewelds- en hetbelastingmonopolie. Daarna komen de ontwikkelingen binnen het Westfaalsestatensysteem aan de orde, waarbij wordt ingegaan op de vraag waarom sommigelanden zich eerder tot moderne staten ontwikkelden dan andere. Vervolgens wordteen historische sprong gemaakt naar het einde van de twintigste eeuw. Na detransformatie van vele krijgsmachten tot beroepslegers, het opschorten van dedienstplicht, de veranderingen in taakstelling – welke gepaard gingen met dereorganisatie van de krijgsmachtorganisatie – worden hedendaagse krijgsmachtenvooral te werk gesteld binnen regio’s die alle kenmerken van failed states vertonen.Besproken wordt op welke wijze het fenomeen failed states gerelateerd is aan hetproces van globalisering. Ditzelfde proces is ook verantwoordelijk voor de opkomstvan Private Militaire Ondernemingen die door verschillende instanties ingezetworden voor bijvoorbeeld gevechts-, reconstructie- of beveiligingstaken. Ookstaatsvorming en wederopbouw zijn uitingen van globalisering, al was het maaromdat wereldstaten, militairen en burgers op elkaar betrokken raken. Staatsvor-ming in dergelijke turbulente omgevingen is een hachelijke onderneming en geenpanacee voor humanitaire rampspoed. Maar zonder staatsvorming, zo luidt hetslotbetoog in dit hoofdstuk, ontsnappen wij niet aan de oorlogen met eenmiddeleeuws ‘hobbesiaans’ karakter. En in dat hobbesiaanse karakter schuilt deparallellie van middeleeuwse conflicten met conflicten in failed states.

!." Staten als veiligheidscontainers

!.&.! Definitie van ‘de staat’Volgens Anthony Giddens ($89%) is de natiestaat, net zoals het kasteel of de stad,een ‘power container’, dat wil zeggen een institutie waarbij macht en middelengeconcentreerd zijn en op een bepaalde manier gedistribueerd worden. De verde-ling en toewijzing van macht staan dus centraal in dit concept. Maar men kanmet evenveel recht zeggen dat de staat een veiligheidscontainer is, omdat die deinwonenden bescherming biedt. Vanuit veiligheidsstudies is dit perspectief na-tuurlijk zeer aantrekkelijk. Veiligheid en macht zijn eigenlijk twee kanten vandezelfde medaille, waarbij macht aangewend kan worden ten behoeve van debescherming van belangen van bepaalde groepen in een samenleving en waarbijomgekeerd machtsmisbruik tot sterke gevoelens van onveiligheid van bepaaldegroepen leidt. Met deze bepaling van het perspectief is nog niet gedefinieerd wateen staat nu precies is. Voordat die definitie gegeven kan worden, is het allereerstnodig om het begrip ‘staat’ af te grenzen van de begrippen ‘volk’ en ‘natie’.

'(()*+,-. $

$&

Page 17: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Hoewel er geen overeenstemming is over wat onder een ‘natie’ verstaan wordt,kan men als werkdefinitie stellen dat het gaat om een volk dat naar een staatstreeft. Een natie is dus een politieke gemeenschap van mensen met gemeenschap-pelijke doelen, belangen, afkomst, cultuur, taal en religie. Binnen een staat kunnenverschillende volkeren leven die naar een eigen staat streven. Men spreekt danover separatisme. Een recent voorbeeld vormen de Kosovaren, die zich in !""9onafhankelijk van Servië verklaarden. Een volk kan ook verspreid leven over deterritoria van meerdere staten en vanuit die positie naar een eigen staat streven.Een markant voorbeeld daarvan vormen de Koerden die woonachtig zijn in hetgrensgebied van Turkije, Syrië en Irak. Van een natiestaat is alleen sprake als natieen staat samenvallen.

Volgens Max Weber ($8!!) is een staat ‘een groep die het monopolie van geweldkan claimen binnen een bepaald gebied’. Maar naast de aan Weber ontleendekenmerken ‘grondgebied’, ‘geweldsmonopolie’ en ‘bevolking’ moet ook gewezenworden op het kenmerk ‘internationale erkenning’. De kenmerken zijn belangrijken logisch met elkaar verbonden. Immers, zonder grond en bevolking is een staateen lege ‘huls’. Als een staat zijn monopolie op geweld niet kan handhaven tegeninterne of externe agressie, dan wordt hij omvergeworpen of veroverd. De inter-nationale erkenning is van groot politiek belang (Kooijmans, !""!). De geschie-denis kent daar vele voorbeelden van.

Het eerste voorbeeld heeft betrekking op de onafhankelijkheid van Nederlandals staat. In $&#9 werd in Münster met de ondertekening van de vrede een eindegemaakt aan de Dertigjarige Oorlog en de Tachtigjarige Oorlog. In de Friedenshallevan Münster stonden nerveuze Nederlandse diplomaten te wachten op de vredes-onderhandelingen met de Spanjaarden. Deze diplomaten waren niet nerveus overde beëindiging van het conflict met Spanje, maar over de vraag of Frankrijk,Zweden en Engeland de opstandige gewesten zouden erkennen als een onafhan-kelijke, soevereine staat.

Als tweede voorbeeld kan gewezen worden op de internationale erkenning vande Verenigde Staten. Deze erkenning kwam tot stand in $::&, toen Amerikaanserebellen het Caribische gebied afstruinden op zoek naar wapens in de komendeonafhankelijkheidsstrijd met Groot-Brittannië. De Nederlandse gouverneur DeGraaff van Sint Eustatius was geïnteresseerd in het drijven van handel met dezerebellen. Toen na een lange periode van slecht weer de schepen in aantocht waren,gaf deze gouverneur op $& november $::& de saluutschoten, waarmee de Ameri-kaanse rebellen werden erkend als een onafhankelijke natie. Uiteraard werd deNederlandse ambassadeur in Londen ter verantwoording geroepen. Ook wektehet wrevel bij de Britten dat de Amerikanen aan dit ‘incident’ grote publiciteitgaven (De Rek, $8&:). Recentere voorbeelden zijn bijvoorbeeld de erkenning vanKroatië door Duitsland begin jaren negentig en de erkenning van Zuid-Ossetiëdoor Rusland in !""9. Als de hele internationale gemeenschap deze erkenningook aanvaardt, zou daarmee de facto de onafhankelijkheid van Zuid-Ossetië vanGeorgië een feit worden.

+,44,+;(2530< /0 .237<+54=',

$:

Page 18: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Het begrip ‘staat’ is een sociale constructie. Aan de ene kant is het een verhaalover macht van groepen mensen die zich verbonden voelen en deze gemeenschapwillen uiten door het creëren van een staat (Anderson, $88$); zonder die verbon-denheid zou er geen staat bestaan. Aan de andere kant is het begrip ‘staat’ een‘eurocentrisch’ concept. Dit wil zeggen dat de uitvinding van het begrip ‘staat’,zoals we dat tegenwoordig kennen, een gedachte is die ontstaan is in Europa endie sinds $&#9 weinig is veranderd. Door koloniale expansie is deze gedachte‘geëxporteerd’ naar de rest van de wereld – met alle positieve en negatieve gevolgenvan dien. De staten in Afrika en het Midden-Oosten lijden nog steeds onder degevolgen van door voormalige koloniale machthebbers getrokken grenzen. Staats-vorming in Europa kent overeenkomsten met staatsvorming daarbuiten, maarook grote verschillen.

Het staatsvormingsproces buiten Europa is vaak heel anders verlopen. Zobeschrijft John Darwin in zijn boek After Tamerlane de opkomst en het vervalvan grote imperia in het Oosten. Darwin (!""9) stelt dat de uiteindelijkehegemonievan het Westen (Europa en de Verenigde Staten) geen noodzakelijke uitkomstvan de geschiedenis is, dat de vervolmaking van deze hegemonie nog maar vanheel recente datum is (de negentiende eeuw) en dat de geschiedenis ook heelmakkelijk een andere koers had kunnen nemen.

!.&.& Staat en veiligheidStaten en krijgsmachten ontstaan omdat mensen behoefte aan veiligheid hebbendie zo sterk is dat zij hun zelfstandigheid afstaan aan een staat die door middelvan een krijgsmacht en voorlopers van de politie als machtinstrument dominantieafdwingt en consolideert. De krijgsmacht is een tweesnijdend zwaard dat zowelbescherming biedt als onderschikking aan de staat afdwingt. Hiermee stuiten wijop een belangrijk ruilprincipe, namelijk de ruil van veiligheid voor de almacht ofsoevereiniteit van de staat, dat al in $&%$ door Thomas Hobbes beschreven werd.

De krijgsmacht wordt van oudsher gezien als een instrument van de staat. Vaakwordt dit instrumentele karakter gesymboliseerd door het begrip ‘zwaardmacht’.Een illustratie in het boek Leviathan van de zeventiende-eeuwse filosoof ThomasHobbes toont deze zwaardmacht van de staat. De koning is hierop afgebeeld meteen zwaard in zijn handen. Dat zwaard is het symbool voor de krijgsmacht datdoor de soeverein, de koning, naar bevind van zaken kan worden aangewend. Inde visie van Hobbes is de staat

een enkel persoon, zodanig dat een grote menigte mensen zich afzonderlijk,door onderlinge verdragen met elkaar, tot auteur van zijn handelingen heeftgemaakt, teneinde hem in staat te stellen de kracht en de middelen van henallen te gebruiken op de wijze die hij het meest bevorderlijk acht voor hunvrede en gezamenlijke veiligheid. Degene die deze persoon belichaamt, wordtsoeverein genoemd, ... iedereen daarnaast is zijn onderdaan (Hobbes, $89%: $:%,oorspr. uitgave $&%$).

'(()*+,-. $

$9

Page 19: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Figuur !.!: De Leviathan

Deze definitie behoeft toelichting. Die toelichting begint met de momenteelmisschien verrassende constatering dat het werk van Hobbes voor velen van zijntijdgenoten té modern en atheïstisch was. Vooral aanhangers van de monarchiewaren niet bijzonder gelukkig met de Leviathan, omdat daarin de positie van dekoning of de soeverein niet gerechtvaardigd werd door het recht dat door Godwerd verleend. Voor Hobbes waren er andere dan godsdienstige redenen waaromer een staat en een soeverein is. Volgens hem streeft de mens naar macht vanuiteen behoefte aan veiligheid. Vandaar dat de natuurlijke toestand waarin mensenzouden verkeren wanneer er geen staat zou zijn, een toestand van oorlog is, omprecies te zijn een oorlog van allen tegen allen. Homo homini lupus, luidt het ver-gelijkbare Latijnse gezegde: ‘De ene mens is voor de andere een wolf.’ Mensenzouden elkaar voortdurend naar het leven staan in de strijd om het naakte bestaan.Maar mensen zijn tot rede in staat, aldus Hobbes. In zijn eigen woorden:

De uiteindelijke reden, het doel en het oogmerk waartoe de mensen (die vannature gesteld zijn op vrijheid en macht over anderen) zich de beperkingen

+,44,+;(2530< /0 .237<+54=',

$8

Page 20: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

opleggen waaraan zij in de staat onderworpen zijn, is de zorg om hun eigenleven veilig te stellen en daardoor een bevredigender bestaan te verwerven; metandere woorden, om te ontsnappen aan de ellendige oorlogstoestand, die eenonvermijdelijk gevolg is van de natuurlijke hartstochten van de mensen, zolanger geen zichtbare macht bestaat die hen ontzag inboezemt en hen door angstvoor straf dwingt hun overeenkomsten na te leven (Hobbes, $89%: $:$).

Het gaat hierbij om een rationeel sociaal contract: om de toestand van oorlog vanallen tegen allen te voorkomen accepteert men een staat boven zich. Deze over-eenkomst mag de staat afdwingen met het zwaard: ‘overeenkomsten zonder hetzwaard zijn louter woorden’. De vrijwilligheid van het individu is dus bij Hobbesrelatief, want de staat dwingt het individu ook om zijn vrijheid op te geven. DeLeviathan – de naam verwijst naar een Bijbels zeemonster uit het boek van Job –is bij Hobbes een absolute staat welke beschikt over eigendomsrechten, oorlog envrede. Het individu heeft echter wel het recht zich te verdedigen tegen de staatals die staat zijn leven bedreigt. De staat die Hobbes voor ogen heeft, is daaromwel absoluut maar niet totalitair.

Hobbes’ staatsbegrip is modern en wetenschappelijk beargumenteerd. Hij neemtimmers afstand van het in die tijd overheersende religieuze denken, waarbijverklaringen voor verschijnselen voortdurend gezocht werden bij God. Toch zijner wel enige kanttekeningen te plaatsen bij zijn opvatting van de staat.

Bij Hobbes zien wij ten eerste dat de staat gebaseerd is op een sociaal contracttussen rationeel handelende mensen. Maar mensen handelen niet altijd rationeel.De collectieve resultaten van individuele handelingen zijn vaak onbedoeld entegengesteld aan de initiële intenties van individuen.

Ten tweede is het werk van Hobbes in wezen a-historisch. Hij verklaart de staatuit een heel specifiek negatieve visie op de menselijke natuur, de mens als egoïstischwezen dat streeft naar maximalisatie van het eigen belang. Deze menselijke natuuris bij Hobbes een gegeven en onveranderlijk. Deze verklaringswijze geeft ons nietde instrumenten om het ontstaan van de staat in een historisch perspectief teplaatsen.

!.# Ontstaan van staten, enkele mechanismen

!.'.! De genese van de moderne staatBart Tromp ($88%) stelt dat de staten die wij kennen een product zijn van een‘permanente strijd’ tussen bevolkingsgroepen. Deze bevolkingsgroepen voerdenoorlog om hun grondgebied uit te breiden of werden bedreigd in hun bestaandoor een (militair) sterkere tegenstander. Voor hun voortbestaan waren ze afhan-kelijk van een groot staand leger. Dit staande leger moest betaald worden endaarvoor moest een financieel systeem ontwikkeld worden. De bevolking moestgoederen en/of diensten afstaan om de krijgsmacht in haar behoeften te voorzien.

'(()*+,-. $

!"

Page 21: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Dit proces wordt gezien als het begin van staatsvorming. De nadruk ligt daarmeeop twee begrippen: ‘geweldsmonopolie’ en ‘belastingmonopolie’ (Elias, $89!).

!.'.& Het pre-Westfaalse systeem tot !(%)Met het pre-Westfaalse systeem wordt het feodale stelsel aangeduid. Dit systeemkenmerkt zich door grondbezit (feodum) en een relatie tussen de leenheer die landweggeeft in ruil voor steun en loyaliteit van zijn leenman. Het bezit van land wasin de middeleeuwen belangrijk, omdat de economie vooral gebaseerd was oplandbouw. Het bezit van grond betekende daardoor een bron van inkomsten enmacht. Het adagium ‘meer land, meer macht’ was in de middeleeuwen van grootbelang (Mingst, !""#).

In de pre-Westfaalse periode werd een hiërarchisch bestuur opgezet. De koningfungeerde als hoogste macht, waaronder de hertogen stonden die vervolgens hungrond weer doorgaven aan de graven, die de grond op hun beurt weer terbeschikking stelden aan de laagste adellijke klasse: de ridders. Deze klasse bestonduit ‘fulltime’ krijgers die bij afroep van hun heer (de graaf) diensten moestenleveren aan hun naasthogere in de hiërarchie (de hertog), die bij een extern conflictvan de koning met andere koningen de taak had om de troepen onder één centraalcommando te stellen. De ridders namen in dit geval ter ondersteuning ook huneigen boeren mee, zodat een grote legermacht kon worden geformeerd. Het epischcentrum van de macht van een heer (herenboer, ridder, graaf, hertog) werd gevormddoor het grondgebied waar hij direct de scepter over zwaaide, oftewel de huismachtvan de heer. Dit is de macht die ontleend was aan de directe opbrengst van hetlandgoed en de militaire competentie van de eigen ridders of krijgers. De horigeboeren genoten bescherming in ruil voor diensten aan de heer en een gedeelte vande opbrengst van het land.

Wanneer een heer erin slaagde bekwame krijgers tot een ridderleger te formerenen hij strategisch voldoende bekwaam was, kon hij zijn gebied vergroten door,zoals gezegd, zijn ridders met land te belonen. Op deze wijze kon de heer veelmacht vergaren en zelfs tot koning worden gekozen. De middeleeuwse koningwas de primus inter pares en werd door zijn vazallen ook als zodanig gezien. Devazallen, die in ruil voor bewezen militaire diensten een stuk grond in leen kregen,konden zich echter gemakkelijk tegen de centrale heer keren. In feite waren deleenmannen net zo zelfstandig heerser over hun territorium als de centrale heer.Dit is niet verbazingwekkend, juist omdat de huismacht die zelfstandigheidmogelijk maakte.

Het economische leven was voornamelijk gebaseerd op ruilrelaties. Geld en mark-ten bestonden uiteraard wel, maar de infrastructuur van het land maakte handelover lange afstanden moeilijk. En het ontbreken van een moderne geldeconomiemaakte het onmogelijk om krijgslieden voor langere tijd ten behoeve van oorlog-voering in te huren. Het krijgsbedrijf was gebaseerd op seizoenarbeid uitgevoerddoor huurlingen. Een belangrijk kenmerk van het hierboven beschreven feodale

+,44,+;(2530< /0 .237<+54=',

!$

Page 22: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

stelsel is dat het een instabiel systeem is. De interne logica van het feodalisme leidttot een voortdurende afwisseling van centraliserende en decentraliserende, dat wilzeggen met elkaar concurrerende, krachten. Als een heer veel veroverd had endaarom ook veel land in leen had uitgegeven, was de kans groot dat een coalitievan leenmannen hem van de troon stootte. Omdat de heer alleen uit het huis- enlandbezit regelmatige inkomsten kon verwerven, kon hij nooit zo machtig wordendat hij onaantastbaar werd voor andere heren. Wanneer er geen dreiging vanbuitenaf meer was, kon het voor de leenmannen economisch, politiek en militairinteressanter zijn om ‘voor zichzelf te beginnen’. In dat geval komt de ‘loyaliteit’aan de koning onder druk te staan; de machtsbasis van de koning erodeert en zijnkoninkrijk verkruimelt en versnippert (Goudsblom, $88:).

Om dit probleem tegen te gaan, wilde de koning niet meer afhankelijk zijn vanleenmannen. De koning deed dit door gebruik te maken van huurlingen en hetcreëren van steden (recht van de koning om stadsrechten te verlenen). De stedenzorgden voor inkomsten die gebruikt konden worden voor het aantrekken vanhuurlingen en verminderden het belang van leenplicht (heervaart) van de hertogen.Zo werd de rol van de adel onder de Franse koningen vanaf Lodewijk >3; gere-duceerd (Elias, $88:). De adel kreeg mooie, maar veelal onbeduidende functiesin de dienst van de koning. Zo kon de vorst toezien op de loyaliteit van de adelen was er minder weerstand tegen zijn centralistische systeem.

De koning verscherpte ook het patronagesysteem, waardoor de krijgsmachtdirect onder de koning kwam te vallen en de rechten van de adel werdengereduceerd. De vorming van de natiestaat ging dus gepaard met de ontwikkelingvan een defensieorganisatie, maar ook met die van een rechterlijke en politionelemacht, die ten dienste van het staatsbestuur de beschikking kreeg over hetgeweldsmonopolie. Hoe groter de bestuurlijke eenheden, dat wil zeggen de centralekoninkrijken en de natiestaten, werden, des te moeilijker werd het om het geheelte overzien en te controleren. De behoefte aan een professioneel bestuursapparaat

Figuur !.": Patroon van feodale machtsuitbreiding en -inkrimping

huismacht

veroveren

expansie terugveroveren

huismacht huismacht

'(()*+,-. $

!!

Page 23: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

groeide. Als gevolg daarvan ging de koning posities verdelen over de mensen inzijn rijk. Hij bepaalde welke edelen, welke geestelijken en welke leden van de vrijeburgerij over welke privileges mochten beschikken en welke taken zij moestenuitvoeren. Door de processen van collectivisering van defensie, van schaalvergro-ting en centralisering ging het systeem van open concurrentie (waarbij de ene heeraangevallen kon worden door een gelegenheidscoalitie van andere heren) over ineen systeem van gesloten concurrentie, waarbij de koning rechten en plichten konverdelen. De koning werd het centrum van het bestuursstelsel.

Voor wat de veiligheid betreft ontstonden tegelijkertijd met de vorming vankoninkrijken en natiestaten zelfstandige gespecialiseerde geweldsorganisaties: eerstde krijgsmacht ter bewaking van de externe grenzen en eventueel ook de veroveringvan nieuwe gebieden, later de politie en de gendarmerie (de voorloper van demarechaussee) voor de openbare orde en veiligheid in het binnenland (Goudsblom,$88:). Deze organisaties verzelfstandigden, kregen een eigen positie in de samen-leving en professionaliseerden. Het krijgsbedrijf werd een vak, een professie. Inde middeleeuwen moest iedereen deelnemen aan de gevechten van het ene kasteeltegen het andere. Iedereen, dat wil zeggen: mannen van alle leeftijden, al dan nietvoorbereid en al dan niet fatsoenlijk bewapend, waardoor het voorkwam dat deboerenknecht met zijn riek als wapen in het gevecht meedeed. Vrouwen enkinderen daarentegen waren uitgesloten; op wapengebruik door vrouwen rust invrijwel alle (traditionele) samenlevingen een taboe (Goudsblom, $88:; !""$). Nahet tijdperk van het feodalisme werd vechten (in de brede zin des woords) geleidelijkaan een specialisme en aan die specialisatie werd een recht voorbehouden: alleende specialisten mochten zich van geweld bedienen, zij hadden immers het ge-weldsmonopolie. Geweldsuitoefening werd ‘gekazerneerd’. Geweld door anderenwerd strafbaar gesteld.

Deze ontwikkeling in de richting van het geweldsmonopolie van de staat staatin nauw verband met de vorming van een ander staatsmonopolie, namelijk hetbelastingmonopolie. Ook dat monopolie heeft eraan bijgedragen dat het feodale,instabiele patroon van centralisering-decentralisering doorbroken werd. De eerstebelastingen hadden de vorm van een afkoopsom (Elias, $89!). Wanneer eenplaatselijk militair heer ten behoeve van een militaire operatie van zijn leenvorstgeen manschappen wilde of kon leveren, kon hij deze afkopen met een financiëlebijdrage. Oorlogen werden immers steeds duurder en konden niet meer betaaldworden uit de inkomsten van het huisbezit van de centrale heer.

Het verzoek om financiële bijdragen ten behoeve van de oorlogvoering riepzeker aanvankelijk veel verzet op. Dan moest onderhandeld worden over de bij-dragen aan militaire acties, bijvoorbeeld een kruistocht. Hierbij werden vaak ookleden van de geestelijkheid en de steden betrokken. Zo ontstonden standenver-gaderingen, de voorlopers van parlementen.

De centrale macht werd echter geleidelijk aan sterker doordat voor verleendediensten niet meer werd beloond met land, maar met een geldelijke beloning.

+,44,+;(2530< /0 .237<+54=',

!?

Page 24: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Regelmatige belastinginkomsten en dus een stabiel fiscaal regime waren daar eenvoorwaarde voor. Grote legers konden alleen zo op de been worden gehouden.

De vorming van het gewelds- en belastingmonopolie is beslissend geweest voorhet doorbreken van het feodale stelsel, een doorbraak die uiteindelijk tot devorming van natiestaten en staatsbureaucratieën heeft geleid. Dat wil niet zeggendat dit de enige factoren in het ontstaan van de Europese natiestaat zijn geweest.Met name ‘godsdienst’, zoals de strijd van het protestantisme tegen het katholi-cisme, was een drijvende kracht achter de vorming van een aantal Europesenatiestaten. Ook het optreden van vertegenwoordigende organen (parlementenin wording) heeft menigmaal een belangrijke rol gespeeld (Stuurman, $88?: 9!;$88%; Anderson, $88$).

!.'.' Het Westfaalse systeem, ontwikkelingen in de klassieke staat (!(%)-!"%$)De introductie van het Westfaalse systeem markeert in feite het einde van hetfeodale stelsel. Het feodale stelsel was ‘vloeibaar’ qua staatsgezag. Een hertog konimmers zijn loyaliteit opzeggen en kiezen voor een andere koning, waardoor destaatsgrenzen wel eens konden veranderen. Tijdens de Vrede van Westfalen ($&#9)werd besloten dat koninkrijken hun eigen religie mochten kiezen (cuius regio, eiusreligio). De religiekeuze is voor dit hoofdstuk niet relevant, maar de gevolgen opstaatkundig gebied wel. Besloten werd dat staten elkaars grenzen moeten erkennenen dat een inmenging in elkaars interne aangelegenheden niet is toegestaan. Ditbetekende dat een buitenlandse mogendheid niet zomaar aan de loyaliteit van deleenheren kon komen en dat de koning zijn machtsbasis (intern) kon consolideren.Met andere woorden: de soevereiniteit van de Europese staten werd erkend.

Vanaf deze periode zien we langzamerhand de macht van de centrale overheidtoenemen. Een studie naar staatsvorming in Europa (Stuurman, $88?; $88%) laatzien dat het aantal bestuurlijke eenheden in Europa drastisch is afgenomen: vanmeer dan duizend graafschappen, hertogdommen en koninkrijkjes omstreeks8""-$""" tot een stuk of dertig natiestaten in de twintigste eeuw.

Charles Tilly ($88!) beschreef de periode van 88" tot $88!, het jaar waarin deeenwording van Europa gesymboliseerd en bekrachtigd werd door het Verdragvan Maastricht. Dit proces van eenwording ging gepaard met veranderingen inhet aantal en het soort gewapende conflicten. Het aantal gewapende conflictenen oorlogen in Europa nam in de loop der tijd sterk af en zij duurden gemiddeldook steeds korter, maar zij werden als gevolg van de professionalisering entechnologisering van het krijgsbedrijf steeds dodelijker (Tilly, $88!: :!-:#).

Sommige landen ontwikkelden zich sneller tot moderne staten dan andere. Tillyonderscheidt drie paden waarlangs natiestaten tot stand kwamen (zie figuur $.!,p. !!). Ten eerste is er het dwangintensieve pad. Via dit pad werden gebiedenonder heerschappij gebracht door oorlog en dwang, waarbij de middelen vooroorlogvoering afgedwongen werden bij de eigen bevolking en die van de veroverdegebieden. De veroverde gebieden werden onder de duim gehouden en financieeluitgemolken. Deze handelswijze is door McNeill ($88&) samengevat in de term

'(()*+,-. $

!#

Page 25: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

‘macroparasitisme’. De bewoners van die gebieden (vooral boeren) waren arm,hadden weinig van de staat te verwachten en konden er alleen onder dwang toegebracht worden een deel van hun productie in te leveren. Er woonden voldoendemensen in deze gebieden om zich onder dwang in te laten lijven in het leger, maarer was te weinig kapitaal voorhanden om die legers uit te rusten met hoogwaardigewapentechnologie. Voorbeelden van staten die dit expansionistische, oorlogvoe-rende pad gevolgd hebben zijn Rusland, de Scandinavische landen en Brandenburg(Pruisen).

Daarnaast is er het kapitaalintensieve pad, dat vooral gevolgd werd in de stedelijkegebieden van West-Europa. Op dit pad konden bestuurders militaire ambities tenuitvoer brengen door belastingheffing of kredietverschaffers. Het verkregen kapi-taal werd ingezet om militaire middelen te huren. Met name stadstaten, zoalsVenetië, Genua, de Verenigde Nederlandse Provinciën en het Zwitsers Eedge-nootschap, hebben zich op dit pad begeven. Kenmerkend voor deze weg is datmen geen militaire apparaten op permanente basis in het staatsbestel wildeopnemen. In de stadstaten woonden ook niet voldoende inwoners om een staandleger te kunnen formeren uit de eigen bevolking. Men huurde slechts militairemiddelen en soldaten uit het buitenland voor tijdelijke expedities, die concretedoelen moesten bereiken. Natievorming ontstond hier niet op grond van onder-werping van gebieden, maar op basis van vrijwillige samenwerking tussen stedenen regio’s. De inkomsten van de staat kwamen hoofdzakelijk tot stand door handel,terwijl – zoals gezegd – in de landen die het dwangintensieve pad volgden, land-bouw het belangrijkste middel van bestaan was.

Beide paden zijn uitingen van de ambitie om grotere gebieden te willen over-heersen. Op het ene pad gebeurt dat via dwang en eigen of onderworpen militairekracht, op het andere pad via economische concurrentiekracht, waarbij de krijgs-macht volstrekt zakelijk gezien werd als een in te huren uitvoeringsapparaat. Aandie benadering is de uitdrukking ‘Geen geld, geen Zwitsers’ (huursoldaten) ont-leend.

Er was echter ook nog een derde pad, dat uiteindelijk het succesvolst bleek te zijn.Dat pad bestond uit een combinatie van de eerste twee benaderingen en wordtdan ook door Tilly ($88!) aangeduid als de kapitaalintensieve dwang. In landenals Engeland en Frankrijk spanden de heersers zich meer dan de bestuurders uit destadstaten in om kapitaal rechtstreeks in de richting van het staatsbestel te sluizen.Dit bood mogelijkheden om een permanente nationale krijgsmacht op te richten.Twee hiervoor belangrijke factoren waren aanwezig in Frankrijk en Engeland.Deze landen kenden een groot inwonertal, wat de basis vormde voor een staandleger, en ze waren voldoende kapitaalkrachtig om technologisch hoogwaardigewapensystemen aan te schaffen. Hierdoor was het mogelijk om sneller dan via debeide andere routes zich te ontwikkelen tot de vorming van volwaardige natiestaten.

In antwoord daarop werden andere bestuurlijke eenheden, zoals de VerenigdeNederlandse Provinciën, gedwongen dezelfde succesvolle combinatievorm van

+,44,+;(2530< /0 .237<+54=',

!%

Page 26: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

dwang en kapitaal te volgen. De stadstaten, maar ook de dwangintensievemonarchieën zoals in Zweden en Rusland, hebben als staatsvorm het onderspitgedolven ten gunste van het economische en militaire model van de nationaleeenheidsstaat, dat gebaseerd is op een combinatie van kapitaal en dwang. Denationale eenheidsstaat is in Europa superieur gebleken vanwege zijn grotereeconomische vermogen om de stijgende kosten van oorlogvoering te dragen. Hetbegrippentrio ‘belasting-krediet-bewapening’ is de kern van de staatsvorming ende ontwikkeling van krijgsmachten gebleken. Het is in de loop van duizend jaarstaatsvorming in Europa steeds duidelijker geworden dat de militaire kracht vanstaten in toenemende mate afhankelijk is van hun economisch potentieel – mis-schien en in toenemende mate wel meer dan omgekeerd.

Figuur !.#: Staatsvorming en ontwikkeling van de krijgsmacht

Laag

Laag

Kapitaal

Gekapit

aliseer

d dwang

pad

Dwang

Dwangintensief pad

Kapitaalintensief pad

Hoog

Hoog

'(()*+,-. $

!&

Page 27: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!.$ Recente ontwikkelingen

Braam ($899: !%) geeft een aantal functies van de staat die zich in de loop van degeschiedenis hebben ontwikkeld:• De staat als beschermer van het gebied (externe veiligheid door militaire macht),• De staat als hoeder van recht en orde, waaronder de staat als zedenmeester

(politie, zedelijkheidswetgeving),• De staat als hoeder van de economie en infrastructuur,• De staat als verzorger,• De staat als producent van diensten.

Wanneer de staat of de overheid zich concentreert op de twee eerste taken (zorgenvoor externe veiligheid en het hoeden voor recht en orde), spreken we van een‘nachtwakerstaat’. In de twintigste eeuw kwam de verzorgingsstaat tot ontwikke-ling: inwoners van westerse staten verkregen naast actief en passief stemrecht ooksociale rechten. Door de Tweede Wereldoorlog werd duidelijk dat internationalesamenwerking doorslaggevend is voor de eigen veiligheid. Daarvoor moesten destaten wel een deel van hun soevereiniteit inleveren. De moderne staat werd eenonderdeel van de internationale gemeenschap. West-Europese landen werden lidvan de Verenigde Naties, Noord-Atlantische Verdragsorganisatie en later EuropeseUnie om veiligheid en economische stabiliteit te verwerven.

Maar met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in $898 veranderde de veilig-heidsarchitectuur. Veel landen hebben hun dienstplichtsystemen opgeschort enzijn overgeschakeld op professionele vrijwilligerskrijgsmachten. Deze werden hier-door ook een stuk kleiner.

Voor wat betreft de inzet van de krijgsmachten moet de factor ‘globalisering’niet onderschat worden. Zo heeft de rel veroorzaakt door het plaatsen van eencartoon van de profeet in de Deense krant Jyllands-Posten in !""% gezorgd vooreen verhoogde dreiging voor Scandinavische (Noorse) militairen in Afghanistan.Krijgsmachten worden nu wereldwijd ingezet, wat vaak wordt gelegitimeerd doorte betogen dat de dreiging ook mondiaal is. Globalisering draagt ook bij aan hetontstaan van ‘failed states’. Bij interventies om de staat weer op te bouwen wordtweer gebruik gemaakt van veelal internationale Private Militaire Ondernemingenen Non Gouvernementele Organisaties (0<(’s).

!.%.! Van dienstplicht naar expeditionaire krijgsmachtenNaast de uitruil van individuele autonomie tegen veiligheid bij Thomas Hobbesen de uitruil van inspraak door stedelingen in parlementen (het ontstaan van deparlementaire democratie) tegen geld voor de militaire expansie van de staat heeftook een derde ruilmechanisme bijgedragen aan de ontwikkeling van de nachtwa-kerstaat tot de verzorgingsstaat: de introductie van de dienstplicht in het beginvan de negentiende eeuw. In ruil voor de dienstplicht werden democratischerechten uitgebreid in de vorm van het stemrecht voor mannen. Later – iets waarbij

+,44,+;(2530< /0 .237<+54=',

!:

Page 28: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

de Eerste Wereldoorlog ook een rol speelde – kregen ook vrouwen het stemrecht.Onder meer door de dienstplicht werden de bewoners van wat nu Frankrijk is‘from peasants to Frenchmen’ (Weber, $8::). Door de dienstplicht ontwikkeldende bewoners een besef van wat het betekent een Fransman, Nederlander, Duitser,Engelsman, Deen of Belg te zijn (Anderson, $88$).

Voor menig Limburger of Groninger was de dienstplicht de eerste echte ken-nismaking met en mogelijkheid tot identificatie met de Nederlandse natie. Teitlerheeft dit verschijnsel als volgt verwoord: ‘In ruil voor (verdere) onderwerping aande staat, ... ontvingen de leden van de samenleving een “aandeel” in de natie’(Teitler, $8::: :%). Ook Giddens ($89%: !??) benadrukt deze ruilrelatie:

If the sovereign state is inherently a polyarchic order, in which citizenshiprights are the ‘price paid’ by the dominant class for the means of exercising itspower, citizenship in turn implies the acceptance of the obligations of militaryservice.

Staats- en natievorming werden dus sterk gestimuleerd door het dienstplichtstelsel.Het feit dat aan het einde van de twintigste eeuw in Nederland en vele anderelanden (Frankrijk, Italië, België, Spanje, Slovenië) de dienstplicht is afgeschaft(Mjøset & Van Holde, !""!) is van groot belang geweest voor vele verdere ont-wikkelingen ten aanzien van staatsvorming.

Het eerste wat opvalt, is dat het tempo waarin de besluitvorming rond hetopschorten van de dienstplicht plaatsvindt, sterk verschilt per land. Dit tempohangt nauw samen met de vraag of landen opgenomen zijn in een militair ofeconomisch samenwerkingsverband als de 04;( of de /-. Vanuit het perspectiefvan de staatsvorming is het relevant op te merken dat landen die opgenomen zijnin grotere verbanden eerder bereid zijn om de dienstplicht op te schorten. Hettempo waarin landen van dienstplicht naar beroepsleger overgaan, hangt ook afvan de ervaren dreiging, van de publieke opinie en met name van de vraag of delast van de dienstplicht niet onevenredig door een klein percentage van demannelijke bevolking moet worden gedragen (Haltiner, $889). Daarnaast speelthet specifieke politieke proces, waarin bepaalde actoren sterk hun stempel drukkenop het maatschappelijke debat, een belangrijke rol, zoals Noll (!""%) heeft aan-getoond voor de verschillen tussen Nederland en Zweden.

Een tweede opmerkelijk fenomeen betreft uiteraard de bezuiniging op en deverkleining van de krijgsmachten. Nederland reduceerde zijn troepenomvang van$"?.""" in $898 naar %?.""" in !""%. België van 8!.""" naar #".""", Spanje van!9%.""" naar $$9.""" en Frankrijk van #&&.""" naar !%8.""". Zelfs landen die dedienstplicht tot nu toe gehandhaafd hebben, verkleinden hun krijgsmachten. Zoontwikkelde Duitsland zich van een krijgsmacht met %"".""" militairen naar eendefensieorganisatie van !%:.""" (Werkner, !""&: !#%). Alleen bij landen alsGriekenland en Turkije is om voor de hand liggende factoren sprake van een

'(()*+,-. $

!9

Page 29: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

stabilisatie in de omvang van dekrijgsmachten (respectievelijk !"".""" en %"".""")(Szvircsev Tresch & Haltiner, !""9).

Het vredesdividend werd in alle landen geïnd, wat onder andere blijkt uitafnemende defensiebudgetten en reorganisaties. De veranderde taakstelling voort-komend uit veranderde dreigingen (zie ook de volgende hoofdstukken in dit boek)vereiste dat de krijgsmacht meer moest doen met minder middelen en minderpersoneel. De traditionele taak van bescherming van de integriteit van het eigenen bondgenootschappelijk grondgebied blijft van belang, maar in de praktijkprevaleren de nieuwe taken ‘het bevorderen van de internationale rechtsorde enstabiliteit’ en ‘de ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, ram-penbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal’ (Ministervan Defensie, $888). De Nederlandse krijgsmacht bestond voortaan alleen uitvrijwilligers en werd steeds meer omgevormd tot een modulair opgebouwde expe-ditionaire organisatie. De meest opvallende verandering als gevolg van politiekeen maatschappelijke keuzen is dat de expeditionaire krijgsmachten van vandaagde dag als belangrijkste functie hebben het leveren van een bijdrage aan staatsvor-ming elders, vooral in gebieden die in de regel als ‘falende staten’ worden aangeduid.

!.%.& ‘Falende’ statenVan Creveld ($88$) en Huntington ($88?) hebben er al op gewezen dat het tijdperkvan de grootschalige oorlogen tussen natiestaten op zijn eind loopt. Weliswaarbestaat er altijd een kans op een nieuwe Golfoorlog, maar het lijkt erop datkleinschalige oorlogen, die zich vooral binnen staten voordoen, dominanter aanhet worden zijn (zie ook Soeters, !""%). Deze trendbreuk heeft betrekking op detoename van wat Mary Kaldor ($888) ‘nieuwe oorlogen’ heeft genoemd. Nieuweoorlogen kunnen worden omschreven als ‘vormen van geweld waarbij de grensvervaagt tussen oorlog, georganiseerde misdaad en massale schending van mensen-rechten’. Voortaan wordt oorlog gevoerd door maffia-achtige bendes, streetgangs,terroristische groeperingen, etnische zuiveraars, zelfmoordcommando’s, afschei-dingsbewegingen of opstandelingen (insurgents). Te denken valt aan de conflictenin Rwanda, Sierra Leone, Somalië, Tsjetsjenië, de Balkan, Sri Lanka en Noord-Ierland, waar geen reguliere gevechten plaatsvinden, maar gijzelingen wordenuitgevoerd, terroristische aanslagen gepleegd, zelfmoordbommen gebruikt en on-verwachte overvallen plaatsvinden. Omdat het er vaak om gaat de bevolking angstaan te jagen, richt het geweld zich veelal op non-combattanten, de groep waarinzich dan ook de meeste slachtoffers voordoen.

Waar klassieke oorlogen het omverwerpen van de soevereiniteit van de staat totdoel hebben, hebben ‘nieuwe oorlogen’ met een intrastatelijk karakter het mobi-liseren van de bevolking rondom etniciteit, religie en identiteit tot doel. Castells($88:) spreekt om deze reden over identity conflicts, maar het gaat er vooral omdat politieke entrepreneurs (bijvoorbeeld warlords, maar ook sommige populisti-sche politici) grote groepen mensen willen mobiliseren. Soms is het doel daarvan

+,44,+;(2530< /0 .237<+54=',

!8

Page 30: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

een nieuwe staat op te richten (afscheiding), of toegang te verkrijgen tot staatsmacht(rebellie en/of etnonationalisme), soms dient de mobilisatiepolitiek de privateeconomische doelen van een lokale warlord of de economische doelen van eenetnische groepering of clan (factiestrijd om de verdeling van staatsinkomsten ofnatuurlijke bodemschatten). Overal waar politieke entrepreneurs mensen op basisvan hun etniciteit, religie of identiteit mobiliseren binnen de context van eenpolitiek die tot uitsluiting van andere groeperingen in een samenleving leidt, zietmen een sterk verhoogde kans op een gewapend conflict. Met name uitsluitings-processen$ veroorzaken geweld, en deze uitsluitingsprocessen komen vooral voorwanneer de middelen in een samenleving dusdanig schaars zijn dat deze niet metelke groep gedeeld kunnen worden (Wimmer, Cederman & Min, !""8).

De landen waar deze conflicten woeden, worden vaak getypeerd als ‘failed states’.Deze term heeft betrekking op staten die desintegreren, zoals het voormaligeJoegoslavië (Detrez, $888; Zwaan, !""$). Andere voorbeelden zijn Afghanistan ofhet door clanrivaliteit geteisterde Somalië (Brons, !""$). Failed states kennen eenslecht functionerende centrale regering, waardoor de overheid geen greep meerheeft op de aspecten van publieke ordening: de politie komt niet in alle delen vanhet land, justitiële en penitentiaire instituties functioneren niet naar behoren, hetonderwijs verloedert, de infrastructuur vervalt (wegen, nutsvoorzieningen, enzo-voort) en er is sprake van corruptie, criminaliteit en economische teloorgang doorinflatie, toenemende armoede en desinvesteringen (Fukuyama, !""#).

Veel van deze landen worden ook gekarakteriseerd door een toename vanpolitieke onrust door het krampachtig vasthouden aan autocratische, ondemocra-tische bestuursvormen en verwaarlozing van regionale belangen. Soms is het vervalvan de publieke orde zo ernstig dat met de overheid rivaliserende groepen deoverheidstaken overnemen. Een goed voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld het )42=(Fuerza Armadas Revolucionarias de Colombia), dat in de door haar gecontroleerdegebieden voor de lokale bevolking wegen aanlegt en scholen bouwt. Een andervoorbeeld vormt de '454+-beweging die, voordat zij via de stembus politiekemacht verwierf, in Libanon en de Palestijnse gebieden zorgde voor gratis onderwijs,medische voorzieningen en zelfs kindertelevisie.

De failed state heeft de volgende kenmerken:

$. Vanwege het roofdierachtige gedrag van een kleine elite, die de gehele infras-tructuur van het eigen land ‘opvreet’, noemt men deze staten ook wel ‘predatorstates’. Dit hangt samen met ‘cliëntelisme’, omdat de machthebber bepaaldemensen gunstig stemt door hen privileges te verlenen maar anderen de vrijetoegang tot markten onthoudt. Hij koopt politieke steun door iets van derijkdom naar leger en ambtenarenapparaat te laten afvloeien. Zo ontstaat eenbepaalde ‘klantenbinding’. De belangrijkste ‘klanten’ bevinden zich vaak inde kring van familieleden en stamgenoten, zodat ‘cliëntelisme’ slechts tengoede komt aan een kleine groep in de samenleving.

'(()*+,-. $

?"

Page 31: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!. Met het wegvallen van de bescherming door grootmachten als de Sovjet-Unieen de Verenigde Staten en de groeiende achterstand in informatietechnologieen economie (en daarmee de groeiende armoede) worden deze roofdierstatenzeer instabiel. De Koude Oorlog voorzag vele landen van een bepaalde schijn-stabiliteit. Grootmachten steunden vaak een bepaalde despoot; denk bijvoor-beeld aan Mobuto in Zaïre (Congo).

?. Na de Koude Oorlog kregen rivaliserende groeperingen vrij spel om huneconomische en politieke ambities door middel van burgeroorlogen te ver-wezenlijken. Verdreven dictators werden vervangen door mensen die op hunbeurt weer een nieuwe dictatuur vestigden. Politieke entrepreneurs maaktendaarvoor vaak gebruik van de clans in een land. Vandaar dat onrust in failedstates zich vaak voordoet als een tribale clan-strijd die aangevoerd wordt doorwarlords. Traditionele overlegvormen door de stamoudsten kunnen de losge-barsten krachten meestal niet meer beteugelen.

#. Er is geen sprake van een samenhorigheidsgevoel binnen het land, mede doorreligieuze en/of etnische fragmentatie. Daarmee vervalt een staat al snel toteen situatie die veel gelijkenis vertoont met de Europese feodale middeleeu-wen. De warlords lijken in bepaalde opzichten ook op feodale roofridders.

%. De warlords maken meestal deel uit van een criminele economie. Sommigezijn bereid voor diamanten en olie hun landgenoten op te offeren (Angola,Sierra Leone). Andere warlords voeren een politieke strijd, maar moeten diefinancieren met behulp van illegale wapenhandel, drugssmokkel of kidnap-ping voor losgeld (Colombia, Tsjetsjenië). In Colombia en Mexico wordenjaarlijks enkele duizenden mensen gekidnapt en kan men van een waregijzelindustrie spreken. Zo ontstaat vaak een vicieuze cirkel waarbij warlordsen buitenlandse investeerders belang hebben bij het voortduren van de ge-welddadigheden. Bloeddiamanten worden met geweld verkregen en vervol-gens verkocht aan de oligarch De Beers. Van de opbrengsten worden weerklein kaliber wapens gekocht. Multinationals en corrupte regeringen knijpenhierbij een oogje toe. Om te verduidelijken dat deze patronen structureel zijn,gebruikt Reno ($889) de term ‘warlord politics’. De vicieuze cirkel kan eigen-lijk alleen worden doorbroken door structurele maatregelen, zoals het certi-ficeren van diamanten om te bewijzen dat de stenen niet afkomstig zijn uitconflictgebieden. Voor diamanten is dit geregeld via het Kimberley-proces,maar met betrekking tot andere grondstoffen (bijvoorbeeld Koltan) of dehandel in klein kaliber wapens bestaan er nog geen werkbare convenanten enregelingen.

&. De strijd tussen de warlords maakt duidelijk dat er geen centraal gezag meerbestaat dat het geweldsmonopolie kan hanteren. Er is tevens geen overheidmeer die zorgt voor een politieke en economische infrastructuur. Een voor-beeld van een geërodeerd geweldsmonopolie zagen wij bijvoorbeeld in Bosnië,waar vier verschillende geweldsorganisaties actief waren: reguliere legers,paramilitaire organisaties, huurlingen en lokale milities (Born & Verweij,

+,44,+;(2530< /0 .237<+54=',

?$

Page 32: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!""$; Zwaan, !""$). Ook het gebruik van kindsoldaten als wapensysteemwordt vooral door warlords in failed states toegepast om terreur te zaaien. DeGeneefse Conventie verbiedt het gebruik van kindsoldaten, maar in failedstates trekt niemand zich wat aan van bijvoorbeeld wetten en conventies.

:. Het geweldsmonopolie wordt nog verder ondermijnd door tradities metbetrekking tot vuurwapenbezit en culturele gebruiken zoals de bloedwraak.Tsjetsjenië is een voorbeeld van een land dat gekenmerkt wordt door eengeweldscultuur. Familievetes duren vaak vele tientallen jaren en hebben deneiging om over te slaan op hele clans (Winslow & Moelker, !""!).

9. Een bewust regime van terreur (bijvoorbeeld het afhakken van armen bijkinderen in Sierra Leone, groepsverkrachtingen van vrouwen in Darfur, be-wuste voortzetting van clanrivaliteit door Somalische warlords vanwege per-soonlijk belang) jegens non-combattanten is een instrument in de strijd omde macht. De machthebber of groepen die naar de macht streven, zijn erbijgebaat om door het gebruik van geweld onzekerheid te creëren. In sommigelanden vindt zelfs genocide plaats (Rwanda, Bosnië). Eufemismen als ‘etnischezuivering’ verhullen dat in bepaalde landen in feite bewust volkeren werdenuitgemoord (Zwaan, !""$; Born & Verweij, !""$).

8. Humanitaire rampspoed: vluchtelingenstromen die zowel oorzaak als symp-toom kunnen zijn van de ongeregeldheden komen voor naast regelrechte mis-daden jegens de mensheid.

Helaas gaat het bij failed states soms ook om een problematiek met een grensover-schrijdend karakter. Men spreekt dan over ‘black holes’. Black holes zijn gebiedenwaar geen sprake is van toezicht door staten waarin deze liggen. Alle staatsmiddelen(financiën, politie, krijgsmacht, overige diensten) verdwijnen erin (Korteweg &Ehrhardt, !""%). Dit kan binnen een land zijn, maar ook binnen een cluster vanlanden, een grensgebied of zeeën. Zo kan Somalië de piraterij voor haar kust nietmet eigen middelen bestrijden, omdat het land geen intern geweldsmonopolie heeft.

Maar wie kan bepalen welk land een failed state is? Deze vraag is relevantaangezien de strategische doctrine van de Verenigde Staten uit !""! het recht oppre-emptieve aanvallen claimt: ter bescherming van de eigen veiligheid mogen deVerenigde Staten in ‘falende’ staten interveniëren nog voordat ze de VerenigdeStaten aanvallen. Deze politiek is door Noam Chomsky (!""&) bekritiseerd alsmisbruik van macht en een uitholling van de democratische beginselen. Opvallendis dat hij meent dat de Verenigde Staten zelf ook kenmerken van staatsfalenbeginnen te vertonen. Daarin staat hij niet alleen. Immanuel Wallersteen (!""?)wees er al eerder op dat de Verenigde Staten qua machtspotentieel het hoogtepuntvoorbij zijn en dat de Amerikaanse macht momenteel juist tanende is. Daarmeevormen de Verenigde Staten natuurlijk geen failed state, maar zijn ze wel ietsminder de supermacht van weleer.

Er bestaat een Failed States Index. Deze schetst wel een aardig beeld, maar geeftgeen uitsluitsel met betrekking tot de vraag wat een failed state nu echt is

'(()*+,-. $

?!

Page 33: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

(Voorhoeve, !"":: ?&-?:). Soedan staat op de eerste plaats van deze index, terwijlvele deskundigen dit land nu juist als een strong state aanmerken. Afghanistan enIrak staan ook in de top tien, terwijl de instabiliteit in die landen juist te wijtenis aan de nasleep van buitenlandse militaire interventie. De regimes van SaddamHoessein en de Taliban waren weliswaar onderdrukkend, maar wel degelijk stabiel!

Het probleem van ‘failed states’ is dus uitdrukkelijk verbonden met vraagstukkenrond militaire interventie. De reactie van westerse staten heeft twee kanten.Enerzijds is een terughoudende reactie te onderkennen, anderzijds zijn er motievenom – ondanks alle moeilijkheden die dat met zich meebrengt – te interveniëren(Soeters, !""$).

Naar aanleiding van de gebeurtenissen in de eerste helft van de jaren negentigmet United Nations Protection Force (-062()(2) in het voormalig Joegoslaviëis er een zekere terughoudendheid onder Nederlandse en andere westerse soldatengeconstateerd: ‘Het is niet mijn oorlog’, ‘Ik ga hier mijn leven niet voor wagen’en ‘Wat is het nut van onze aanwezigheid?’ zijn veelgehoorde opmerkingen. Geziende dramatische val van Srebrenica is deze houding goed te begrijpen, zeker toende media de verwijtende vraag stelden of de Nederlandse militairen niet méérhadden moeten doen. Westerse krijgsmachten willen hun vingers liever nietbranden aan conflicten die makkelijk kunnen uitlopen op een debacle. Dat isbijvoorbeeld ook de reden waarom de Verenigde Staten na het Mogadishu-incidentin Somalië (waarbij achttien Rangers omkwamen) niet wilden interveniëren in degenocide die in Rwanda plaatsvond. Nederland heeft haar terughoudendheideigenlijk pas afgeschud met haar deelname aan operaties in Kosovo, Irak enAfghanistan. Pas in Afghanistan blijkt Nederland bereid te zijn om binnen eencounter-insurgency strategie een vechtmissie met een wederopbouwmissie te com-bineren.

Internationale vrede en veiligheid en mensenrechten zijn motieven om wel teinterveniëren. Internationale organisaties spreken steeds vaker over de ‘Responsi-bility to protect’ of over ‘Human Security’ als uitgangspunten van het internatio-nale vredes- en veiligheidsbeleid (zie ook hoofdstuk $"). Ook het voortbestaanvan krijgsmachten hangt ervan af. Immers, zonder participatie in crisisbeheer-singsoperaties is er geen reden om niet (nog meer) te bezuinigen op het defensie-budget. Wanneer westerse krijgsmachten participeren in vredesondersteunendeoperaties, krijgt hun werk er taakelementen bij die variëren van diplomatie totregelrecht politiewerk (Oakley, Dziedzic & Goldberg, $889).

Als het even kan, moet de conflictoplossing niet gewelddadig zijn, maar zonderdat de mogelijkheid van geweldsuitoefening als laatste middel wordt uitgesloten(Burk, $88#; Soeters, !""$). Ignatieff (!""") merkt echter op dat de tegengesteldereacties van terughoudendheid en het willen interveniëren uitmonden in eendilemma. Wij willen interveniëren,maar het mag niet te veel westerse mensenlevenskosten. Het resultaat is dat westerse interventie vaak de vorm van een sanitaireoperatie aanneemt. Bij voorkeur wil men geen vuile handen maken. De VerenigdeStaten vertrouwden bij hun operaties in Afghanistan na $$ september !""$ in hoge

+,44,+;(2530< /0 .237<+54=',

??

Page 34: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

mate op Afghaanse strijdkrachten. In de Kosovo-crisis kon men vuile handenvoorkomen door geweld vanuit de lucht te hanteren. De geweldsuitoefening krijgtvolgens Ignatieff door dit soort ontwikkelingen steeds meer het karakter van eenvirtual reality, als ware het een computersimulatie. In Irak en Afghanistan ontko-men westerse staten er toch niet aan om soldaten ‘op de grond’ te leveren, metals gevolg dat daar niet alleen vuile handen worden gemaakt maar dat wel degelijkook westerse militairen sneuvelen bij de uitvoering van hun dienst. De vraag ofdat er veel zijn, kan men niet wegwuiven met ‘elke dode is er één te veel’, omdatjuist deze vraag afhangt van het maatschappelijk draagvlak. De achttien Ameri-kaanse doden in Somalië waren er te veel, maar het draagvlak voor de VerenigdeStaten in Irak en Afghanistan blijkt veel groter te zijn (zie hoofdstuk &).

!.%.' GlobaliseringDe reden waarom westerse krijgsmachten ingezet worden ten behoeve van staats-vorming elders, is gerelateerd aan de effecten van globalisering. Als de politiekervoor kiest om vitale belangen te beschermen, betekent dat dat de krijgsmachtwereldwijd wordt ingezet. Het is zoals voormalig 04;(-voorzitter Jaap de HoopScheffer in augustus !""& zei na een aanslag op Canadese peacekeepers in Kandahar:‘If 04,( does not go to Afghanistan, the Afghans will come to us’, waarmee hijbedoelde dat veiligheidsrisico’s mondiaal geworden zijn. Op deze uitspraak valtwel het een en ander af te dingen, maarde ideevan geglobaliseerde veiligheidsrisico’sen de verbondenheid van het lot van ‘failed states’ met dat van andere staten inde wereld vormt een politiek narratief dat, ook wanneer het niet helemaal waaris, interventie kan legitimeren.

Globalisering is een proces waarbij de hele wereld wordt verenigd in éénsamenleving op economisch, technologisch, sociaal, cultureel en politiek gebied.Dit proces is al eeuwen gaande, maar werd voor het eerst onder de noemer‘globalisering’ gebracht in het begin van de jaren tachtig in de Verenigde Statenom de integratie van de wereldeconomie te beschrijven (Mihalka, !""#). Globa-lisering roept tegenreacties op van antiglobalisten, maar ook zien we een versterkingvan het lokalistisch denken en lokalistische bewegingen.

Er zijn twee stromingen te onderscheiden: die van de globalisten en die van deantiglobalisten. De eerste groep ziet globalisering als een positieve zaak, omdatdat betekent dat economieën van landen integreren en bedrijven steeds vakerbereid zijn te investeren in minder ontwikkelde landen met grondstoffen of lagelonen. Globalisering zou de welvaart doen toenemen en zo bijdragen aan stabiliteiten een afname van conflicten aangezien de interdependentie wereldwijd toeneemt.De landen die niet meedoen aan globalisering, frustreren de stabiliteit in de werelddoor te dreigen met geweld (bijvoorbeeld Noord-Korea en Iran).

De tweede stroming, die van de antiglobalisten, ziet in globalisering juist eenbedreiging voor de stabiliteit in de wereld. Hun voornaamste argumenten zijn datinstituties die betrokken zijn bij het globaliseringproces geen democratische con-trole kennen en dat internationale bedrijven vanwege winstbejag het welzijn van

'(()*+,-. $

?#

Page 35: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

de lokale bevolking in derdewereldlanden veronachtzamen. Dit kan leiden totgrote verschillen tussen arme en rijke landen. Kortom: wat globalisten zien als eenverbroedering van de wereld, zien antiglobalisten als een poging van rijkere landenom armere landen aan zich te binden (Friedman, !""&).

Ook is er een beweging naar lokalisering te ontwaren. Bedoeld wordt dat con-flicten zowel op wereld- als op lokaal niveau woeden. Robertson ($88%) trektdaarom de beide concepten samen in het begrip ‘glokalisering’. Hij bedoelt daarmeehetzelfde als Benjamin Barber (!""!), die in zijn boek Jihad vs. MacWorld steltdat (islamitisch) fundamentalistisch terrorisme een lokalistische reactie is op hetgeglobaliseerde westerse kapitalisme. Men wil eigenlijk niets liever dan het ver-derfelijke westerse kapitalisme afzweren en terug naar een letterlijke interpretatievan de Koran, met inbegrip van de islamitische wetgeving en leefregels. Paradoxaalis dat deze lokalistische tegenbeweging meestal wel gebruik maakt van geglobali-seerde middelen zoals internet, mobiele telefonie, internationaal bankieren. Metandere woorden, de tegenbeweging is eigenlijk net zo modern en geglobaliseerdals het westerse kapitalisme. Ook Napoleoni (!""?) wijst erop dat de financieringvan fundamentalistisch terrorisme gebaseerd is op internationale kapitalistischegeldstromen. Meer in het algemeen lijkt het erop dat globalisering heel vaak eenlokalistische reactie oproept. Op het moment dat de Europese eenwording wer-kelijk gestalte krijgt, zien wij dat de mensen zich met kleinschaliger eenhedenwensen te identificeren, waardoor het belang van de regio juist onderstreept lijktte worden. Steeds meer mensen wensen hun dialect te spreken naarmate het Engelsde lingua franca van de wereld wordt. Wanneer internationale beheersingsregimessteeds meer grip gaan krijgen op de wereldwijde pacificatie, kan worden verwachtdat lokalistische verzetshaarden ontstaan.

In het lokalistisch verzet bevindt zich een veranderingspotentieel dat niet altijdonderkend wordt. Waar Basken, Tsjetsjenen, Koerden, Palestijnen of Talibannaar het geweldsinstrument grijpen, worden de onderliggende rationele argumen-ten meestal niet meer gezien. Al deze groepen hebben echter vanuit hun perspectiefook legitieme claims, belangen en inhoudelijke punten die gehoord moetenworden. Het gebruik van geweld belemmert vaak de dialoog, al kan het somstegenstanders aan de onderhandelingstafel brengen. De verandering die van on-deraf, vanuit lokalistische verzetshaarden (grass roots), tot stand komt, noemt menook wel ‘globalisering van onderaf’. Dit in tegenstelling tot ‘globalisering vanbovenaf’, die aangestuurd wordt door de internationale gemeenschap en hetmondiale kapitalisme (Winslow & Moelker, !""!). Lokale groepen kunnen zelfook heel goed globalisering benutten, bijvoorbeeld door lokale kwesties via inter-nationale media tot wereldnieuws te maken en op de internationale politiekeagenda te plaatsen. De hefboom van de internationale media kan uiteindelijk totde gewenste verandering leiden.

+,44,+;(2530< /0 .237<+54=',

?%

Page 36: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!.%.% Private Militaire OndernemingenGlobalisering houdt onder andere in dat ook anderen dan staatspartijen zich metconflicten gaan bezighouden. Dat zijn bijvoorbeeld Non-Gouvernementele Or-ganisaties en Private Militaire Ondernemingen, deze laatste organisaties biedenvanuit winstoogmerk diensten aan aan eenieder die het betalen kan. Over dezeorganisaties gaat deze paragraaf. Peter Singer (!""?) onderscheidt bedrijven dieondersteuning bieden, bijvoorbeeld in de logistiek of tentenbouw. Deze bedrijvenhouden zich dus niet bezig met gevechtshandelingen, de tip of the spear, maar zijzijn wel vaak als eerste aanwezig in een conflictregio om daar kampen te bouwen.Andere bedrijven bieden training, gevechtsleiding of advisering aan en bevindenzich daarmee al dichter bij de tip of the spear. Helemaal dicht bij deze ‘tip’ zijndie bedrijven die persoonsbeveiliging leveren, objectbeveiliging of die zelf deelne-men aan de gevechtshandelingen. Nederland is zeer terughoudend wat betreft deinzet van Private Militaire Ondernemingen en gaat eigenlijk niet verder dan hetinhuren van ondersteunende bedrijven.

Die terughoudendheid (Buitenhuis, Gielink & Moelker, !"":) is misschienvreemd aangezien de Nederlandse Vereenigde Oost-Indische Compagnie welgezien wordt als één van de eerste Private Militaire Ondernemingen. Ook hetgebruik van huurlingen was Nederland in het verleden niet vreemd. Het leger vande Prins van Oranje, Willem de Zwijger, bestond voor het merendeel uit huur-lingen. Een huurling is een particulier die zich mengt in een gewapend conflictom er persoonlijk gewin aan over te houden en geen lid is van één van de beidestrijdende partijen, noch lid van een staatsleger. Deze persoon ‘verhuurt’ zichzelfals strijder aan een partij in ruil voor een aandeel van de winst of een afgesprokenbetaling (artikel #: lid !/ en ) van de Conventie van Genève, aanvullend protocol$, 9 juni $8::). Een lid van een staatsleger krijgt een vast salaris en geen winst ofafgesproken betaling. Er waren in de middeleeuwen hele bevolkingsgroepen (Bra-banders, Zwitsers, Schotten) die zich verhuurden aan de hoogste bieder (Thomson,$88#).

Het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (.031, $9?"-$8%") bestond voorongeveer de helft uit Molukkers, Duitsers en Belgen. Binnen het leger van Groot-Brittannië nemen de Gurka’s deze rol van ‘allochtone forcemultiplier’ waar enFrankrijk heeft haar vreemdelingenlegioen (Legion étrangère). Maar deze soldatenzijn geen huurlingen, omdat zij in staatsdienst zijn. Ze verhuren zich niet aan dehoogste bieder, maar ontvangen een vast salaris.

Ook Private Militaire Ondernemingen werken vaak voor staten (maar ook voorNon-Gouvernementele Organisaties of anderen) en vinden van zichzelf dat zijdaarom geen huurlingen zijn. Ze beschouwen zichzelf als normale bedrijven, diecontroleerbaar en transparant hun werk doen. Deze ondernemingen publicerenopenbare jaarverslagen waarin zij opening van zaken geven. Vaak rekruteren PrivateMilitaire Ondernemingen hun personeel vanuit voormalig defensiepersoneel uitde Verenigde Staten (5623, Blackwater) of Zuid-Afrika (Sandline), maar houdenze hoofdkwartier in een westers land en loopt de bankrekening over Zwitserland.

'(()*+,-. $

?&

Page 37: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Private Militaire Ondernemingen zijn moderne, wereldwijd werkende bedrijvendie qua werkwijze niet te vergelijken zijn met de huurlingen van een twintig jaargeleden (Mandel, !""!).

Private Militaire Ondernemingen zijn te beschouwen als onderaannemers,contractors, die het werk doen dat reguliere krijgsmachten niet kunnen, mogenof willen doen, en bovendien zijn zij ook veel goedkoper. De schattingen zijn datde inzet van een Private Militaire Onderneming ongeveer 8" procent goedkoperis dan de inzet van peacekeepers onder auspiciën van de Verenigde Naties. EenPrivate Militaire Onderneming zet veel minder personeel in en verwezenlijkt ineen aantal gevallen doelen daar waar de Verenigde Naties het laten afweten. DavidShearer ($889) bepleit de inzet van Private Militaire Ondernemingen door deVerenigde Naties zelf, want dat zou namelijk het troepentekort in één keeroplossen.In sommige gevallen willen landen niet interveniëren in intrastatelijke conflicten.Met name als het gaat om de inzet in Afrika zijn westerse landen niet altijd bereidtroepen te sturen, en dan zouden de Verenigde Naties beter gebruik kunnenmaken van Private Militaire Ondernemingen.

Ten behoeve van vredesafdwingende en vredesondersteunende operaties kunnende Verenigde Staten nu al niet meer zonder de inzet van deze particuliere bedrijven,en in de toekomst zullen wij in Nederland ook meer vormen van Publiek-PrivateSamenwerking gaan zien. Er zijn steeds meer min of meer werkbare richtlijnen.Zo is uitbesteding mogelijk indien de continuïteit van de Nederlandse krijgsmachten haar missies niet in gevaar komt, uitbesteding moet efficiënt en effectief zijnen goedkoper dan de inzet van militair personeel, en er moet een helder en trans-parant contract bestaan dat verantwoordelijkheden, risico’s en kosten specificeert.Bovendien kan de contractant geen monopolist zijn, dat wil zeggen dat ermogelijkheden moeten zijn voor andere aanbieders om het contract te verwerven(anders zou een monopolist eenzijdig de condities kunnen bepalen).

Een belangrijk criterium betreft de verantwoordelijkheid voor de acties welkeeen Private Militaire Onderneming in opdracht van de Nederlandse staat uitvoert.Als er een kind verongelukt door toedoen van een Nederlands bedrijf dat werktvoor de staat, kan de staat hiervoor verantwoordelijk gesteld worden. Gevechts-handelingen door civiele contractanten zijn al helemaal uit den boze. Voetelinkheeft in !""# al gewezen op de juridische aspecten rondom de inzet van PrivateMilitaire Ondernemingen. Zo zal volgens de Nederlandse regelgeving geen uit-besteding plaatsvinden indien er sprake is van een dreigende situatie die militairoptreden vereist. Wel is het onder bepaalde condities mogelijk om civiel personeelte militariseren, maar deze juridische mogelijkheden zijn tot op heden nog nooittoegepast op personeel van een Private Militaire Onderneming.

Verder zal personeel met combattantenstatus dat oorlogsmisdaden begaat, be-recht moeten worden door de militaire rechtbank in Arnhem. Ervaringen metbuitenlandse Private Militaire Ondernemingen wijzen echter uit dat hier een grootprobleem ligt. De combattantenstatus is formeel wel duidelijk, maar in de praktijkzien wij dat civiel personeel van Private Militaire Ondernemingen wel degelijk

+,44,+;(2530< /0 .237<+54=',

?:

Page 38: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

gevechtshandelingen uitvoert, en dan komt de vraag naar juridische verantwoor-ding en verantwoordelijkheid van de staat naar voren. Het personeel van Black-water handelt in Irak alsof het boven elke wet geplaatst is en wordt zelfs bij excessiefgebruik van geweld tegen de burgerbevolking niet vervolgd in de Verenigde Staten.

Al met al valt te begrijpen waarom de Nederlandse staat terughoudend is bij deinzet van Private Militaire Ondernemingen. De trend om gebruik te maken vande diensten van deze bedrijven is, zoals Beernink (!""%) stelt, echter onomkeerbaaren vereist daarom een goede regelgeving.

!.%.$ WederopbouwExpeditionaire beroepslegers die wereldwijd opereren in failed states in samenwer-king met Non-Gouvernementele Organisaties (0<(’s) en Private Militaire On-dernemingen, doen dat in de regel onder de vlag van wederopbouw. Het gaat omhet opbouwen van instituties die gezamenlijk een staat constitueren. De Neder-landse staatsvorming kent een geschiedenis van meer dan #"" jaar en daarom maghet niet verbazen dat het in postconflictgebieden ook niet zo heel snel gaat. Bosniëis na een periode van $# jaar na de Dayton-akkoorden wel gepacificeerd, maar datwil niet zeggen dat alle instituties goed functioneren en dat de voormaligeconflictpartijen nu goed kunnen samenwerken. Voor de wederopbouw van Af-ghanistan gaan deskundigen uit van een periode van !% jaar. Het gaat onder andereom instituties als parlementaire vertegenwoordiging en stemrecht, justitie, politieen penitentiaire instellingen, krijgsmachten, economische instellingen, particulierinitiatief en bedrijven, onderwijs en nutsvoorzieningen en de gehele infrastructuurvan een land (wegen, water, enz.). Een minimum aan veiligheid, rechtvaardigheiden rule of law (Voorhoeve, !"":) moet in deze voormalige conflictregio gegaran-deerd worden wil wederopbouw succesvol kunnen zijn. Daarbij zijn human securityen menselijke waardigheid goede uitgangspunten, al wordt al snel gesteld dat ditwel zeer westerse concepten zijn. Waar het echter om gaat is dat er goed wordtomgegaan met de rechten van minderheden en zelfs met de rechten van oud-strij-ders en conflictpartijen. Verzoening moet het uitgangspunt zijn om ooit weer eenwerkbare samenleving te creëren, maar verzoening is moeilijk aangezien er altijdveel oud zeer – denk aan oorlogsmisdaden – aanwezig is. Landen als Rwandawerken daarom ook vaak met waarheidscommissies om mensen te verzoenen metde pijnlijke waarheid en het samenleven met voormalig vijandige groepen mogelijkte maken. Dat lukt natuurlijk niet altijd.

Nauw aansluitend bij de bovengenoemde instituties zijn de activiteiten die inhet kader van wederopbouw ondernomen moeten worden: $) beëindigen van hetgeweld; !) noodhulp; ?) ontwapening, demobilisatie en re-integratie van voorma-lige combattanten; #) economische reconstructie; %) transitionele rechtvaardigheiden verzoening; &) rechtsordening; :) nieuwe (democratische) regering; 9) terugkeervan vluchtelingen (Voorhoeve, !"":: !#).

Een moeilijke discussie betreft de vraag welke vorm van wederopbouw nu deprioriteit heeft. Gaat economische wederopbouw vooraf aan veiligheid of is juist

'(()*+,-. $

?9

Page 39: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

veiligheid conditio sine qua non voor economisch herstel en welvaart. Deze vraagraakt de kern met betrekking tot de inzet van militairen? Militairen zijn immersgespecialiseerd in de aanwending van geweld en zouden dus een goede bijdragekunnen leveren aan het veiligheidsaspect bij wederopbouw. Zij kunnen bijdragenaan de vorming en opleiding van nieuwe staatslegers. Militairen kunnen ookhelpen bij de bouw van scholen, de aanleg van wegen en andere infrastructuur endaarbij de bevolking voor zich winnen. Veiligheid, economische ontwikkeling,openbare orde handhaven en rechtvaardigheid zullen zich hand in hand moetenontwikkelen, wil wederopbouw succesvol zijn, en daarom zullen ook militairenbij al deze aspecten actief moeten worden. Dat is niet eenvoudig, want ontwik-kelingswerkers wijzen erop dat militairen niet altijd goed zijn in dit type werk, enmilitairen zelf hebben soms ook ambivalente gevoelens met betrekking tot dezeactiviteiten. Toch wordt tegenwoordig veel gesproken over ’comprehensive ap-proach’ en de ?*-benadering die een afstemming van ‘defense’, ‘diplomacy’ en‘development’ beoogt.

Het is de vraag hoe staatsvorming tot stand moet komen en welke rol westersemilitairen daarin zouden moeten spelen. Die vraag is niet eenvoudig te beant-woorden. Enerzijds lijkt het gebruik van westerse militairen voort te komen uiteen imperialistische instelling, waarbij westerse ideeën over democratie en rechts-orde opgelegd worden aan een voormalige conflictregio. Pijpers (!""9: !9") noemtdit de ‘bully-gedachte’. Deze gedachte gaat uit van de pretentie dat ‘wij’ wetenhoe het eindresultaat van het staatsvormingsproces eruit zou moeten zien.

Anderzijds kan staatsvorming uitgaan van de ontwikkelingen, wensen en be-hoeften binnen de voormalige conflictregio zelf: staatsvorming van binnenuit.Het is dan niet precies duidelijk waar men op uitkomt, met andere woorden hetpad en het eindresultaat van de staatsvorming zijn onzeker, maar wel worden delokaal gevonden oplossingen beter door de bevolking gedragen en passen dezeoplossingen beter bij de lokale omstandigheden en plaatselijke cultuur. Dit ont-wikkelingspad wordt door Pijpers omschreven als de ‘phoenix-gedachte’, de vuur-vogel die uit zijn eigen as herrijst. Westerse militairen zouden binnen deze gedachtehooguit ondersteuning kunnen bieden en de verandering faciliteren, maar dezeniet dirigeren en sturen.

Een cynicus zou deze laatste visie op ontwikkeling ook wel het Baron vanMünchhausen-model kunnen noemen aangezien het zeer moeilijk is om jezelfaan je eigen haren uit het moeras te trekken, en deze cynische kritiek geeft dan ookaan dat het meest optimale wederopbouwmodel elementen van beide benaderin-gen, ‘bully’ en ‘phoenix’, zal moeten bevatten. Bestuurskundige elementen, gover-nance, rule of law, public order management, civil society, Security Sector Reform/disarmament, demobilisatie, re-integratie, vluchtelingenbeleid, economie, onder-wijs, rechtvaardigheid en verzoening zullen integrale delen van de staatsvormings-receptuur moeten worden.

+,44,+;(2530< /0 .237<+54=',

?8

Page 40: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!.% Conclusie

Staatsvorming is niet statisch, maar juist dynamisch. De pre-Westfaalse periodewordt gekenmerkt door het tijdperk waarin de homo homini lupus van ThomasHobbes vrij spel heeft. Geleidelijk hebben mensen zich aan deze situatie ontwor-steld, en vanaf $&#9 ontstonden langzamerhand moderne staten met bijbehorendemonopolies met betrekking tot het gebruik van geweld en het heffen van belas-tingen.

Het geweldsmonopolie ligt in sommige landen niet meer bij de staat, maar bijgewapende groepen en warlords. Afbrokkelende belasting- en geweldsmonopoliesen schendingen van grenzen leiden tot failed states. Deze vormen een gevaar voorhun omgeving. Ze zijn dan zelfs een bedreiging voor de internationale rechtsorde.Het overheidsapparaat (waaronder politie, rechterlijke macht en krijgsmacht)functioneert in deze staten slecht en geeft zo ruimte aan criminele organisaties dieopereren in black holes.

‘Black holes’ en ‘failed states’ zijn nieuwe begrippen, die inhoudelijk welparallellen met de middeleeuwse feodaliteit vertonen. Op zijn minst kan menstellen dat zij broedplaatsen zijn voor ‘nieuwe oorlogen’ met een hobbesiaanskarakter (Born & Verweij, !""$). Ze zijn de resultante van en een reactie opglobaliseringsprocessen. ‘Nieuwe oorlogen’ vereisen een andere inzet van de krijgs-macht. Militairen zullen op een breder taakveld ingezet gaan worden, want de?*-benadering vereist van militairen competentie op militair gebied (Defence),politiek terrein (Diplomacy) en kunde ten aanzien van ontwikkelingswerk (Deve-lopment). Begrip en kennis van staatsvormingsprocessen uit het verleden kan daarsterk aan bijdragen, net zoals begrip en kennis van hedendaagse casuïstiek.

Literatuur

Anderson, B. ($88$). Imagined Communities. Reflections on the origin and spread of nationa-lism. London: Verso.

Barber, B. (!""!). Jihad vs. McWorld: terrorisme en globalisering als bedreigingen voor dedemocratie. [vert. uit het Engels door Marjolijn Stoltenkamp]. Rotterdam: Lemniscaat.

Beernink, S. (!""%). Particuliere Militaire Ondernemingen. Conflicten en Falende Staten.http://www.ikv.nl/docs/!""%"%$$$?!:%:#$%#.doc, December $9, !""%.

Born, H. & D.E.M. Verweij (!""$). Het Hobbesiaanse karakter van zogeheten nieuweoorlogen. Internationale Spectator, Januari, nr.$, !?-!8.

Braam, G.P.A. ($899). Bestuurssociologie. Mensen, groepen en openbaar bestuur: een inleiding.Alphen aan den Rijn/Brussel: Samsom Uitgeverij.

Brons, M.H. (!""$). Society, Security, Sovereignty and the State in Somalia: from Statelessnessto Statelessness? Utrecht: International Books.

Buitenhuis, M., D. Gielink & R. Moelker (!"":). No Contractors on the Battlefield: TheDutch Military’s Reluctance to Outsource. In: T. Jäger & G. Kümmel (eds.), Private

'(()*+,-. $

#"

Page 41: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Military and Security Companies. Chances, Problems, Pitfalls and Prospects. Wiesbaden:;+ Verlag fur Sozialwissenschaften, $#8-$&#.

Burk, J. ($88#). Thinking through the end of the cold war. In: J. Burk (ed.), The militaryin new times. Adapting armed forces to a turbulent world. Boulder: Westview Press, $-!#.

Castells, M. ($88:). The power of identity. Malden 54/Oxford: Blackwell Publishers Ltd.Chomsky, N. (!""&). Failed States: The Abuse of Power and the Assault on Democracy. New

York: Metropolitan Books.Creveld, M. van ($88$). On future war. London: Brassey’s.Darwin, J. (!""9). After Tamerlane. The Rise and Fall of Global Empires, !%**-&***. London:

Penguin Books.Detrez, R. ($888). Kosovo. De uitgestelde oorlog. Antwerpen/Baarn: Houtekiet.Elias, N. ($89!). Het Civilisatieproces. Sociogenetische en psychogenetische onderzoekingen.

[oorspronkelijke titel: Über den Prozess der Zivilisation. Sociogenetische und Psychogeneti-sche Untersuchungen, $8?8]. Utrecht: Het Spectrum.

Elias, N. ($88:). De hofsamenleving. Een sociologische studie van koningschap en hofaristocratie.Amsterdam: Boom.

Friedman, T.L. (!""&). The World is flat. New York: Farrar, Strauss, and Giroux.Fukuyama, F. (!""#). Statebuilding in the &!st Century. New York: The Free Press.Giddens, A. ($89%). The Nation-state and Violence. Cambridge: Polity Press.Goudsblom, J. ($88:). De opkomst van militair-agrarische regimes. In: J. Goudsblom

(red.), Het regime van de tijd. Amsterdam: Meulenhoff, 9#-8&.Goudsblom, J. (!""$). De monopolisering van georganiseerd geweld. Sociologische Gids,

#9, ?#?-?%8.Haltiner, K.W. ($889). The Definite End of the Mass Army in Western Europe? Armed

Forces and Society, !%:$, :-?&.Hobbes, T. ($89%, oorspr. $&%$). Leviathan. Meppel/Amsterdam: Boom.Huntington, S. ($88?). The clash of civilizations. Foreign Affairs, Summer, !!-#8.Ignatieff, M. (!"""). Virtual War: Kosovo and Beyond. London: Chatto and Windus.Kaldor, M. ($888). New and old wars: organized violence in a global era. Cambridge: Polity

Press.Kooijmans, P.H. (!""!). Internationaal publiekrecht in vogelvlucht. Deventer: Kluwer.Korteweg, R. & D. Ehrhardt (!""%). Terrorist Black Holes. A study into terrorist sanctuaries

and governmental weakness. Den Haag: Clingendeal.Mandel, R. (!""!). Armies Without States: The Privatization of Security. Boulder, Col.:

Lynne Rienner Publishers.McNeill, W.H. ($88&). Mensen en hun plagen. Amsterdam: Bert Bakker.Mihalka, M. (!""#). Globalization, the liberal imperative, Islamism, and the future of

conflict in the !$st century, Connections ? (?), September, %:-&:.Mingst, K.A. (!""#). Essentials of International Relations. New York: W.W. Norton.Minister van Defensie ($888). Defensienota &***. Den Haag.Mjøset, L. & S. Van Holde (!""!). The Comparative Study of Conscription in the Armed

Forces. New York: 743-press (Elsevier Science).Napoleoni, L. (!""?). Modern Jihad. Tracing the dollars behind the terrorist network. Londen:

Pluto Press.Noll, J. (!""%). Leadership and Institutional Reform in Consensual Democracies. Dutch and

Swedish Defence Organizations after the Cold War. Göttingen: Cuvillier Verlag.

+,44,+;(2530< /0 .237<+54=',

#$

Page 42: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Oakley, R.B., M.J. Dziedzic & E.M. Goldberg. ($889). Policing the New World disorder.Peace Operations and Public Security. Washington *=: National Defense University Press.

Pijpers, B.M.J. (!""9). Polemiek over het persistent conflict. Militaire spectator, $::, %,!:&-!9%.

Rek, J. de. ($8&:). Prinsen, Patriciërs en Patriotten. Baarn: Bosch & Keuning.Reno, W. ($889). Warlord Politics & African States. Boulder/London: Lynne Rienner

Publishers.Robertson, R. ($88%). Glocalization. In: M. Featherstone, S. Lash & R. Robertson (eds),

Global Modernities. London: Sage.Seierstad, A. (!""#). The Bookseller of Kabul. London: Virago Press.Shearer, D. ($889). Private Armies and Military Intervention. Adelphi Paper. Oxford: Oxford

-6.Singer, P.W. (!""?). Corporate Warriors: The Rise of the Privatized Military Industry. Ithaca/

London: Cornell University Press.Soeters, J. ($88%). De ;0 in een krabbegang. Kernvraag, !, #8-%#.Soeters, J. ($88:). Military assistance to civil authorities, opportunities, dilemma’s and

pitfalls. In: V. Pisano (ed.), Military assistance to civil authorities. Frankfurt am Main:Peter Lang Verlag, &?-:#.

Soeters, J. (!""$). The Dutch Military and the Use of Violence. The Netherlands Journalof Social Sciences, ?:, $, !#-?:.

Soeters, J. (!""%). Ethnic Conflict and Terrorism: The Origins and Dynamics of Civil War.New York: Routledge.

Stuurman, S. ($88?). Duizend jaar staatsvorming in Europa. Amsterdams SociologischTijdschrift, !", :#-8#.

Stuurman, S. ($88%). Staatsvorming en politieke theorie. Drie essays over Europa. Amsterdam:Bert Bakker.

Swaan, A. de. ($89:). Armenzorg als collectieve actie: naar een sociogenetisch paradigmavan het collectiviseringsproces. In: P. Keizer & J. Soeters (red.), Economie, psychologie ensociologie. Visies op integratie. Assen/Maastricht: Van Gorcum, $"?-$!$.

Szvircsev Tresch, T. & K.W. Haltiner. (!""9). New Trends in Civil – Military Relations:The Decline of Conscription in Europe. In: A. Weibull & B. Abrahamsson (eds.), Heri-tage and the Present. From Invasion Defence to Mission Oriented Organization. Stockholm:National Defence College, $&8-$99.

Teitler, G. ($8::). Krijgsmacht en maatschappij, historisch beschouwd. In: H. Brentjes &Ch.F. Turpijn (red.), Welzijn en krijgsmacht. Deventer: Van Loghum Slaterus.

Thomson, J.E. ($88#). Mercenaries, Pirates, and Sovereigns: Statebuilding and extraterritorialViolence in Early Modern Europe. London: Princeton University Press.

Tilly, Ch. ($8:%). Reflections on the history of European state-making. In: Ch. Tilly (ed.),The Formation of National States in Western Europe. Princeton, 07: Princeton UniversityPress, ?-9?.

Tilly, Ch. ($88!). Coercion, Capital, and European States, AD ""*-!""*. Cambridge, Mass.:Basil Blackwell.

Tromp, B. ($88%). De wetenschap der politiek: verkenningen. Leiden: *+@( Press.Voetelink, J. (!""#). De inzet van contractors bij crisisbeheersingsoperaties. Militair

rechtelijk tijdschrift, 8::#, $!8-$#:.Voorhoeve, J. (!"":). From War to the Rule of Law. Peacebuilding after Violent Conflicts.

Amsterdam: Amsterdam University Press.

'(()*+,-. $

#!

Page 43: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Wallersteen, I. (!""?). Decline of American Power: The U.S. in a Chaotic World. New York:New Press.

Weber, E. ($8::). Peasants into Frenchmen. The modernization of rural France, !)#*-!"!%.London: Chatto en Windus.

Weber, M. ($8!!). Wirtschaft und Gesellschaft. Tübingen: Mohr.Werkner, I. (!""&) Wehrpflicht oder Freiwilligenarmee? Wehrstructurenentscheidungen im

Europäischen Vergleich. Frankfurt am Main: Peter Lang Verlag.Wimmer, A., L. Cederman & B. Min. (!""8). Ethnic Politics and Armed Conflict: A Con-

figurational Analysis of a New Global Data Set. American Sociological Review, :#, april,?$&-??:.

Winslow, D. & R. Moelker. (!""!). Chechenya, caught between globalization from aboveand globalization from below. In: D. Kooiman, A. Koster, P. Smets & B. Venema (eds),Conflict in a Globalising World. Essays in Honour of Peter Kloos. Assen: Van Gorcum, !$$-!!9.

Zwaan, T. (!""$). Civilisering en decivilisering. Studies over staatsvorming en geweld, natio-nalisme en vervolging. Amsterdam: Boom.

+,44,+;(2530< /0 .237<+54=',

#?

Page 44: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef
Page 45: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!." Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van enkele prominente en soms tegengesteldevisies op de toekomst van de veiligheidspolitieke omgeving. Het is van belanginzicht te hebben in de diverse visies om de huidige debatten binnen de !"#$,de %& en in Nederland over de toekomstige aard van oorlog en veiligheid te kunnenpositioneren, en daarnaast natuurlijk voor het bepalen van het toekomstige de-fensiebeleid.

Denken over de aard van de toekomstige veiligheidscontext van een land enover de toekomstige aard van oorlog vindt plaats langs in ieder geval drie lijnendie elk dynamieken kunnen vertonen die van invloed zijn op de aard, de motievenen de locatie van conflicten en militair optreden (Gray, '((): '*-'+). Ten eerstemoet er worden gekeken naar veranderingen in de internationale politieke omge-ving. Ten tweede zijn nationale maatschappelijke veranderingen van belang. Tenderde moet de blik worden gericht op de technische kant van oorlog voeren enop het instrument: de krijgsmacht.

De toekomst van de oorlog, nationale veiligheid en internationale veiligheidis sinds de val van de Berlijnse Muur in '(+( een prangend vraagstuk gebleken,en in het afgelopen decennium is er geen tekort geweest aan pogingen om demoderne oorlog of visies op de oorzaken en aard van toekomstige oorlogen te her-definiëren. Deze visies gaan in op vragen over de oorsprong, de redenen, het nuten de legitimiteit van oorlog in de toekomst. Verder bevatten deze visies vaak eenbeschrijving van de wijze waarop oorlog gevoerd zal worden. Bovendien wordendaar vaak consequenties uit afgeleid voor de nationale veiligheid en de rol van dekrijgsmacht. Waardoor wordt de nationale veiligheid nog bedreigd? Wat is derelatie tussen nationale veiligheid en conflicten elders in de wereld? Welke visiede juiste was, kon moeilijk worden bepaald, omdat ‘the strategic landscape of thenew millennium is enshrouded in the “fog of peace”’ (Sarkesian, ,--': ))*). Datwas voor (/''. Volgens diverse analisten hebben met name de terroristische aan-slagen in New York, Madrid en Londen een dieper reliëf gegeven aan het debatover veiligheid dat sinds '(+( in de westerse wereld wordt gevoerd, en volgensanderen is sindsdien sprake van een duidelijke kentering.

.$$/012&3 ,

Overal risico’s. Denken over veiligheid "#$#-!%%#

F4"!1 O15!6"

7)

Page 46: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Na het geven van een beknopt historisch overzicht over veranderde visies ophet verschijnsel oorlog, waarbij optimistische visies (paragrafen ,., en ,.8) wordenafgezet tegen neohobbesiaanse visies (paragrafen ,.7 en ,.)), wordt bezien wat deinvloed van de terreuraanslagen in New York, Madrid en Londen is geweest opdeze debatten (paragraaf ,.9). Besloten wordt met een beschouwing van de wijzewaarop de diverse argumenten en visies op risico’s hun weerslag vinden inbeleidsdocumenten van veiligheidsorganisaties in de huidige maatschappij die, inhet licht van zowel de diversiteit aan mogelijke dreigingen en risico’s als de on-zekerheid rondom nationale veiligheid, ook wel de ‘risk-society’ is genoemd (para-graaf ,.*).

!.! Veranderd denken over oorlog: een optimistische visie

Denken over de toekomst van de oorlog werd weer actueel na en vanwege desnelle omwenteling in de internationale verhoudingen in '(+(. Het pessimismevan de Koude Oorlog maakte plaats voor optimisme. De dreiging van nucleaireoorlog verdween immers grotendeels met het verdwijnen van de bipolaire wereld.Bovendien was de nieuwe unipolaire conditie geen reden tot zorg, want deze zouniet snel plaatsmaken voor een multipolaire instabiele situatie.

Ten opzichte van de situatie vóór het begin van de Koude Oorlog was er veelveranderd in internationaal geldende normen, de status van het internationaalrecht en internationale instituties, de onderlinge machtsverdeling tussen staten enin de attitude van volkeren ten aanzien van veiligheid, oorlog en vrede. Daaromwas het niet onredelijk om het einde van grootschalige oorlog te voorspellen(Mueller, '(+(; Fukuyama, '(+(). Deze voorspellingen hebben met elkaar gemeendat oorlog tussen hoogontwikkelde natiestaten wordt beschouwd als een ouder-wets, kostbaar, onnodig en illegitiem verschijnsel dat, net zoals slavernij en duel-leren, zijn langste tijd gehad heeft.

Volgens sommige spraakmakende auteurs waren deze elementen waarneembaarin de idee van globalisering. Globalisering duidt op het ‘historical process whichtransforms the spatial organization of social relations and transactions, generatingtranscontinental or interregional networks of interaction and the exercise of power’(Held & McKrew, '((+: ,,-). Globalisering heeft invloed op economische be-trekkingen, op de autonomie en machtspositie van staten, en op het persoonlijkleven, en had – zo werd gesteld – ook een positieve invloed op de internationaleveiligheid. Moderne staten, die nauwe relaties met elkaar onderhouden en dezeook nodig hebben om hun moderne economieën te laten gedijen, delen in toe-nemende mate gemeenschappelijke normen en waarden. Kenmerken daarvan zijndemocratie, pluriformiteit, respect voor mensenrechten en een marktgerichteeconomie. Sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en gezien de geleidelijketransformatie van China worden er geen ideologische rivalen meer gezien voorhet liberale democratische gedachtegoed. De ‘westerse’ idee heeft daarmee geze-

.$$/012&3 ,

79

Page 47: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

gevierd: ‘An unabashed victory of economic and political liberalism … The triumphof the West, of the Western idea, is evident first of all in the total exhaustion ofviable systematic alternatives to Western liberalism’, stelde Francis Fukuyama inzijn beroemde artikel en boek The End of History ('(+(; '((,).

Het idee van de ‘democratische vrede’ leek bewaarheid te zijn (Doyle, '(+9;Russett et al., '((+; ,--'). Oorlog is niet meer noodzakelijk om conflicten tebeslechten en democratieën zullen, vanwege convergentie van ideële grondbegin-selen, onderling ook steeds minder met elkaar in oorlog raken. Oorlog is daarnaastte kostbaar vanwege de enorme aantallen slachtoffers en de vernietiging die gepaardkunnen gaan met het gebruik van gemechaniseerde legers en massavernietigings-wapens. Door de hoge kosten zijn de winnaars van de wereldoorlogen in detwintigste eeuw er niet altijd beter van afgekomen dan de verliezers. Bovendien,macht is niet meer zo direct gerelateerd aan territorium als voorheen. Als erconflicten zijn, zijn die dan ook eerder economisch dan militair van aard.

Hiermee is een proces van delegitimisering van oorlog als middel om conflictente beslechten gepaard gegaan. Eigenlijk worden vooral humanitaire gronden,verstoring van de internationale rechtsorde en assistentie bij de verdediging vaneen ander land nog gezien als legitieme gronden voor oorlogvoering. Internationaalrecht en internationaal geaccepteerde normen hebben een toenemende invloedop het gedrag van staten en binnenlandse politiek (Roberts, '(('; Katzenstein,'((9).

Deze nieuwe eisen ten aanzien van legitimering zijn niet alleen juridisch vanaard, maar ook maatschappelijk gegrond. Het gebruik van geweld is voor depublieke opinie alleen te rechtvaardigen als het aantoonbaar een ‘measure of lastresort’ is, en de krijgsmacht wordt ingezet vanwege misdaden tegen de mensheidof evidente schending van grenzen van andere landen. John Mueller ('(+(: ,7-)stelde dat ‘major war is now sub-rationally unthinkable in the West’, niet alleenvanwege kosten-batenoverwegingen, maar meer vanwege een verandering in hou-ding die hij, interessant genoeg, wel heeft omschreven als ‘Hollandization’. Oorlogkomt niet meer voor als rechtmatige optie. ‘The Long Peace’ die het Westengenoot tijdens de Koude Oorlog, is de regel geworden, een aanname en eenverwachtingspatroon (Gaddis, '(+*). Dit proces van ‘debellicisation’ heeft geleidtot ‘security communities’, een term die Karl Deutsch ('()*) introduceerde.Hiermee duidde hij op een regio waar oorlog niet langer wordt beschouwd nochoverwogen als legitiem onderdeel van het politieke instrumentarium om conflictente beslechten.

Een laatste factor in het wegvallen van grootschalige oorlog is volgens sommigenhet verdwijnen van staten als de primaire spelers in het internationale verkeer tengevolge van de voortdurende globalisering. Niet staten maar regionale samenwer-kingsverbanden, zoals !"/2" en de %&, region-states zoals Silicon Valley, econo-mische machtsblokken zoals Europa, grensoverschrijdende niet-gouvernementeleen commerciële organisaties domineren in deze visie de internationale politiek.De burgers zijn niet enkel meer loyaal aan staten, maar ook aan de bedrijven die

$#%4": 4515;$’1

7*

Page 48: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

hun salaris betalen en de !6$’s die zich sterk maken voor het oplossen van grens-overschrijdende problemen, zoals armoede, milieuvervuiling en de schending vanmensenrechten. In haar meest extreme vorm komt globalisering niet alleen neerop toenemende interdependentie, maar vooral op een verandering van de aardvan politieke gemeenschappen. Individuen worden kosmopolitisch en cultureelhomogener doordat zij buiten de grenzen van hun eigen land niet nationaleverschillen maar sociopolitieke overeenkomsten waarnemen. Dit proces wordtonder meer bespoedigd door de toenemende transparantie van de mondiale socio-politieke processen, die een gevolg is van de grotere rol van de media. De machtvan staten wordt uitgehold of is zelfs feitelijk irrelevant geworden (Ohmae, '(()).

Grootschalige interstatelijke oorlog is onwaarschijnlijk, omdat waarden enbelangen van individuen niet langer worden gedefinieerd binnen een interstatelijksysteem. En er zijn geen directe militaire bedreigingen zichtbaar aan de horizon.Als die er zijn, zoals de proliferatie van massavernietigingswapens, dan wordtgetracht deze tegen te gaan door internationale verdragen.

Oorlogen en conflicten verdwijnen in deze visie niet van het toneel. Wel zullenconflicten tussen hoogontwikkelde democratische landen veelal van economischeaard zijn en kunnen worden bijgelegd op diplomatiek niveau. In plaats van highintensity international conflicts zal er slechts nog sprake zijn van low intensity conflictsen communal conflicts. Deze vormen geen daadwerkelijke bedreiging voor deinternationale orde (Nye, '(()). Bovendien zijn deze resterende typen conflictengeen toenemende bron van zorg, zo meent Gurr ('((7), die zijn optimistischevisie ondersteunt met statistieken. Hij (maar bijvoorbeeld ook Wallensteen enSollenberg, ,--') wijst erop dat gedegen onderzoek naar de oorzaak en het verloopvan conflicten in het afgelopen decennium niet duidt op een toename van hetaantal etnisch-religieuze conflicten. Tot slot stelt hij dat er veel aanwijzingen zijndat interne conflicten door diplomatie kunnen worden omgezet in minder de-structieve confrontaties. Hij gelooft in de effectiviteit van tijdige en daadkrachtigeinternationale acties. In navolging van Gurr stelden Russett en Oneal in ,--' nogdat ‘Peace is not only possible, it is becoming more and more likely’.

!.& Oorlogvoering als liefdadig schouwspel

Dat optimisme betekent overigens niet dat er in het afgelopen decennium eengebrek aan belangstelling is geweest vooroorlogvoering.Het militairewasweliswaarminder relevant als machtsinstrument voor de bescherming van vitale nationalebelangen, maar was nog steeds belangrijk voor de bescherming van humanitairebelangen en handhaving van de internationale rechtsorde (Freedman, '((+a).Wanneer er oorlog wordt gevoerd door hoogontwikkelde landen, dan zijn ditwars of choice en niet meer wars of necessity, zoals Freedman stelde ('((9). En dezewars of choice worden gevoerd met conventionele middelen, met een nucleaireafschrikking ver op de achtergrond. Niet eigen maar andermans belangen zullen

.$$/012&3 ,

7+

Page 49: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

worden verdedigd, onder sanctionering van de #!. Het militaire instrument wordtvooral ingezet als een politiemacht in het kader van vredesbewarende operaties,of als diplomatieke stok achter de deur. Het militaire doel is het observeren,controleren en bedreigen van grondgebied, en van vitale objecten, infrastructuuren militaire eenheden. Het politieke doel beperkt zich tot beïnvloeding van de‘wil’ van de politieke leiding van een andere staat.

Op basis van deze veranderende functie van het militaire instrument zijnverschillende visies geponeerd die mogelijke vormen van toekomstige oorlogvoe-ring, de wijze waarop het militaire instrument wordt gebruikt, belichten. Tech-nologie speelt hierin een voorname rol.

Vooral de toenemende rol van informatie heeft invloed gehad op de visies opde aard van toekomstige oorlogen. Door technologische, tactische en doctrinaireontwikkelingen, grotendeels geënt op ontwikkelingen in de informatietechnologie,zijn verbluffende operationele resultaten bereikt. De ontwikkelingen hebben geleidtot een zogenoemde Revolution in Military Affairs (4<") (Cohen, '(()). Een 4<"treedt op als ‘the application of new technologies into a significant number ofweapon systems combines with innovative operational concepts and organizationaladaptations in a way that fundamentally alters the character and conduct ofconflict’ (Krepinevich, '((7: 8-).

In de meest beperkte vorm gaat het om het verkorten van de tijd tussen hetwaarnemen van relevante ontwikkelingen en het leveren van een gepast antwoorddaarop. Dit noemt men de ‘sensor to shooter time’. Verbeteringen in sensoren,data-links, informatieverwerkings- en analysecapaciteit, bevelvoering en de snel-heid, de accuratesse en het bereik van precisiewapens zorgen ervoor dat desituational awareness van commandanten en de reikwijdte van wapens en militaireeenheden exponentieel toenemen. De invloed van technologische en conceptuelevernieuwingen gaat nog verder wanneer wapens, sensoren en communicatiemid-delen worden beschouwd als een ‘system of systems’ (Owens, '(()). Het gaatdaarbij niet meer om het verbeteren van de effectiviteit en efficiëntie van wapens,maar om het domineren van een gebied door superieure ‘battlespace awareness’,waarin vrijwel alles wat beweegt kan worden waargenomen en getroffen.

Dit model van oorlogvoering past volgens sommigen bij het informatietijdperk,dat in de plaats is gekomen van het industriële model, dat zich afspeelde van '(--tot '((- (Sullivan & Dublik, '((7). Arquilla en Ronfeldt ('((8: '7') stelden ineen veel geciteerd artikel dat

warfare is no longer primarily a function of who puts the most capital, labor,and technology on the battlefield, but of who has the best information aboutthe battlefield. What distinguishes the victors is their grasp of information,not only from the mundane standpoint of knowing to find the enemy whilekeeping it in the dark, but also in doctrinal and organizational terms …information is becoming a strategic resource that may prove as valuable and

$#%4": 4515;$’1

7(

Page 50: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

influential in the post-industrial era as capital and labor have been in theindustrial age.

Zij introduceerden het begrip ‘Cyberwar’ om de invloed van informatie en infor-matietechnologie op militair optreden te beschrijven. Daarvan is kennis de kern.Cyberwar gaat volgens hen om:

conducting and preparing to conduct military operations according to infor-mation-related principles. It means disrupting, if not destroying informationand communication systems on which the adversary relies in order to knowitself: who it is, where it is, what it can do when, why it is fighting, whichthreats to counter first, etc. It means trying to know everything about anadversary while keeping the adversary from knowing much about oneself. Itmeans turning the balance of information and knowledge in one’s favour …It means using knowledge so that less capital and labour may have to beexpended (Arquilla & Ronfeldt, '((8: '77).

De stelling dat oorlog in het huidige informatietijdperk wezenlijk verschilt vanoorlog in de voorgaande industriële en agrarische perioden, werd verder uitgewerktdoor Alvin en Heidi Toffler in hun bestseller War and Anti-War: Survival at theDawn of the !"st Century ('((8). De manier waarop oorlog wordt gevoerd, dezogeheten ‘war form’, hangt nauw samen met de manier waarop een maatschappijwaarde creëert, en dat impliceert dat:

the world is moving from a two-level to a three-level power system, withagricultural economies at the bottom, smokestack economies in the middle,and knowledge-based, or Third Wave, economies likely, at least for a time, tooccupy the top of the global power pyramid. In this new global structure, war,too, is trisected (Toffler & Toffler, '((8: +').

Het netwerk is de nieuwe metafoor geworden, en vanaf '((+ wordt NetworkCentric Warfare (!;=) de formele, coherente visie op dit soort ontwikkelingen.Vanaf ,--, werd !;= ook binnen de !"#$ formeel geaccepteerd als model vande toekomst. Deze technische en conceptuele ontwikkelingen hebben volgensdiverse analisten en militaire commandanten hun waarde bewezen in operatiesop de Balkan, in Afghanistan en Irak. Zowel conventionele legers als kleine strijd-groepen, zoals de Taliban, werden effectief aangepakt (Boot, ,--)). De militairesuperioriteit heeft bovendien tot gevolg dat het Westen over command of thecommons beschikt (Posen, ,--9), ofwel een machtspositie heeft opgebouwd waar-door het vrijwel naar believen gebruik kan maken van het luchtruim en deinternationale vaarwateren en in ieder geval, zo nodig, doorgang voor eigen gebruikkan afdwingen en diplomatieke processen snel en geloofwaardig met militairepressie kan ondersteunen.

.$$/012&3 ,

)-

Page 51: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Er wordt inmiddels gesproken over de New American Way of War, en overPrecision Age Warfare. Het duidt op een ‘favoriete’ westerse (althans in door de#1 gedomineerde coalities) stijl van oorlogvoering. Deze stijl wordt gekenmerktdoor snel, kortdurend en accuraat optreden uitgevoerd door beroepsmilitairen,op grote afstand van het eigen land in relatief kleinschalige lokale conflicten, meteen hoog politiek rendement tegen lage kosten voor wat betreft de omvang vande in te zetten militaire eenheden, het risico op het verlies van mensenlevens (aanbeide zijden) en de schade aan infrastructuur. Het is letterlijk opgehangen aanhoogwaardige luchtstrijdkrachten die accurate informatie en luchtsteun leveren.De derde dimensie verschaft een aanzienlijk asymmetrisch voordeel.

Dit model heeft echter ook verwachtingen gewekt en is tot norm verheven,zoals Ferrill (,--)) heeft betoogd. Tegelijk met het tonen van video’s waarop deaccuratesse van moderne luchtaanvallen wordt getoond, is het publieke en poli-tieke verwachtingsniveau ten minste met gelijke tred gestegen. Militair optredenin humanitaire intrastatelijke operaties moet zich houden aan de strikte regels dieook gelden voor interstatelijke conflicten, ook al conformeert een tegenstander zichdaar niet aan. De publieke maatstaven zijn daarbij echter stringenter geworden dande strikt juridische. Nevenschade en burgerslachtoffers (die feitelijk onvermijdbaarzijn) worden daardoor nu al snel als onacceptabel beschouwd, omdat deze immerste vermijden zijn met moderne technologie. Daaraan wordt sinds kort de dwingendeverwachting gekoppeld dat ook onder eigen en vijandelijke militaire eenheden hetaantal slachtoffers wordt geminimaliseerd (Eikenberry, '((9). Wat dat betreft levenwe, aldus Luttwak ('(()), in een postheroïsche maatschappij.

Deze ontwikkeling moet worden gezien binnen de context van de opkomst vande informatiemaatschappij. Juist westerse landen, met open media, transparantedemocratische meningsvorming en politieke besluitvorming, zijn kwetsbaar voorinformatiemanipulatie of eenzijdige berichtgeving (Molander et al, '((9). Indienonder een breed publiek de perceptie ontstaat dat militair geweld disproportioneelen/of onvoldoende accuraat is, dan wel tot groot humanitair leed leidt in de vormvan vluchtelingenstromen, zal de steun aan de operatie afbrokkelen. Wat dus begonmet een streven naar het verhogen van militaire effectiviteit, is nu een noodzaakgeworden om legitimiteit en het publieke draagvlak voor een operatie te kunnenhandhaven. De maatschappelijke gevolgen van de informatisering neutraliserendus wellicht de militaire positieve effecten van informatietechnologie – een fraaivoorbeeld van het boemerangeffect of van reflexiviteit.

Drie auteurs hebben deze steeds duidelijker wordende contouren – en dilemma’s– van deze westerse stijl van interventionistisch oorlog voeren recentelijk belicht.Voor Christopher Coker (,---: ,,-,8) is deze in de jaren negentig symptomatischvoor ‘the West’s attempt to humanize war’. Hij noemt het Humane Warfare: ‘Wehave regrounded war on humanism, we have put humanity back at the centre ofour philosophical and ethical systems of thought – hence the interest in humani-tarian warfare, and the importance attached to “humanity” in the wars we nowfight.’

$#%4": 4515;$’1

)'

Page 52: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Michael Ignatieff (,---) is cynischer. Hij beschouwt het oorlog voeren op af-stand, zowel geografisch als moreel en emotioneel, met alleen de virtuele realiteitvan televisie als belevingsmedium, een gevaarlijke illusie. Hij noemt dit VirtualWar. Virtuele gebeurtenissen onder eufemistische labels, zoals humanitaire actiesen coercive diplomacy, verhullen dat feitelijk oorlogshandelingen plaatsvinden dievernietiging en leed veroorzaken.

Colin McInnes (,---; ,--,), tot slot, duidt het militaire optreden van westerselanden met de term Spectator Sport Warfare. Hoewel gevoerd vanuit morele ver-ontwaardiging en ethisch lovenswaardige principes, worden oorlogen volgens hemtoch vooral beleefd via televisiebeelden: ‘Despite the exposure to suffering offeredby the globalized media, those of us who watch, hear about or read about suchevents are invariably removed from it. We may sympathize but we do not suffer.Nor is there any real threat of us suffering directly.’ Dat betekent niet onverschil-ligheid, maar wel dat de betrokkenheid van de bevolking te vergelijken is metbetrokkenheid bij een sportwedstrijd; wie zich betrokken voelt, kijkt en leeft mee,wie geen tijd heeft of geen affiniteit, gaat door met de dagelijkse besognes. Oorlogals liefdadig schouwspel.

!.' De hobbesiaanse wereld: ‘werra’ in plaats van orde

Anderen zijn nog sceptischer. Van Creveld ('((') kondigde het einde aan vangrootschalige conventionele hightechoorlog als toekomstmodel. Oorlog zou na-melijk eerder gaan lijken op de strijd van primitieve stammen, waarin fanatisme,cultuur en religie een veel grotere rol dan voorheen zouden gaan spelen. Anderenwijzen erop dat krijgsmachten weinig instrumenteel zijn in het pareren van radicaleideologisch en religieus geïnspireerde, niet-statelijke groeperingen en andere nieu-we veiligheidspolitieke risico’s. Deze visies zijn illustratief voor een andere, meerhobbesiaanse (zie hoofdstuk ') en meer pessimistische stroom van literatuur, eenstroom die weer aandacht vraagt voor de etymologische (Frankische) betekenisvan oorlog: wanorde en noodlot, of ‘war’: werra, wat zoveel betekent als ver-warring. Waar globalisering volgens de vorige visies vooral positieve effecten zouhebben, lanceerden anderen visies op de schaduwzijden ervan.

Samuel Huntington poneerde in '((8 de inmiddels bekende stelling dat er doorglobalisering een schisma ontstaat op een ander vlak dan de voorgaande auteursveronderstellen. In zijn beroemde boek The Clash of Civilizations and the Remakingof World Order ('((9) stelde hij dat er bij het begrip ‘globalisering’ een verschilmoet worden gemaakt tussen modernisering en verwesterlijking. Het merendeelvan de landen en volkeren heeft geen bezwaar tegen modernisering op technolo-gisch en economisch gebied, zoals het bevorderen van het handelsverkeer, ook alsdit een meer open grens impliceert. Maar wat weerstand oproept, is het westersegedachtegoed – democratie en individuele vrijheden – dat hiermee wordt geasso-cieerd en waarvan de acceptatie veelal impliciet of expliciet wordt geëntameerd

.$$/012&3 ,

),

Page 53: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

door westerse landen. Dit leidt niet tot versterking van de nationale, maar van deculturele identiteit. Het gevolg is volgens Huntington ('((8: ,,) dat ‘the funda-mental source of conflict in this new world will not be primarily ideological orprimarily economic. The great divisions among humankind and the dominatingsource of conflict will be cultural … The fault lines between civilizations will bethe battle lines of the future’.

Niet minder pessimistisch, maar wel in tegenspraak met Huntington, steltMichael Ignatieff (,---: ') dat de bron van oorlog in staten zelf ligt: ‘The keynarrative of the new world order is the disintegration of nation-states into ethniccivil war.’ Met hem wijzen ook anderen op het feit dat het Westen te veel oogheeft gehad voor interstatelijke conflicten, terwijl oorlogen in de werkelijkheidvooral intrastatelijk van aard zijn.

Deze negatieve destabiliserende effecten van globalisering zijn volgens Barber('(()) van voorbijgaande aard. Hij stelt dat de introductie van oppervlakkigesymbolen van de ‘global marketplace’ zal leiden tot tegendraadse stromingen inde cultureel introverte groeperingen in niet-westerse landen. Er zal fragmentatieontstaan als reactie op suprastatelijke integratie. ‘McWorld’ roept een ‘Jihad’ opdie moderniteit en kosmopolitische tendensen verwerpt. Maar deze jihad isverwikkeld in een dialectisch proces met modernisering en treedt op als filter vaninvloeden, waarna ‘McWorld’ alsnog zegeviert. Wel accepteert Barber dat in ditdialectisch proces reactionaire bewegingen dezelfde technologische middelen uit-buiten als de groeperingen die deelnemen aan globalisering en deze propageren.Modernisering die leidt tot toegang tot nieuwe media, vergroot het vermogen omver buiten de eigen directe omgeving sympathie, legitimiteit en materiële steunte verwerven.

Robert Kaplan ('((7; '((9) was, in navolging van Homer-Dixon ('((7), minderpositief. Schaarste, misdaad, overbevolking, epidemieën en een terugkeer naar eenstammencultuur, tezamen met de krachten van globalisering, hebben in veelderdewereldlanden geleid tot uitholling van de (nationale) overheidsmacht en de(nationale) sociale cohesie in deze landen. Juist wanneer deze overheden de grenzentrachten te sluiten voor vluchtelingen, maar ook voor internationale handelvanwege de ‘vervreemdende’ invloed, wordt de staat uitgehold door smokkel,corruptie, nepotisme en favoritisme. De loyaliteit van de burgers verschuift indeze dreigende omstandigheden naar alternatieve structuren die veiligheid kunnenbieden. Volgens Kaplan zijn dit vooral etno-religieuze groepen, private militiesen misdadige bendes. Tegelijkertijd vervaagt het onderscheid tussen het rege-ringsleger en deze bendes doordat politieke macht de facto in handen komt vanwarlords en regeringstroepen die niet minder corrupt, partijdig en misdadig blijkente zijn dan andere strijdende groeperingen. Onveiligheid is daarmee de heersendeconditie die zich niet beperkt tot een land, maar zich over de grenzen verspreidt.Grenzen zijn ficties die de misleidende suggestie wekken dat een overheid zeg-genschap heeft over een afgebakend gebied.

$#%4": 4515;$’1

)8

Page 54: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Dit laat niets heel van het beeld van Singer en Wildavsky, die stellen dat hettoekomstige internationale systeem niet bestaat uit landen maar uit een opdelingvan de wereld in een ‘zone of peace, wealth and democracy’ (Europa, de #1, Canada,Australië en Japan) en een ‘zone of turmoil, war and development’ waarin deandere +)% van de wereldbevolking leeft. Net als de these van John Muellerworden volgens hen in de zone of peace de politieke betrekkingen niet beïnvloeddoor militaire machtsverhoudingen, want er doemen geen nieuwe machtsblokkenop en conflicten kunnen er op niet-militaire wijze worden opgelost. Niemandgaat er nog van uit dat conflicten ook tot oorlog zullen escaleren (Singer & Wil-davski, '((8: 8). Met Kaplan stellen zij dat zones of turmoil vooral worden geken-merkt door armoede, overbevolking en anarchie. Volgens Kaplan echter is ditbeeld te optimistisch. Ook landen in de zones of peace ontkomen niet aan dedynamiek die heerst in de zones of turmoil. De zones of peace zijn niet meer dangewapende getto’s in een zee van geweld.

Mary Kaldor ('((() gaat dieper in op de dynamiek die heerst binnen staten enoorlogen in de zones of turmoil. In de New Wars, zoals die zich in de Balkanvoltrokken, staan volgens haar identity politics centraal. Er wordt een exclusieveclaim gelegd op macht op basis van een identiteit die ontleend wordt aanlidmaatschap van een stam, familie of religie. Dit zijn politiek geconstrueerdeidentiteiten. Dat wil zeggen dat er een identiteit wordt verzonnen alsof die een‘merknaam’ is, om dienst te doen als een mobilisatiemiddel voor het verwervenvan steun onder bevolkingsgroepen en ter legitimering van acties en motieven.Kaldor plaatst dit in de discussie over globalisering door te wijzen op de dubbel-zijdige werking ervan: enerzijds zijn er integrerende, anderzijds fragmenterendekrachten. De integrerende krachten duwen richting een ‘inclusieve’ benaderingvan machtsverdeling, waarbij eenieder naar rato een deel krijgt. Dit strookt echterniet met de ideeën van diegenen die een ‘particularistische’ weg voor ogen hebbenwaarbij hun eigen partij of factie autonomie verwerft. De strijd kan daarom wordengezien als een oorlog tussen ‘exclusivism and cosmopolitism’ ('(((: ().

Het strijdperk kent een perverse economische rationaliteit: voor financieringvan de strijd zijn de leiders van de strijdende groeperingen afhankelijk van hetvoortduren van de gewelddadige en bedreigende situatie. Het gevolg is ‘a set ofpredatory social relations that have a tendency to spread’ (Kaldor, ,---: )-9).‘Because the various warring parties share the aim of sowing fear and hatred, theyoperate in a way that is mutually reinforcing, helping each other to create a climateof insecurity and suspicion’ (Kaldor, '(((:(). Kaldor wijst daarbij op samenwerkingtussen strijdende partijen tijdens acties om gematigde figuren en bewegingen teelimineren die autonoom opereren en voortzetting van de strijd in de weg staan.

Dit probleem is niet beperkt tot ‘weak’ of ‘failed states’. Volgens Kaldor zijndeze conflicten nu al mondiaal van karakter, ondanks de concentratie ervan inAfrika, Azië en de rand van Europa (bijvoorbeeld voormalig Joegoslavië en deKaukasus). De fundamenten zijn namelijk ook al aanwezig in de #1 en Europa.Stedelijke criminaliteit die zich concentreert in getto’s waar de politie zich niet

.$$/012&3 ,

)7

Page 55: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

meer durft te vertonen en het feit dat in de #1 het aantal private veiligheidsbeambtentweemaal zo hoog is dan het aantal reguliere politiefunctionarissen, zijn volgensKaldor symptomen van het gegeven dat staten het geweldsmonopolie verliezen.New Wars zullen zich dan ook uitspreiden: ‘It is not only the do-gooders whocross from zones of peace into zones of turmoil. Criminals, ethnic networks, andrefugees also cross in the other direction.’ (Kaldor, '(((). Oorlog is hier dus niet‘subrationally unthinkable’ zoals Mueller beweert (Mueller, '(+(). Integendeel,het lijkt eerder de gewoonste zaak te zijn in de hobbesiaanse wereld.

!.( ‘Barbaarse’ strijdmethoden

De wijze waarop strijd wordt geleverd in dit soort conflicten, is wezenlijk andersdan de traditionele westerse conventionele manier. In The Transformation of Waruit '((' wees Martin van Creveld erop dat moderne oorlogvoering vooral intra-statelijk van karakter is. Daarbij worden conventionele gevechten vermeden. OokKaldor wijst op invloeden van guerrilla- en insurgencydoctrines (Kaldor, '((().Hierin is geweld vaak bewust gericht tegen burgers. De westerse normen, wettenen conventies ten aanzien van gevechtshandelingen worden hier niet nagevolgdnoch nagestreefd. Regels ten aanzien van proportionaliteit van de intensiteit vangeweld gelden niet als relevant, evenmin als de vereiste onderscheid te makentussen combattant en non-combattant. De strategie van de diverse strijdendepartijen is er juist op gericht om dit onderscheid te vernietigen. Kennen volgensde Haagse en Geneefse conventies religieuze en culturele objecten een beschermdestatus, in New Wars zijn dit doelen bij uitstek vanwege de symbolische betekenis.Het strategische doel is het verkrijgen van grondgebied, niet door inzet van militairemaar van politieke macht. Deze politieke macht wordt verkregen door etnischezuiveringen, verkrachting, moord op sleutelfiguren van de oppositie en het ver-spreiden van mediaberichten hierover om angst te zaaien. Wat het Westen zietals neveneffecten van een burgeroorlog, is dus eigenlijk een doelgericht gehanteerdeoorlogsmethode.

‘This is a new age of warlordism’, beweert Ralph Peters ('((7: '9): ‘Paramilitarywarriors – thugs whose talent for violence blossoms in civil war – defy legitimategovernments and increasingly end up leading governments they have overturned.’Het ronselen van mensen voor de strijd wordt vergemakkelijkt door de economi-sche uitzichtloosheid en de toenemende aantallen werklozen in hun twintigerjaren die door deelname aan de strijd een bestaansreden en een bord met etenkrijgen.

Deze oorlogen kunnen daarom niet worden benaderd vanuit het clausewitziaansemodel van oorlog, dat gebaseerd is op het systeem van staten, zoals dat zich deafgelopen 8)- jaar heeft ontwikkeld, waarin oorlog een activiteit is van staten omhun belangen te behartigen. Oorlog is daarom politiek en instrumenteel. VanCreveld stelt echter dat ‘war as a continuation of politics by other means’ niet

$#%4": 4515;$’1

))

Page 56: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

langer van toepassing is ('((': '7,-'78). Voor het Westen, vervolgt Van Creveld,is het dilemma dat dit soort conflicten niet kan worden ingedamd of beslechtdoor interventionistisch optreden met conventionele legers. De onderliggendeproblemen zijn niet van militaire aard. Zorgwekkend is bovendien dat de dyna-mieken die dit soort conflicten kenmerken rondom ons aanwezig zijn, ook binnenwesterse staten. De groeikernen zijn al zichtbaar in de getto’s van grote westersesteden. De staat verliest het geweldsmonopolie, en dus concludeert Van Creveld('((':,*) dat ‘much of present day military power is simply irrelevant as aninstrument for extending or defending political interest over much of the globe’.

Wat het Westen momenteel vooral parten speelt, is de politieke en moreleasymmetrie die gericht lijkt te worden uitgebuit. We leven in een ‘zero-casualty-cultuur’ waarin men alleen op een post-heroïsche wijze oorlog wil voeren (Luttwak,'((); Eikenberry, '((9; Sapolsky & Shapiro, '((9): er staan geen vitale belangenop het spel die politiek en maatschappelijk kunnen rechtvaardigen dat onder deeigen militairen veel slachtoffers vallen. Risico’s zijn uit den boze en ook nietnodig gezien de technologische superioriteit van westerse militaire eenheden. Inhet afgelopen decennium was dit te zien in Irak, op de Balkan, in de strijd vanHezbollah tegen Israël, en in de strategie van de Taliban in Afghanistan. Steedsweer werd er de legitimiteit van de interventie, politieke misleiding, het onder-mijnen van de westerse coalitie, het veroorzaken van vele slachtoffers onder westersemilitairen, het dreigen met milieurampen, het door beschermingsmaatregelenontzeggen van snel militair succes, het manipuleren van de media, het dreigenmet of daadwerkelijk inzetten van massavernietigingswapens, het gijzelen vanburgers of #!-waarnemers, het verschuilen van militair materieel te midden vanciviele infrastructuur of vluchtelingenstromen, terroristische acties, et cetera aan-gevochten.

Wat het Westen ook parten speelt, is een andere schaduwzijde van globalisering:de snelle verspreiding van militair te gebruiken technologieën. Het wordt voorniet-statelijke actoren steeds eenvoudiger om aan hoogwaardige technologie tekomen die gebruikt kan worden voor destructieve doeleinden. Een civiele laptop-computer kan eenvoudig een militaire functie krijgen. Hetzelfde geldt voor mobieletelefoons, die door strijdgroepen worden ingezet als middel om acties te coör-dineren en om Improvised Explosive Devices te laten exploderen. Een modern6>1-navigatiesysteem voor een auto bevat militaire technologie die nog maarvijftien jaar geleden slechts was voorbehouden aan enkele westerse landen. Daar-naast is er een grote proliferatie van moderne wapens. Hierbij zijn met name deeenvoudige draagbare luchtafweerraketten een bron van zorg. Deze wapens vormeneen grote bedreiging voor laagvliegende helikopters en transportvliegtuigen. Bo-vendien blijken groepen zoals Hezbollah te kunnen beschikken over geavanceerdegrond-grondraketsystemen, veelal afkomstig uit sponsorlanden (zoals Iran enSyrië).

In diverse studies wordt ook beargumenteerd dat er niet alleen op 52-terrein,maar ook op andere vlakken sprake is van een technologische revolutie metmogelijk

.$$/012&3 ,

)9

Page 57: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

kwalijke gevolgen voor de veiligheidspositie van het Westen. Het is bijvoorbeeldniet uitgesloten dat in de toekomst lasertechnologie in handen komt van terro-ristische groeperingen (Bunker, ,--+). Maar met name wordt er gewezen op desnelle verspreiding en toepassing van nano-, biogenetische en informatietechno-logie (Silberglitt et al, ,--9). Het aantal experts dat zich hiermee bezighoudt, iswereldwijd enorm toegenomen, met als mogelijk schadelijk effect de proliferatievan kennis richting niet-statelijke actoren. De kosten voor het opzetten vanlaboratoria voor biologische of chemische wapens zijn gedaald naar ongeveer 8---dollar. Het uiteenvallen van de Sovjet-Unie heeft daarnaast, zo wordt gevreesd,de kans verhoogd dat terreurgroepen toegang hebben gekregen tot voorraden bio-logische, chemische en nucleaire strijdmiddelen. Het netto-effect is dat de tech-nologische superioriteit van westerse strijdkrachten mogelijk wordt ontkracht, ofdat niet-statelijke actoren in steeds grotere mate zullen beschikken over middelendie voorheen waren voorbehouden aan natiestaten (Buzan & Herring, '((+),inclusief biologische strijdmiddelen (Stern, ,--8; Chyba & Greninger, ,--7).

Voor Lind et al ('(+() en Hammes (,--7) duidt dit toenemende vermogen vankleine opstandelingenbewegingen, gekoppeld aan het afbrokkelen van de machtvan natiestaten, tot Fourth Generation Warfare. Wijzend op het optreden vanHezbollah in ,--9 voorspelt Hoffman (,--*) dat conflicten in de eenentwintigsteeeuw de opkomst van hybride oorlogvoering zullen laten zien, waarin transnatio-nale niet-statelijke groeperingen met behulp van mondiale media en een mix vanhoogwaardige militaire middelen optreden. Robb (,--*) benadrukt dat de openwesterse maatschappijen met vitale infrastructuur kwetsbaar zijn voor dit soortontwikkelingen. Met de termen ‘Global Guerrillas’, ‘the Empowered Individual’en ‘Open Source Warfare’ wijst hij op het vermogen van individuen en kleinegroepen om met geringe en vrij verkrijgbare middelen ‘systemic disruption’ teveroorzaken. Een voorbeeld hiervan zijn de frequente en enorm schadelijke aan-slagen op Irakese oliepijpleidingen met eenvoudige en goedkope middelen. An-deren wijzen op de toenemende verwevenheid van criminele groeperingen, war-lords, streetgangs, terreur- en guerrillagroepen. Zij leren van elkaar, spelen elkaarwapens, drugs en explosieven toe. Zij vormen een perfide keten die langs diverselijnen tot grote maatschappelijke ontwrichting kan leiden, in het Westen en zekerin toch al instabiele regio’s en zwakke staten (Bunker, ,--8).

Uiteindelijk is het Westen tegen dergelijke asymmetrische oorlogvoering nietbestand, denkt Van Creveld. Daarom begint en eindigt hij het slothoofdstuk vanThe Transformation of War met twee apocalyptische visies (zie tekstbox):

2.% 24"!1/$4<"25$! $/ ="4

‘As the second millennium A.D. is coming to an end, the state’s attempts tomonopolize violence in its own hands is faltering. Brought face to face with thethreat of terrorism, the largest and mightiest empires that the world has ever known

$#%4": 4515;$’1

)*

Page 58: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

have suddenly begun falling into each other’s arms. Should present trends continue,then the kind of war that is based on the division between government, army andpeople seems to be on its way out. The rise of low-intensity conflict may, unless itcan be quickly contained, end up destroying the state. Over the long run, the placeof the state will be taken by warmaking organizations of a different type’ (Van Cre-veld, '((': '(,).

‘Just as no Roman citizen was left unaffected by the barbarian invasions, so in vastparts of the world no man, woman, and child alive today will be spared the conse-quences of the newly-emerging forms of war. Even in the most stable societies, theleast they can expect is to have their identity checked and their persons searched atevery turn. The nature of the entities by which war is made, the conventions bywhich it is surrounded, and the ends for which it is fought may change. However,now as ever war itself is alive and well; with the result that, now as ever, such com-munities as refuse to look facts in the face and fight for their existence will, in allprobability, cease to exist’ (Van Creveld, '((': ,,8).

De opkomst van het radicaal transnationaal terrorisme à la Al Qaeda in ,--' leekdeze voorspelling profetische waarde te geven.

!.) De betekenis van #/""

De aanslagen van (/'' veranderden het denken over veiligheid radicaal, uiteraardin de #1 maar ook direct in Europa. Het kwam, zo stelt Kepel (,--7: *'), als eenvolslagen verrassing, shockeerde het Westen en raakte deze direct in zijn funda-menten. Een nieuwe ‘vijand’ was opgestaan. Sageman (,--7: '*)) verwoordde inieder geval de Amerikaanse perceptie goed: ‘The global jihad is a threat to theworld. Its theatre of operations spans the globe, and its apocalyptic vision meltsaway any barriers to its planned atrocities.’

De vorm waarin het terrorisme zich in New York en Washington manifesteerde,was in zijn omvang weerzinwekkend uniek, maar tegelijkertijd was het eenbevestiging van een trend die begon in het begin van de jaren negentig. Dit waseen demonstratie van Fourth Wave Terrorism (Rapoport, ,--').

In verschillende studies voorafgaand aan (/'' (bijv. Juergensmeyer, ,---) werdal beschreven dat religieus geïnspireerd terrorisme in opkomst was, dat aanslagensteeds meer waren gericht op het bewust veroorzaken van een maximaal aantalburgerslachtoffers, waarbij vooral stedelijke objecten als doelwit werden uitgekozenen economische schade werd beoogd. Symbolische objecten boden daarbij hetvoordeel dat de aanslag een grotere bekendheid en meer betekenis zou krijgen.

Daarnaast werd al melding gemaakt van het feit dat het niet meer ging om spe-cifieke doeleinden – dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de aanslagen van de %2"of de 54", en dat dergelijke aanslagen lang niet altijd werden opgeëist door eengroepering. Ook de kwetsbaarheid van vooral westerse, open maatschappijen en

.$$/012&3 ,

)+

Page 59: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

hoogontwikkelde economieën was al meermalen onder de aandacht gebracht.Verscheidene van dit soort aanslagen waren ook al verijdeld. Alleen hadden dezewaarschuwingen niet tot alarmering geleid onder een breed publiek. Voorafgaandaan (/'' werd terrorisme weliswaar onderkend als dreiging, maar werd toch bena-drukt dat in het Westen, zeker met het verdwijnen van de 4"/ en de 54", terrorismemeestal maar beperkte schade veroorzaakte. Hoewel ook in de #1 aandacht bestondvoor terrorisme, werd het in de jaren negentig enkel in Spanje, het VerenigdKoninkrijk en Frankrijk als een serieuze nationale veiligheidsprioriteit beschouwd.

Dit veranderde met de aanslagen in de #1, Madrid en Londen, de moord opVan Gogh en de cartoonrel in Denemarken. Hier was, zo was de publieke perceptie,sprake van terrorisme met catastrofale gevolgen uitgevoerd op grond van eenbovenaardse rechtvaardiging. Religie en cultuur stonden plots blijkbaar weercentraal als primaire conflictoorzaak, daar waar het Westen sinds 8-- jaar religieals legitimatiegrond voor oorlog had uitgebannen. Plotseling was een niet-statelijkeactor, optredend vanuit diverse westerse landen, in staat een daad van agressie uitte voeren die in omvang kon worden beschouwd als de oorlogsdaad van een natie-staat.

Het nieuwe van (/'' lag dan ook vooral in de schok van de ontdekking van eennieuwe tegenstander, die met zijn extremistische en suïcidale gedrag nauwelijksis af te schrikken, die zich bovendien al midden in hoogontwikkelde landen bevonden die al een decennium een oorlog bleek te voeren tegen de #1 en het Westen inhet algemeen. Waar voor het Westen in de jaren negentig slechts beperkte belangenop het spel stonden bij humanitaire interventies, werden nu weer vitale belangenen waarden van westerse landen direct bedreigd.

Daar waar visies op asymmetrisch optredende tegenstanders in verre gebiedennog konden worden gezien als risico’s die westerse landen zouden tegenkomenals zij het besluit hadden genomen daar ook te interveniëren voor een humanitairdoel, vertaalde transnationaal, fundamentalistisch geïnspireerd terrorisme de hob-besiaanse visies in een risico met intense persoonlijke nabijheid. De scheidingtussen interne en externe veiligheid en risicobronnen vervaagde. Een groeperingdie zich verschool in een ‘falende’ staat ver buiten onze grenzen, bleek ons in dehoofdsteden te kunnen aanvallen. Wat nu weer in het geding is, is het veiligheids-gevoel van de bevolking van de betrokken landen en de verdediging van funda-mentele waarden van de beschaafde wereld. Ook gaat het in niet geringe mateom het vertrouwen dat de staat zijn meest fundamentele taak kan uitoefenen: hetbeschermen van zijn ingezetenen. Deze vorm van terrorisme raakte alle geledingenvan de maatschappij.

Wat de aard was van het conflict waarin het Westen zich nu bevond, was eenanalytisch maar ook politiek vraagstuk. Ten eerste was de tegenstander niet eenstaat maar een pluriform, diffuus, wijdverspreid netwerk, gevormd door cellendie autonoom maar gecoördineerd leken op te treden. Ten tweede leek Al Qaeda,in tegenstelling tot partijen in ‘gewone’ oorlogen, niet enkel of voornamelijk eenaards politiek doel voor ogen te hebben dat, eenmaal bereikt, zou leiden tot

$#%4": 4515;$’1

)(

Page 60: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

beëindiging van de oorlog. In speeches noemde Bin Laden weliswaar enkelespecifieke doelstellingen (en daarmee rechtvaardigingsgronden),namelijkdebeëin-diging van de Amerikaanse bemoeienis in Palestina of het vertrek van Amerikaansetroepen uit Saoedi-Arabië en tot slot het vestigen van een nieuw Kalifaat in hetMidden-Oosten, maar uitspraken over dat de vernietiging van de Amerikaansebevolking zijn uiteindelijke doel is, doen vermoeden dat politieke inschikkelijkheidniet zal leiden tot een einde aan de terreur. Er is veeleer sprake van (of liever, erwordt gedweept met) een metafysisch doel: er wordt een beroep gedaan op de‘heilige oorlog’, een religieuze strijd die al decennia lang woedt en een absolute iswaarin het enige echte geloof – ‘de’ islam – strijdt tegen afvalligen en ongelovigen.In de ogen van radicale moslims gaat het om niet minder dan de ‘clash of civili-zations’ (Aaron, ,--+), een ‘war of ideas’ (Phares, ,--*) waarin het christendom,moderniteit en de westerse beschaving de vijand zijn (Gray, ,--8; Habeck, ,--9).Dit kenmerk lijkt zelfs belangrijker te worden sinds de verdrijving van Al Qaedauit Afghanistan in ,--'. Al Qaeda transformeerde tot een ideologie, een program-ma, een sociale beweging met apocalyptische visioenen. Zoals Stern (,--8: ,(9)het uitdrukte: ‘The religious terrorists we face are fighting us on every level –military, economically, psychologically, and spiritually. Their military weaponsare powerful, but spiritual dread is the most dangerous weapon in their arsenal.’De oorlog die Bin Laden c.s. voeren, is daarmee ten dele herkenbaar clausewitziaans:het is instrumenteel, namelijk met als doel terreur te veroorzaken, de terroristischeboodschap te verspreiden, rekruten te werven, om prestige en legitimiteit in deislamitische wereld te verkrijgen en om de onmacht van de #1 en hun coalitie aante tonen. Maar de oorlog is niet een voortzetting van politiek, zoals een bekendeuitspraak van Clausewitz luidde; nee, de oorlog is de politiek.

De terreurdreiging van radicale islamitische groeperingen wierp dan ook directveel vragen op. Het is een complex probleem dat om een multidimensionalebenadering vraagt. Maar hoe te handelen tegen een diffuus netwerk waarvan deleden bereid zijn zichzelf op te blazen? Hoe te onderhandelen met een partij diegeen compromis accepteert en niet geïnteresseerd is in overleg? Hoe verdedig jeeen land tegen radicale individuen die gebruikmaken van de infrastructuur vande mondiale economie om zichzelf, strijdmiddelen en een ideologische boodschapte transporteren? Wat zijn de werkelijke motieven van dat netwerk? Waaromradicaliseert een individu? Hoe moeten we deze strijd duiden? Is oorlog wel dejuiste metafoor om dit fenomeen te duiden? Is het een ‘War Against Terror’ inde wetenschap dat terrorisme slechts een tactiek is (Andreani, ,--7-))? Is het eenstrijd van de ’West against the rest’ (Scruton, ,--,), ‘good against evil’ (Bush,,--,) een ‘clash of civilizations’ à la Huntington zoals Bin Laden dit schijnt tewensen? Is het een reactie op het modernisme, net zoals het fascisme en commu-nisme dit waren in de twintigste eeuw? Ligt aan deze terreurdreiging globaliseringten grondslag? Armoede en oneerlijke verdeling van grondstoffen en politiekeinvloed? Is er daadwerkelijk sprake van een mondiale dreiging, een meta-conflictof haken lokale groeperingen aan bij de mondiale aandacht voor Al Qaeda om

.$$/012&3 ,

9-

Page 61: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

bekendheid en legitimiteit te verkrijgen? Is onze reactie niet overdreven in hetlicht van het feit dat jaarlijks meer mensen sterven bij het nemen van een bad dandoor terreuraanslagen? Is terrorisme niet juist zo effectief door de buitensporigetegenmaatregelen die wij in reactie op terreuraanslagen nemen (Mueller, ,--9)?In hoeverre is dit een machtsstrijd binnen de islamitische wereld en in welke mateis deze daadwerkelijk gericht tegen het Westen? In hoeverre zijn ons aardsehumanitaire oorlogsrecht, onze ethische normen en ons democratische gedachte-goed hindernissen om deze tegenstander te pareren die zich beroept op metafysischerechtvaardigingsgronden? In hoeverre dreigen wij de westerse waarden van deliberale democratie te schenden in onze poging met bijvoorbeeld inbreuken opprivacy de maatschappij te verdedigen tegen terroristen? Wat is de specifieke rolvan religies (Juergensmeyer, ,---)? Hoe gedragen jihadistische netwerken zichprecies (Sageman,,--7)? Is het een binnenlands probleem voor met nameEuropeselanden dat door immigratie is geïmporteerd (Kepel, ,--7)? In hoeverre is hiermeehet taboe op het inzetten van massavernietigingswapens opgeheven (Laqueur,'((()?

De benadering van deze vragen had ook consequenties in trans-Atlantischebetrekkingen. Hierdoor werden de verschillen in strategische culturen tussen de#1 en Europese landen zichtbaar (Rees & Aldrich, ,--)). De #1 zagen de terreur-dreiging als een probleem van buitenlands beleid en kenden een grote rol toe aanhet militaire instrument en de bestrijding ervan. (/'' betekende voor de #1 dat zijin staat van oorlog waren. Zoals bleek uit de Amerikaanse National Security Strategyuit ,--,, kon volgens de regering-Bush de dreiging die uitgaat van dit soort nieuweterroristische groepen, die zich ophielden in ‘schurkenstaten’ en feitelijk ongere-geerde gebieden, alleen worden gepareerd door preventieve acties te nemen, diedesnoods unilateraal zouden worden uitgevoerd, onder het terzijde schuiven vaninternationale organen, zoals de #!, en in weerwil van het internationale recht.Daar waar de aanvallen tegen de Taliban en Al Qaeda in,--' vanuit zelfverdedigingte rechtvaardigen waren, was de preventieve aanvaldoctrine, op grond van ver-meend bezit van massavernietigingswapens, het motief (en een lang gekoesterdewens tot ‘regime-change’) voor de Amerikaanse inval in Irak in ,--8.

De regering-Bush wilde met de invasie van Irak, na het aanvankelijke succes inAfghanistan, de machtspositie van de #1 nogmaals manifesteren. In plaats daarvandraaide het uit op een fiasco. De Amerikaanse pogingen om Irak te stabiliserenen daarmee een begin te maken met de democratisering van het Midden-Oostensloegen stuk op de burgeroorlog en de vele acties van de diverse strijdgroepentegen de troepen van de #1. De #1 hadden voor de radicale islam in Irak een nieuwfront gecreëerd. De kosten liepen op tot boven de 7-- miljard dollar. In plaatsvan een demonstratie van macht resulteerde de militaire aanwezigheid van de #1in een groot verlies van prestige en geloofwaardigheid, met name vanwege hetuitblijven van het bewijs dat Irak over massavernietigingswapens beschikte en deschandalen over de slechte behandeling van gevangenen in Guantánamo Bay enAbu Graib. Michael Scheuer verwoordde de opinie van velen in zijn book Imperial

$#%4": 4515;$’1

9'

Page 62: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Hubris (,--7). Hierin beargumenteert hij dat de #1 onvoldoende de aard enmotieven van Al Qaeda hadden begrepen en dat de christelijk neo-conservatieve,militaristische, offensieve, unilaterale, imperialistische en arrogante houding omeen hele regio te democratiseren en naar eigen hand te zetten contraproductieveovermoed was.

Europa had grosso modo grote moeite met de contouren van de War on Terror,die vanaf ,--9 de Long War werd genoemd (Osinga, ,--+), met name vanwegehet unilaterale optreden dat hierin besloten lag, maar ook vanwege de gehanteerdeterminologie – een oorlog van ‘good against evil’ – die een versimpeling in zichbergt van wat in wezen een uiterst complex probleem is. Europese landen, metvaak een grote moslimgemeenschap in hun midden, zagen het vooral als eenprobleem van binnenlandse veiligheid dat vroeg om gecoördineerde inzet van eenveelheid aan organisaties. Daarbij hoorde ook een bescheiden ambitie: terrorismekon nooit worden uitgebannen, alleen worden ingedamd, en de schade kon wordenbeperkt door het nemen van preventieve maatregelen. Al te robuust militair op-treden en denken in absolute termen van ‘good against evil’ zouden juist contra-productief zijn. Stigmatisering van de islam lag op de loer. De grote onenigheidover het besluit om Irak aan te vallen, versterkte de animositeit tussen Europa ende #1. Een ‘transatlantic rift’ was het gevolg (Gelb, ,--7). De vraag was of er nogwel over ‘het Westen’ kon worden gesproken.

Kwetsbaarheid, niet macht, domineert vanaf (/'' het westerse denken, met namesinds het najaar van ,--8. Waar eerdere visies de macht van het Westen bena-drukten, werden zwakheden en de beperkingen van het denken in traditioneleveiligheids- en machtsconcepten manifest. Het internationale systeem van na deTweede Wereldoorlog scheen fragiel. Waar Fukuyama c.s. wezen op de positieveeffecten van globalisering, werden nu juist aspecten van globalisering als mogelijkestrategische hefbomen tegen het Westen blootgelegd. David Held stelde dat ‘therising density of financial, trade and economic connections between states hasexpanded the potential vulnerability of most states’. Deze kwetsbaarheid ligt nietlanger in puur militaire dreigingen. In plaats daarvan zijn dreigingen even diffuusals grensoverstijgend: ‘The proliferation of weapons of mass destruction poses apotential threat to all states. Similarly, environmental, economic, narcotics, ter-rorist, cultural, criminal and other threats to national security cannot be resolvedsolely through either military of national means.’ Een wereld bevolkt door niet-statelijke actoren verwikkeld in voortdurende transnationale en intrastatelijkestrijd, burgeroorlog, jihad, criminele praktijken zoals drugs- en wapenhandel,mensensmokkel en opstanden, die bovendien onmerkbaar de grenzen van westerselanden konden binnendringen, is een ‘Hobbesian playground’.

Smith (,--7) vat de gevolgen van (/'' voor het denken over veiligheid bondigsamen in vier punten:• Staten zijn niet langer de primaire actoren in het internationale verkeer (hoewel

dit een contradictie bevat, maar dat terzijde).

.$$/012&3 ,

9,

Page 63: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

• De toekomstige wereldorde zal worden gekenmerkt door asymmetrische con-flicten waarin de wapens van de machtige landen niet vanzelfsprekend de strijdkunnen beslechten tegen zwakkere partijen.

• De wereldorde zal worden gekenmerkt door virtuele oorlog waarin het propa-gandafront veelal belangrijker zal zijn dan het militaire gevecht.

• De veronderstelling dat globalisering onherroepelijk zal leiden tot economischegroei en verspreiding en acceptatie van het liberale democratische gedachtegoed.

Dat sinds (/'' een verschuiving in het denken over veiligheid heeft plaatsgevonden,is onmiskenbaar. Enerzijds wordt daarbij geleund op de idee dat vrede en sta-biliteit, binnen en tussen staten, worden bevorderd door globalisering en de ver-spreiding van het democratische gedachtegoed, waar nodig ondersteund doorstrategische interventies met superieure militaire capaciteiten. Anderzijds echterhebben de aanslagen inbreuk gemaakt op de individuele veiligheidsperceptie vanburgers in westerse landen; ze hebben direct en indirect grote schade toegebrachtaan de trans-Atlantische relatie, aan zowel de machtspositie van de #1 en het Wes-ten, en aan het internationale systeem. Optimisme heeft duidelijk plaats moetenmaken voor een meer pessimistische, hobbesiaanse, toekomstvisie ten aanzien vaninternationale veiligheid en oorlog.

!.* De Risk Society

Deze verschuiving blijkt uit zowel academische literatuur als beleidsdocumenten.Drie trends in deze teksten drukken dit uit:• Oprekking van het veiligheidsbegrip• Besef van verwevenheid van risicobronnen• Onduidelijkheid en onzekerheid over risico’s

Uit de academische literatuur blijkt dat het begrip ‘veiligheid’ is opgerekt inverticale, horizontale en geografische zin, soms impliciet, soms expliciet. Waarveiligheid traditioneel vooral nationale veiligheid betrof, wordt nu de verantwoor-delijkheid om veiligheid te ‘leveren’ doorgetrokken naar andere entiteiten. Supra-nationale organisaties, zoals de #!, wordt specifieke verantwoordelijkheid toege-rekend, maar ook aan niet-gouvernementele en regionale organisaties. Verticaleoprekking heeft ook plaatsgevonden ten aanzien van de vraag aan wie er veiligheidmoet worden ‘geleverd’. Dat was traditioneel de natie, de nationale bevolking.Nu omvat dit tevens de security community (collectieve verdediging van en doorde !"#$-lidstaten) en steeds prangender ook de responsibility to protect richtingspecifieke groeperingen die onder druk staan van bijvoorbeeld etnische spanningenen niet worden beschermd, omdat de staat faalt in het nemen van zijn verant-woordelijkheid. Van recente aard is de idee van human security (Kaldor, ,--*)waarin de verantwoordelijkheid zelfs wordt doorgetrokken naar het niveau van

$#%4": 4515;$’1

98

Page 64: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

het individu – waarvan bescherming tegen vrouwenhandel een voorbeeld is –,maar ook naar het niveau van de mensheid in het licht van mondiale risico’s, zoalsklimaatverslechtering. Horizontaal is het opgerekt door ook een aantal niet-mili-taire oorzaken en manifestaties van leed onder de noemer van internationaleveiligheid te brengen (Buzan, '(('). Verwijzend naar de diverse auteurs diehierboven aan bod zijn gekomen, kunnen de volgende (veelal gerelateerde) risi-cobronnen worden onderscheiden:

Tabel !.": Risicobronnen

Corruptie Internationale migratie Mensenhandel

Religieus terrorisme Georganiseerde misdaad Droogte

Digitaal vandalisme Schaarste aan grondstoffen Etnische spanningen

Armoede Verslechtering klimaat/milieu Kwetsbare infrastructuur

Jeugdoverschot Bevolkingsoverschot Werkeloosheid

Schurkenstaten ‘Falende’ staten Transnationale instabiliteit

Opkomst privélegers Asymmetrische tactieken Proliferatie moderne wapens

Verzwakking staatssysteem Proliferatie van =<0-technologie Competitie om energie en water

Technologische revoluties Snelle bevolkingstoename Ongelijke welvaartsverdeling

Piraterij Ongereguleerde kapitaalstromen Proliferatie niet-statelijke actoren

Opkomst peer-competitors Afzwakkende instituties Verstedelijking

Militarisering van de ruimte Radicalisering Pandemieën

In geografische zin, tot slot, is het veiligheidsbegrip eveneens opgerekt. In het!"#$ Strategisch Concept uit '(((, met de Balkan-ervaring nog vers in hetgeheugen, ging de aandacht vooral uit naar etnische onlusten en humanitairerampen binnen en aan de periferie van Europa, met mogelijk ook schadelijkegevolgen voor de lidstaten.

Vanaf ,--, is het transnationale terrorisme een dominante factor geworden diehet debat kleurt. Zoals secretaris-generaal De Hoop Scheffer in ,--9 het stelde:‘We have begun tackling terrorism as a main mission, indeed, in Afghanistan weare engaging terrorism at the source’ (J. de Hoop Scheffer, Munich: 7 februari ,--9).De !"#$ wordt gepositioneerd als een value-community die de westerse waardenmoet projecteren als een ‘globo-cop’ (Osinga, ,--+). De !"#$ moet een mondialespeler worden. Er wordt weer gespierde taal gebezigd. Directe bescherming vande eigen belangen, zo nodig met acties ‘whereever they are needed’ is nu hetLeitmotiv. Het in stand houden van krijgsmachten kan weer, meer dan in de jarennegentig, verantwoord worden vanuit een directere relatie met nationale veiligheid.

Er bestaat vaak onderlinge verwevenheid van de diverse categorieën. De een iseen katalysator om een ander proces te veroorzaken of te versterken. ‘Falende’staten zijn een vrijplaats voor criminele groeperingen en warlords. Drugshandel,

.$$/012&3 ,

97

Page 65: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

handel in mensen en wapens, het trainen van guerrilla’s en terroristen kan daarongehinderd doorgang vinden. waardoor drugsproductie en -handel, evenmin alsde handel in mensen en wapens, worden bestreden, en evenmin het trainen vanguerrilla’s en terroristen. Interne spanningen kunnen snel een grensoverschrijdendkarakter krijgen. Pogingen om te inter-veniëren, kunnen worden gefrustreerd doorhet toepassen van asymmetrische tactieken en de inzet van enkele hoogwaardigewapensystemen. Zulke tactische tegenslagen kunnen grote symbolische waardehebben als demonstratie van onmacht of van gebrek aan legitimiteit, zeker onderhet vergrootglas van internationale media en het internet. In eigen land kunnendie beelden een rekruterende werking hebben voor radicale groeperingen. Tezamenkunnen diverse categorieën dus een risicotransmissiepad vormen dat westersebelangen zeer direct of indirect kan schaden.

In het ;;11-rapport Nationale Veiligheid uit ,--7 bijvoorbeeld, wordt bewuststilgestaan bij nationale belangen en nationale veiligheid, op grond van het besefvan de toenemende verwevenheid van dreigingen en de kwetsbaarheid van onzemaatschappij (zie tabel ,.,). Hierin wordt duidelijk gemaakt dat dreigingen zichop diverse manieren kunnen manifesteren in effecten, direct of indirect, vis-à-visdeze nationale belangen (;;11, ,--7: ,8).

Tabel !.!: Dreigingen, effecten en belangen

Soort dreiging Mogelijke directe en indirecte Vitale nationale belangeneffecten van dreiging

Sociaal Het fysiek uitschakelen van Territoriale veiligheidTerroristisch zaken/personen Fysieke veiligheidCrimineel Verlies van territoriale integriteit Politieke/sociale stabiliteitIndustrieel/economisch Het ontzeggen van het gebruik van Economische veiligheidMilitair belangrijke voorzieningen Ecologische veiligheidNatuurlijk Het ontregelen van maatschappelijke

structuren en processenHet ondergraven van maatschappelijkestructuren en principes

Dit denken komt ook terug in beleidsdocumenten en officiële visies op deveiligheidspolitieke context van een land. In ,--8 publiceerde de %& bijvoorbeeldeen nieuw belangrijk en opmerkelijk document: de Europese Veiligheidsstrategie(%&, ,--8), als reactie op de trans-Atlantische spanningen en aantijgingen van de#1 dat de implicaties van (/'' nog niet tot Europa waren doorgedrongen. Tot dantoe benadrukte het Europese veiligheids- en defensiebeleid de identiteit van de%& als civiele macht en was deze met name gericht op humanitaire operaties. Denieuwe strategie onderkende de veranderingen sinds (/'' – ‘wereldwijde uitdagin-

$#%4": 4515;$’1

9)

Page 66: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

gen’ want open grenzen betekenen dat ‘interne en externe aspecten van veiligheidonlosmakelijk met elkaar verbonden zijn … niet aan de staat gebonden organisatieshebben meer ruimte gekregen om een rol te spelen in internationale aangelegen-heden [...] de afhankelijkheid van Europa van onderling gekoppelde infrastructuur[...] vergroot, en dus ook de kwetsbaarheid’ (%&, ,--8: ,).

Tot de voornaamste dreigingen rekent de %& nu terrorisme, de verspreiding vanmassavernietigingswapens (o.a. richting terreurgroepen), mislukte staten en geor-ganiseerde misdaad. Energieafhankelijkheid, klimaatverandering en concurrentieop het gebied van natuurlijke hulpbronnen worden daarnaast als bron van zorggezien. Deze factoren zijn met elkaar verweven en ‘wettigen de conclusie dat ereen zeer ernstige dreiging in het verschiet zou kunnen liggen’ (%&, ,--8: )). Uit destrategie spreekt een proactieve en zelfs preventieve houding. ‘Wij moeten wereld-wijd denken en lokaal optreden’, want ‘in een tijdperk van mondialisering kunnenverre dreigingen even zorgwekkend zijn als bedreigingen die van dichtbij komen’.‘De eerste verdedigingslinie’ bevindt zich vaak buiten onze grenzen, en dus moetenwe klaar zijn ‘om op te treden voordat een crisis uitbreekt. Met preventie kan nietvroeg genoeg begonnen worden’ (%&, ,--8: 9-*). Hiertoe is een ‘strategische cul-tuur’ noodzakelijk die ‘vroegtijdige, snelle en waar nodig, krachtige interventiebevordert’ (%&, ,--8: ''). Het rapport Beyond !#"#: European Grand Strategy in aGlobal Age (Venusberg group, ,--*) benadrukt het belang van deze visie en deernst van de veranderende veiligheidscontext. Het humanitaire leed is minder hetLeitmotiv dan in de periode '((,-,--' terwijl de ‘nieuwe’ dreigingen nu bovenaanstaan.

Ook nationaal zien we een verschuiving. In de Defensienota !### (Minister vanDefensie, '((() bijvoorbeeld meende men nog dat de internationale veiligheidvooral werd bedreigd door de mogelijke verspreiding van massavernietigingswa-pens, onder meer door het opbreken van de Sovjet-Unie, interne conflicten metetnische botsingen en ongeregelde legers, en de ‘gordel van instabiliteit’ rondEuropa. Crisisbeheersing met een humanitaire inslag was het dominante themavan de tekst. In drie korte paragrafen wordt nog belicht dat ziektes, georganiseerdecriminaliteit en terreurgroepen zich weinig aantrekken van grenzen en afstanden.Echter, de conclusie voor de krijgsmacht was dat Nederland nog ‘relatief be-schermd’ lag. Al in ,--9 denkt men hier anders over. In de defensiebeleidsbrievenaan de Tweede Kamer van ,--9 en ,--* staan de nieuwe risico’s duidelijk in debelangstelling, en net als bij de %& staat terrorisme hoger in de rangorde. Deschaduwzijden van globalisering worden als dringender ervaren, zoals uit de teksthieronder blijkt (zie tekstbox).

0%/%!15%?%:%501?45%/ ,--9

‘De kwetsbaarheid van moderne samenlevingen in een open wereld wordt op steedsmeer terreinen manifest. Onze veiligheid omvat meer dan de verdediging tegen de

.$$/012&3 ,

99

Page 67: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

klassieke militaire bedreiging van het nationale en bondgenootschappelijke grondge-bied. Het gaat tevens om de bescherming tegen internationaal terrorisme, de prolife-ratie van massavernietigingswapens, internationale mensen- en drugshandel, pirate-rij, pandemieën, digitale onveiligheid en klimaatverandering. Ook de energievoorzie-ningszekerheid, rampenbestrijding en ontwikkelingsvraagstukken hebben een steedsbelangrijker veiligheidsdimensie. In toenemende mate draait het om de beschermingvan de samenleving naast de bescherming van het grondgebied. Vrijwel alle bedrei-gingen van onze samenleving hebben bovendien een internationale dimensie. Zo vor-men zwakke staten een aanwijsbare bron van een groot aantal veiligheidsrisico’s.’

De brief Wereldwijd Dienstbaar (Ministerie van Defensie, ,--*) ziet dan ook eengroeiende verwevenheid tussen interne en externe veiligheid en een verbredingvan veiligheidsrisico’s. De consequentie voor de krijgsmacht is dat conflicten enmissies ‘complexer’ worden en er sprake is van ‘verbreding en mondialisering vande inzet’. Missies kunnen niet meer worden onderscheiden naar intensiteit in hetgeweldspectrum, omdat ook humanitaire missies voortdurend bedreigd wordendoor hinderlagen. Wederopbouwmissies worden omgeven door counterinsurgencyacties. Kleine strijdgroepen moeten snel en accuraat worden geïdentificeerd engeneutraliseerd, wat hoge eisen stelt aan inlichtingen en wapens. De operaties inAfghanistan staan primair in het teken van stabilisering en Security Sector Reform,maar een ander motief is toch ook het voorkomen dat de Taliban, en Al Qaedain haar kielzog, weer een voet aan de grond krijgt die op termijn tot terreuraanslagenzou kunnen leiden. Militairen treden gezamenlijk op met hulporganisaties envertegenwoordigers van andere ministeries in een zogenaamde ‘80-benadering’(diplomacy, defence, development). Alleen met een integrale aanpak door diverseministeries, internationale organisaties en andere landen kunnen de nieuwe risico’s(wellicht) worden gepareerd, zo wordt gesteld in de in ,--* opgestelde StrategieNationale Veiligheid (welke mede is geïnspireerd door het eerdergenoemde ;;11-rapport). De aanleiding voor dit document, dat niet meer is dan een eerste aanzet,spreekt ook boekdelen: diffusere dreigingen, grotere gevolgen.

Dit is het kenmerk van onze huidige maatschappij; wij leven tegenwoordig ineen risk society. Overal is onzekerheid troef, stelde een Britse historicus recentelijk(Ornstein, ,--+), ondanks het feit dat Europese landen een periode van ongekendeveiligheid en welvaart doormaken. De zekerheid van de dreiging van nucleairecatastrofe is verdwenen en vervangen door het besef dat wij in ons alledaagse levenomringd worden door een diversiteit aan mogelijk grote gevaren, waarvan overigensde meeste een heel kleine kans hebben om zich daadwerkelijk voor te doen. ‘Weare moving away from a world of enemies to one of dangers and risks’, steldeBeck in '((9.

Onzekerheid is het centrale thema in het huidige veiligheidspolitieke denken.De risico’s zijn niet te kwantificeren. We weten niet exact wat de risico’s zijn nochwat de waarschijnlijkheid is dat, of waar, specifieke risico’s zich zullen manifesterennoch wanneer risico’s zijn verdwenen. Zo noteerde de Adviesraad voor Interna-

$#%4": 4515;$’1

9*

Page 68: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

tionale Vraagstukken ("5#) in '((( dat de wereld sinds het einde van de KoudeOorlog in een turbulente situatie verkeert waarvan de ontwikkeling ondoorzichtigen de toekomst onzeker is. De indruk bestaat dat, zoals Beck het stelde, ‘thedangers the Risk Society faces are not geographically nor temporarily contained,but are global and infinite in nature’ ('((,: ,-). Dit besef komt terug in de %&Veiligheidsstrategie, waarin wordt gesteld: ‘Europa heeft te maken met nieuwe,meer uiteenlopende, minder zichtbare en minder voorspelbare dreigingen’ (%&,,--8: 8). De Strategie Nationale Veiligheid verwoordde de onzekerheid ten aanzienvan dreigingen die kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting eveneenshelder: ‘Wat op dit moment een dreiging is, kan over een jaar geneutraliseerd zijn.Wat nu latent is, kan op korte termijn transformeren tot een acuut gevaar. Boven-dien moet rekening worden gehouden met dreigingen die nu nog niet wordenvoorzien.’

Wel weten we dat risico’s moeten worden ‘gemanaged’. In het rapport OnzekereVeiligheid (,--+) roept de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid optot een nieuwe risicobenadering in het licht van deze paradigmaverschuiving rondhet verschijnsel risico. Voorzorg is het nieuwe beginsel. Zoals de %& ook bepleit,vragen nieuwe risico’s om actie – een proactieve benadering, want anders zullenzij zich in de toekomst zeker manifesteren (Coker, ,--,; Rasmussen, ,--9). Maarwat voor soort actie? Dat is niet duidelijk, net zo min als de vraag welk risico heteerst moet worden afgedekt. Dit soort onzekerheden zijn deel van het probleem.In tegenstelling tot de Koude Oorlog, waarin een specifieke en zichtbare dreigingvanzelf het nationale debat over veiligheid domineerde, leveren de huidige diffuserisico’s het probleem op dat veiligheid in de toekomst een functie is van de keuzesdie wij nu zelf maken. Risico’s op zich zijn abstract, totdat wij beslissen er actietegen te ondernemen: ‘It is in making the decision to act on the risk that the riskbecomes risky’ (Williams, ,--+: 98). Of zoals de %& dit onbewust verwoordde:‘Ons optreden zal voor een deel bepalen hoe onze toekomst er zal uitzien’ (%&,,--8: 9).

Er schuilen risico’s in deze fundamentele onzekerheid. Het nationale en inter-nationale debat over veiligheid is een marktplaats; veiligheid wordt een functievan framing en selling van risico’s door belangengroepen, politici en departementenmet een verantwoordelijkheid voor een specifiek risico. Risico’s worden dan ook‘gemanaged’ door risk communities – collectieven die na het voeren van discussies,gemeenschappelijke ideeën formuleren over de risico’s die wezenlijk zijn en opwelke wijze deze moeten worden gepareerd. Juist in de afgelopen twee decennia ishet problematisch gebleken om risk communities te formeren of in stand te houden,met de nodige schadelijke gevolgen voor het !"#$-bondgenootschap van dien.

Ook in Nederland wordt het defensiebeleid in een spagaat gedwongen vanwegeeen niet eensluidende uitkomst van het politieke debat. Tegenover het besef vaneen toenemend scala aan risico’s en mogelijke dreigingen, en een groeiendeongewisheid ten aanzien van het geëigende instrumentarium, wordt niet – zoals

.$$/012&3 ,

9+

Page 69: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

in de commerciële wereld – de verzekeringspremie verhoogd, maar wordt hetdefensiebudget steeds opnieuw verlaagd.

!.$ Another bloody century?

Zowel de optimistische als de meer donkere visies op internationale en nationaleveiligheid zijn aan de orde geweest. De optimistische visies stammen uit de interwardecade (Gray, ,--*: ,'(). Het optimisme van begin jaren negentig was, terugkij-kend, misplaatst. Al in '(+( waarschuwde Huntington ('(+() voor al te optimis-tische geluiden over de afnemende kans op oorlog:

Endism overemphasizes the predictability of history and the permanence ofthe moment. Endism tends to ignore the weakness and irrationality of humannature. Human beings are at times rational, generous, creative, and wise, butthey are also stupid, selfish, cruel and sinful. The struggle that is history isrooted in human nature. So long as human beings exist, there is no exit fromthe traumas of history. To expect it to happen is unrealistic. To plan on ithappening is disastrous.

Dit blijkt ook uit de voorspelling die Lawrence Freedman deed op '' september'((8:

As the Cold War closed, commentators spoke of a period of transition to anew world order as stable as before but somehow more just. It was presumedthat things would settle down for the foreseeable future. But in a state systemso complex and diverse, and with such inequalities in wealth and territory,stability is no more than a fond hope. Things will never settle down, and thatis why we are unlikely to be able to stop worrying about war.

Misschien dat een conclusie ligt in de woorden van James Rosenau, die de huidigegebeurtenissen beschouwt als een deel van het voortdurende globaliseringsproces.Rosenau ('(()) stelt dat:

… the dynamics of globalization unleashed by technology are the dominantcatalyst in world affairs, and the forces of subgroupism reactions thereto. Thusin the long run the prospects for global security may not be so bleak. Globalorder is more an emergent pattern than a fixed arrangement. Order is slowlydeveloping out of the ruins of the Cold War, but it is not doing so with linearityor clear-cut dimensions. It is an order that expands incrementally at themarginsrather than by wholesale changes at the center. It is an order that sustains bothfragmentation and integration. These are not necessarily conflicting processes.

$#%4": 4515;$’1

9(

Page 70: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

When they clash they do so in different ways at different times in differentparts of the world.

Als we nog even wachten, komt het toch wel weer goed. Echter, gezien dedemografische ontwikkelingen in toch al instabiele regio’s, de uitzichtloosheidvoor grote groepen jongeren in zwakke staten, de grondstofschaarste, de toegan-kelijkheid van welvarende gebieden, de snelle terugkoppeling van gebeurtenissennaar het mondiale kijkers- en internetpubliek en de etnische, religieuze en cultureleverschillen, de opkomst van nieuwe machten in Azië en de huidige problemenvan instituties zijn er voldoende ingrediënten om de verwachting te rechtvaardigendat de Indian Summer voor het Westen voorbij is en dat golven van onzekerheid,instabiliteit en geweld ook de kusten van westerse maatschappijen frequent zullentreffen. ZoalsGray (,--)) het stelde ligt er, gezien decontinuïteit in degeschiedenis,another bloody century in het verschiet. Achter deze stellige bewering gaat echtereen scala aan veiligheidsrisico’s schuil, evenals een gebrek aan houvast voor dekrijgsmacht die tracht voorbereid te zijn op de toekomst.

Literatuur

Aaron, D. (,--+). In Their Own. Words, Voices of Jihad. Santa Monica: 4"!0.Adviesraad voor Internationale Vraagstukken. ('(((). De ontwikkelingen in de internationale

veiligheidssituatie in de jaren negentig: van onveilige zekerheid naar onzekere veiligheid.Andréani, G. (,--7-)). The War on Terror: Good Cause, Wrong Concept. Survival, 79(7)

Winter, 8'-)-.Arquilla, J. & D. Ronfeld. ('((8). Cyberwar is Coming. Comparative Strategy, ',, '7'-'9).Barber, B. ('(()). Jihad vs. McWorld. New York: Ballantine Books.Beck, U. ('((,). Risk Society. London: Sage Publications.Boot, M. (,--)). War Made New. New York: Gotham Books.Bunker, R. (ed.). (,--8). Non-State Threats and Future Wars. London: Frank Cass.Bunker, R. (,--+). Terrorists and Laser Weapons Use: An Emergent Threat. Studies in

Conflict & Terrorism, 8', ), May, 787-7)).Bush, G.W. (,--,). State of the Union Address, ,( January. Washington 0;: The White

House.Buzan, B. ('(('). People States and Fear. Boulder: Lynne Rienner.Buzan, B. & E. Herring ('((+). The Arms Dynamic in World Politics. Boulder: Lynne

Rienner.;;11-Rapport (,--7). Nationale Veiligheid. Den Haag: Clingendael.Chyba, C.F. & A. Greninger. (,--7). Biotechnology and Bioterrorism: an Unprecedented

World. Survival, 79, ,, '78-'9'.Cohen, E.A. ('((7). The Mystique of &.1. Air Power. Foreign Affairs, *8, '-(-',7.Cohen, E.A. ('(()). Revolution in Warfare? Air Power in the Persian Gulf. Annapolis: Naval

Institute Press.Cohen, E.A. ('(()b). A Revolution in Warfare. Foreign Affairs, *), ,, 8*-)7.Coker, C. (,---). Humane Warfare: the new ethics of postmodern war. London: Routledge.

.$$/012&3 ,

*-

Page 71: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Coker, C. (,--,). Globalisation and Insecurity in the !"st Century: NATO and the Managementof Risk, Adelphi Paper 87). Oxford: Oxford University Press.

Creveld, M. van ('(('). The Transformation of War. New York: The Free Press.Creveld, M. van ('((9). The Fate of the State. Parameters, Spring, 7-'9.Deutsch, K. et al. ('()*). Political Community and the North Atlantic Area. New Jersey:

Princeton.Doyle, M.W. ('(+9). Liberalism and World Politics. The American Political Science Review,

+-, 7.Dunlap, C.J. ('(((). Technology: Recomplicating Moral Life for the Nation’s Defender’s.

Parameters, Autumn, ,7-)8.Eikenberry, K.W. ('((9). Take No Casualties. Parameters, Summer, '-(-''+.%& (,--8). European Security Strategy. Brussels.Ferrill, T. (,--)). The Norms of War, Cultural Beliefs and Modern Conflict. London: Lynn

Riener.Freedman, L. ('((8). Weak States and the West: the Future Surveyed. The Economist, ''

September, 77.Freedman, L. ('((9). The Future of Military Strategy. In: Brassey’s Defence Yearbook. Lon-

don: Brassey’s.Freedman, L. ('((+a). Military power and Political Influence. International Affairs, *7, 7,

*9,-**(.Freedman, L. ('((+b). The Revolution in Strategic Affairs, Adelphi Paper 8'+. Oxford: Oxford

University Press.Freedman, L. ('((+-'(((). The changing forms of military conflict. Survival, 7-, 8(-)9.Fukuyama, F. ('(+(). The End of History? The National Interest, No. '9.Fukuyama, F. ('((,). The End of History and the Last Man. New York: Penguin.Gaddis, J.L. ('(+*). The Long Peace: Inquiries into the History of the Cold War. New York:

Oxford University Press.Gelb, L. (,--7). The Iraq War and &1-European Relations. Orbis, Fall, *'(-*8'.Gray, C.S. ('(()). The Changing Nature of Warfare? Naval War College Review, Spring,

Vol. @:5@, No.,.Gray, C.S. (,--)). Another Bloody Century. London: Weidenfeld & Nicholson.Gray, C.S. (,--*). War, Peace and International Relations. London: Routledge.Gray, J. (,--8). Al Qaeda and What it Means to be Modern. London: Faber and Faber.Gurr, T.R. ('((7). Peoples Against States: Ethnopolitical Conflict and the Changing World

System. International Studies Quarterly, 8+, 897-89).Habeck, M. (,--9). Knowing the Enemy. Jihadist Ideology and the War on Terror. New

Haven: Yale University Press.Hammes, T.X. (,--7). The Sling and the Stone. St. Paul: Zenith Press.Held, D. & A. McGrew ('((+). The End of the Old Order? Review of International Studies,

,7, ), '((+, ,'(-,7,.Hoffman, F.G. (,--*). Conflict in the !"st Century: The Rise of Hybrid Wars. Arlington

(Va): Potomac Institute.Holsti, K.J. ('((9). The State. War and the State of War. Cambridge: Cambridge University

Press.Homer-Dixon, Th. Environmental Scarcities and Violent Conflict: Evidence from Cases,

International Security, '(, ' (Summer), )-7-.

$#%4": 4515;$’1

*'

Page 72: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Hoop Scheffer, J. de (,--9) Speech at the $!nd Munich Conference on Security Policy.Munich, 7 februari. http://www.nato.int/docu/speech/,--9/s-9-,-7a.htm

Huntington, S.P. ('(+(). No Exit: The Error of Endism. The National Interest, No. '*,8-'9.

Huntington, S.P. ('((8). The Clash of Civilizations. Foreign Affairs, Summer, ,,-7(.Huntington, S.P. ('((9). The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order. New

York: Simon and Schuster.Ignatieff, M. (,---). Virtual War: Kosovo and beyond. London: Chato and Windus.Joint Chiefs of Staff. ('((*). Joint Vision !#"#, Chairman of the Joint Chiefs of Staff.

Washington 0;.Juergensmeyer, M. (,---). Terror in the Mind of God. Berkeley: University of California

Press.Kagan, F. (,--9). Finding the Target. New York: Encounter Books.Kaldor, M. ('(((). New & Old Wars. Organized violence in a Global Era. Cambridge: Polity

Press.Kaldor, M. (,---). Introduction. In: M. Kaldor, (ed.). Global Insecurity. London: Cassell

Pinter.Kaldor, M. (,--*). Human Security. Reflections on Globalization and Intervention. Cam-

bridge: Polity Press.Kaplan, R. ('((7). The Coming Anarchy. Atlantic Monthly, February.Kaplan, R. ('((9). The Ends of the Earth. New York: Vintage Books.Katzenstein, P.J. (ed.). ('((9). The Culture of National Security. Norms and identity in world

politics. New York: Columbia University Press.Kepel, G. (,--7). The War for Muslim Minds. Cambridge (Ma): Belknap Press.Krepenich, E.F. ('((7). Cavalry to Computer: The Pattern of military Revolutions. The

National Interest, No. 8*.Laqueur, W. ('(((). The New Terrorism. Fanaticism and the Arms of Mass Destruction. Lon-

don: Phoenix Press.Lind, W. et al. ('(+(). The Changing Face of War: Into the Fourth Generation. Marine

Corps Gazette, October, ,,-,9.Luttwak, E. ('(+*). Strategy, the Logic of War and Peace. Cambridge (Ma): Belknap Press.Luttwak, E.N. ('(()). Toward Post-Heroic Warfare. Foreign Affairs, May/June.McInnes, C. (,---). Spectator Sport Warfare. In: S. Croft & T. Terrif. (eds.). Critical

Reflections on Security and Change. London: Frank Cass, '7,-'9).McInnes, C. (,--,). Spectator Sport War: the West and Contemporary Conflict. Boulder: ;$.Minister van Defensie ('(((). Defensienota !###. Den Haag: Ministerie van Defensie.Ministerie van Defensie (,--*). Wereldwijd Dienstbaar. Den Haag.Molander, R. et al. ('((9). Strategic Information Warfare: The New Face of War. Para-

meters, Autumn, +'-(,.Mueller, J. ('(+(). Retreat from Doomesday: The Obsolescence of Major War. New York:

Basic Books.Mueller, J. (,--9). Overblown. New York: The Free Press.!"2$ ('(((). The Alliance’s Strategic Concept. Brussels: !"2$ Office of Information and

Press.!"2$ (,--,). Prague Summit Declaration, ,' November.Nye, J.S., ('(()). Conflicts after the Cold War. The Washington Quarterly, '(:', )-,7.

.$$/012&3 ,

*,

Page 73: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Ohmae, K. ('(()). The End of the Nation State: The Rise of Regional Economies. New York:Free Press.

Ornstein, L. (,--+). Op populisme is maar een antwoord: wees eerlijk. Interview met TonyJudt. de Volkskrant, ) juli.

Osinga, F.P.B. (,--'). Een Nieuwe Totale Oorlog als Dialectisch Moment. Vrede enVeiligheid, 8-, 7, 77*-7+-.

Osinga, F.P.B. (,--*). Boyd, Bin Laden and Fourth Generation Warfare as String Theory.In: J.A. Olson. On New Wars. Oslo: Norwegian Institute of Defense Studies.

Osinga, F.P.B. (,--+). Venus Calling: Can !"2$ Cope with 76=? In: T. Terriff, A. Karp& R. Karp (eds). Global Insurgency and the Future of Armed Conflict. London: Routledge.

Owens, W. ('(()). The Emerging System of Systems. Military Review, May-June, ')-'(.Peters, R. ('((7). The New Warrior Class. Parameters, Summer, '9-,9.Phares, W. (,--*). The War of Ideas. Jihadism Against Democracy. New York: Palgrave.Posen, B.R. (,--9). The War for Kosovo: Serbia’s Political-Military Strategy. International

Security, ,7, 7, 8(-+7.Rapoport, D.C. (,--'). The Fourth Wave: September '' in the History of Terrorism. Cur-

rent History, December, 7'(-7,7.Rasmussen, M.V. (,--9). The Risk Society at War. Cambridge: Cambridge University Press.Rees, W. & R. Aldrich (,--)). Contending Cultures of Counterrorism: Transatlantic

Divergence or Convergence? International Affairs, +', ), (-)-(,8.Robb, J. (,--*). Brave New War. The Next Stage of Terrorism and the End of Globalisation.

New York: John Wiley & Sons.Roberts, A. ('(('). International Law and the Use of Force. In: New Dimensions in Inter-

national Security, Adelphi Paper ,99. London: Oxford University Press.Rosenau, J.R. ('(()). Security in a Turbulent World. Current History, (7, May, No. )(,.Russett, B. et al. ('((+). The Third Leg of the Kantian Tripod for Peace: International

Organizations and Military Disputes, '()--'(+). International Organization, ),, 8, 77'-79*.

Russett, B. & J. Oneal (,--'). Triangulating Peace, Democracy, Interdependence and Inter-national Organizations. New York: Norton.

Sageman, M. (,--7). Understanding Terror Networks. Philadelphia: University of Pensyl-vania Press.

Sapolsky, H.M. & J. Shapiro ('((9). Casualties, Technology, and America’s Future Wars.Parameters. Summer, ''(-',*.

Sarkesian, S. (,--'). Humanitarian Intervention: The Price Paid by the Military. Orbis,Fall.

Scheuer, M. (,--7). Imperial Hubris: Why the West is Losing the War on Terror. Washington0;: Potomac Books.

Scruton, R. (,--,). The West and the Rest: Globalization and the Terrorist Threat, London:Continuum Books.

Silberglitt, R. et al. (,--9). The Global Technology Revolution !#!#. Santa Monica: 4"!0.Singer, M. & A. Wildavsky ('((8). The Real World Order. New York: Chatham House.Singer, P.W. (,--8). Corporate Warriors. Ithaca: Cornell University Press.Smith, S. (,--7). Singing Our World into Existence: International Relations Theory and

September ''. International Relations Quarterly, 7+, 7((-)').Stern, J. (,--8). Terror in the Name of God. New York: Ecco.Strategie Nationale Veiligheid. (,--*). Ministerie van Algemene Zaken. Den Haag.

$#%4": 4515;$’1

*8

Page 74: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Sullivan, G. & J. Dublik ('((7). War in the Information Age. Military Review, April.Toffler, A. & H. Toffler ('((8). War and Anti-War. Survival at the Dawn of the !"st Century.

Boston: Little, Brown and Company.Venusberg group (,--*) Beyond !#"#: European Grand Strategy in a Global Age. Gueter-

sloh: Bertelsman. http://www.emmanouilidis.eu/download/,--*_Venusberg_Beyond_,-'-.pdf.

Wallensteen, P. & M. Sollenberg (,--'). Armed Conflict, '(+(-,---. Journal of PeaceResearch, 8+, ), 9,(-977.

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (,--+). Onzekere Veiligheid. Amster-dam: Amsterdam University Press.

Wheeler, N.J. (,---). Saving Strangers. Humanitarian Intervention in International Society.Oxford: Oxford University Press.

Williams, M.J. (,--+). (In)Security Studies, Reflexive Modernization and the Risk Society.Cooperation and Conflict, Vol. 78 ('), )*-*(.

.$$/012&3 ,

*7

Page 75: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!." Inleiding

De krijgsmacht is een van de instrumenten voor de uitvoering van het veiligheids-beleid van de Nederlandse overheid. Tot aan de jaren negentig bestond er eenduidelijke scheiding tussen interne/binnenlandse en externe/buitenlandse veilig-heid. Na de Koude Oorlog kwam hier verandering in. Binnenlandse veiligheidsor-ganen worden steeds vaker buiten de grenzen ingezet, onder andere voor drugs-bestrijding en de wederopbouw van staatstructuren in voormalige conflictgebie-den. En steeds meer binnenlandse veiligheidsissues vragen om de inzet van destrijdkrachten in het buitenland. Hierbij valt te denken aan terrorismebestrijdingen het tegengaan van vluchtelingenstromen door inzet van de strijdkrachten inburgeroorlogen. Deze ontwikkeling heeft geleid tot een stapsgewijze herijking vande rol van de strijdkrachten binnen het Nederlandse veiligheidsbeleid. Tussen debetrokken ministeries worden steeds meer samenwerkingsafspraken gemaakt. DeNederlandse regering heeft zelfs een Strategie Nationale Veiligheid (!""#). Er zijnechter weinig publicaties die integrale overzichten bieden met betrekking tot derollen die de krijgsmacht speelt in zowel het buitenlandse als het binnenlandseveiligheidsbeleid.

In dit hoofdstuk worden de veranderingen beschreven in de rol diede krijgsmachtspeelt om Nederland, haar bevolking en bezittingen veiliger te maken. Eén con-clusie is in ieder geval dat die rol in de laatste decennia behoorlijk aan het rollenis geraakt. Vandaar ook de titel van dit hoofdstuk. Misschien lijkt het werk vande krijgsmacht op het eerste gezicht een ‘ver-van-mijn-bedshow’ voor de burger,maar bij nader inzien komt diezelfde burger in meer of mindere mate regelmatigmet dit werk in aanraking. Een vollediger zicht op de verschillende rollen die dekrijgsmacht in het veiligheidsbeleid speelt, levert daarom ook een beter begrip vande verhouding tussen krijgsmacht en samenleving – het thema van dit boek. Inde volgende paragraaf worden allereerst de lacunes in de literatuur aangaandedefensierollen besproken om vervolgens te worden afgesloten met subvragen diein het vervolg van dit hoofdstuk zullen worden beantwoord.

$%%&'()*+ ,

Rol aan de rol

Defensie als instrument van het integrale Nederlandse veiligheidsbeleid

F-%./01 H*/(+023 en M/4$/5- '5 W565.

#7

Page 76: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!.# Lacunes in de literatuur

In de bestaande literatuur wordt geen volledig beeld gegeven van de rol die dekrijgsmacht speelt in het Nederlandse veiligheidsbeleid. De Wijk en Toxopeus(!""7) geven aan waarom de grens tussen interne en externe veiligheid steeds meervervaagt. Als oorzaken noemen zij de groei van transnationale veiligheidsdreigingen(terrorisme en criminaliteit), de binnenlandse gevolgen van buitenlandbeleid, degevolgen van binnenlandbeleid voor de belangen in het buitenland en de vervagingvan de typische rolverdeling van de machtsinstrumenten (politie en krijgsmacht).De auteurs tonen zich voorstander van een nationaal veiligheidsbeleid dat zichricht op territoriale integriteit, fysieke veiligheid, economische veiligheid, ecolo-gische veiligheid, en politieke en sociale stabiliteit. Ze geven definities van dezenogal ruime begrippen, maar geen overzicht van de rollen die worden toegewezenaan het beleidsinstrument ‘krijgsmacht’.

In een eerdere publicatie beschrijft De Wijk (!""8) wel de ontwikkeling vanhet Nederlandse buitenlandse veiligheidsbeleid en de daaruit volgende verande-ringen in de krijgsmacht. Maar hij wijdt slechts één paragraaf aan de relatie tusseninterne en externe veiligheid. Hierin wordt wel ingegaan op de intensivering vanterrorismebestrijding, maar niet op andere transnationale veiligheidsbedreigingen.In het stuk komt het binnenlands veiligheidsbeleid sec helemaal niet aan bod.

Lutterbeck (!""7) laat zien hoe politie en krijgsmacht convergeren. De politiezou steeds meer gebruikmaken van militaire technologie en zich steeds meer richtenop het buitenland. Buitenlandse inlichtingendiensten werken steeds vaker samenmet politie, recherche en binnenlandse inlichtingendiensten. Krijgsmachten rakenmeer betrokken bij de binnenlandse veiligheid. Tot slot, de klassieke intermediaireorganisaties, de gendarmerie-organisaties (in Nederland de marechaussee), nemenin vergelijking tot krijgsmacht en politie in omvang toe. De auteur geeft echterniet aan hoe deze ontwikkelingen samenhangen met veranderend veiligheidsbeleid.Hij kan in zijn conclusie dan ook niet anders dan de vraag openlaten waaromdeze ontwikkelingen plaatsvinden. Zijn het reacties op veranderende dreigingenof komen ze voort uit concurrentie tussen krijgsmacht en politie? Of, voor dithoofdstuk wellicht nog meer van belang: wat is precies de relatie met beleid ende keuze van instrumenten om beleid te realiseren?

Neuteboom en Ducheine (!""#) geven voor concrete situaties aan op welkegebieden de politie en de krijgsmacht tezamen kunnen bijdragen aan de vergrotingvan de Nederlandse veiligheid (kleine gewapende conflicten, transnationaal ter-rorisme en internationale georganiseerde criminaliteit). Waardevol is dat Neute-boom en Ducheine (nieuwe) criteria bepleiten voor een herverdeling van takentussen politie en krijgsmacht (competentie, doelmatigheid en geweldsniveau),maar zij bieden geen integrale analyse van de krijgsmacht als instrument van deoverheid.

$%%&'()*+ ,

#9

Page 77: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

In de literatuur wordt de rol van de krijgsmacht in het veiligheidsbeleid van deNederlandse overheid dus niet volledig behandeld. Dit hoofdstuk heeft dit welals doel. In aparte paragrafen zullen de volgende vragen worden beantwoord:• Hoe komt het binnen- en buitenlands veiligheidsbeleid tot stand en in welke

documenten wordt het vastgelegd?• Ervan uitgaande dat alle veiligheidsterreinen worden ingecalculeerd, voor welke

beleidsdoelen is de krijgsmacht dan een instrument?• Hoe is de rol van de krijgsmacht in het integrale Nederlandse veiligheidsbeleid

veranderd?

!.! De totstandkoming van veiligheidsbeleid

Hoe komt het veiligheidsbeleid in Nederland tot stand? Wie zijn daarbij betrokken?Waarin wordt het beleid vastgelegd? In deze paragraaf worden de verschillendeactoren, processen, doorlooptijden, frequenties en brondocumenten samengevat,voor binnen- als buitenlands veiligheidsbeleid.

In Nederland wordt veiligheidsbeleid gemaakt door een grote, diverse groeporganisaties en personen. Het internationale veiligheidsbeleid is een onderdeelvan het Nederlandse buitenlandbeleid. Het wordt formeel vastgesteld door deregering en daarna, na eventuele aanpassingen, goedgekeurd door de TweedeKamer. Binnen de regering is de minister van Buitenlandse Zaken (:;) verant-woordelijk voor het buitenland beleid. Hij/zij geeft zijn/haar ambtenaren instruc-ties, die door ambtenaren worden uitgewerkt en vastgelegd in beleidsnota’s. Inhet buitenlandbeleid wordt ook ingegaan op internationaal veiligheidsbeleid ende rol van de krijgsmacht. Het beleid van de minister van Defensie moet passenbinnen het buitenlandbeleid. Hoewel de minister van Defensie zelf zijn/haar beleidin de regering en door de Tweede Kamer geakkordeerd moet krijgen, dient hij/zijbinnen de kaders van het algemenere buitenlandbeleid te blijven, net zoals deministers van Ontwikkelingssamenwerking en Economische Zaken dat moeten.Wanneer de minister van :; nieuw beleid maakt, laat hij/zij zich uiteraard adviserendoor vele personen en organisaties, niet alleen door zijn of haar ambtenaren. Tedenken valt aan adviesraden, wetenschappers, maatschappelijke en internationaleorganisaties, maar ook aan de andere ministeries. Als het gaat om veiligheid, danlevert ook het ministerie van Defensie een belangrijke bijdrage.

Bij de totstandkoming van het binnenlandse veiligheidsbeleid zijn meer actorenbetrokken. Er is bijna geen minister die op zijn/haar beleidsterrein geen veilig-heidszorg heeft. Zo is de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordeningen Milieu toezichthouder op de veiligheid van het drinkwater en de nucleaireindustrie. De twee ministers die voor de binnenlandse veiligheid het belangrijkstzijn, zijn echter die van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (:;+) en vanJustitie.

.%- 001 '5 .%-

##

Page 78: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

De minister van Justitie is verantwoordelijk voor wetgeving, criminaliteitspre-ventie, jeugdbescherming, rechtshandhaving, rechtspleging en rechtsbijstand,slachtofferzorg, uitvoering van straffen, vreemdelingen en terrorismebestrijding.Grote organisaties die onder Justitie vallen, zijn het Openbaar Ministerie, hetCentraal Justitieel Incasso Bureau, het Nederlands Forensisch Instituut, de ‘ge-vangenissen’, de kinderbescherming, de Immigratie- en Naturalisatiedienst en deDienst Terugkeer en Vertrek.

De minister van :;+ is verantwoordelijk voor crisisbeheersing en de AlgemeneInlichtingen- en Veiligheidsdienst (0/<'), maar ook voor het beleid en de finan-ciering van de politie, de geneeskundige hulpverlening en de brandweer in Neder-land. Bij rampen of grootschalige onlusten kan de minister van :;+ namens deregering het gezag overnemen van de ‘lagere’ gezagsdragers.

De twee genoemde ministers geven samen leiding aan de Nationaal CoördinatorTerrorismebestrijding. Net als de ministers van :; en van Defensie raadplegen zijvoor beleidsvoorstellen eerst veel anderen. Nadat ze de regering hebben overtuigd,moet de Tweede Kamer hun voorstellen goedkeuren. Ook lagere overheden makenveiligheidsbeleid. Vooral van belang is dat onder normale omstandigheden deburgemeester verantwoordelijk is voor de lokale openbare orde; de officier vanjustitie is dat voor criminaliteitsbestrijding. De burgemeester en officier van justitiehebben bijna dagelijks overleg met de politie en maken (beleids)plannen voor delangere termijn. In deze plannen hebben gemeenteraden inspraak.

Veiligheidsbeleid ontstaat op zeven manieren.= Elk traject heeft andere actoren,doorlooptijden, frequenties en documenten als resultaat. Ten eerste bevat deGrondwet belangrijke pijlers voor het veiligheidsbeleid. Deze tekst geeft de basis-taken van de Nederlandse krijgsmacht aan. In de wet staan zij alleen opgesomd,maar de parlementaire stukken eromheen bevatten meer informatie.! Een grond-wetswijziging is alleen mogelijk als de Tweede Kamer en de Eerste Kamer tweekeer, in een verschillende samenstelling, met twee derde meerderheid vóór stem-men. De discussie en besluitvorming hierover duren daarom vaak vele jaren.

Ten tweede kunnen de conclusies van parlementaire enquêtes en andere onder-zoeken van de Tweede Kamer tot een wijziging van het beleid leiden. Dit komtvaker voor dan grondwetswijzigingen, maar op een terrein als defensie onregelmatigen zeker minder vaak dan jaarlijks. Voorbeelden daarvan zijn de onderzoeken naaruitzendingen en de val van Srebrenica (De Wijk, !""8). Inclusief de besluitvormingna het onderzoek duren dit soort trajecten zeker een jaar.

Ten derde kan Nederland door internationale onderhandelingen besluiten haareigen beleid aan te passen. Er valt dan te denken aan nieuwe afspraken in deNoord-Atlantische Verdragsorganisatie (10<%), de Verenigde Naties (<1), deEuropese Unie (5*). Voor de binnenlandse veiligheid zijn echter ook bilateraleafspraken met buurlanden, of landen waarbij Nederland bijzondere belangen heeft,van groot belang (de <(, Frankrijk, Spanje, Polen, Roemenië, Rusland, Marokko,Turkije, Iran, Somalië, etc.). Soms dwingen uitspraken van internationale juridi-sche instellingen, zoals het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, de

$%%&'()*+ ,

#>

Page 79: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Nederlandse regering haar beleid aan te passen. Nieuwe beleidsafspraken metandere landen, zowel bi- als multilateraal, komen veelvuldig, al- hoewel onregel-matig voor, terwijl individuele besluitvormingstrajecten wel jaren kunnen duren.De met andere landen gemaakte afspraken verschijnen naar verloop van tijd inNederlandse beleidsdocumenten. Soms is het Nederlandse beleid eerder bepaalden wordt dit pas later in internationale documenten, afspraken of verdragenvastgelegd. Een voorbeeld van een belangrijk internationaal beleidsdocument ishet NATO Strategic Concept, dat het laatst werd vastgesteld in =???.

Ten vierde kan een minister – op verzoek van het parlement (moties, vragen),maar ook op eigen initiatief – naar aanleiding van gebeurtenissen binnen of buitende eigen organisatie of door veranderende inzichten beleidsveranderingen voor-stellen. Dit kunnen aanpassingen zijn op specifieke terreinen als materieel, per-soneel, specifieke missies. Het kan echter ook gaan om grotere veranderingen,zoals nota’s over humanitaire interventies, sancties, terreurbestrijding, vreemde-lingen en georganiseerde misdaad. Vaak wordt het nieuwe beleid door meer danéén minister ontwikkeld en uitgebracht. Het beleid staat in antwoorden opKamervragen, brieven of nota’s voor het parlement, alsook in (geheime) nota’s ofcirculaires die alleen binnen Defensie of binnen de overheid worden verspreid.Elke week verschijnen er op terreinen als veiligheid of defensie nieuwe beleids-documenten. Het traject varieert van weken tot maanden of een jaar, maar zeldenlanger. Enkele belangrijke voorbeelden uit deze zeer omvangrijke groep brondo-cumenten van veiligheidsbeleid zijn de Strategie Nationale Veiligheid (!""#), deserie brieven van de regering en Defensie waarmee het beleid tegen terrorismewerd aangescherpt, en de Defensienota´s.8

Ten vijfde dient elke minister jaarlijks een begroting in voor zijn/haar departe-ment. Daarbij gaat het niet alleen om geld, maar ook om beleid, want zonder datkan niet worden vastgesteld waar minder of meer aan moet worden uitgegeven.Zo kan bijvoorbeeld worden besloten om meer te investeren in inlichtingendien-sten, omdat Nederland vindt dat de dreiging van bepaalde landen of (terreur)or-ganisaties groeit en de veiligheid van Nederland ermee gediend is. De begrotingwordt eerst vastgesteld in de regering en daarna door de Tweede Kamer. Veelalwordt al in het voorjaar begonnen met het maken van de nieuwe begrotingen.Het parlement stelt ze in het najaar, vanaf de derde dinsdag in september (Prins-jesdag), per ministerie vast. Voor het nationale veiligheidsbeleid zijn met namede begrotingen van de ministers van :;, Justitie, :;+ en Defensie zelf van belang.

Ten zesde zijn voor het binnenlandse veiligheidsbeleid vooral wetten en rege-lingen van belang. Anders dan voor de politie bestaat voor Defensie geen specialewet.7 Door parlement en regering kunnen bestaande wetten worden aangepast ennieuwe wetten worden aangenomen. Dit kan gebeuren na evaluaties van wetgevingen na incidenten, of als reactie op internationale verdragen, beslissingen (bijvoor-beeld in de 5*) of rechterlijke uitspraken. Wetgevingstrajecten, waarbij naast deTweede Kamer ook de Raad van State en de Eerste Kamer een rol spelen, durenjaren, maar kunnen aanzienlijke beleidsveranderingen opleveren. In veel wetten

.%- 001 '5 .%-

#?

Page 80: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

staat dat ministers zelf gedetailleerdere beleidswijzigingen kunnen doorvoeren metbehulp van zogenaamde ‘ministeriële regelingen’. Deze kunnen veel sneller, vaakin enkele maanden, worden gemaakt en uitgevaardigd. Op binnenlands veilig-heidsterrein komen elke paar maanden wel wetswijzigingen en aangepaste rege-lingen uit.

Specifiek voor de binnenlandse taken van de krijgsmacht zijn een vijftal tekstenvan groot belang. In de Politiewet staat welke binnenlandse taken de +2ar heeften wanneer zij en andere delen van de krijgsmacht mogen worden ingezet ombijstand te verlenen aan het civiele gezag. In het Wetboek van Strafrecht staat watin Nederland ongewenst, crimineel gedrag is. In de Wet rampen en zware on-gevallen staat onder andere dat ook bij rampen de hulp van Defensie mag wordeningeroepen. De samenwerking tussen de Militaire Inlichtingen- en Veiligheids-dienst (2/<') en de 0/<', bijvoorbeeld tegen terrorisme, wordt mogelijk gemaaktdoor de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De Ambtsinstructie voor depolitie, Koninklijke marechaussee en de bijzondere opsporingsambtenaren ten slotteis vooral van belang omdat hierin staat beschreven welk geweld de +2ar magtoepassen. Deze instructie geldt ook als andere delen van de krijgsmacht in hetbinnenland optreden. In feite staat in deze wetten en instructies de basis van hetbinnenlands veiligheidsbeleid. Binnen dit raamwerk voeren opeenvolgende rege-ringen gedetailleerder beleid door het stellen van prioriteiten, geven van aanwij-zingen en veranderen van de begrotingen van de betrokken veiligheidsorganisaties,inclusief de krijgsmacht.

Tot slot, de grootste beleidswijzigingen hangen vaak samen met verkiezingen.In de aanloop naar de stembus beloven politieke partijen vaak dat nieuw beleidzal worden gemaakt of bepaald beleid zal worden veranderd. Als hiertoe in deerop volgende coalitieonderhandelingen daadwerkelijk wordt besloten, is het inNederland inmiddels gebruikelijk een document te schrijven en te publicerenwaarin de gemaakte afspraken staan: het regeerakkoord. Hierin kunnen zowelbesluiten voor binnen- als buitenlandse veiligheid staan. In de regel krijgenspecifieke ministers de opdracht de punten in bijvoorbeeld nota´s of wetswijzi-gingen uit te werken en verschijnen deze enige maanden tot een jaar later.

Er bestaan slechts enkele documenten die zowel gericht zijn op binnen- alsbuitenlands veiligheidsbeleid, en om het hele beleid verder te bestuderen zijn veeldocumenten van belang. Verder valt het op dat er grote verschillen zijn tussen debinnenlandse en buitenlandse delen van het veiligheidsbeleid. Binnenlands vei-ligheidsbeleid is veel meer vastgelegd in wet- en regelgeving, en beleid en uitvoeringsluiten nauw bij elkaar aan. Anders dan bij het optreden in het buitenland staatvan tevoren al vrij precies vast wanneer en hoe zal worden opgetreden. Dat maaktdat de uitvoering van het binnenlands beleid veel meer een continu proces is, waarniet veel nader overleg aan te pas komt. Om een voorbeeld te geven: een politie-patrouille rijdt in een wijk rond en kan zelfstandig te hulp schieten en corrigerendoptreden. De +2ar werkt binnen haar taakvelden veelal op deze manier, maar deinzetprocedure van de krijgsmacht voor oorlogs- en vredesoperaties is heel anders.

$%%&'()*+ ,

>"

Page 81: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Niet minuten, maar maanden tevoren wordt begonnen met besprekingen overde vraag of en hoe zal worden opgetreden.9 Een ander voorbeeld: als in hetbuitenlands veiligheidsbeleid is bepaald dat Nederland tegen terrorisme is, wil datniet zeggen dat tegen elke terroristische groep of activiteit in het buitenland doorNederland diplomatieke, financiële en/of militaire middelen worden ingezet. Voorhet binnenland geldt een ander beleid. In het Wetboek van Strafrecht en het Wetboekvan Strafvordering staat beschreven wat onder strafbare terroristische activiteitenwordt verstaan, en daar tegen wordt door Justitie, politie of 0/<' nagenoeg altijdiets gedaan.# Nog een voorbeeld. Het tegengaan van de verspreiding van chemische,biologische, radiologische en nucleaire (4:.1-)wapens, hun grondstoffen en ver-spreidingsmiddelen is een belangrijk onderdeel van ons buitenlands veiligheids-beleid, maar hoe vaak wordt hier feitelijk tegen opgetreden? We kunnen er echterop rekenen dat als binnen Nederland een 4:.1-wapen in ‘verkeerde handen’ valt,een hele reeks concrete reacties zal volgen. Uiteraard is dit verschil tussen binnen-en buitenlands optreden te verklaren uit het simpele feit dat binnen Nederlandde overheid – binnen wettelijke grenzen – bijna alles kan doen om dergelijkebedreigingen van de Nederlandse veiligheid tegen te gaan. In het buitenland kanzij dat niet zomaar, want dat betekent meestal een schending van de soevereiniteitvan andere landen.

Bovendien is optreden in het buitenland in de regel (veel) grootschaliger, dusvergt het langer voorbereiding.

!.$ De krijgsmacht als instrument

Als de vele verschillende documenten waarin het Nederlandse nationale veilig-heidsbeleid staat beschreven bij elkaar zouden worden gelegd, wat zijn dan debeleidsdoelen waaraan de Nederlandse krijgsmacht bijdraagt? In deze paragraafwordt geprobeerd hiervan een volledig overzicht te geven,waarvoor de belangrijkstebronnen van beleid zijn samengevat.> De beoogde beleidsdoelen staan in cursiefen worden beschreven in alfabetische volgorde. Steeds staat kort aangegevenwaarom zij een probleem of waarvoor zij een oplossing vormen. Ook staat vermeldhoe de krijgsmacht als instrument fungeert, onder welke omstandigheden en doorwelk deel van Defensie dit gebeurt. Per beleidsdoel worden zowel binnenlands alsbuitenlands optreden behandeld. Wanneer dit relevant is, staat aangegeven ofdagelijks of ad hoc wordt bijgedragen. De Nederlandse krijgsmacht draagt bij aantwintig veiligheidsdoelen van de Nederlandse regering.?

!. Burgerschap (Strategie Nationale Veiligheid, "##$). Nederland heeft een uiterstgeorganiseerde samenleving. Kenmerkend hiervoor zijn een goed functionerendeoverheid, een rechtssysteem en democratische besluitvorming. Voor militairen ishet belangrijk precies te weten binnen welke democratische piketpalen zij zichmogen bewegen. Binnen de krijgsmacht wordt lesgegeven in staatsinrichting.

.%- 001 '5 .%-

>=

Page 82: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Overdracht van deze kennis vergroot de kans dat de betrokken militairen bij deuitvoering van hun werk, maar ook in hun privéleven, goed burgerschap uitoefe-nen.

". Criminaliteit (Minister van :;+, !""#; Minister van Defensie, !""#; Ministervan Justitie, !""#). Criminaliteitsbestrijding is primair een taak van politie enJustitie. De krijgsmacht levert hieraan wel een zekere bijdrage. Binnen de krijgs-macht en op burgerluchtvaartterreinen is de +2ar de politie en is criminaliteits-bestrijding altijd een van de belangrijkste bezigheden. Met enige regelmaat levertde rest van de krijgsmacht, voor opsporingsdoeleinden, specialistische bijstandaan het civiele gezag, in de vorm van duikers en luchtfotografie. Bij buitenlandseoperaties, waar de krijgsmacht tijdelijk verantwoordelijk is voor de lokale veiligheid,is bestrijding van criminaliteit een veelvoorkomende activiteit van de KoninklijkeLandmacht (+-), het Korps mariniers (Kmarns) en de +2ar. Daarbij gaat het vaakom het tegengaan van smokkel (drugs, wapens), diefstal en illegaal wapenbezit.

%. Digitale verlamming (Strategie Nationale Veiligheid, !""#). Grootschalige uitvalvan elektriciteit, computers en communicatiesystemen zou een moderne samen-leving als de onze voor een groot deel tot stilstand brengen. De krijgsmacht speeltop dit terrein een beperkte rol. Zowel in Nederland als in uitzendgebieden kanzij middelen leveren om de betreffende functies weer ‘in de lucht’ te krijgen. Zozijn noodstroomvoorzieningen en mobiele communicatiesystemen beschikbaar.Mocht dit nodig zijn, dan kan de Koninklijke Luchtmacht (+-) de luchtverkeer-sleiding van Schiphol over- nemen.

&. Drugshandel (Strategie Nationale Veiligheid, !""#; Minister van Defensie, !""#).Handel in illegale substanties, waaronder drugs, heeft effecten op de (volks)ge-zondheid, maar is ook een bron van verdere criminaliteit (witwassen, corruptie,omkopingen, etc.). De krijgsmacht is naast vele andere organisaties betrokken bijde strijd tegen drugs. Zo participeren de Koninklijke Marine (+2) en de +2ar inde Kustwacht. Af en toe wordt ook een marineschip gebruikt om smokkelbotenin internationale wateren te onderscheppen. Voor de +2ar vormen drugs eenbelangrijk aandachtspunt bij het uitvoeren van haar politietaken binnen de krijgs-macht, op burgerluchtvaartterreinen en bij de grensbewaking. In operatiegebiedenkomen land- en zeemacht ook in aanraking met smokkel van drugs of andere ver-boden goederen, al wordt hiertegen niet altijd opgetreden.="

'. Extreme schaarste aan energiedragers en grondstoffen (Strategie Nationale Veiligheid,!""#; Minister van :;, !""#, Defensiestaf;!""7). Nederlandse bedrijven en burgersverbruiken veel energie en grondstoffen. De ongestoorde toevoer hiervan is vangroot maatschappelijk en economisch belang. De krijgsmacht kan op twee ma-nieren als instrument worden gebruikt om deze toevoer veilig te stellen. Zo kanhet transport fysiek beschermd worden. Te denken valt aan het begeleiden van

$%%&'()*+ ,

>!

Page 83: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

schepen, vliegtuigen, maar ook weg- en treintransport, zelfs het bewaken van olie-en elektriciteitsleidingen. Alle delen van de krijgsmacht kunnen hieraan bijdragen.Een tweede manier is door in het gebied van herkomst te zorgen dat Nederlandde energie- of grondstoffenwinning veiligstelt. Te denken valt aan het (in inter-nationaal verband) bezetten van een grondstofrijk gebied, al dan niet met instem-ming van de lokale bevolking of machthebbers, maar ook aan de bestrijding vanburgeroorlogen, wetteloosheid, criminaliteit of corruptie in het betreffende gebied,zodat de energie of grondstoffen ons op reguliere wijze kunnen bereiken. Ookvoor deze tweede manier zijn vele delen van de krijgsmacht geschikte instru-menten.

(. ‘Falende’ staten (Strategie Nationale Veiligheid, !""#; Minister van :;; !""#,Minister van Defensie, !""#; Defensiestaf, !""7; Minister van Defensie, =???).Dit zijn staten die zo zwak zijn dat zij een bedreiging vormen voor de internationalegemeenschap. De overheid in deze staten – als zij überhaupt al bestaat – is nietbereid of in staat het minimale aan veiligheid en basisdiensten (o.a. onderwijs,medische voorzieningen) aan de bevolking te leveren. Als gevolg daarvan hebbencriminelen vrij spel en is de kans op humanitaire rampen groot. Beide kunnenook de stabiliteit in de regio aantasten. Nederland heeft zich voorgenomen dit inhet buitenlandbeleid te bestrijden, waarbij naast Ontwikkelingssamenwerking enpolitie- en justitiële organisaties ook de krijgsmacht wordt ingezet. Defensie kandoor grootschalige inzet stabiliteit brengen in de ‘falende’ staat en/of aangrenzendelanden. De krijgsmacht kan de meest basale veiligheid garanderen door op tetreden tegen aanwezige gewapende groepen of deze, met haar aanwezigheid,weerhouden actief te zijn en te dwingen tot ontwapening. De krijgsmacht kanook bijdragen aan de opbouw van effectieve en legitieme lokale veiligheidsorga-nisaties, met name krijgsmacht en politie (Security Sector Reform). Hiermee wordtvoorkomen dat het land, als buitenlandse troepen het weer verlaten, opnieuwvervalt in chaos. Door het creëren van een veilige omgeving kunnen anderen, zoalsOntwikkelingssamenwerking en Non-Gouvernementele Organisaties (16%’s), hunwerk uitvoeren – al dan niet samen met militairen die eveneens (re)constructie-activiteiten kunnen uitvoeren. Alle delen van de Nederlandse krijgsmacht kunneneen bijdrage leveren aan het bestrijden van ‘falende’ staten. Naast de voor de handliggende inzet van landeenheden en +2ar valt ook te denken aan ‘kustwachttaken’tegen smokkel door de vloot en ondersteuning van andere taken met transportdoor de +-u.

$. Infectie- en dierziekten (Strategie Nationale Veiligheid, !""#). Nederland is eendichtbevolkt land, met veel veeteelt, internationale handel en mobiliteit. De kansis groot dat ziekten die een bedreiging vormen voor mens en dier, wordengeïmporteerd en zich snel verspreiden. De medische en maatschappelijke gevolgenkunnen groot zijn. De krijgsmacht is niet primair bedoeld voor de bestrijdinghiervan, maar kan wel worden gevraagd om bijstand te verlenen. Hierbij kan het

.%- 001 '5 .%-

>,

Page 84: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

gaan om ontsmetting, maar ook om het ter beschikking stellen van medischpersoneel of hospitaalcapaciteit. Indien nodig kunnen locaties of transportenworden beschermd. Voor evacuaties van mensen, maar ook de ruiming van dieren,kan transportcapaciteit worden geleverd. Ook is bijstand aan de politie voor debemensing van afzettingen bij eerdere veterinaire crises (varkenspest, mond-en-klauwzeer) geleverd. Mochten bij evacuaties chaotische of bedreigende situatiesontstaan, dan kan verkeersgeleiding nodig zijn, als ook het handhaven van deopenbare orde. In eerste instantie zal de +2ar hierbij bijstand leveren, maar alsdit niet voldoende is eveneens de rest van de krijgsmacht. De rol van de krijgsmachtop dit terrein is dus nu al niet gering. Hoewel met name gedacht moet wordenaan binnenlandse bijstand, is het niet ondenkbaar dat de krijgsmacht ooit wordtingezet bij grote uitbraken van zeer gevaarlijke ziekten in landen met onvoldoendetoegeruste overheden.

). Interetnische spanningen (Strategie Nationale Veiligheid, !""#). In Nederlandwonen verschillende etnische groeperingen. Zou de verhouding tussen deze groe-peringen (sterk) verslechteren, dan kan dit gevolgen hebben voor het handhavenvan de openbare orde. De krijgsmacht is op twee manieren betrokken bij hetvraagstuk van interetnische relaties. Wanneer in Nederland grote onlusten zoudenuitbreken tussen etnisch verschillende groepen, dan zou de +2ar of anderekrijgsmachtdelen kunnen worden gevraagd om bijstand te leveren. Ook met hetoptreden in het buitenland kan de krijgsmacht in positieve en negatieve zinbijdragen aan interetnische relaties. Partijdige en omstreden betrokkenheid bijetnisch gemotiveerde conflicten kan er niet alleen toe leiden dat de situatie ver-ergert, maar ook spanningen binnen Nederland zelf. Correct, onpartijdig ende-escalerend optreden vermindert juist spanningen. Een correcte bejegeningbegint binnen de krijgsmacht zelf. Niet alleen wordt binnen Defensie in praktischezin geleerd samen te werken, ook wordt er lesgegeven in multiculturele vraagstuk-ken en actief bevorderd dat meer personen behorend tot minderheden in diensttreden.

*. Klimaatverandering (Strategie Nationale Veiligheid, !""#; Minister van :;, !""#).Nederland heeft geen extreem klimaat, maar ligt voor een belangrijk deel welonder zeeniveau. Overstromingen vormen dus altijd een risico. Door klimaatver-andering, de opwarming van de aarde, is er een toenemende kans op extremedroogte/hitte, maar ook op sterke stormen, hevige regenval en insectenplagen. InNederland, maar nog veel meer in landen met een minder gematigd klimaat,zullen zich waarschijnlijk vaker en ernstigere natuurrampen gaan voordoen. Dezekunnen zelfs leiden tot nieuwe of intensere conflicten tussen en binnen landen,vluchtelingenstromen, strijd om landbouwgrond, water of andere schaarse goe-deren, criminaliteit, ziekten, etc. Bij rampen, maar ook bij dit soort conflicten,kan de Nederlandse krijgsmacht in de toekomst in een veelheid van rollen wordeningezet; zie bijvoorbeeld de secties over rampen en ‘falende’ staten. Wat betreft

$%%&'()*+ ,

>8

Page 85: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

preventie kan de krijgsmacht zich, net als elke organisatie, inspannen om de uit-stoot van broeikasgassen zoveel mogelijk te verminderen.

!#. Mensenrechten (Minister van :;, !""#; Strategie Nationale Veiligheid, !""#;Minister van Justitie, !""#; Defensiestaf, !""7; Minister van Defensie, =???).Schendingen van mensenrechten zijn in veel landen een bron van spanning tussenregimes en bevolking, tussen groeperingen en stammen, en zelfs tussen familiesen personen. In Nederland worden nauwelijks mensenrechten geschonden, maarde bevordering van de naleving van <1- en andere verdragen over mensenrechtenis een belangrijk doel binnen het Nederlandse buitenland(veiligheids)beleid. Bijalle soorten van optreden van de krijgsmacht moeten de mensenrechten, alsookhet hieraan grenzende oorlogsrecht, worden gerespecteerd. Het komt af en toevoor dat Nederlandse militairen in het buitenland of de +2ar bij de grensbewakingof het mobiel toezicht vreemdelingen (2)<), schenders van mensenrechten, ver-dachten van genocide of oorlogsmisdadigers aantreffen en aanhouden. In hetvoormalige Joegoslavië werden special forces ingezet om oorlogsmisdadigers op tepakken.

!!. Nederlanders in het buitenland (Minister van Defensie, =???). Hoewel niet vaakin beleidsdocumenten vermeld, is de bevordering van de veiligheid van Neder-landers in het buitenland een doel van het Nederlandse buitenlandbeleid. Bij hetuitbreken van burgeroorlogen, maar ook door rampen en terrorisme, kan deveiligheid van Nederlanders die in het buitenland wonen en/of werken, bijvoor-beeld Nederlandse diplomaten, 16%-medewerkers of zakenlieden, in gevaar ko-men. In de eerste plaats gaat Nederland ervan uit dat de lokale overheid ook voorde Nederlanders zorgt, maar anders zal de Nederlandse overheid zelf moeten han-delen. Enkele keren per jaar komt het voor dat buitenlandse overheden besluitenhun burgers te evacueren. Militairen kunnen bescherming en transportcapaciteitbieden. Aan de operaties om buitenlanders te evacueren draagt ook de Nederlandsekrijgsmacht bij. Overigens zorgen +2ar en Kmarns eveneens onder normale om-standigheden, dus dagelijks, voor de bewaking van een groot aantal Nederlandsediplomatieke posten.

!". Openbare orde (Minister van :;+, !""#). De Nederlandse krijgsmacht draagtop velerlei wijzen bij aan de handhaving van de openbare orde. Zo is dit een taakvan de +2ar op militaire en burgerluchtvaartterreinen. Mocht de civiele politieniet over voldoende capaciteit beschikken om ongeregeldheden of demonstratieste beheersen, dan mag zij bijstand van de +2ar vragen. Dit korps heeft hiervoorgetrainde Mobiele Eenheden, maar kan desgewenst ook ander personeel leveren.Mocht dit niet voldoende zijn, dan springen andere militaire eenheden bij. Diezijn hiervoor niet specifiek getraind of uitgerust, met uitzondering van tweegroepen. Omdat er slechts weinig marechaussees aanwezig zijn op de NederlandseAntillen heeft het Kmarns daar de taak om, voor handhaving van de openbare

.%- 001 '5 .%-

>7

Page 86: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

orde, bijstand te leveren aan de politie. Hiervoor worden enkele eenheden specifiekgetraind en uitgerust. Ook voor specifieke uitzendingen, zoals die naar Bosnië ofIrak, zijn eenheden van +- of Kmarns voorbereid om als een soort mobiele eenheidop te treden. Zou de rest van de krijgsmacht binnen Nederland worden gevraagdbijstand te leveren, dan zijn het overgens niet altijd deze getrainde eenheden dieworden ingezet.

!%. Radicalisering (Minister van :;+, !""#; Strategie Nationale Veiligheid, !""#;Minister van Justitie, !""#). Radicalisering kan een voorfase zijn voor het plegenvan terroristische aanslagen, maar ook voor het verspreiden van haat en aanzettentot andere criminele activiteiten. De krijgsmacht kan met haar handelen in binnen-en buitenland bijdragen aan (de)radicalisering, zoals dat ook geldt voor interet-nische spanningen. Daarnaast kan zij echter alleen radicalisering binnen het eigenpersoneel voorkomen, detecteren en waar nodig radicale individuen of groepenuit de dienst zetten en/of strafrechtelijk laten vervolgen. Dit is een taak van collega’sen leidinggevenden, maar ook van de +2ar en de 2/<'.

!&. Rampen (Minister van :;+, !""#; Strategie Nationale Veiligheid, !""#; Ministervan :;, !""#; Minister van Defensie, !""#; Defensiestaf, !""7; Minister vanDefensie, =???; 10)%, =???). Voorkoming en bestrijding van de gevolgen vanrampen, zowel natuurlijke als veroorzaakt door menselijk handelen, is een belang-rijke doelstelling van het nationaal veiligheidsbeleid. Te denken valt aan overstro-mingen en industriële of transportongelukken. Hoe meer bezittingen kunnenworden gered en Nederlanders van de dood of van letsel, des te beter. Dit isprimair een taak van civiele organisaties, zoals de brandweer, medische dienstenen de politie. Als zij echter niet (snel) over voldoende en de juiste middelenbeschikken, dan kan de krijgsmacht om hulp worden gevraagd. Dit geldt ookvoor het buitenland: ook daar kunnen de lokale middelen, inclusief de militaire,tekortschieten en buitenlandse krijgsmachten om hulp worden gevraagd. DeNederlandse krijgsmacht voert ongeveer elk jaar een humanitaire hulpverlenings-of rampenbestrijdingsoperatie in het buitenland uit, met name in landen metextreme geologische of klimatologische omstandigheden en/of grote armoede. Hetgaat hierbij om vulkaanuitbarstingen, aardbevingen, overstromingen, stormen enhongersnoden. Bij deze hulp valt te denken aan transportcapaciteit bij evacuaties,medische capaciteit, (lucht)verkenningen in noodgebieden, handhaving van deopenbare orde, voedselvoorziening en noodopvang, maar ook aan versterking ofherstel van waterkeringen. Naast specialisten kunnen ook reguliere eenheden vande krijgsmacht voor sommige van die taken worden ingezet.

!'. Risicolanden (Strategie Nationale Veiligheid, !""#; Minister van Defensie, !""#;Defensiestaf, !""7; Minister van Defensie, =???; 10)%, =???). Dit zijn lan- dendie indirect een risico voor Nederland vormen door de regio waarin zij liggen tedestabiliseren. Mocht een dergelijk land agressie tegen andere landen plegen, dan

$%%&'()*+ ,

>9

Page 87: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

kan militair ingrijpen nodig en legitiem – mits goedgekeurd door de Veiligheids-raad van de <1 – zijn. Dreigen met militair ingrijpen kan soms volstaan. Om eenreële dreiging uit te oefenen zijn mobilisatie en het naar het gebied dirigeren vanmilitaire eenheden noodzakelijk. Ook hier kunnen alle delen van de krijgsmachtals instrument worden gebruikt. Het in de regio brengen van snel inzetbareeenheden, land-, lucht- en zeestrijdkrachten, kan het agressieve regime al op andereideeën brengen, maar mocht dit niet volstaan, dan is de inzet van grotere (land)een-heden de laatste optie.

!(. Territoriale integriteit (Minister van :;, !""#, Grondwet artikel ?#, StrategieNationale Veiligheid, !""#; Defensiestaf, !""7; Minister van Defensie, =???; 10)%,=???). Het handhaven van de territoriale integriteit vormt de basistaak van deNederlandse krijgsmacht. De bescherming van het grondgebied van het Koninkrijkder Nederlanden tegen andere krijgsmachten is van oudsher het bestaansrecht vande krijgsmacht. Alleen Defensie is hiervoor een instrument van de Nederlandseregering, zolang zij niet geheel van andere landen afhankelijk wil zijn. Overigensmaken ook de Nederlandse Antillen deel uit van het koninkrijk en zal een mogelijkedreiging vanuit buurlanden daar een aandachtspunt blijven. Afhankelijk van deomvang van de militaire dreiging zal Nederland deze zelfstandig kunnen weerstaan,maar de realiteit gebiedt te zeggen dat Nederland een kleine militaire mogendheidis. In de huidige omstandigheden worden wij niet door buurlanden of landen inde directe omgeving bedreigd. In de Koude Oorlog vormde het ‘communistischeblok’ duidelijk een te grote dreiging voor Nederland alleen. Om die reden isNederland lid geworden van de 10<%. Daarbinnen is afgesproken dat alle lidstatengezamenlijk verdedigd zullen worden (zie hoofdstuk 8). Zij formuleren samenhun veiligheidsbeleid. Ook nu wordt de territoriale integriteit van ons koninkrijkvooral gegarandeerd door de 10<%-samenwerking. Steun aan bondgenoten wordtin het Nederlands buitenlands beleid gezien als een belangrijk doel.

!$. Terrorisme (Minister van :;+, !""#; Strategie Nationale Veiligheid, !""#;Minister van :;, !""#; Minister van Defensie; !""#; Minister van Justitie, !""#;Defensiestaf, !""7). De krijgsmacht draagt op vele manieren bij aan de bestrijdingvan terrorisme in Nederland zelf. Zo heeft de +2ar als taak ‘defensie-</3’s’, dewoonlocaties van het Koninklijk Huis, de ambtswoning van de minister-president,de burger luchtvaart en defensieterreinen te beveiligen. Marechaussees vliegengewapend mee met burgervliegtuigen om kapingen te voorkomen (air marshalls).Vaak wordt ook bijstand geleverd aan de politie om civiele functionarissen ofobjecten te bewaken.

Mochten terroristen dreigen met of gebruikmaken van ‘bommen’, of zelfs maarals er verdachte objecten worden aangetroffen, dan wordt de Explosieven Oprui-mingsdienst van de krijgsmacht ingezet. Op de bescherming tegen 4:.1-middelenzal hieronder verder worden ingegaan. Vloot en +-u bewaken het Nederlandszeegebied en luchtruim, ook tegen terroristen die vaar- of vliegtuigen kapen. De

.%- 001 '5 .%-

>#

Page 88: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

2/<' en de +2ar verzamelen inlichtingen over terroristen voor hun eigen taken,maar delen deze ook met de 0/<' en de Nationale Recherche.

Defensie draagt ook eenheden en militairen bij aan de Dienst SpecialistischeInterventies, die bedoeld is om op te treden tegen terroristen of andere zeergevaarlijke criminelen, zowel voor arrestaties als bij gijzelingen en kapingen. Bijterreurdreiging kunnen unmanned aerial vehicles en militaire satellietwaarnemings-capaciteit worden geleverd aan het civiele gezag. Nederland draagt ook metbuitenlands beleid bij aan bestrijding van terrorisme. De krijgsmacht wisseltinlichtingen uit met 10<%-bondgenoten, verzamelt deze ook buiten Nederland,zet special forces en luchtaanvallen in tegen terroristische groepen en probeert, zoalsin Zuid-Afghanistan, door wederopbouw en reconstructie hun voedingsbodemte verkleinen. Zelfs met wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling van tech-nologie draagt Defensie bij aan de strijd tegen terrorisme.

!). Verspreiding CBRN-wapens (Strategie Nationale Veiligheid, !""#; Minister van:;, !""#; Minister van Justitie, !""#; Defensiestaf, !""7; 10)%, =???). Wat betrefthet binnenland ligt het voor de hand dat de Nederlandse overheid probeert hetbezit van 4:.1-wapens in andere dan overheidshanden tot een absoluut minimumte beperken. Dit wordt enerzijds gedaan door de import uit andere landen tegente gaan, en anderzijds door te zorgen dat de in Nederland aanwezige 4:.1-wapensén ingrediënten daarvoor – zoals stoffen in onderzoekslaboratoria en bij gespecia-liseerde bedrijven – niet in verkeerde handen vallen. In het binnenland is de krijgs-macht een belangrijke speler bij het ondervangen van de dreiging die van 4:.1-wapens uitgaat. De +2ar draagt met grensbewaking en haar politietaak op bur-gerluchthavens bij aan het voorkomen van onwenselijke import. Voor zover binnende krijgsmacht 4:.1-capaciteiten aanwezig zijn, heeft zijzelf – en met bondgeno-ten – de taak deze te bewaken. Zouden dit soort defensie-eigendommen deson-danks worden ontvreemd, dan hebben de +2ar, speciale eenheden en de 2/<' detaak te proberen deze terug te krijgen. Mocht in Nederland een 4:.1-wapenworden gebruikt, dan kan door het civiele gezag een beroep worden gedaan opmilitaire bijstand. De in te zetten eenheden zijn vergelijkbaar met de eenhedendie bij natuurrampen worden ingezet, alsook militaire 4:.1-verkennings- enontsmettingseenheden. Buiten Nederland verzamelt de krijgsmacht inlichtingenover dit soort wapens. Naast observatie kunnen special forces ook verstorende actiesuitvoeren. Optreden tegen ‘falende’ staten en risicolanden is eveneens een manierom een bijdrage te leveren aan de bestrijding van 4:.1-dreigingen.

!*. Vreemdelingen (Minister van :;, !""#; Minister van Defensie, !""#; Ministervan Justitie, !""#). Net als elk ander land wil Nederland controle houden op wiezich binnen de landsgrenzen bevindt. Illegaal verblijf is uiteraard strafbaar. De+2ar heeft binnen het vreemdelingenbeleid de taak aan de grenzen te controlerenof ongewenste vreemdelingen ons land binnenkomen. Bij het verlaten van hetland voert de +2ar overigens ook controles uit – eveneens op Nederlanders, om

$%%&'()*+ ,

>>

Page 89: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

te zien of zij nog boetes hebben openstaan of het land ontvluchten omdat zijgezocht worden door Justitie. De +2ar voert deze taken uit aan de buitengrenzenvan het zogenaamde ‘Schengengebied’== (luchthavens, havens en de kust), alsookdirect achter de grenzen met België en Duitsland – het 2)<. De +2ar reist meemet vluchten waarmee vreemdelingen worden teruggebracht naar hun land vanherkomst en ondersteunt de asielaanvraagprocedure met het doen van onderzoeknaar de herkomst van vreemdelingen.

"#. Wapenbeheersing en ontwapening (Minister van :;, !""#; Minister van Defen-sie, =???; 10)%, =???). Naast 4:.1-wapens neemt de veiligheid van Nederland afdoor het bezit van conventionele wapens, zoals tanks, munitie, handwapens,gevechtstoestellen en oorlogsschepen, door andere landen. Via diplomatie probeertNederland, vaak samen met bondgenoten en bevriende landen, andere landenertoe te bewegen hun defensie-inspanningen te verminderen. Nederlandse mili-tairen nemen actief deel aan internationale inspectiemissies om de ontwapeningbij andere krijgsmachten te controleren. De 2/<' houdt dit soort ontwikkelingenop zijn manier in de gaten en adviseert hierover het Ministerie van :;. Door deeigen arsenalen goed te beveiligen, voorkomt de Nederlandse krijgsmacht datandere landen, maar ook criminelen en terroristen, over (geavanceerde) wapenskomen te beschikken. Dit is ook een indirecte bijdrage aan de binnenlandseveiligheid. Een andere bijdrage is dat de krijgsmacht in buitenlandse operaties na(burger)oorlogen lokale conflictpartijen en andere gewapende groepen ontwapent.

!.% Veranderende rol

De bijdrage van de krijgsmacht aan beleidsgebieden als burgerschap, digitaleverlamming, extreme schaarste van energiedragers en grondstoffen, het tegengaanvan interetnische spanningen, klimaatverandering, mensenrechten, radicaliseringen wapenbeheersing is in de huidige omstandigheden in feite relatief gering. Deomvang van de inspanningen van de krijgsmacht in de strijd tegen bijvoorbeeldde internationale drugshandel valt uiteraard in het niet bij die de instandhoudingvan de territoriale integriteit, maar het eerstgenoemde vindt dagelijks plaats, terwijlhet laatstgenoemde alleen plaatsvindt wanneer een echte oorlog moet wordengevoerd – afschrikking daargelaten. Opgemerkt kan daarnaast worden dat deregering tevens veiligheidsdoelen nastreeft waaraan de krijgsmacht in het geheelniet kan bijdragen, zoals het tegengaan van de verwevenheid tussen onder- enbovenwereld (Strategie Nationale Veiligheid, !""#). Desalniettemin mag gecon-cludeerd worden dat de krijgsmacht een veelzijdig en belangrijk instrument voorhet Nederlandse veiligheidsbeleid is – zowel ten opzichte van het binnen- als hetbuitenland.

Eerst enige constanten. Op een deel van de hierboven genoemde veiligheidster-reinen is de krijgsmacht al (heel) lang een instrument. Binnenlands zijn dat

.%- 001 '5 .%-

>?

Page 90: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

criminaliteits- en rampenbestrijding, openbare orde en handhaving van de vreem-delingenwetgeving. Om wat voorbeelden te noemen: de +2ar treedt al sinds haaroprichting in =>=8 op tegen grenssmokkel, de +- werd in de periode =>>"-=?!"vaak gevraagd onlusten en oproeren te onderdrukken (Van der Wal, !"", enSmeets, =??=) en Defensie heeft bijstand geleverd tijdens en na de overstromingenin =?7,. Wat betreft het buitenlands veiligheidsbeleid is het garanderen van deeigen territoriale integriteit altijd al een taak van de krijgsmacht geweest. Zoalshierboven al is gesteld, is dit een ‘oertaak’ van de Nederlandse krijgsmacht. Op-treden tegen risicolanden, zoals deze nu worden genoemd, is ook altijd een taakvan de Nederlandse krijgsmacht geweest. In het verleden werden immers metenige regelmaat expedities ondernomen tegen (stad)staatjes of landen die eenbedreiging voor het Nederlandse grondgebied (inclusief koloniën), de Nederlandsehandel of andere belangen vormden. Ook de zorg voor Nederlanders in hetbuitenland is een oude taak van de krijgsmacht, al zijn Nederlanders door deglobalisering tegenwoordig in veel grotere aantallen en op veel meer plaatsen inde wereld werkzaam of woonachtig. Bovendien is het mogelijk geworden evacuatiessneller en gemakkelijker uit te voeren door de inzet van vliegtuigen en helikopters.Echter, ook voordat deze geïntroduceerd werden, heeft de krijgsmacht geholpenNederlanders weg te voeren waar hun aanwezigheid onhoudbaar werd, zoals inoorlogssituaties in Nederland(s-Indië) en tijdens de dekolonisatie.

Zo bezien is de krijgsmacht een betrekkelijk stabiel instrument in het Nederlandsveiligheidsbeleid. Er zijn echter ook beleidsterreinen waar de krijgsmacht nietaltijd of zelfs pas relatief kortgeleden een instrument werd – al dan niet omdathet veiligheidsbeleid zelf veranderde. Daarin zijn drie golven te onderkennen: dejaren zeventig, het einde van de Koude Oorlog en de millenniumovergang. Sindsde jaren zeventig is Nederland partij in verdragen voor ontwapening en wapen-beheersing en tegen de verspreiding van 4:.1-wapens.=! De krijgsmacht levertsinds die tijd inspanningen op dit vlak. Ook de binnenlandse rol van de krijgsmachtin de strijd tegen terrorisme stamt uit die periode (De Weger, !""9: =,,-!"=).Voor die tijd waren terroristische activiteiten, zoals gijzelingen, kapingen en bom-meldingen, een in Nederland vrijwel onbekend fenomeen, evenals andere vormenvan zware criminaliteit (gewapende overvallen, kidnappingen, internationaledrugshandel) dat waren. Meer dan daarvoor begon ook het vreemdelingenvraag-stuk te spelen, met een instroom van gastarbeiders, Chinezen, Surinamers, Antil-lianen, etc.

Deed deze eerste golf met name een beroep op de binnenlandse taak van dekrijgsmacht, het einde van de Koude Oorlog, begin jaren negentig, bracht groteveranderingen in de rol van de krijgsmacht voor het buitenlandse veiligheidsbeleid.Niet alleen werd de garantie voor de territoriale integriteit van Nederland enbondgenoten veel minder acuut en allesoverheersend, ook kreeg de krijgsmachtals taak te interveniëren in ‘falende’ staten. Daarmee kwam zij in aanraking metin essentie binnenlandse veiligheidsproblemen van de landen waarin zij operatiesging uitvoeren, zoals criminaliteit, drugshandel, interetnische (en andere maat-

$%%&'()*+ ,

?"

Page 91: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

schappelijke) spanningen, mensenrechten, een verstoorde openbare orde en cri-minaliteit. Wat sinds het begin van de Koude Oorlog en het einde van het kolonialetijdperk intussen ook veranderd was, toen de krijgsmacht zich moest beperkentot de taak de territoriale integriteit te garanderen, was de enorme toename vaninternationale interdependentie. Nederland was al eeuwen een internationaal actiefland, maar vanaf dat moment hadden veel meer ontwikkelingen in andere landeninvloed op de Nederlandse binnenlandse veiligheid. Daarmee werden binnen-landse veiligheidsproblemen van andere, zelfs verafgelegen landen ook voor deNederlandse binnenlandse veiligheid van belang.

Rond de millenniumwisseling drong in het Nederlandse binnenlands veilig-heidsbeleid steeds meer door hoe kwetsbaar de samenleving is voor natuur- enman made rampen. Dit resulteerde in (meer) veiligheidsbeleid tegen betrekkelijknieuwe dreigingen als digitale verlamming en infectieziekten. De aanslagen in deVerenigde Staten en de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh leiddenertoe dat er meer nadruk kwam te liggen op terrorismebestrijding en het tegengaanvan verspreiding (door het verbeteren van de beveiliging) van 4:.1-middelen,alsook op het belang van goed burgerschap, goede interetnische verhoudingen enhet tegengaan van radicalisering. De laatste paar jaar is ook meer beleid ontstaanten aanzien van klimaatverandering en extreme energieschaarste. Op veel van dezeterreinen heeft de krijgsmacht een beperkte rol, zoals hierboven al is aangegeven,maar deze zou groter kunnen worden. Beleid op deze terreinen is betrekkelijknieuw; er wordt veel onderzoek naar gedaan en er worden steeds meer afsprakengemaakt met Defensie over steun in tijden van nood (Ministerie van Defensie enministerie van :;+, !""#). Vooral de bijdrage van de krijgsmacht bij de bestrijdingvan de effecten van klimaatverandering en het veiligstellen van Nederlandsebelangen bij energie- en grondstoffenschaarste in het buitenland zouden nog(sterk) kunnen toenemen als deze bedreigingen zich de komende decennia sterkergaan manifesteren.

Een ander beleidsterrein waar de rol van de krijgsmacht zou kunnen toenemen,is de bestrijding van infectieziekten, zowel in binnen- als buitenland. Niet alleenlijken zij in Nederland het laatste decennium veel vaker voor te komen (varkenspest,mond-en-klauwzeer, vogelpest), ook in het buitenland lijken infecties door ver-stedelijking, grotere mobiliteit, groei van de wereldbevolking en opwarming vande aarde een steeds groter probleem te worden ((0.(, ebola, West-Nijlvirus, Mexi-caanse Griep). Mocht deze ontwikkeling doorzetten, dan zal deze zich ook vertalenin een grotere aandacht voor deze dreiging in het Nederlandse nationale veilig-heidsbeleid, en zal er ongetwijfeld een grotere bijdrage van de krijgsmacht wordenverwacht.

!.& Conclusie

Bij de totstandkoming van het Nederlandse veiligheidsbeleid, met name hetbinnenlandse, is een aantal organisaties en personen betrokken. Afhankelijk van

.%- 001 '5 .%-

?=

Page 92: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

het precieze onderwerp en de aanleiding komt het op verschillende manieren totstand. Het beleid staat omschreven in vele brondocumenten. Binnenlands veilig-heidsbeleid bestaat veelal uit het handhaven van wetten en regelgeving, waarbinnenslechts prioriteiten kunnen worden gesteld en capaciteiten en budgetten wordenaangepast. Wel veranderen de binnenlandse veiligheidsproblemen in de loop vande jaren; problemen worden groter of kleiner en nieuwe problemen steken de kopop. Het buitenlandse veiligheidsbeleid is ook aan verandering onderhevig, maarin de uitvoering is meer sprake van keuzemogelijkheden wanneer bepaalde instru-menten worden gebruikt. In ieder geval laten bedreigingen in het buitenland zichminder makkelijk beïnvloeden door de Nederlandse overheid. Zeker voor de inzetvan een zwaar middel als de krijgsmacht is het zeer afhankelijk van de zich op datmoment voordoende – Nederlandse politieke en internationale – omstandighe-den of de Nederlandse regering besluit dit instrument daadwerkelijk te gebruiken,alsook in welke mate en vorm dit gebeurt.

De Nederlandse regering streeft een groot aantal en vrij diverse veiligheidsdoelenna, van rampen- en criminaliteitsbestrijding tot het garanderen van de Nederlandseterritoriale integriteit en onafhankelijkheid van andere landen. De krijgsmacht iseen instrument van de regering dat aan twintig van deze beleidsdoelstellingenbijdraagt. Hierbij zijn zowel kleine, specialistische als grotere, reguliere militaireeenheden betrokken. De +2ar is voor de binnenlandse veiligheidstaken vanDefensie van zeer groot belang, terwijl in het buitenland vooral de rest van dekrijgsmacht optreedt. Op lang niet alle twintig terreinen draagt de krijgsmachtveel bij aan het Nederlandse veiligheidsbeleid. De belangrijkste (grootste en/ofmeest structurele) bijdragen levert zij aan beleid op het gebied van criminaliteit,‘falende’ staten, rampen, risicolanden, schending van de territoriale integriteit,terrorisme en overtredingen van de Vreemdelingenwet. Tot slot kan vanuithistorisch perspectief geconcludeerd worden dat de rol die de krijgsmacht speeltals instrument van de Nederlandse regering, en haar veiligheidsbeleid in bredezin, de laatste drie decennia significant veranderd is. Klimaatverandering, energie-en grondstoffenschaarste en infectieziekten zijn beleidsterreinen waarop de bijdragevan de krijgsmacht de komende decennia nog zou kunnen groeien.

Uiteraard dienen veranderingen in (hoofd)taken gevolgd te worden door aan-passingen binnen de krijgsmacht zelf, zoals de introductie van nieuwe specialismen,groei dan wel krimp van bestaande delen van de krijgsmacht, andere rekrutering,opleiding, uitrusting, aansturing, etc. Met een veranderde rol als instrument vanhet Nederlandse veiligheidsbeleid komt de krijgsmacht in een deels nieuwe om-geving, dit wat betreft externe aansturing (welke ministers?), samenwerkingspart-ners, internationale organisaties, 16%’s, media- en publieksaandacht, enzovoorts.In de andere hoofdstukken van dit boek wordt daar dieper op ingegaan. Wat hiernog kan worden benadrukt, is dat de regering – naar gelang de zich steeds wij-zigende veiligheidsomstandigheden – kiest welke taken men aan de krijgsmachten welke aan andere veiligheidsorganisaties geeft.

$%%&'()*+ ,

?!

Page 93: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Terugkerend naar de doelstellingen van dit hoofdstuk verdient het aanbevelingin publicaties en beleidsdocumenten de rol van de krijgsmacht in het veiligheids-beleid van de Nederlandse regering breder te beschouwen en te beschrijven dantot nu toe gebeurt. Dit kan stimulerend werken op de verdere ontwikkeling vande krijgsmacht als veelzijdig veiligheidsinstrument. Ook onderzoek naar watDefensie kan bijdragen aan taken die op dit moment niet als corebusiness voor dekrijgsmacht worden gezien, kan waardevol zijn omdat deze in de toekomst aanbelang kunnen winnen. Vooralsnog lijkt de belangrijkste rol voor de krijgsmachtte liggen in haar bijdrage aan het buitenlands beleid, maar ook dát kan verkeren.

Literatuur

Defensiestaf. (!""7). Nederlandse Defensie Doctrine. Den Haag: Ministerie van Defensie.Lutterbeck, D. (!""7). Blurring the dividing line: the convergence of internal and external

security in Western Europe. European Security, =8, !,=-!7,.Minister van :;+. (!""#). Den Haag, Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar

!""#-!"">, ,= !"" <//.Minister van :;. (!""#). Den Haag, Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar

!""#-!"">, ,= !"" <.Minister van Defensie. (=???). Defensienota "###. Den Haag: Ministerie van Defensie.Minister van Defensie. (!""#). Den Haag, Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergader-

jaar !""#-!"">, ,= !"" @Minister van Justitie. (!""#). Den Haag, Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar

!""#-!"">, ,= !"" </.Ministerie van Defensie (!""7). Nederlandse Defensie Doctrine. Den Haag.Ministerie van Defensie en Ministerie van :;+ (!""#). Catalogus civiel-militaire samenwer-

king. Den Haag.10)%. (=???). The Alliance´s strategic concept. Washington '4: Heads of State and Govern-

ment.Neuteboom, P.C.J. & P.A.L. Ducheine. (!""#). Krijgsmacht, politie en nationale veilig-

heid: the Peel Principles of Policing revisited. Een herbezinning op de functionaliteitvan de traditionele domeinafbakening tussen politie en krijgsmacht vanuit de huidigenationale en internationale veiligheidspolitiek. In: C.J.C.F. Fijnaut, E.R. Muller, U.Rosenthal & E.J. van der Torre (red.). Politie, studies over haar werking en organisatie.Deventer: Kluwer.

Smeets, J.P.E.G. (=??#). De politietroepen !*!*-!*&#. De militair als steunpilaar van het wettiggezag. Leiden: Rijksuniversiteit Leiden.

Strategie Nationale Veiligheid. (!""#). Den Haag: Ministerie van Algemene Zaken.Wal, R. van der, (!"",). Of geweld zal worden gebruikt! Militaire bijstand bij de handhaving

en het herstel van de openbare orde !)&#-!*"#. Hilversum: Verloren.Weger, M.J. de. (!""9). De binnenlandse veiligheidstaken van de Nederlandse krijgsmacht.

Assen: Koninklijke Van Gorcum.Wijk, R. de. (!""8). Defensiebeleid in relatie tot veiligheidsbeleid. In: E.R. Muller, D.

Starink, J.M.J. Bosch & I.M. de Jong (red.). Krijgsmacht: studies over de organisatie enhet optreden. Alphen a/d Rijn: Kluwer, =8#-=#>.

.%- 001 '5 .%-

?,

Page 94: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Wijk, R. de & R. Toxopeus. (!""7). Hoe binnen- en buitenlandse veiligheid verwevenzijn. Internationale Spectator, 7?, 8!=-8!7.

$%%&'()*+ ,

?8

Page 95: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!." Inleiding

Europese belangen, waaronder het streven naar veiligheid, hebben na het eindevan de Tweede Wereldoorlog geleid tot het opzetten van een zogenaamde EuropeseVeiligheidsarchitectuur met diverse organisaties met eigen takenpakketten. Alsonderdeel van deze architectuur kan worden gedacht aan de Noord-AtlantischeVerdragsorganisatie (!"#$), de Europese Unie (%&), de Organisatie voor Veiligheiden Samenwerking in Europa ($#'%) en de Raad van Europa. Deze organisatieszijn opgericht vanuit de idee de Europese staten aan elkaar te koppelen en weder-zijds afhankelijk te maken om hiermee oorlog te voorkomen en veiligheidsdrei-gingen het hoofd te bieden. De Raad van Europa had als belangrijkste taak hetwaarborgen van de mensenrechten en het conserveren van cultuurhistorischenormen en waarden binnen Europa. De Europese Gemeenschap voorkwam oorlogdoor op economisch gebied samen te werken. De !"#$ had als belangrijkste taakoorlog tegen West-Europa te voorkomen, waarvoor intensieve militaire samen-werking nodig was. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw werd de $#'% op-gericht, die via dialoog de kans op oorlog tussen West- en Oost-Europa probeerdete verkleinen. Omdat Nederland binnen Europa een klein land is, heeft het veelbelang bij een gezamenlijk veiligheidsbeleid, en daarom is Nederland ook vanafde oprichting lid van al deze organisaties.

Tijdens de Koude Oorlog was de West-Europese veiligheidsarchitectuur gerichtop het indammen van Sovjetinvloeden. Met de val van de Sovjet-Unie is de bete-kenis van de concepten ‘veiligheid’ en ‘dreiging’ veranderd, en vergen internatio-nale problemen een allesomvattende aanpak. De komst van de ‘nieuwe’ dreigingen(zie hoofdstuk () heeft de rol van de diverse organisaties binnen de Europeseveiligheidsarchitectuur veranderd. Er vinden discussies plaats over de legitimiteiten de kracht van de Verenigde Naties (#!), het bestaansrecht van de !"#$ en demate van samenwerking binnen de verschillende taakvelden van de %&. Nederlandheeft altijd een driesporenbeleid gevoerd ten aanzien van internationale samen-werking: de #! voor handhaving van internationale vrede en veiligheid, de !"#$als hoeksteen van onze territoriale integriteit en de %& voor economische enpolitieke samenwerking.

)$$*+',&- .

Nederland tussen nationaal belang eninternationale noodzaak

S&'"!!% H&/0%1,'-#"! D/2- en S"0/!% M%!3%40%13

56

Page 96: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Met de veranderingen in het internationale krachtenveld geldt, zeker voor hetNederlands buitenlands- en veiligheidsbeleid, dat er meer en meer in multinatio-naal verband wordt opgetreden. Nederland heeft sinds het begin van de jarennegentig de keuze gemaakt om in de praktijk intensief bij te dragen aan wereldwijdestabiliteit. Denk bijvoorbeeld aan de deelname aan operaties op de Balkan, inAfrika en het Midden-Oosten tot aan de voorste linies in Afghanistan. Hiermeezijn de internationale organisaties binnen de Europese veiligheidsarchitectuur eenvan de grootste werkgevers voor het Nederlandse defensieapparaat geworden.

De invloed van kleine militaire machten als Nederland op de internationalepolitiek mag niet onderschat worden. Na de eenzijdige start van Iraqi Freedom((778) van de Verenigde Staten werd de internationale gemeenschap failliet ver-klaard. Toch blijkt iedere keer weer dat zelfs grote mogendheden het zonderbondgenoten niet redden. Tussen inzet van nationale militaire middelen enuiteindelijke stabiliteit blijkt toch een wereld van verschil te zijn! Internationalesamenwerking tussen staten is mede hierdoor steeds belangrijker geworden, on-geacht of deze nu plaatsvindt op mondiaal, regionaal of bilateraal niveau, oppermanente of ad-hocbasis. De vraag waarom staten samenwerken en hoe dezesamenwerking functioneert, staat centraal in dit hoofdstuk. De nadruk zal hierbijliggen op de Europese veiligheid, ofwel op de !"#$ en de %&, met de #! alsoverkoepelende en legitimerende organisatie. Deze organisaties zijn voor hetNederlands buitenlands- en veiligheidsbeleid van het grootste belang. Een theo-retische beschouwing over samenwerking verduidelijkt waarom er op verschillendewijzen naar internationale samenwerking gekeken wordt. Naast de theoretischevraag ‘kan het?’ wordt ook naar de empirische werkelijkheid gekeken: ‘werkt het?’Dit zal het kader vormen van waaruit twee praktijkvoorbeelden van internationalesamenwerking – Kosovo (Operation Allied Force) en Afghanistan (Operation En-during Freedom en ISAF) – zullen worden onderzocht.

!.# Een theoretisch perspectief op samenwerking

Men hoeft slechts een krant open te slaan om geconfronteerd te worden met degevolgen van internationale samenwerking. Zo werden 9777 militairen van deAfrikaanse Unie ingezet in de Soedanese provincie Darfur nadat de #! tot politiekeovereenstemming kwam. Internationale samenwerking heeft echter ook conse-quenties die dichter bij huis voelbaar zijn. Tijdens het schrijven van dit hoofdstukwaren er bijna (777 Nederlandse militairen in Afghanistan geplaatst, werden 97Nederlandse mariniers binnen %&-verband naar Tsjaad uitgezonden, en werdener Nederlandse schepen ingezet tegen piraterij bij de kust van Somalië. Datinternationale samenwerking verstrekkende gevolgen heeft voor de Nederlandsesamenleving is duidelijk, soms zelfs pijnlijk duidelijk gezien de Nederlandsemilitairen die in Afghanistan gevallen zijn. Als men deze slachtoffers voor ogenhoudt, dan wordt de vraag waarom staten met elkaar samenwerken des te preg-

)$$*+',&- .

59

Page 97: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

nanter. Om meer inzicht te verschaffen in de motieven voor samenwerking wordenhieronder de twee dominante theorieën binnen de leer van de internationalebetrekkingen besproken: het liberalisme: en het realisme.(

Het realisme is een oude stroming die teruggrijpt op het werk van de zeven-tiende-eeuwse filosoof Thomas Hobbes (besproken in hoofdstuk :). Mede doorde diverse invloeden van verschillende theoretici en gebeurtenissen kan het realismeechter niet beschouwd worden als een homogene stroming. Er kunnen vier uit-gangspunten binnen het realisme worden onderscheiden, die door de meesteaanhangers van deze theorie worden onderstreept. Allereerst houden realisten zichbezig met vragen over de oorzaken van oorlog en de voorwaarden voor vrede. Tentweede zien zij de natiestaat als de voornaamste en daarbij unitaire actor binnenhet internationale systeem. Invloeden van individuele actoren en groeperingenworden onbelangrijk geacht. Realisten menen dat het internationale systeem deoorzaak is van oorlog, omdat boven de staten geen hogere autoriteit staat die hettoepassen van geweld kan voorkomen. In het internationale systeem heerst dusanarchie, het derde uitgangspunt van realisten. Staten zijn aangewezen op zichzelf,wat het primaire motief voor staten vormt en het gedrag van staten binnen deinternationale arena bepaalt. Hiermee komen we bij het laatste uitgangspunt: hetgedrag van staten is rationeel en wordt geleid door het eigenbelang van de natiestaat.Dit eigenbelang wordt gedomineerd door de bescherming van het meest vitalebelang, namelijk behoud van staatssoevereiniteit, oftewel het overleven van destaat. (Holsti, :556: 89-8;; Grieco, :556: :6:-:68, :97). De voornaamste motievenvan een staat zijn dus ook het behoud dan wel het vergroten van zijn macht enveiligheid. Dit heeft echter als consequentie dat de verhouding tussen statengekenmerkt wordt door competitie en conflict. Het vergroten van de eigen machtzorgt immers voor een groter gevoel van onveiligheid bij andere staten, waardoorzij er ook alles aan zullen doen om hun eigen macht en veiligheid te vergroten.Dit veiligheidsdilemma zorgt ervoor dat samenwerking tussen staten moeizaamis, ondanks het bestaan van gezamenlijke belangen. Een voorbeeld hiervan is dewapenwedloop gedurende de Koude Oorlog (Baylis, (77:: (69-(65).

De liberale kijk op de internationale betrekkingen verschilt op een aantal puntenmet de realistische zienswijze. Voor het liberalisme geldt echter ook dat er ver-schillende visies zijn. Wederom onderscheiden wij echter wel vier gemeenschap-pelijke uitgangspunten.8 Ten eerste houden liberalen zich met veel meer onder-werpen bezig dan enkel de mogelijke oorzaken van oorlog en vrede. Meerdereonderwerpen zijn van belang, zoals ecologische, sociale, culturele en economischeproblemen. Dit houdt verband met het tweede uitgangspunt: de primaire actoris volgens de liberalen het individu. De natiestaat is niet de enige actor. Alscollectieve actor is deze de belangrijkste, maar de natiestaat is pluralistisch aangeziende belangen worden gevormd en het beleid tot stand komt door onderhandelingentussen verschillende individuen, groepen en het internationale systeem. Liberalenhebben een veel positievere kijk op het internationale systeem: het derde kenmerk.Door hun geloof in vooruitgang zijn zij ervan overtuigd dat de internationale

!%+%14"!+ ,&''%! !",/$!""4 0%4"!3 %! /!,%1!",/$!"4% !$$+<""-

5;

Page 98: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

verhoudingen veranderd zijn door modernisering, zoals nieuwe logistieke encommunicatietechnieken. Hierdoor is internationale samenwerking mogelijk; ophaar beurt draagt deze samenwerking weer bij aan het beoogde doel: het vergrotenvan het welzijn en de welvaart van het individu. Het nastreven van dit doel heeftals consequentie dat de belangen van de staat veel meer divers zijn dan alleen over-leven, macht en veiligheid. De aanwezigheid van velerlei belangen is het laatsteuitgangspunt van de liberalen. Vanzelfsprekend vinden liberalen eigenbelang welbelangrijk, maar ook andere belangen worden in acht genomen. Deze belangenkunnen in de loop van de tijd veranderen, bijvoorbeeld door de komst van eennieuwe premier of president (Holsti, :556: .(-..; Zacher & Matthew, :556: ::;-:(7).

Als we onze blik verplaatsen van de theorie naar de praktijk, dan lijkt hetrealistische standpunt ten aanzien van samenwerking achterhaald. De verklarendekracht van het realisme is te begrijpen omdat deze stroming het uitbreken van deTweede Wereldoorlog kon verklaren uit het falen van de Volkenbond. De inter-nationale samenwerking op basis van idealistische motieven had overduidelijk ge-faald. Maar sinds het begin van de twintigste eeuw zijn er diverse andere interna-tionale samenwerkingsverbanden en organisaties opgericht die beter functioneren,zoals de #!, de !"#$ en de %&. Hoewel het bestaan van organisaties als de #! ende !"#$ op het eerste gezicht in strijd lijkt te zijn met de realistische theorie, bleefhet realisme als stroming na de Tweede Wereldoorlog dominant. Maar interna-tionale samenwerking past wel degelijk binnen de realistische theorie. Zoals reedseerder naar voren kwam, gaan realisten uit van anarchie. Hoewel er geen hogereautoriteit aanwezig is die voorkomt dat andere staten geweld gebruiken, wil datnog niet zeggen dat samenwerking tussen staten onmogelijk is. Realisten zijn vanmening dat de positie van een staat binnen deze anarchie bepaalt of er een noodzaaktot samenwerking bestaat. Als een staat een machtige positie binnen het anarchis-tische systeem inneemt, dan is er ook sprake van veiligheid en is de kans opoverleven groter, maar de noodzaak tot samenwerking geringer. Kleinere militairemachten zullen sneller genoodzaakt zijn om samen te werken (Grieco, :556: :9:-:96;Mingst, (77.: :5:).

Liberalen hebben een andere visie op samenwerking, maar ook onderling hebbenzij verschillende verklaringen voor samenwerking. Een aantal van hen is vanmening dat samenwerking niet wordt bepaald door de positie binnen het inter-nationale systeem, maar dat samenwerking onvermijdelijk is. Door de aanwezig-heid van vele verschillende actoren, bijvoorbeeld staten, internationale onderne-mingen, vakbonden en individuen, is er een grote diversiteit aan belangen enworden staten onderling op vele wijzen verbonden. Met de komst van nieuwetechnieken, zoals het internet, is de interactie tussen de actoren toegenomen enzijn deze contacten geïntensiveerd. Zo kan een gamer in Nederland zonderprobleem via internet spelen met een tegenstander uit de Verenigde Staten.Tegelijkertijd kan Al Qaeda op ditzelfde internet vanuit bijvoorbeeld Pakistancontacten onderhouden met gelijkgezinden in andere delen van de wereld. Deze

)$$*+',&- .

5=

Page 99: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

verbondenheid werd in (77= wederom duidelijk toen de financiële crisis mondiaalvoelbaar was.

Door dit systeem van wederzijdse afhankelijkheid, interdependentie, zijn statenechter wel veel gevoeliger en kwetsbaarder voor acties van anderen. Zo kanbijvoorbeeld een humanitaire ramp in Afrika een vluchtelingenstroom op gangbrengen die instabiliteit veroorzaakt in de omringende staten en zelfs ver daarbui-ten. Door interdependentie is het mogelijk dat deze instabiliteit tevens voelbaaris in Nederland, door bijvoorbeeld stijgende prijzen voor grondstoffen. Geziendeze afhankelijkheid is het maken van afspraken tussen staten voordelig voor allepartijen; het verkleint de kans dat zij elkaar dan benadelen. Deze samenwerkinggaat dus niet enkel om het verbeteren van een positie (Dunne, (77:: :;7-:;:, :;=).

Een tweede verklaring voor internationale samenwerking is gebaseerd op eengrote overeenkomst van normen en waarden. Er is sprake van interactie tussendiverse actoren omdat zij geloven in dezelfdewaarden, zoalsprimairedemocratischewaarden als vrijheid van meningsuiting en mensenrechten. Er wordt ook gehandeldin overeenstemming met de regels die voortkomen uit deze waarden. Hierdoor iser sprake van een internationale gemeenschap waaraan de actoren vrijwillig mee-werken. Door deze wil tot samenwerking zal er tevens worden getracht omgezamenlijke belangen te definiëren (Mingst, (77.: =.-=6).

Omdat aanhangers van zowel de realistische als de liberale stroming uiteenlo-pende ideeën hebben over de vraag waarom staten samenwerken, verschilt hunopvatting over de aard en kenmerken van deze samenwerkingsverbanden. Aan-gezien realisten menen dat staten samenwerken uit eigenbelang, het vergroten vanmacht en veiligheid, is volgens hen samenwerking altijd beperkt en tijdelijk vanaard. Door dit streven is de partner namelijk nooit voor honderd procent te ver-trouwen en is de angst voor bedrog en verraad groot. Tevens wordt dit wantrouwengevoed uit angst dat de partnerstaat in verhouding meer voordelen behaalt uit desamenwerking dan de eigen staat, dus relatief meer wint. Dit kan erin resulterendat de vriend van vandaag, morgen de grootste vijand blijkt te zijn – een vijanddie ook nog eens zo machtig en gevaarlijk kan zijn geworden dankzij de behaaldevoordelen uit de samenwerking (Grieco, :556: :9:-:96). Realisten achten het nietmogelijk dat deze situatie zal wijzigen, wat blijkt uit het volgende citaat: ‘If weare to expect nations to act in a disinterested and international way, we mustexpect them to cease to be nations’ (Stromberg, :569: (97). Binnen de liberalevisie is angst voor verraad niet aanwezig, aangezien staten niet enkel samenwerkenom het eigenbelang te vergroten. In hun visie wordt vrijwillig samengewerkt omde gezamenlijke belangen te bewerkstelligen. Hierdoor kunnen de samenwerkings-verbanden een meer omvattend karakter hebben en veel langer voortduren (Mingst,(77.: =.-=6, :5:). Men beoordeelt dan het nut van samenwerking op grond vanabsolute winst, hoeveel de eigen staat wint, en werkt ook dan samen als de anderer relatief beter van wordt.

De vraag of en hoe er samenwerking plaatsvindt tussen staten, wordt dus andersbeantwoord naar gelang de theoretische stroming die men aanhangt. Daarnaast

!%+%14"!+ ,&''%! !",/$!""4 0%4"!3 %! /!,%1!",/$!"4% !$$+<""-

55

Page 100: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

zijn er tussen staten verschillende samenwerkingsmodellen op het gebied vanveiligheid ontwikkeld, die wederom door realisten en liberalen verschillend geïn-terpreteerd worden. Zo bestaat er ten eerste het concept van collectieve defensie,dat het beste past binnen het conceptueel raamwerk van de realisten. Het is eensamenwerkingsvorm waarbinnen alle deelnemende staten zich als een collectiefverplichten om zich samen te verdedigen tegen een dreiging van buitenaf. Erwordt voornamelijk naar militaire dreigingen gekeken. Een duidelijk voorbeeldhiervan is de oprichting van de !"#$, waarbij westerse staten gingen samenwerkenom de externe dreiging, de Sovjet-Unie en het Warschau Pact, het hoofd te kunnenbieden. De verplichte verdediging werd vastgelegd in Artikel 6 van het Noord-Atlantisch Verdrag, met het beroemde uitgangspunt ‘een aanval op één is eenaanval op allen’ (Cohen & Mihalka, (77:: 9-;).

"1,/-%4 6 !$$1+-",4"!,/'>) #%1+1"3

De partijen komen overeen dat een gewapende aanval tegen één of meer van hen inEuropa of Noord-Amerika als een aanval tegen hen allen zal worden beschouwd; zijkomen bijgevolg overeen dat, indien zulk een gewapende aanval plaatsvindt, iedervan hen de aldus aangevallen partij of partijen zal bijstaan, in de uitoefening van hetrecht tot individuele of collectieve zelfverdediging erkend in Artikel 6: van het Hand-vest van de Verenigde Naties, door terstond, individueel en in samenwerking met deandere partijen, op te treden op de wijze die zij nodig oordeelt met inbegrip van hetgebruik van gewapend geweld om de veiligheid van het Noord-Atlantisch gebied teherstellen en te handhaven.

Een tweede concept dat aan populariteit heeft gewonnen na het einde van deKoude Oorlog, is coöperatieve veiligheid. Aanhangers van dit model hebben eenveel vreedzamere en liberalere benadering van veiligheid. Dreigingen hebbenvolgens hen niet alleen een militair karakter, maar kunnen, net als binnen deliberale stroming, een veel breder karakter hebben. Door middel van samenwerkingwordt getracht binnen het systeem (potentiële) dreigingen tegen te gaan. Dezesamenwerking is echter geheel vrijwillig. Duidelijke voorbeelden hiervan zijn de$#'% en de #!. Bij de #! staat bijvoorbeeld aidsbestrijding hoog op de politiekeagenda, omdat die de veiligheid in de wereld vergroot (Larsen, (77.: .).

+$%4',%44/!3%! #"! +% #%1%!/3+% !",/%':

:. Handhaven van de internationale vrede en veiligheid.(. Ontwikkelen van vriendschappelijke betrekkingen tussen landen.8. Bevorderen van respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden.

)$$*+',&- .

:77

Page 101: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

.. Bereiken van internationale samenwerking bij het oplossen van internationalevraagstukken van economische, sociale, culturele of humanitaire aard.

6. Dienen als internationaal forum ter verwezenlijking van deze doelstellingen.

Op veiligheidsgebied zijn, zoals hierboven al is beschreven, verschillende samen-werkingsvarianten mogelijk. Een constante is echter dat men samenwerking nietkan afdwingen. Hoewel !"#$-lidstaten zich gecommitteerd hebben aan artikel 6,kan het enkel van kracht worden indien alle lidstaten het hiermee eens zijn. Metandere woorden, het politieke besluit dient altijd met unanimiteit te wordengenomen. Dit is voor realisten niet meer dan vanzelfsprekend aangezien er voorhen geen hogere autoriteit dan de natiestaat is. Hier speelt tevens mee dat hetmilitaire machtsinstrument deel uitmaakt van het geweldsmonopolie. Dit gewelds-monopolie is een van de voorwaarden voor staatsvorming, en is hiermee eenessentieel instrument in handen van de staat. Om deze reden willen staten hunzeggenschap over de inzet van militairen (autonomie) niet beperken en hand-haven zij unanieme besluitvorming. Organisaties waar op dergelijke wijze besluit-vorming plaatsvindt, worden ook wel ‘intergouvernementele organisaties’ ge-noemd.

Hoewel het voorlopig niet te verwachten is dat nationale staten hun gewelds-monopolie opgeven door op het gebied van veiligheid een hogere autoriteit dande staat te accepteren, is het ten aanzien van andere werkgebieden wel mogelijkdat staten beslissingsbevoegdheid opgeven. Dit is bijvoorbeeld gebleken uit debesluitvormingsstructuur van de %&. Op het economische werkgebied is inmiddelsmeerderheidsbesluitvorming geïntroduceerd. Dit betekent dat een besluit geno-men kan worden als twee derde van de lidstaten er voor is. De overige lidstatenzijn verplicht het besluit na te leven. Binnen de %& is de Europese Commissie hetorgaan dat hier toezicht op houdt en lidstaten op de vingers kan tikken. Zij vormtdaarmee, op dit werkgebied, een hogere autoriteit dan de staat. Een organisatiemet dergelijke organen wordt een ´supranationale organisatie´ genoemd. (Smith,(778: (-6, (=-8=; Kooijmans, (777: (-., (69-(65).

!.$ Samenwerking tussen staten

Naast de theoretische visie op samenwerking tussen staten kan men door eenempirische bril naar samenwerking kijken, waarbij de ontwikkelingen die inter-nationale organisaties hebben doorlopen centraal staan. Een belangrijke vraaghierbij is hoe vanuit Nederlands perspectief de internationale Europese veilig-heidssamenwerking functioneert en hoe deze is geïnstitutionaliseerd. Voor eenrelatief klein land als Nederland kunnen de juiste bondgenoten van levensbelangzijn. Het heeft na de Tweede Wereldoorlog duidelijk de keuze gemaakt om zichte verankeren in de (West-)Europese veiligheidsarchitectuur en was zelfs altijd eenvan de Founding Fathers van de organisaties die hieraan meewerkten.

!%+%14"!+ ,&''%! !",/$!""4 0%4"!3 %! /!,%1!",/$!"4% !$$+<""-

:7:

Page 102: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!.".# Coöperatieve veiligheidssamenwerking: VN

In Nederland worden de Verenigde Naties (#!), een organisatie die in :5.6 isopgericht, tot op de dag van vandaag beschouwd als één van de belangrijkstepijlers van het veiligheidsbeleid. Nederland ziet de mondiale brede aanpak vanveiligheid, door middel van de #!, als de basis voor internationale samenwerkingen het bevorderen van de internationale rechtsorde. Als mondiale organisatie staande #! als het ware boven de Europese veiligheidsarchitectuur en vormen die daar-om het startpunt van internationale samenwerking na de Tweede Wereldoorlog.Sinds het einde van de Koude Oorlog worden de #!, meer dan ooit tevoren,gevraagd om op het internationale vlak een belangrijke rol te spelen. Steeds vakerdoen de lidstaten een beroep op deze organisatie. De inspanningen van de #! omconflicten te beperken, vrede te bevorderen en humanitaire hulp te verstrekken,worden dagelijks beschreven in de pers.

De voornaamste taak die de oprichters van de #! voor deze organisatie weggelegdzagen, is de handhaving van de internationale vrede en veiligheid. Het Handvestvan de #! kent met name de Veiligheidsraad (#!#1) vergaande bevoegdheden toeom de vrede en veiligheid in de wereld te handhaven. Hiervoor kan de Veilig-heidsraad terugvallen op het #!-Handvest. De huidige #!#1 is samengesteld uitvijf permanente leden met vetorecht (niet toevallig ook de overwinnaars uit deTweede Wereldoorlog): de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie (nu de RussischeFederatie), Groot-Brittannië, Frankrijk en China, en tien niet-permanente ledendie om de twee jaar worden gekozen.

Verder bepaalt het Handvest dat er in eerste instantie geen geweld mag wordengebruikt tegen andere staten (Artikel (, lid .). Met de Tweede Wereldoorlog nogvers in het geheugen wilden de staten het recht op zelfverdediging echter niet uithanden geven. Vandaar dat in Artikel 6: het recht op zelfverdediging wordt erkend,terwijl dit in wezen in strijd is met het geweldverbod van Artikel ( (Taylor &Curtis, (77=: 8:5-8(.).

)"!+#%', #%1%!/3+% !",/%':

Artikel (:‘... In hun internationale betrekkingen onthouden alle leden zich van bedreigingmet of het gebruik van geweld tegen de territoriale integriteit of de politieke onaf-hankelijkheid van een staat…’

Artikel 6::‘… Geen enkele bepaling van dit Handvest doet afbreuk aan het inherente recht totindividuele of collectieve zelfverdediging in geval van een gewapende aanval tegeneen lid van de Verenigde naties…’

)$$*+',&- .

:7(

Page 103: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Naast deze ‘gedragsregels’ voor staten staan in het Handvest andere middelen diede Veiligheidsraad mag inzetten om de vrede en veiligheid te bewaren. Hier valtonder andere te denken aan een economische boycot en eventueel, als laatstemiddel, het gebruik van geweld. Al deze bevoegdheden om de vrede en veiligheidte handhaven, zijn terug te vinden in de hoofdstukken 9 en ; van het Handvest.Dit heeft geleid tot de terminologie van ‘Hoofdstuk 9 en ; operaties’ ten aanzienvan militaire operaties, die consequenties heeft voor onder andere de doelstellingen mate van bewapening.

)$$*+',&- 9 #! )"!+#%',

In dit geval worden de betrokken partijen opgeroepen hun conflict op vreedzamewijze op te lossen. Hiertoe worden in Hoofdstuk 9 een aantal methoden genoemd:onderhandelingen, onderzoek ter plaatse, bemiddeling, gerechtelijke uitspraak, etc.Tevens kan de #! besluiten tot vredesmissie onder Hoofdstuk 9. Wanneer de Veilig-heidsraad handelt onder Hoofdstuk 9 is uitdrukkelijk de medewerking van de be-trokken partijen vereist.

)$$*+',&- ; #! )"!+#%',

Bij ernstige bedreigingen of verstoring van de internationale vrede kan de Veilig-heidsraad, onder ) ;, ook beschikken over krachtiger instrumenten. Deze zogenaam-de dwangmaatregelen variëren van economische sancties tot militair ingrijpen, waar-bij eerst alle niet-militaire middelen uitgeput moeten zijn, wil men kunnen overgaantot gewapende actie.

Ondanks de goede bedoelingen van de oprichters van de #! en het feit dat ervaak een beroep op deze organisatie wordt gedaan, lukt het de #! niet altijd omop effectieve wijze hun taken te vervullen. Vooral in de rol van handhaver vanvrede en veiligheid heeft het imago van de #! de afgelopen jaren averij opgelopen(Leurdijk, (77;: :-8). Dit is te wijten aan een aantal factoren die afbreuk doenaan de effectiviteit van de #!:

:. Veel lidstaten betalen hun contributie niet of niet op tijd en daardoor laatde financiële situatie van de #! te wensen over, terwijl de activiteiten vande #! tegelijkertijd toenemen, onder andere in het kader van vredesopera-ties.

(. De #! zijn een organisatie door en voor :5( lidstaten, hetgeen er vaak toeleidt dat deze dikwijls te laat reageert op internationale ontwikkelingen.Iedere staat heeft eigen belangen die hij nastreeft. Dit is zeker binnen de#!#1 tussen de vijf permanente leden zichtbaar.

!%+%14"!+ ,&''%! !",/$!""4 0%4"!3 %! /!,%1!",/$!"4% !$$+<""-

:78

Page 104: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

8. De #! hebben geen eigen leger, zodat zij bij vredesoperaties altijd afhan-kelijk zijn van de welwillendheid van de lidstaten voor het leveren vanmilitaire middelen.

Het hervormen van de #!, al dan niet onder herziening van het Handvest, staatal sinds vele jaren op de internationale agenda.. Een nog langer lopende discussiegaat over de samenstelling van de #!#1, die te veel de situatie van na de TweedeWereldoorlog zou symboliseren. Het noordelijke halfrond zou oververtegenwoor-digd zijn en het zuidelijk halfrond ondervertegenwoordigd. Vele voorstellen voorverandering hebben het licht gezien, waaronder een uitbreiding van de #!#1 met(. permanente en niet-permanente leden. Tot nu toe is de #!#1 ongewijzigdgebleven aangezien geen van de permanente leden direct belang heeft bij hervor-mingen en hier ook hun veto tegen kunnen uitspreken. Naast de hervorming vande bureaucratie om de financiële problemen op te lossen, wordt gepoogd om demilitair-operationele capaciteit van de #! te vergroten door onder andere ')/101/3(een multinationale ‘Stand-by High Readiness Brigade’ voor #!-operaties)6 entoezeggingen van de %& en de Afrikaanse Unie ("&).

De #! zijn niet alleen actief met betrekking tot conflicten, maar ook binnenhet bredere kader van veiligheid. Zij hebben een niet te onderschatten rol gespeeldin onder meer de ontwikkeling van het internationaal recht, het dekolonisatie-proces, het bevorderen van economische en sociale ontwikkelingen en de bestrij-ding van drugs en ziekten, zoals aids. Ook deze zaken vormen een bedreiging voorde mensheid en zijn hierdoor belangrijk. De Conventie tegen Illegale Handel inVerdovende Middelen is, bijvoorbeeld, het belangrijkste internationale instrumenttegen de handel in drugs. Ook is er inmiddels een nieuwe Raad voor de Rechtenvan de Mens ingesteld ((77;) om daarmee uitdrukking te geven aan het toege-nomen belang van dit thema.

!.".$ Collectieve defensiesamenwerking: NAVO

Voor de Europese veiligheidsarchitectuur zijn de !"#$ en de %& de meest vergaandeinternationale samenwerkingsverbanden. Zoals eerder vermeld houden deze tweeorganisaties zich direct, dan wel indirect, bezig met veiligheid, maar er bestaanook duidelijke verschillen, zoals de organisatiestructuur. Waar de !"#$ (:5.5) isopgericht als een klassiek militaire alliantie tussen staten, is de %& een organisatiemet allerlei verschillende machtscentra en verschillende beleidsterreinen (Brimmer,(77;: 5-::). Het verschil tussen de organisaties blijkt ten eerste duidelijk uit hettransformatieproces als gevolg van het einde van de Koude Oorlog. Transformatiebinnen de !"#$ doelt op het pure militaire effect door convergentie van allemilitaire middelen. Met de transformatie van de %& wordt veiligheid nagestreefdvia een mix van militaire en civiele instrumenten, de zogenaamde ‘allesomvattendeaanpak’ (Comprehensive Approach, European Security Strategy, %'', (778). Tentweede is het verschil ook duidelijk zichtbaar in de aanpak van onveiligheid, zoalsop het gebied van terrorisme. De %& betrekt alle mogelijke beleidsterreinen op

)$$*+',&- .

:7.

Page 105: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

elkaar, van economische zaken tot aan militaire samenwerking, en daarmee zijnverschillende besluitvormingsniveaus in het geding. Bij de !"#$ worden besluitengenomen in de Noord-Atlantische Raad (!"1), waardoor de lidstaten aan het roerstaan. Verder is de antiterrorismeagenda van de !"#$ vooral van militaire aard,terwijl de reactie van de %& op de aanslagen in de #' op :: september (77: (‘5/::’)met name niet-militair van karakter is en zich afspeelt op het gebied van politie,justitie en binnenlandse zaken, tezamen de zogeheten ‘derde pijler’.9

De oprichters van de !"#$ geloofden in :5.5 in een organisatie waarin militairvermogen, democratische waarden en een gezamenlijk ideaal vertaald werden ineen collectief bondgenootschap. In de praktijk betekende dit dat de !"#$ stondvoor trans-Atlantische samenwerking op het gebied van militaire aangelegenheden,dus voor veiligheid in enge zin. Voor Nederland als medeoprichter is lidmaatschapvan de !"#$ bepalend geweest voor het buitenland- en veiligheidsbeleid. Hetbetekende een einde van de neutraliteit die tot aan de Tweede Wereldoorlog werdgehandhaafd. Ondanks alle ontwikkelingen op het gebied van veiligheid blijft de!"#$-organisatie tot op de dag van vandaag de hoeksteen van het Nederlandseveiligheidsbeleid.

In de afgelopen decennia heeft de !"#$ een aanzienlijke transformatie onder-gaan, onder andere als gevolg van het einde van de Koude Oorlog, de oorlogenop de Balkan, de dreiging van terrorisme, proliferatie van wapens en conflictenin het Midden-Oosten en Afrika (Reichard, (779). De jaren negentig hebbengeleid tot een reductie van de nationale strijdkrachten, een gedeeltelijke terugtrek-king van de Amerikaanse troepen uit Europa en een vermindering van het aantal!"#$-hoofdkwartieren. De stabilisatieoperaties op de Balkan, zoals /*$1, '*$1 en-*$1;, werden belangrijker voor de !"#$ dan de zogenaamde ‘artikel 6-operaties’.Met deze operaties buiten het eigen verdragsgebied, de out of area-operaties, ont-stond een nieuwe koers. Ten tijde van de eeuwwisseling, onder andere gedwongendoor ‘5/::’, heeft men zich binnen de !"#$ gerealiseerd dat veiligheid mondiaalmoet worden gezien en dat er bereidheid moet zijn om buiten het Euro-Atlantischegebied te opereren. De operatie in Afghanistan, /'"*, is daar het duidelijkstevoorbeeld van, maar ook een trainingsmissie in Irak en de ondersteuning van deAfrikaanse Unie in Darfur behoren tot het huidige takenpakket. Of de !"#$ oppermanente basis wereldwijd operaties moet blijven uitvoeren, staat echter nogter discussie en is onder andere afhankelijk van het verdere verloop van de /'"*.Verder zijn er de afgelopen jaren, naast de puur militaire activiteiten, geheel andereactiviteiten ondernomen, zoals het verlenen van humanitaire hulp aan deVerenigdeStaten na de orkaan Katrina in (779 en aan Pakistan na de aardbeving in (776.

Samenwerking, dialoog en zelfs uitbreiding zijn, naast bovengenoemde veran-deringen, andere belangrijke taken geworden van de !"#$, verwoordt in hetPartnership for Peace Programme (PfP), de Mediterraenen Dialogue en de GreaterMiddle East Initiative (GME).= Verder is er ook een dialoog gestart met Japan,Australië, Zuid-Korea en Nieuw-Zeeland, simpelweg omdat deze landen een grotebijdrage leveren aan de huidige operaties. Het is niet uit te sluiten dat ook landen

!%+%14"!+ ,&''%! !",/$!""4 0%4"!3 %! /!,%1!",/$!"4% !$$+<""-

:76

Page 106: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

die ver buiten het trans-Atlantisch gebied liggen, zich in de toekomst bij de !"#$zullen aansluiten.

Naast andere belangrijke bijeenkomsten, na het einde van de Koude Oorlog,kreeg het transformatieproces een grote impuls ten tijde van de top in Praag((77(). Daar werd besloten tot oprichting van de !",$ Response Force (!1*: eensnel inzetbare reactiemacht van (7.777 militairen). Tevens kwam er een verande-ring in de organisatiestructuur, waarbij een opdeling ontstond in Allied CommandOperations (het vroegere ')"?%, Mons, België), het hoofdkwartier dat verant-woordelijk voor de !"#$-operaties, en Allied Command Transformation (Norfolk,Virginia, #'), het hoofdkwartier dat, zoals de naam al zegt, verantwoordelijk isvoor de conceptuele transformatie.

Ondanks de huidige stabilisatieoperaties en andere nieuwe taken blijft deprimaire taak van de !"#$ bestaan uit het gereed stellen van troepen om iederedirecte dreiging tegen de territoriale integriteit van haar leden te bestrijden. Vanuithet strategisch concept van :555 blijft collectieve verdediging namelijk de basisvoor het trans-Atlantisch beleid. De ingrijpende transformaties die voortvloeienuit de top in Praag ((77(), zijn eigenlijk ook nog steeds gebaseerd op die oudegedachte. De !",$ Response Force (!1*) en Allied Command Transformation(">,) zijn instrumenten om in te spelen op het veronderstelde tekort van de !"#$aan geavanceerde militaire macht. Stabilisatieoperaties zijn wel de belangrijkstetaak geworden van het bondgenootschap, maar leidend zijn zij nog niet. Daarbijspeelt de angst voor het uiteenvallen van het bondgenootschap een grote rol. Dehardliners binnen het veiligheidsdenken zijn ervan overtuigd dat de werkverdelingtussen de harde militaire operaties en de zachtere operaties de cohesie binnen hetbondgenootschap ondermijnt. Dit zou er volgens hen toe kunnen leiden dat deorganisatie uit elkaar valt met ‘Coalitions of Willing and Able’ als leidraad voorde lange termijn. Daartegenover zijn de softliners juist bevreesd voor een !"#$-organisatie met wereldwijde ambities die daarmee de #! zou kunnen ondermijnen.

Na de Koude Oorlog heeft het bondgenootschap zich verder ontwikkeld: hetheeft een nieuwe commandostructuur gekregen, nieuwe lidstaten en partnerschap-pen. Tevens zijn er nieuwe taken gecreëerd, zoals stabilisatieoperaties en out ofarea-operaties. Tegenwoordig is de !"#$ vanuit militair oogpunt een alliantiezonder tegenstanders, maar wereldwijd gezien is de stabiliteit nog ver te zoeken.Stabiliteit is wel altijd de rode draad geweest voor de organisatie en staat in hetoprichtingsverdrag van de !"#$ nog genoemd vóór de collectieve verdedigingstaak:‘To promote stability and well being in the North Atlantic area.’ Echter, de !"#$gaat momenteel ook door zwaar weer; de benodigde consensus voor operaties eneen eenduidige strategie ontbreken tussen de trans-Atlantische partners, maar zeerzeker ook tussen de Europese partners. De verschillende nationale belangen, deaanpak van terrorisme en andere nieuwe dreigingen, en de daaruit voortvloeiendebehoefte aan troepenleveranties, materieel en financiën zorgen voor behoorlijkespanningen binnen het oude bondgenootschap.

)$$*+',&- .

:79

Page 107: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!."." Noch collectieve defensie noch coöperatieve veiligheid: de Europese UnieNet als de !"#$ heeft de %& (gestart in :56( als de Europese Gemeenschap vanKolen en Staal) sinds het einde van de Koude Oorlog, de eenwording van Duitslanden de Balkanoorlogen een transformatieproces ondergaan (Reichard, (779). Dezetransformatie heeft geleid tot de tegenwoordige %&, met een euro, een monetairfonds, samenwerking tussen politie en justitie, een buitenland- en veiligheidsbeleiden uitbreiding tot (; lidstaten. Ten tijde van de Koude Oorlog werd het buitenland-en veiligheidsbeleid voor Nederland bepaald binnen de grenzen van het trans-At-lantisch verband. Ondanks het feit dat de !"#$ de hoeksteen van het Nederlandseveiligheidsbeleid vormt, wordt de invloed van de %& steeds groter.

De eerste belangrijke aanzet tot transformatie was het ‘Verdrag van Maastricht’(:55(), waarin de zogenaamde ‘driepijlerstructuur’ is opgezet, met als eerste pijlerhet economisch en landbouwbeleid, als tweede pijler het GemeenschappelijkBuitenlands- en Veiligheidsbeleid (30#0) en een Europees Veiligheids- en Defen-siebeleid (%#+0), en als derde pijler politie en justitie. Hoewel de %& een zogeheten‘supranationale organisatie’ is, worden besluiten in de tweede en derde pijleruitsluitend genomen op basis van unanimiteit. De Europese Raad (vertegenwoor-diging van de lidstaten) is ten aanzien van de drie pijlers het hoogste besluitvor-mende orgaan. Deze Raad wordt ondersteund door een raadssecretariaat, waarvande Spaanse voormalige secretaris-generaal van de !"#$, Javier Solana, de leidingheeft als hoge vertegenwoordiger van het gehele 30#0, inclusief het %#+0 – eenterrein waar lidstaten traditioneel gesproken op hun soevereiniteit staan, maarzich wel willen inzetten voor gemeenschappelijke winst door samenwerking,coördinatie en overleg.

Het traditionele concept van binnen- en buitenlandse veiligheid is aan het veran-deren. Ook de begrippen ‘natiestaat’ en ‘staatssoevereiniteit’ hebben niet meerdezelfde betekenis. Staat en veiligheid zijn traditioneel aan elkaar verbonden, maarbinnen Europees verband verwateren de traditionele begrippen ‘staat’ en ‘in- enexterne veiligheid’ uit pure noodzaak.5 De lidstaten beseffen dat samenwerkingen coördinatie noodzakelijk zijn, en binnen %&-verband ontwikkelt men meer enmeer een geïntegreerd sectoroverschrijdend veiligheidsbeleid als antwoord optransnationale problemen, zoals immigratie, grensoverschrijdende criminaliteit,energietekorten en terrorisme. Daarbij worden traditionele begrippen als staat,binnen- en buitenlandbeleid en het onderscheid tussen collectieve defensie encoöperatieve veiligheid ook steeds meer gezien als grensoverschrijdende fenome-nen. De dreigingen van vandaag de dag hebben een militaire, een politiële en eenciviele dimensie. Deze dimensies zijn dus ook onderdeel van de allesomvattendeaanpak van het buitenland- en veiligheidsbeleid van de %&.

Binnen het %#+0 werd een top-downstructuur gecreëerd om te kunnen acterenvan politiek-strategisch tot aan militair en civiel operationele veiligheidsproble-matiek. Een grote stimulans voor de militaire ontwikkeling was de ontmoetingin het Franse St. Malo (:55=) tussen de toenmalige Britse premier Tony Blair en

!%+%14"!+ ,&''%! !",/$!""4 0%4"!3 %! /!,%1!",/$!"4% !$$+<""-

:7;

Page 108: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

de toenmalige Franse president Jacques Chirac. Wanneer men het heeft over eendaadwerkelijk buitenlands beleid van de %&, komt de identiteitsvraag altijd naarboven. In St. Malo werd overeengekomen, dat als er een Europees buitenland-en veiligheidsbeleid zou komen, het wenselijk zou zijn dat de Europese Defensieeen eigen identiteit zou krijgen. Tijdens deze bilaterale top werd een aanzet gegevenvoor een geloofwaardige Europese defensiecapaciteit die autonoom van de !"#$en conform de zogenoemde ‘Petersbergtaken’ kon opereren.:7 Het uitgangspuntdaarbij is tot op heden dat de %& kan opereren wanneer de !"#$ dat niet kan, opeen zodanige manier dat onnodige duplicatie wordt voorkomen. Dit laat onverletdat er ten aanzien van crisisbeheersing (Molenaar, (77;: ((-(6) nog altijd onenig-heid tussen de lidstaten bestaat over het gewenste ambitieniveau van de %&. Dieonenigheid varieert van het standpunt van de meer neutrale landen binnen de %&die peacekeeping als taakstelling al meer dan voldoende vinden, tot aan de landendie uiteindelijk een artikel 6, vergelijkbaar met het !"#$-artikel, als onvermijdelijkzien voor het Europese veiligheidsbeleid. Om de Europese behoefte nader tedefiniëren, werd na St. Malo een Headline Goal geformuleerd.:: Volgens deze zijner 97.777 troepen met een first entry capability nodig die geschikt zijn voor dePetersbergtaken. Deze troepen zouden binnen 87 dagen moeten kunnen wordeningezet voor de duur van maximaal één jaar.

Figuur !.": Drie-pijlerstructuur %&

De RaadEuropees ParlementEuropese Commissie

Pijler 1

Economischbeleid

EGKSEEGEURATOM

EVDB

Gemeenschappelijkbuitenlands enveiligheidsbeleid

Politie enjustitie

Pijler 2 Pijler 3

)$$*+',&- .

:7=

Page 109: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Het %#+0 begon institutioneel werkelijkheid te worden met de oprichting vanhet %& Militaire Comité en de daaraan verbonden %& Militaire Staf (%&@', (778).%&-operaties kunnen op verschillende manieren worden gerealiseerd:

:. Ze kunnen worden uitgevoerd in het kader van de Berlijn-plus-overeen-komst.:( Er wordt dan gebruikgemaakt van !"#$-capaciteiten, !"#$-hoofdkwartieren en de plaatsvervangende commandant van de !"#$, de+-Saceur.

(. Daarnaast kunnen er autonome %&-operaties onder leiding van een frame-work nation:8 worden uitgevoerd, zonder terug te grijpen op !"#$-capaci-teiten.

8. Een laatste optie is dat er wordt geopereerd vanuit het Operatiecentrumvan de civiel-militaire cel van het raadssecretariaat onder het %&@' (%&).

Daarnaast zijn er, volgend op het concept van de Headline Goals, zogenaamde’battlegroups’:. opgebouwd die geschikt zijn voor de meer geweldsintensieveoperaties, en waarover de %& heeft verklaard dat ze vooral op verzoek van de #!kunnen worden ingezet. Hoewel de %& met Operatie Artemis:6 (Kongo) heeftbewezen dat ze, als de politieke wil er is, risicovolle operaties aankan, bevindende meeste %&-operaties zich aan de ‘lagere’ kant van het geweldsspectrum.

De %& onderscheidt zich van de !"#$ in díé zin dat binnen Europa veiligheids-vraagstukken niet alleen op een traditionele militair-strategische wijze bezienworden. Het veiligheidsconcept in de %& wordt niet alleen beheerst door militaireelementen, maar ook door politieke, maatschappelijke en economische ontwik-kelingen. In (778 bracht Solana het European Security Strategy (%'')-documentuit, dat uitgaat van een allesomvattende aanpak (Comprehensive Approach) tenaanzien van crises. Hierbij wordt het hele instrumentarium aan ‘crisismanage-menttools’ ingezet en wordt gestreefd naar een aanpak ‘… die het gehele spectrumaan beschikbare instrumenten voor crisisbeheersing en conflictpreventie, inclusiefonze politieke, diplomatieke, militaire en civiele, handels- en ontwikkelingsacti-viteiten, benut ...’ (%&, (778). De %& is in dit opzicht uniek qua buitenlands beleidten opzichte van andere internationale organisaties, omdat zij daadwerkelijk kanbeschikken over een volledig spectrum van civiele tot militaire opties om in tezetten bij crises:9, iets wat ook wel wordt aangeduid als ‘effectief multilateralisme’(Biscop, (77;). De nadruk ligt op preventie, omdat voorkomen van crises beteris dan genezen.

Naast militaire capaciteiten heeft de %& in het kader van de allesomvattendeaanpak in (77. ook een zogenaamde Civiele Headline Goal ((77=) opgesteld, metzes prioriteitsgebieden.:; Daaropvolgend is de %&, naast de militaire missies, ookgestart met civiel-militaire missies en puur civiele missies om de allesomvattendeaanpak ten volle toe te passen. Deze aanpak omvat ook een geïntegreerde civiel-militaire structuur met operatiecentrum, planning en klein hoofdkwartier, waarinzowel de Commissie als de Raad vertegenwoordigd is. Deze ontwikkelingen ziet

!%+%14"!+ ,&''%! !",/$!""4 0%4"!3 %! /!,%1!",/$!"4% !$$+<""-

:75

Page 110: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

men ook bij de inzet van politie, justitie en andere civiele experts. In de praktijkbetekent dit alles dat in (77= meer dan elf crisismanagementoperaties – civiel enmilitair – in het kader van het %#+0 zijn uitgevoerd, van de Balkan tot Palestinaen van Soedan tot Kongo. De %& leidt de onderhandelingen met Iran om prolifera-tie van kernwapens te voorkomen, ook op het gebied van preventieve diplomatiespeelt de %& wereldwijd een grote rol.

!.! Van Kosovo tot Afghanistan

In de eerste twee paragrafen is er vanuit een theoretisch perspectief naar samen-werking gekeken en vervolgens naar de praktijk en ontwikkeling van internationaleorganisaties. In de volgende twee paragrafen zullen de theorie en de ontwikkelingomtrent internationale samenwerking worden geïllustreerd aan de hand van devolgende casestudies: de operaties Allied Force, Enduring Freedom en InternationalSecurity Assistance Force (/'"*). Deze hebben zich respectievelijk afgespeeld inKosovo en Afghanistan. De cases zijn interessant omdat ze goed inzicht verschaffenin de beweegredenen van verschillende lidstaten om wel of niet samen te werken.Tevens wordt eruit duidelijk welke invloed deze samenwerking heeft op hetfunctioneren van de individuele organisatie alsook op de organisaties gezamenlijk.Daarbij zijn deze cases van grote betekenis voor de ontwikkeling van de Europeseveiligheidsarchitectuur.

!.!.# Kosovo

-$'$#$

Kosovo ligt ten zuiden van Servië en behoorde voorheen tot Joegoslavië. Sinds deServische president Miloseviæ Kosovo in :5=5 de autonome status ontnam, streefdede overwegend Albanese bevolking naar onafhankelijkheid. In :55: viel de Repu-bliek Joegoslavië op een gewelddadige manier uiteen. In :556 werd deze oorlog be-slecht met de Vredesakkoorden van Dayton. Hierin werd echter niets geregeld voorde situatie in Kosovo, waar Servische ordetroepen de Albanese bevolking onderdruk-ten. Als tegenreactie ontstond het Albanese Kosovo Bevrijdingsleger (&Ç-). Doordeze verslechterde situatie vielen er steeds meer doden en ontstonden grote vluchte-lingenstromen. De #!#1 veroordeelde de situatie, maar bleef van mening dat heteen interne staatsaangelegenheid was. Na het mislukken van de onderhandelingen inmaart :555 besloot de !"#$, zonder toestemming van de #!#1, over te gaan totbombardementen, die ;= dagen zouden duren.

)$$*+',&- .

::7

Page 111: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Het diplomatieke proces rondom KosovoDe problematiek in Kosovo is meermalen een punt van aandacht geweest binnende #! Veiligheidsraad. Met behulp van diplomatieke druk werd geprobeerd hetgeweld te stoppen.:= De vijf permanente leden waren in dezen verdeeld. VooralChina en Rusland waren tegen een resolutie die geweld tegen Belgrado zoulegitimeren. Beide landen werden gedreven door belangen die binnen de realisti-sche stroming passen. Zij zagen de situatie in Kosovo voornamelijk als een internestaatsaangelegenheid, en bovendien wilden ze geen afscheidingsbeweging in hunonwettige onafhankelijkheidsstrijd steunen. Dit zou mogelijk problemen kunnenopleveren met eigen onafhankelijkheidsbewegingen zoals die van de Tsjetsjenenen Tibetanen (Yost, (777: 8(). Dit realistische argument belemmerde het procesin de Veiligheidsraad. Ook binnen de !"#$ was er een groep landen, waaronderSpanje en Turkije:5, die vanwege soortgelijke redenen terughoudend waren tenaanzien van het gebruik van geweld.Desondankswaren het niet enkelde realistischeargumenten die tegenstanders van het gebruik van geweld door de !"#$ opvoerden.Duitsland, België en Frankrijk waren voornamelijk bezorgd over het internationaaljuridische karakter van de actie, aangezien door de tegenstand van China enRusland er geen resolutie zou komen die de acties zou legitimeren (Bellamy, (77(:=9-=;).

Zowel Groot-Brittanië als de Verenigde Staten waren voorstander van hettoepassen van geweld. Als gevolg van het uitblijven van vooruitgang in het politiekeproces en de verslechterde humanitaire situatie kreeg dit standpunt meer steunbinnen de !"#$, dit ondanks de verschillende stromingen binnen de !"#$. Uit-eindelijk werd op :8 oktober :55= binnen de Noord-Atlantische Raad, het politiekebesluitvormingsorgaan van de !"#$, met unanimiteit besloten om de zogeheten‘activation orders’ af te kondigen. Dit betekende dat de !"#$-lidstaten het bevelover de ter beschikking gestelde vliegtuigen, schepen en manschappen overdroegenaan de opperbevelhebber van de !"#$, generaal Wesley Clark. De !"#$ stondparaat om militaire acties te beginnen tegen Joegoslavië. Uiteindelijk werd op (.maart :555 Operation Allied Force gestart, een bombardementscampagne op stra-tegische Servische doelen in Kosovo en later in Servië zelf. Opvallend is wel datdeze militaire missie zonder #!#1-mandaat werd uitgevoerd (Bellamy, (77().

De internationale bondgenoten en Operation Allied ForceHoewel de #!#1 vanaf het begin bezorgdheid had geuit over de humanitairesituatie, bleven Rusland en China volharden in hun realistische standpunt dat heteen interne staatsaangelegenheid bleef, waardoor er geen geweld mocht wordengebruikt (Detrez, :555: :9.-:96). Desondanks besloot de !"#$ toch over te gaantot militaire actie.(7 Er zijn meerdere verklaringen te geven voor het feit dat de!"#$ toch besloot te interveniëren. Indien er vanuit het liberale perspectief wordtgekeken, is de grote humanitaire noodtoestand een van de primaire argumentenom te interveniëren. Dat bleek ook uit de persverklaring van de !"#$ van (8 april:‘The crisis in Kosovo represents a fundamental challenge to the values for which

!%+%14"!+ ,&''%! !",/$!""4 0%4"!3 %! /!,%1!",/$!"4% !$$+<""-

:::

Page 112: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!",$ has stood since its foundation: democracy, human rights and the rule oflaw’ (!",$ press release, :555).

Realisten zullen echter met een geheel andere verklaring komen. Zij kijken naarbelangen die gekleurd worden door macht en veiligheid. Door de slechte huma-nitaire toestanden vluchtten vele mensen naar de omringende staten en West-Eu-ropa. Deze vluchtelingen vormden een destabiliserende factor voor West-Europaen een potentiële bedreiging voor de eigen veiligheid. Verder zouden de regionalevluchtelingenstromen de stabiliteit in de omringende landen kunnen ontwrichten.Sinds de ondertekening van de Dayton-akkoorden waren !"#$-troepen in deregio aanwezig om een deel van de akkoorden te implementeren. De angst bestonddan ook dat de onrust in Kosovo de situatie in Bosnië-Herzegovina weer zoudestabiliseren, met als gevolg dat de !"#$-troepen een groter gevaar zouden lopen.Hierdoor moest er worden ingegrepen (Detrez, :555: :9.-:96).

Vanuit het machtsperspectief speelt eveneens de verhouding tussen de !"#$ enRusland een rol. Rusland stelde zich solidair op ten aanzien van de Serven, die inbeperkte mate te maken hadden met panslavisme en orthodoxie. De belangrijkstemotivatie voor deze solidariteit werd ingegeven door de internationale positie vanRusland, die steeds verder werd ingeperkt door de uitbreiding van de !"#$ (Detrez,:555: :95; Bellamy, (77(: 57). Deze Russische solidariteit was, naast het argumentvan ‘interne staatsaangelegenheid’, tevens een van de redenen waarom er in deVeiligheidsraad geen overeenstemming werd bereikt over het gebruik van geweldtegen de Serven.

De !"#$-acties kunnen dan ook worden gezien als campagnes om de eigeninvloedssfeer op de Balkan uit te breiden. Deze verbreding van de invloedssfeermaakte deel uit van een groter plan, iets wat bevestigd wordt door de uitbrei-dingsronde van de !"#$ in de voormalige gebieden van de Sovjet-Unie. In Oost-Europa nam de invloed van de !"#$ tevens toe ten koste van die van Rusland(Arbatova, (777: 6;). Tevens stond de geloofwaardigheid, en daarmee de machts-positie, van de !"#$ als militaire en veiligheidsorganisatie op het spel door hetcontinu uitstellen van de deadline. Deze opinie werd tevens uitgesproken doorde toenmalige Britse minister van buitenlandse zaken, Robin Cook:

Our confidence in our peace and security depends on the credibility of !",$.Last October it was !",$ that guaranteed the cease-fire that President Milo-seviæ signed … What possible credibility would !",$ have next time oursecurity is challenged if we did not honour that guarantee? The consequencesof !",$ inaction would be far worse than the result of !",$ action (Wheeler,(777: (99).

Door de diversiteit van belangen en verklaringen ontbrak binnen de !"#$ eenwezenlijke eenheid. Deze onenigheid werd gedurende de bombardementen reedslangzamerhand zichtbaar, aangezien deze met ;= dagen veel langer duurden danoorspronkelijk de bedoeling was. Tevens werd de humanitaire nood niet gelenigd,

)$$*+',&- .

::(

Page 113: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

maar namen de frequentie en intensiteit van Servische acties zelfs toe. Gedurendedeze twee maanden ontstonden er langzamerhand scheurtjes in de !"#$-eenheid.Griekenland werd openlijk pro-Servisch en ook Duitse en Italiaanse politici uittenin toenemende mate kritiek op de operatie (Kosovo-evaluatie, (777).

Niet enkel over de legitimiteit van de acties bestond onenigheid, ook de ongelijkeinzet van militaire middelen veroorzaakte grote frustratie. Dit leefde vooral bij de#', die met 967 vliegtuigen =7% van de militaire acties voor hun rekening namen.Hoewel de Amerikanen de grootste militaire bijdrage leverden, vereist de structuurvan de !"#$ dat er ten aanzien van de dagelijkse gang van zaken overleg gevoerdwordt met de Europese politieke leiders. De Europese bondgenoten haddenmedezeggenschap in de keuze van de diverse doelwitten, maar dat was voor kleinerelidstaten moeilijker, wat mede bleek uit Nederlandse kritiek die naderhand werdgeleverd. Men bekritiseerde voornamelijk het gebrek aan inspraak en het Ameri-kaanse solisme (Klep & Van Gils, (776: :96). Desondanks werd het militaireproces door dergelijke discussies vertraagd en kwam het bondgenootschap nogverder onder druk te staan (Wheeler, (777: (99-(;:).(:

De internationale bondgenoten na Operation Allied ForceOp 5 juni :555 tekenden de Serven een overeenkomst waarmee zij instemden meteen volledige terugtrekking van hun troepen uit Kosovo. Dat zij hiermee uitein-delijk akkoord gingen, was het gevolg van de aanhoudende en geïntensiveerdebombardementen op Servische doelen en de dreiging van grondtroepen (Bellamy,(77(: :56-:5;; Detrez, :555: :;9-:;;). Het overleg tussen de Amerikanen en deRussen, eind mei van dat jaar, was echter de directe aanleiding voor de instemmingvan de Serven, aangezien toen duidelijk werd dat ze de Russen als bondgenoothadden verloren. Die laatsten hadden tevens een invloedrijke rol binnen de #!Veiligheidsraad, waar ze de Chinezen wisten over te halen geen gebruik te makenvan hun vetorecht in een resolutie over de toekomst van Kosovo (Bellamy, (77(::55-(7:). Als gevolg van dit internationale overleg werd op :7 juni :555 in resolutie:(.. besloten om Kosovo onder #!-bestuur te plaatsen (&!@/-). Verder werd ereen autorisatie afgegeven voor een international security presence waarvan de !"#$een substantieel deel zou uitmaken. Uiteindelijk zou de !"#$ -*$1 oprichten omKosovo te stabiliseren (#! Veiligheidsraad Resolutie :(.., :7 juni :555). HoewelKosovo dus autonoom werd en onder bestuur stond van de #!, werd er nietsgeregeld voor de toekomstige status van Kosovo. Na jaren van onderhandelingenwas er in december (77; nog steeds geen internationale overeenstemming. Metname China en Rusland bleven grote tegenstanders van onafhankelijkheid, onderandere met het argument dat het een provincie van Servië was.

Ondanks de beperkte politieke vooruitgang ten aanzien van de status van Kosovobesloot de %& in september (77; om voorbereidingen te treffen voor een mogelijkeinternationale civiele missie in Kosovo. Hiermee, en in het kader van de eerder-genoemde allesomvattende aanpak van onveiligheid, wilden de Europese bond-genoten een groter aandeel krijgen in de opbouw van Kosovo. Deze missie werd

!%+%14"!+ ,&''%! !",/$!""4 0%4"!3 %! /!,%1!",/$!"4% !$$+<""-

::8

Page 114: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

definitief op. februari(77=, toen er een speciale vertegenwoordigerwerdbenoemd;deze zal alle %&-activiteiten gaan coördineren. Een van deze activiteiten, deoprichting van %&4%A (%& Rule of Law mission in Kosovo), ligt op het gebied vanrule of law. Hoewel er vele maatregelen werden genomen om Kosovo op diversemanieren verder op te bouwen, werd de vooruitgang afgeremd door de vraag watde status van Kosovo zou worden. Ondanks verscheidene initiatieven en diplo-matieke bemiddeling van de #! en de %& ontstond hierover geen consensus tussenBelgrado en Pristina. Deze patstelling werd mede gevoed door onenigheid binnende internationale gemeenschap, waarbij met name Rusland tegen zelfstandigheidwas. Hierdoor zou de Veiligheidsraad nooit tot een resolutie over zelfstandigheidkunnen komen. Dit werd door de %&-commissaris voor uitbreiding, Rehn, om-schreven als het blokkeren van ‘effective and responsible multilateralism’ (Inter-national Crisis Group, (77;: :8). Mede hierdoor besloot de Kosovaarse leidingop :; februari (77= eenzijdig de onafhankelijkheid uit te roepen. Vanuit hetrealistische oogpunt is dit het bewijs voor de anarchistische structuur, aangeziener geen internationale autoriteit bestond die zelfstandigheid kon afdwingen behalvede Kosovaarse autoriteit zelf. Dit was noodzakelijk aangezien de staten binnen de#! enkel hun eigen belang nastreefden, zoals Rusland (Council joint action(77=/:(8/>*'?, . februari (77=, Council of the European Union press statement,:9 februari (77=; International Crisis Group, (77;: ::-:().

Nederland en KosovoDe Nederlandse discussie omtrent de Kosovo-crisis werd voornamelijk beheerstdoor twee argumenten. Ten eerste bestond het gevoel dat er iets gedaan moestworden om de humanitaire ramp in Kosovo en de Servische leider SlobodanMiloseviæ te stoppen. Hier tegenover stond echter de realistische overweging tenaanzien van de risico’s die deelname aan een humanitaire missie met zich zoudenmeebrengen – een argument dat gekleurd was door de eerdere ervaring in Srebre-nica (Klep & Van Gils, (776: :6.-:65). Het argument om de humanitaire noodte lenigen bleek uiteindelijk het sterkst, want ook de Nederlandse politiek gingin oktober :55= akkoord met de eerdergenoemde activation orders. Dit wasopvallend aangezien het militaire acties zouden zijn zonder de juridische basis vande #! Veiligheidsraad, vaak een voorwaarde voor Nederlands militair handelen.Desondanks werd de beperkte medewerking van Miloseviæ om eerdere #!-man-daten uit te voeren als voldoende legitieme basis gezien voor het toepassen vangeweld (Kamerbrief van Minister van Buitenlandse zaken en Minister van Defensie,:55=). Tijdens de !"#$-operatie werd nogmaals het liberale humanitaire aspectvan de operatie benadrukt, waarbij minister Van Aartsen verklaarde: ‘Dit gaatover rechtsorde, de universaliteit van de rechten van de mens. Als een volk opzo’n manier wordt vertrapt, dan past het bij de Nederlandse traditie om iets tedoen’ (geciteerd in: Klep & Van Gils, (776: :97).

De discussie ten aanzien van de feitelijke Nederlandse bijdrage ging voornamelijkover het feit of er daadwerkelijk gevechtseenheden zouden worden geleverd. Door

)$$*+',&- .

::.

Page 115: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

de ervaring in Srebrenica ging de voorkeur van de regering uit naar een onder-steunende bijdrage. Uiteindelijk zette Nederland achttien *-:9’s in ten behoevevan Operation Allied Force. Tijdens de eerste dag van het luchtoffensief schooteen Nederlandse vlieger een Joegoslavische @/3-(5 neer. Nog voor Operation AlliedForce was afgerond, werden er in april :555 reeds Nederlandse militairen naarMacedonië gestuurd. Na het beëindigen van de !"#$-bombardementen in juni:555 trokken zij onder -*$1-vlag Kosovo binnen om de rust en orde te bewaren.Op het hoogtepunt waren er (777 Nederlandse militairen in het gebied actief.Deze -*$1-bijdrage werd in juni (777 afgesloten (Klep & Van Gils, (776: :97-:96).

Tot slotUit deze casestudie komt goed naar voren dat internationale samenwerkingnoodzakelijk was om de situatie in Kosovo te veranderen. Dat deze internationalesamenwerking bij de #! en in iets mindere mate bij de !"#$ niet soepel verliep,kan worden verklaard als er naar de overwegingen van de diverse lidstaten wordtgekeken. Als de theoretische bril wordt opgezet, dan lijkt de realistische visie teoverwinnen. Gedurende het gehele politieke proces speelden duidelijk de eigenbelangen van de diverse lidstaten. Deze bleken bepalend voor het gedrag van deinternationale organisaties. Het was niet in het belang van China en Rusland omte interveniëren op humanitaire gronden, en hiermee blokkeerden zij de actiesvan de #!. Ook binnen de !"#$ bleken verschillende nationale belangen enstandpunten een beperking te vormen ten aanzien van het handelen. Opvallendhierbij is wel dat de discussies omtrent belangen waren gefundeerd op een liberaaluitgangspunt, te weten het lenigen van de humanitaire nood. Ook binnen deNederlandse discussie had dit liberale argument de overhand. Desondanks washet gevolg van al deze discussies dat de effectiviteit van de samenwerking, en dusvan de #! en !"#$, te wensen overliet. Opmerkelijk hierin was de zeer beperkterol van de %&. Al deze ervaringen zouden gevolgen hebben voor de ontwikkelingvan de organisaties. Zo kreeg bijvoorbeeld vanaf :555 het %#+0 een impuls, enwordt de nieuwe allesomvattende aanpak tegenwoordig ook toegepast in Kosovo.Binnen de !"#$ zou Kosovo een stempel achterlaten die gevolgen zou hebbenvoor toekomstige missies, zoals die in Afghanistan.

!.!.$ ‘%/##’ en Afghanistan

"*3)"!/',"!

De terroristische aanslagen op het Amerikaanse vasteland op :: september (77:

brachten een wereldwijde schok teweeg, die ook gevolgen zou hebben voor de inter-nationale samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld binnen de #! en de Europese vei-ligheidsarchitectuur. Geroepen werd dat de Verenigde Staten sinds de aanval opPearl Harbor$$ nooit meer zo direct waren aangevallen. De Europeanen ervoeren

!%+%14"!+ ,&''%! !",/$!""4 0%4"!3 %! /!,%1!",/$!"4% !$$+<""-

::6

Page 116: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

deze aanval daarmee als een aanval op hun eigen grondgebied. Kortom, de trans-At-lantische link was nog nooit zo sterk geweest. Binnen vierentwintig uur, reeds op :(

september, werd de onderlinge solidariteit binnen de !"#$ bevestigd door het histo-rische besluit om artikel 6, het principe van collectieve defensie, te activeren. Met deaanslagen van :: september had Al Qaeda er bijna voor gezorgd dat er een eindekwam aan het realistische perspectief op internationale samenwerking; sinds deTweede Wereldoorlog was de onderlinge internationale solidariteit nog nooit zosterk geweest. Bijna… want juist Afghanistan laat tegelijkertijd het spel zien tussende nationale belangen van de verschillende staten en de (on)mogelijkheden van inter-nationale samenwerking.

Enduring FreedomDe eerste militaire reactie van de internationale gemeenschap in Afghanistan werdgestart onder de naam Operation Enduring Freedom ($%*). Onder leiding van de#' werd een brede coalitie gevormd, waarmee $%*(8 op ; oktober (77: het lichtzag op basis van het recht op zelfverdediging, een zogeheten Coalition of Willingand Able.(. Het mandaat voor $%* is gebaseerd op Artikel 6: van het #!-Handvest,dat de #' reeds op :( september door de #! Veiligheidsraad (#!#1) kregen toe-gekend. Tevens veroordeelde de #!#1 met resolutie :89=(6 de aanslagen en deeddeze hiermee een oproep terrorisme te bestrijden. Daarna bevestigde de Veilig-heidsraad in diverse resoluties(9 het belang van de strijd tegen terrorisme. $%* isdus gebaseerd op artikel 6:, oftewel op zelfverdediging totdat de #! Veiligheidsraadde noodzakelijke maatregelen heeft genomen.

Het was pas lang na de start van $%* dat de #! Veiligheidsraad het militairedeel van de operatie in Afghanistan naar zich toe trok. Tijdens de operatie inSomalië (:558) en de ervaringen in Bosnië begin jaren negentig was onder anderegebleken dat de #! meer geschikt is voor wederopbouw dan voor militaire opera-ties. Neutraliteit is daarbij zeer belangrijk, en een #! die naast de machtiging totgeweldsgebruik daadwerkelijk zelf geweld toepast, past daar niet in. Ondanks hetprimaat op het gebruik van geweld door de #! Veiligheidsraad en het gewelds-verbod van de lidstaten ziet men in de praktijk dat er andere argumenten wordengevonden om onder het interstatelijk geweldsverbod (artikel ( lid ., #!-Handvest)uit te komen. Bij Kosovo heette dit humanitaire interventie en in Afghanistanvoerde het recht van zelfverdediging (artikel 6:) de boventoon.

Opmerkelijk was de eensgezinde mening binnen de #! over de aanslagen van:: september (77:. Zowel de Algemene Vergadering als de Veiligheidsraad stondenals één blok achter de veroordeling van de aanslagen op de #' (Leurdijk, (77:).De #' kregen daarmee eigenlijk een vrijbrief voor de operatie in Afghanistan endaarmee ook voor de zogenaamde wereldwijde War on Terror. De gehele wereldstond op dat moment achter Amerika, behalve Irak, Iran, Syrië en Noord-Korea,die lieten weten geen deel van de coalitie te willen uitmaken. Het feit dat zelfs deRussen en de Chinezen vierkant achter de #' stonden, zou, volgens de liberalen,het bewijs zijn voor het optimaal functioneren van de internationale gemeenschap.

)$$*+',&- .

::9

Page 117: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Voor de realisten vormde dit juist het zoveelste bewijs dat het eigen belang uit-eindelijk toch groter was. De redenatie was als volgt: Rusland had een verledenin Afghanistan en kreeg op deze manier zelf ook een vrijbrief om haar eigen Waron Terror toe te passen, oftewel een oorlog tegen ongehoorzame bevolkingsgroepente voeren. Hetzelfde gold voor de Chinezen ten aanzien van Taiwan en Tibet.(;

Ondanks de ongekende internationale solidariteit, en de allereerste keer in degeschiedenis van het bondgenootschap dat de !"#$ artikel 6 activeerde, kozen deAmerikanen toch voor de Coalition of the Willing and Able. Oftewel, EnduringFreedom werd geen !"#$-operatie. Dit was een keuze die voortkwam uit deervaringen van de operatie Allied Force in Kosovo (:555). Gebleken is dat deAmerikaanse regering bij operaties waarbij vitale nationale belangen op het spelstaan niet kiezen voor de commandostructuur van de !"#$. De complexiteit vande bondgenootschappelijke bevelsorganisatie en de omslachtigheid van de politiekeconsultatieprocedures ten tijde van de operatie Allied Force hebben ertoe geleiddat de #' bij dit soort operaties het heft liever zelf in handen houden. De #' zijnbereid en in staat grote militaire verantwoordelijkheid te nemen en wensen daarbijmaximale steun maar minimale bemoeienis van bondgenoten (De Wijk, (77:).Ten tijde van $%* eisten de #' zelfs onvoorwaardelijke loyaliteit van bondgenoten(‘wie niet voor ons is, is tegen ons’) en kozen ze er tegelijkertijd voor de bondgenotenminimaal bij de besluitvorming te betrekken. Hiermee zou men kunnen zeggendat de visie op de wereld van de realisten uiteindelijk zegeviert, omdat het nationalestaatsbelang toch weer boven dat van de internationale samenwerking uitgaat.Gezien vanuit de liberalen kan dit leiden tot een groot risico, namelijk het verliezenvan de steun van de bondgenoten en de publieke opinie op het moment dat hetmisloopt, zoals de oorlog in Irak pijnlijk duidelijk heeft laten zien, waarbij deinternationale steun voor de #' tot een minimum is beperkt.

International Security Assistance ForceOp :. november (77: besloot de #! Veiligheidsraad(= om het politieke vacuümin Afghanistan te vullen en de veiligheid in het land te garanderen door middelvan een multinationale vredesmacht, in samenwerking met Afghaanse troepen.Vervolgens startte op (9 november een politieke conferentie(5 in Bonn met alsdoel een interim-bestuur samen te stellen en een wederopbouwplan te maken.Op 6 december werd een verdrag getekend en werd de &! Assistance Mission inAfghanistan (&!"@") opgericht om het politieke transitieproces te ondersteunen.Daarbij moet worden aangetekend dat de besprekingen bij lange na niet het geheleAfghaanse volk representeerden, wat al in de beginfase leidde tot spanningentussen de verschillende oude machthebbers en krijgsheren.

Op (( december, iets meer dan twee maanden na de start van $%*, ging deInternational Security Assistance Force87 (/'"*) in Kabul8: van start, op basis vaneen zogenaamde ‘robuuste inzet’ en een verdergaand mandaat dan alleen purezelfverdediging. Het was met andere woorden een ‘hoofdstuk ;-operatie’ waarvoorgeen toestemming van alle partijen in het betreffende conflict nodig was. Het

!%+%14"!+ ,&''%! !",/$!""4 0%4"!3 %! /!,%1!",/$!"4% !$$+<""-

::;

Page 118: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

mandaat bestond uit de brede taak om een ‘safe and secure environment for theinterim government of …’ te scheppen. De militaire operatie /'"* opereert nietdirect onder het gezag van de #!, maar bestaat feitelijk uit voornamelijk Europeselanden met een #!-mandaat die opereren onder leiding van een lead nation. Deeerste lead nation, Groot-Brittannië, werd opgevolgd door Turkije. Daarna namenDuitsland en Nederland de leiding over de missie. Ondanks de rol van debovenstaande Europese staten als lead nations binnen /'"* behielden de #' naast$%* ook binnen /'"* de eindverantwoordelijkheid.

Het startpunt voor de bemoeienis van een bredere internationale gemeenschapin Afghanistan, het verdrag van Bonn, is een eerste aanzet geweest voor de opbouwvan een politiek en bestuurlijk systeem. Helaas zijn ‘Bonn’ en de daaropvolgendeafspraken nog weinig concreet geweest over de invulling van het wederopbouw-proces en geven deze geen duidelijke taakverdeling aan tussen de verschillendeinternationale organisaties, oftewel een allesomvattende aanpak met aandacht voorciviele en militaire instrumenten. Later bleek ook dat een land als Afghanistan,dat al decennia in staat van oorlog verkeert, moeilijker te stabiliseren is dan aan-vankelijk werd gedacht.

De Europese bondgenotenNaar aanleiding van de aanslagen op :: september reageerden de Europese bond-genoten binnen de !"#$ in eerste instantie als één blok door artikel 6 te activeren.Dat zag er ook hoopvol uit voor het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid(%#+0). Al snel bleek dat de Europese politieke eenheid van korte duur was. Mili-tair gezien zijn Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland in eerste instantie deinteressantste partners voor de #'. Toch participeren deze drie grote %&-lidstatenin militaire operaties vanuit nationale belangen, niet vanwege %&-commitments.

Groot-Brittannië bewandelt ten aanzien van het Europese integratieproces altijdeen tweesporenbeleid. Enerzijds is haar beleid gericht tegen verdere economischeen politieke integratie, anderzijds ter stimulering van verdere ontwikkeling vanhet buitenland- en veiligheidsbeleid, mits dit is geschoeid op intergouvernementeleleest en het daar een leidende rol in kan spelen. Frankrijk is altijd een grootvoorstander geweest van Europese samenwerking, waarbij Frankrijk zichzelf danwel in een leidende rol ziet. De !"#$ is voor Frankrijk – in tegenstelling totNederland – geen hoeksteen van het veiligheidsbeleid. Met de voorgenomen toe-treding tot het Militaire Comité van de !"#$ door de nieuwe Franse presidentNicolas Sarkozy ((77;) wordt de relatie tussen Frankrijk en Amerika van minderprecaire aard (Molenaar, (77;).

Verder krijgen, naast de twee Europese militaire grootmachten binnen detrans-Atlantische betrekkingen, andere lidstaten zoals Duitsland juist op militairvlak, gewild of ongewild, een taak. Verwacht wordt dat Duitsland vanwege haaromvang en capaciteiten op het gebied van de veiligheid meer inzet zal vertonen.Kortom, ondanks alle ontwikkelingen sinds het Frans-Britse overleg in St. Malo

)$$*+',&- .

::=

Page 119: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

(:55=) wordt de buitenlandse politiek van de %& nog sterk beïnvloed door natio-naal-politieke belangen.

De aanslagen in de #' op :: september (77: hadden ook voor de %& een uitgelezenkans kunnen zijn om meer interne cohesie aan te brengen in het veiligheidsbeleid,maar een eenduidige militaire reactie vanuit de %& en de stap naar een gemeen-schappelijke defensie waren toen zeer zeker nog niet gezet. De reactie werd veeleeringevuld door individuele lidstaten. Binnen de %& zelf was de eerste reactie op deaanslagen het opstellen van een plan met een multidisciplinaire aanpak. Op eenbijeenkomst van de Raad op (: september werd een plan van aanpak opgesteldmet het besluit dat terrorismebestrijding een hoge prioriteit zou hebben.8( Ditplan hield onder meer in dat de %& met name gericht zou zijn op conflictpreventiebinnen het 30#0 en niet-militaire crisisbeheersing binnen het %#+0. De meestedoor de Unie getroffen maatregelen naar aanleiding van 5/:: situeren zich op hetvlak van de samenwerking tussen politie en justitie, en op juridisch vlak.88 Verderreageerde de Unie op 5/:: door de banden aan te halen met de buurlanden vanAfghanistan en Centraal-Azië, en met de Arabische landen door te streven naarde hervatting van het vredesproces in het Midden-Oosten en aandacht te hebbenvoor de (Afghaanse) vluchtelingenproblemen. De %& heeft militair gezien nogweinig bijgedragen aan de operaties in Afghanistan8. (Boyer & Lindley French,(77;); desondanks is deze tot nu toe wel de grootste donor op het gebied vanontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulpverlening.

NederlandDe eerste bijdrage van Nederland aan Operation Enduring Freedom stamt vannovember (77: en bestond uit het sturen van twee fregatten naar de wateren rondhet Arabisch schiereiland en de inzet van *-:9-gevechtsvliegtuigen in het luchtruimvan Afghanistan voor het geven van luchtsteun aan de troepen op de grond.86 Indecember (77: droeg Nederland met ongeveer (77 man bij aan /'"*.89 Vanafmaart (776 droeg Nederland voor de derde keer bij aan de operatie $%* met deinzet van elitetroepen. De Nederlandse regering gaf aan dat bij de Nederlandsebijdrage aan $%* de verdedigingstaak aan de orde is (artikel 5; van de NederlandseGrondwet), voortkomend uit het van toepassing verklaren van artikel 6: #!)#.Nederlandse militairen werden dus ingezet in Afghanistan als onderdeel van $%*in ‘tijden van oorlog’. Nederland was eigenlijk ook in oorlog. Ten eerste vanwegehet inroepen van artikel 6 van het !"#$-verdrag, ook al is $%* geen !"#$-operatie,en ten tweede door de deelname van Nederland aan $%*, met een beroep opzelfverdediging conform artikel 6: #!)#.

Naast de deelname van Nederlandse militairen aan de zogeheten ProvincialReconstruction Teams (?1,) draagt Nederland met de Task Force Uruzgan (,*&)sinds augustus (779 bij aan /'"* in Zuid-Afghanistan. De besluitvorming rondomde ,*& is niet over één nacht ijs gegaan, zeker omdat bekend was dat dit een vande zwaarste missies zou worden van de afgelopen 67 jaar.8; Ondanks de verlengingvan de missie tot aan augustus (7:7 is de discussie over het feit of de operatie in

!%+%14"!+ ,&''%! !",/$!""4 0%4"!3 %! /!,%1!",/$!"4% !$$+<""-

::5

Page 120: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Uruzgan een wederopbouwmissie en een vechtmissie is, nog steeds gaande. NaastGroot-Brittannië, Canada en Australië neemt Nederland, als klein land, in eenvan de moeilijkste gebieden van Afghanistan een groot deel van de missie van /'"*/// voor haar rekening, zonder daarvoor als het ware op politiek strategisch niveaubinnen de internationale gemeenschap8= voldoende te worden terugbetaald. Deredenatie van de Nederlanders is tweeledig. Volgens de meer liberale visie kanNederland op deze manier mede helpen voorkomen dat het terrorisme naar Europakomt en Europa moreel verplicht zou zijn een steentje bij te dragen aan de vredeen veiligheid in de wereld. ‘5/::’ had ook Europa kunnen treffen.

De realistische visie gaat ervan uit dat het nationaal belang prevaleert. Stabiliteitin die regio, maar ook ver daarbuiten, is voor Nederland als handelsnatie vangroot economisch belang. Daarnaast is Nederland als klein land voor haar veiligheidafhankelijk van de gekozen bondgenoten en zal Nederland deze daarom, politieken militair, steunen. Zie daar ook de ongemakkelijke keuze van Nederland om,voorafgaand aan de Amerikaanse acties tegen Irak, de missie Iraqi Freedom ((778),de #' wel politiek maar niet militair te steunen. Dit vond nog geen twee jaar nade ongekende internationale solidariteit plaats, terwijl !"#$- bondgenoten Duits-land en Frankrijk tegen het besluit van de #' stemden in de #! Veiligheidsraad.

Tot slotHet denken over Europese veiligheid heeft in de jaren negentig, juist naar aanleidingvan de lessen op de Balkan, een duidelijke kentering laten zien. Ondanks het feitdat de internationale gemeenschap decennialang niet zo opgeschrikt was als nade aanslagen van :: september (77:, bleek dat aan de nationale belangen van deindividuele landen voorrang werd gegeven boven het internationale belang. Ineerste instantie werd gekozen voor gelegenheidscoalities in plaats van bestaandeinternationale organisaties, wat een duidelijke realistische visie is. Met deze gangvan zaken blijft er een sfeer van crisis hangen rondom de Europese veiligheidsar-chitectuur, vooral met betrekking tot de !"#$ en de %&. De Alleingang van de #'in Afghanistan met de operatie Enduring Freedom na de geleerde lessen in Kosovo(:555), de crisis rondom Irak ((778), de ontbrekende !"#$-solidariteit binnen de/'"*-operatie en de negatieve houding ten aanzien van verdere !"#$-uitbreidingzijn allemaal zaken die te maken hebben met de bestaansreden voor het bondge-nootschap en de strategische richting die het bondgenootschap al of niet opgaat.Tot nu toe bestaat er geen consensus over een toekomstige !"#$ en heeft de #'de conclusie getrokken dat militaire campagnes moeten worden georganiseerdbuiten de collectieve organen van de !"#$ om, zie daar $%*, Irak en tegelijkertijdhet steunen van een Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (%#+0).

Voor de %& geldt dat, net als in de case Kosovo, het ook in deze case wederomopvallend is dat de Europese bondgenoten tot nu toe een beperkte rol op zichhebben genomen. Men moet daarbij in het achterhoofd houden dat de %&voorstander is van een allesomvattende aanpak, waarbij zowel militaire als civieleelementen een hoofdrol spelen. Een allesomvattende aanpak zou neerkomen op

)$$*+',&- .

:(7

Page 121: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

een intensievere en beter gecoördineerde samenwerking tussen de #!, de !"#$en de %&.

Langzamerhand is de !"#$ ook gaan beseffen dat een allesomvattende aanpakzou kunnen leiden tot betere resultaten in Afghanistan, wat een meer liberale kijkop de zaak weerspiegelt. Vanaf (779 (top in Riga) is men gestart met een zoge-naamde Comprehensive Political Guidance, een eerste stap op weg naar een alles-omvattende aanpak van veiligheid. In (77; en (77= (top in Boekarest) is menbegonnen de strategie in Afghanistan te veranderen, wat in (775 eventueel kanuitmonden in een nieuwe !"#$-strategie, bij het 97-jarig bestaan van de !"#$.Misschien leidt dit tot een afstemming op veiligheidsgebied met de %& en, alsgevolg daarvan, tot een nieuwe effectieve Europese veiligheidsarchitectuur.

!.' Conclusie

In de eerste paragraaf is er vanuit een theoretisch perspectief gekeken naar het hoeen waarom van internationale samenwerking. Deze samenwerking kan vele vormenaannemen. Dit is mede gebaseerd op de beweegreden achter de samenwerking.Liberalen zijn van mening dat samenwerking tussen staten ontstaat door toene-mende wederzijdse afhankelijkheid of overeenkomsten in cultuur en normen enwaarden die samenwerking vanzelfsprekend maken. Realisten zien samenwerkingvoornamelijk als een spel tussen diverse actoren en hun belangen; belangen dievoornamelijk gedomineerd worden door macht en veiligheid. Kijkende naar depraktijk van de Europese veiligheidsarchitectuur, die in de tweede paragraaf verderis uitgediept, kan geconcludeerd worden dat de meeste organisaties zijn opgerichtmet als uitgangspunt het creëren van samenwerking om een grotere veiligheid tegeneren, oftewel het voorkomen van oorlog. De opvattingen over hoe de samen-werking eruit moet zien en op welke manier veiligheid moet ontstaan, verschillenwel. Zo tracht de %&, evenals de #!, oorlog te voorkomen vanuit het liberalegedachtegoed van economische samenwerking en een brede aanpak van dreigingen.Dit in tegenstelling tot de !"#$, die eventuele dreigingen in eerste instantie hethoofd wil bieden vanuit het collectieve defensieprincipe.

Met het einde van de Koude Oorlog is er echter veel veranderd in de Europeseveiligheidsarchitectuur. De oorspronkelijke bestaansreden voor de !"#$, de drei-ging vanuit de Sovjet-Unie, was verdwenen. Tegelijkertijd werd de Europesesamenwerking geconfronteerd met de noodzaak tot uitbreiding en nieuwe drei-gingen. De noodzaak tot transformatie was zeer duidelijk, reden waarom de %&haar werkterrein uitbreidde naar het militaire en justitiële werkterrein. De !"#$moest een nieuwe bestaansreden vinden en vond deze gedurende de jaren negentigvan de twintigste eeuw op de Balkan.

Uit de casestudie Kosovo blijkt echter dat internationale samenwerking rondomdeze kwestie binnen de !"#$ niet zo soepel verliep. Hoewel er binnen de !"#$officieel militair werd samengewerkt om de humanitaire nood te lenigen, waren

!%+%14"!+ ,&''%! !",/$!""4 0%4"!3 %! /!,%1!",/$!"4% !$$+<""-

:(:

Page 122: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

ook de realistische argumenten van grote betekenis in de keuze om te interveniëren.De vluchtelingenstromen vormden een instabiliserende factor en de geloofwaar-digheid van de !"#$ als militair bondgenootschap stond op het spel. Tevensbleken de onderliggende nationale belangen van de lidstaten uiteen te lopen endeze kregen gedurende de missie Operation Allied Force de overhand binnen dezediscussie. Hierdoor werd de eenheid van de organisatie aangetast. Desondankswas het noodzakelijk samen te werken om een einde te maken aan de humanitairenoodtoestand in Kosovo. Binnen de #! Veiligheidsraad was er ook sprake vaneen moeizame samenwerking. Deze verdeelde situatie was mede veroorzaakt doorde onenigheid tussen het Westen enerzijds en China en Rusland anderzijds.Opvallend genoeg speelde de %& nauwelijks een rol van betekenis gedurende hetpolitieke en militaire proces. Pas in de wederopbouwfase na Operation Allied Forceis ze in beeld verschenen.

Het verloop van de politieke discussie en de militaire missie rondom Kosovoheeft een stempel gedrukt op latere missies van de !"#$, zoals Afghanistan. Hetbelangenspel zoals dat rondom Kosovo speelde, werd ook zichtbaar in de discussierondom Afghanistan. Een dergelijk belangenspel hoeft echter niet altijd beperkendte werken ten aanzien van internationale samenwerking. Het paste binnen debelangen van onder andere China en Rusland om het recht tot zelfverdediging,artikel 6: van het #!-Handvest, te laten gelden in het geval van een terroristischeaanval. Dit bood deze landen namelijk mogelijkheden voor hun eigen nationalestrijd tegen ‘terroristen’. Desondanks bleek het belangenspel voor de !"#$ weleen groot probleem te zijn. De voorwaarden voor collectieve defensie, de basisvan de !"#$, bestaan met name uit consensus en de bereidheid van de ledenelkaar bij conflicten militaire bescherming te bieden. Het blijkt echter dat de !"#$niet wordt gebruikt voor artikel 6-operaties, zoals pijnlijk duidelijk werd inAfghanistan, waar de Europeanen hun solidariteit verklaarden aan de Amerikanen,maar Enduring Freedom in eerste instantie een operatie werd van de ‘Willing andable’ die niet onder de !"#$-vlag werd georganiseerd. Volgens de Amerikanen ishet ‘the mission that determines the coalition’, en daarmee heeft de !"#$ eenflinke deuk opgelopen. Dit blijkt tevens uit het feit dat de secretaris-generaal voorde huidige Afghanistanmissie langs de !"#$-lidstaten is gereisd om troepen teronselen en onderlinge solidariteit te kweken.

De situatie in Afghanistan en de oorlog in Irak ((778) hebben geleid tot degedachte dat de internationale gemeenschap failliet is, onder meer door hetsolistische optreden van de Verenigde Staten. Het realisme leek te zegevieren, om-dat een grootmacht zonder toestemming van de #!#1 haar wil kon doorzetten.Later bleek toch dat de Verenigde Staten andere landen nodig hadden, bijvoorbeeldvoor logistieke ondersteuning van militaire operaties. Op de langere termijn enhet politiek-strategische niveau is duidelijk gebleken dat de Verenigde Staten deondersteuning van de bondgenoten niet kunnen ontberen, zoals in Irak; Irak enAfghanistan zijn nog niet het succes geworden waar in de begindagen op gerekendwerd.

)$$*+',&- .

:((

Page 123: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Hoewel uit beide casestudies valt te concluderen dat staten nog steeds samen-werken op veiligheidsgebied op basis van realistische motieven, lijkt tegelijkertijdhet liberale perspectief op veiligheid aan invloed te winnen. Het besef dat hetscheppen van veiligheid niet het werk kan zijn van een enkele organisatie groeit.Het draait om het weven van een netwerk van betrekkingen, een multilateraalveiligheidsstelsel, waarbij een mix plaatsvindt tussen collectieve defensie en col-lectieve veiligheid voor allerlei soorten dreigingen. Wanneer echter de huidigeEuropese veiligheidsarchitectuur wordt bediscussieerd, blijkt dat de discussies vaakworden gevoerd vanuit het Koude Oorlogdenken, waarin veiligheid geplaatst werdin zogenaamde hokjes van collectieve defensie of collectieve veiligheid. Het ‘driemusketiers-beginsel’ verklaart niet langer de huidige !"#$-taken, evenmin als hetgegeven dat de %& niet meer alleen een economische organisatie is. Dat laat onverletdat de %& niet in staat is te doen wat de !"#$ in Afghanistan doet, want de %&heeft voorlopig nog geen ‘artikel 6’. Tegelijkertijd kan worden geconstateerd datsommige %&-operaties, bijvoorbeeld voor de kust van Libanon, niet door de !"#$kunnen worden uitgevoerd. Kortom, beide organisaties zouden elkaar moetenversterken door een duidelijke onderlinge rolverdeling te maken ten aanzien vande andere internationale organisaties en een allesomvattende strategische aanpakte hanteren.

Nederland moet zich binnen deze ontwikkelingen staande zien te houden. Zoalsuit de casestudies blijkt, is het een onderdeel van het collectieve geheel, maar alsenkele staat is het klein, zeker ten aanzien van besluitvorming op het internationaalpolitiek-strategische niveau, waar voornamelijk de grote mogendheden het voorhet zeggen hebben. Dit bleek mede uit de kritieken na de oorlog in Kosovo. Eenkleine militaire macht als die van Nederland, dat wel grote handelsbelangen heeft,heeft belang bij goed functionerende veiligheidsorganisaties, waarbij het spel vande grootmachten enigszins beïnvloed kan worden. Om enige invloed te kunnenuitoefenen en deel uit te maken van een groter geheel, is er gekozen voor eenkwalitatief hoogwaardige en technologisch geavanceerde krijgsmacht die hoog inhet geweldsspectrum kan optreden.

Literatuur

"/#-rapport. ((776). Nederland in de veranderende EU, NAVO en VN, nr. .6. Den Haag.Arbatova, N. ((777). Russia and !",$: a Russian view. In: R. de Wijk, B. Boxhoorn &

N. Hoekstra (eds.). NATO after Kosovo. Breda/Tilburg: Tilburg University Press, .8-97.Baylis, J. ((77:). International and global security in the post-cold war era. In: J. Baylis &

S. Smith (eds.). The globalization of world politics. Oxford: Oxford University Press,(68-(;9.

Bellamy, A. ((77(). Kosovo and international society. Hampshire: Palgrave.Biscop, S. ((77;). The ABC of European Union Strategy: ambition, benchmark, culture.

Egmont Papers: Brussels, 8-5.

!%+%14"!+ ,&''%! !",/$!""4 0%4"!3 %! /!,%1!",/$!"4% !$$+<""-

:(8

Page 124: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Brimmer, E. ((77;). The European Union and American politics. Chaillot papers, %&-/'',Parijs, 5/::.

Boyer, Y. & J. Lindley French. ((77;). Euro-interoperability: The effective military intero-perability of European armed forces. Policy Department External Policies. DirectorateGeneral External Policies of the Union, European Parliament.

Cohen, R. & M. Mihalka. ((77:). Cooperative security: new horizons for internationalorder. The Marshall Center Papers ". Garmisch-Partenkirchen.

Detrez, R. (:555). Kosovo. De uitgestelde oorlog. Antwerpen: Houtekiet.Dunne, T. ((77:). Liberalism. In: J. Baylis & S. Smith (eds.). The globalization of world

politics. Oxford: Oxford University Press, :9(-:=:.%& ((778). European Security Strategy. Brussels.Ferdinandusse, W. ((77:). Kosovo en het democratisch gehalte van Nederlands buitenland-

beleid. Internationale Spectator, (juli-aug), 8=8-8=;.Grieco, J. (:556). Anarchy and the limits of cooperation: a realist critique of the newest

liberal institutionalism. In: C. Kegley jr (ed.). Controversies in international relationstheory. Realism and the neoliberal challenge. New York: St Martins Press, :6:-:;(.

Holsti, O. (:556). Theories of international relations and foreign policy: realism and itschallengers. In: C. Kegley jr (ed.). Controversies in international relations theory. Realismand the neoliberal challenge. New York: St Martins Press, 86-99.

International Crisis Group. ((77;). Breaking the Kosovo Stalemate: Europe’s responsibi-lity, Crisis Group Europe Report :=6 (August).

Klep, G. & R. van Gils. ((776). Van Korea tot Kabul. De Nederlandse militaire deelnameaan vredesoperaties sinds #%!&. Den Haag: Sdu Uitgevers.

Kooijmans, P. ((777). Internationaal publiekrecht in vogelvlucht. Deventer: Kluwer.Kosovo-evaluatie. ((777). NRC Handelsblad, = mei.Larsen, J. ((77.). Introduction. In: J. Larsen (ed.). Arms control: cooperative security in a

changing environment. Boulder: Lynne Rienner Publisher, :-:6.Leurdijk, D. ((77:). The fight against International Terrorism: the Right to Self-defence

and the involvement of the &! and !",$. In: P. van Ham e.a. (eds.). Terrorism andCounterterrorism: Insights and Perspectives after September ##. The Hague: ClingendaelPublications, 8:-.9.

Leurdijk, D. ((77;). De #!: een vrijblijvende oefening in internationale samenwerking –primaat nationale belangen als constante bottleneck. In: S.W. Couwenberg (red.), VanKoude Oorlog naar oorlog tegen terrorisme: achtergrond en problematiek huidige wereldpo-litiek. Civis Mundi Jaarboek, :-6.

Mingst, K. ((77.). Essentials of international relations. Londen: W.W. Norton & Company.Molenaar, A. ((77;). (Dis)Organising European Security. The Hague: Netherlands Atlantic

Association.Reichard, M. ((779). The EU-NATO Relationship. A legal and Political Perspective. Aldershot:

Ashgate.Smith, K. ((778). European Union foreign policy in a changing world. Cornwall: Blackwell

Publishing Ltd.Stromberg, R. (:569). The idea of collective security. Journal of the history of ideas :;, (67-(98.Taylor, P. & D. Curtis ((77=). The United Nations. In: J. Baylis & S. Smith (eds.). The

globalization of world politics, .th edition. Oxford: Oxford University Press, 8:5-8(..Wheeler, N. ((777). Saving strangers. Humanitarian intervention in International society

Oxford: Oxford University Press.

)$$*+',&- .

:(.

Page 125: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Wijk, R. de. ((77:). Pyrrus in Kosovo: of hoe het Westen de oorlog niet kon winnen en verloor.Amsterdam: Jan Mets en Schilt.

Yost, D. ((777). Collective defense and collective security after Kosovo. In: R. de Wijk,B. Boxhoorn & N. Hoekstra (eds.). NATO after Kosovo. Breda: Tilburg University Press,:5-.(.

Zacher, M. & R. Matthew. (:556). Liberal international theory: common threads, divergentstrands. In: C. Kegley jr (ed.). Controversies in International Relations Theory. Realismand the neoliberal challenge. New York: St Martins Press, :7;-:67.

Primaire bronnen

#! Veiligheidsraad Resolutie ::97, 8: maart :55=#! Veiligheidsraad Resolutie ::55, (8 september :55=#! Veiligheidsraad Resolutie :(.., :7 juni :555!",$ press release, Statement on Kosovo, (8 april :555%& Council joint action (77=/:(8/>*'?, . februari (77=Council of the European Union press statement, :9 februari (77=Kamerbrief van Minister van Buitenlandse zaken en Minister van Defensie, = oktober :55=

!%+%14"!+ ,&''%! !",/$!""4 0%4"!3 %! /!,%1!",/$!"4% !$$+<""-

:(6

Page 126: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef
Page 127: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!." Inleiding

De Nederlandse defensieorganisatie is groot en complex. Indien men alle militairenen ambtenaren meetelt, die door het hele land en steeds vaker over de hele wereldaan het werk zijn, werken er zo’n !".### mensen bij het Ministerie van Defensie.In dit hoofdstuk wordt beschreven de interactie tussen deze mensen en hetministerie, welke rol en functie het ministerie vervult en de bestuurs- en bedrijfs-kundige inzichten die hieraan ten grondslag liggen. Bovendien komt de politiekeen institutionele context, waarbinnen het ministerie functioneert, aan de orde.Een en ander is niet onbelangrijk: in de aansturing van de organisatie en depolitieke verantwoording daarvan kan nog wel eens iets fout gaan. Zo bleek nogniet zo heel lang geleden de ‘eilandcultuur’ van de verschillende krijgsmachtdelenzo groot te zijn dat er bijna niet gebruik werd gemaakt van elkaars middelen enkennis. Nog bij de voorbereiding van de $%&''-missie aan het begin van dezeeeuw bleek de Koninklijke Marine liever middelen van de externe markt te willenhuren dan van de Koninklijke Landmacht te willen lenen. De Tweede Kamer wasover dit gebruik van overheidsfinanciën weinig te spreken. Uit dit geval bleek datde centrale aansturing en coördinatie van uitzendingen in de handen van éénopperbevelhebber moeten liggen. Daarom is de gehele organisatie- en besturings-structuur van de defensieorganisatie ingrijpend veranderd. Dit heeft, los van alletechnisch-bestuurlijke consequenties, grote gevolgen voor de herijking van depolitiek-ambtelijke, en met name politiek-militaire, verhoudingen. Ook daarovergaat dit hoofdstuk.

!.# De organisatie

De belangrijkste regels met betrekking tot de staatsinrichting, de regering en deverhoudingen tussen de verschillende ministers zijn te vinden in de Grondwet.Zo staat in artikel () *+ dat de regering gevormd wordt door de koning(in) ende ministers, waarbij de dagelijkse werkzaamheden in handen van de ministersliggen. Belangrijk in deze samenhang is de ministeriële verantwoordelijkheid. De

,--./01$2 "

De besturing van Defensie

Jö3* E. N-44 en S5- S-'1'30

6)7

Page 128: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

koning(in) is namelijk onschendbaar; dat houdt in dat hij of zij geen enkelepolitieke uitspraak mag doen zonder overleg met de voor het betreffende beleidverantwoordelijke minister. Mocht de koning(in) zich onverwacht toch publie-kelijk over een politiek gevoelig onderwerp uitspreken, dan wordt hiervoor deminister ter verantwoording geroepen. Dit geschiedt dan meestal door de TweedeKamer der Staten-Generaal. De ministeriele verantwoordelijkheid geldt ook voorhet uitvoerende personeel: als een militair in het buitenland een stommiteit begaat,wordt de minister ook ter verantwoording geroepen.

Voorts regelt de Grondwet dat aan het hoofd van een ministerie een ministerstaat.6 Gezamenlijk vormen de ministers de ministerraad, waarvan de minister-president de voorzitter is. ‘De ministerraad beraadslaagt en besluit over het alge-meen regeringsbeleid en bevordert de eenheid van dat beleid.’) Ofschoon elkeminister verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen ministerie, is het binnen hetNederlandse stelsel van groot belang dat de gehele regering achter het beleid staat.De regering heeft dan ook volgens artikel 87 van de Grondwet het opperbevelover de krijgsmacht en draagt de collectieve verantwoordelijkheid voor de han-delingen van de krijgsmacht. Dat is uiteraard inclusief de zaken die fout gaan,zoals het drama dat zich in 688" in Srebrenica in Bosnië afspeelde. Dit kan in-grijpende gevolgen hebben. Naar aanleiding van de evaluatie van de gebeurtenissenin Srebrenica is de regering-Kok in )##) in haar geheel afgetreden.

Voor wat betreft het defensiebeleid is het belangrijk te weten dat niet alleen deminister van Defensie maar ook de minister van Buitenlandse Zaken, en tegen-woordig tevens de minister van Ontwikkelingssamenwerking, betrokken zijn bijde totstandkoming van het beleid en de activiteiten van de krijgsmacht. De ministervan Buitenlandse Zaken gebruikt – als het moet – Defensie als stuur- en machts-instrument bij het uitdragen van zijn of haar beleid. De minister van BuitenlandseZaken tekent immers voor het buitenland- en veiligheidsbeleid en stelt daarmeede piketpalen vast waarbinnen het defensiebeleid moet worden ontwikkeld. Inzakeontwikkelingssamenwerking betreft de betrokkenheid met name de samenwerkingbij concrete operaties. Dit heeft te maken met het feit dat de krijgsmacht steedsvaker bijdraagt aan rampenbestrijding en ontwikkelingsactiviteiten in crisis- enconflictgebieden.

Alle ministeriële bijdragen vinden wij terug in de Defensienota. In dit belangrijkedocument staat het beleid van het Ministerie van Defensie voor de komendeperiode beschreven. De laatste Defensienota is van )###. Maar beleid wordttussentijds bijgesteld met Kamerbrieven en andere documenten, zoals de Memorievan Toelichting op de defensiebegroting. Tijdens de Koude Oorlog verscheen deDefensienota minder frequent dan in de jaren negentig van de vorige eeuw, wataan de bevroren (internationale) structuren van de Koude Oorlog lag. Sinds heteinde van de Koude Oorlog moet de politieke en ambtelijke leiding veel vaker opde dynamische buitenlandse en binnenlandse omgeving inspelen. Dit heeft nietalleen te maken met de steeds complexere dreigingen, maar ook met de politieke

,--./01$2 "

6)9

Page 129: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

en bedrijfskundige eisen, die aan het Ministerie van Defensie – net zoals aan andereministeries – worden gesteld.

!.$ De opbouw van het ministerie

In de huidige structuur, het zogenaamde bestuursmodel, staan de minister en destaatssecretaris aan het hoofd van het ministerie, bijgestaan door de secretaris-generaal, die aan het hoofd van de bestuursstaf (het departement) staat (figuur".6).

De minister en staatssecretaris vormen gezamenlijk de politieke leiding van hetMinisterie van Defensie. Hierbij is de minister staatsrechtelijk de meerdere vande staatssecretaris. Dit komt onder meer tot uitdrukking in de Grondwet, waarinstaat dat de staatssecretaris optreedt in de plaats van de minister ‘in de gevallenwaarin de minister het nodig acht en met inachtneming van diens aanwijzingen’.:Bovendien maakt de staatssecretaris weliswaar deel uit van de regering, maar nietvan de ministerraad. En juist daar worden, elke vrijdag in de Treveszaal dan welhet Catshuis, belangrijke besluiten genomen en politieke knopen doorgehakt.

In de praktijk loopt het trouwens wel los met de aanwijzingen die de ministeraan de staatssecretaris geeft. Door deNederlandsepolitieke structuur ishet namelijkhaast onmogelijk dat een politieke partij alleen regeert. Hierdoor is men altijdgenoodzaakt om in coalities samen te werken. Dit heeft tot gevolg dat niet zovaak één partij aan het hoofd van een departement staat, maar dat de politiekbelangrijke functies worden verdeeld tussen de regeringspartijen. Mede om ver-volgens politieke fricties te voorkomen, spreekt men van tevoren een arbeidsdelingaf. Zo bekommert de staatssecretaris zich bijvoorbeeld vaak om het personeels-beleid en de aanbestedingen, terwijl de minister zich bezighoudt met het defensie-beleid en de representatie van het ministerie. Deze verdeling is trouwens geenongeschreven wet. Zo heeft de minister van Defensie in het kabinet-Lubbers ;;;(6898-688(), Relus ter Beek, er bewust voor gekozen personeel in zijn portefeuilleop te nemen. Hij voorzag het naderende einde van de Koude Oorlog – dit kabinettrad toen immers aan op 7 november 6898, twee dagen voor de val van de BerlijnseMuur – en voorvoelde de politieke implicaties van de bezuinigingen die zichaftekenden als gevolg van het einde van de Koude Oorlog. In het verleden kwamhet overigens wel eens voor dat de bewindslieden op het departement niet dooréén deur konden.

De hoogste ambtelijke leider is de secretaris-generaal. Tot zijn taken hoort hetaansturen van het ambtelijk apparaat. ‘Hij coördineert en integreert de hoofdlijnenvan het defensiebeleid en geeft hierover informatie en advies aan de politiekeleiding. De 0* is verantwoordelijk voor het vaststellen van de beleidsdoelstellingenbinnen Defensie. Ook de bedrijfsvoering van het departement valt onder zijnverantwoordelijkheid.’(

/' <'01$3;%* =>% /'.'%0;'

6)8

Page 130: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Uitermate belangrijk is natuurlijk ook de rol van de Commandant der Strijd-krachten, de ?/0. Tot )##" stond deze afkorting voor de Chef Defensiestaf, dieweliswaar de hoogste militaire adviseur van de minister was, maar die geenaanwijzingbevoegdheid tegenover de bevelhebbers van de verschillende krijgs-machtsdelen had. Mede naar aanleiding van de bevindingen van de adviescom-missie Opperbevelhebberschap (Commissie-Franssen in )##)) werd de functievan Chef Defensiestaf, de hoogste militaire adviseur van de minister, opgewaar-

Figuur !.": Organisatie van het Ministerie van Defensie (www.mindef.nl)

Minister Staatssecretaris

Inspecteur-generaalder krijgsmacht

directeur Juridische Zaken

directeur Voorlichting en Communicatie

Beveiligingsautoriteit

Militaire Luchtvaart Autoriteit

directeur Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

directeur Audit Dienst Defensie

directeur Ruimte, Milieu en Vastgoedbeleid

HoofddirecteurAlgemene

Beleidszaken

HoofddirecteurPersoneel

HoofddirecteurInformatie-

voorziening en Org.

CommandantZeestrijdkrachten

CommandantLandstrijdkrachten

CommandantLuchtstrijdkrachten

CommandantKoninklijke Marechaussee

Bedrijven

CommandantCommando

Dienstencentra

Bedrijven

Bestuursstaf

Operationele Commando’s Ondersteuning

secretaris-generaal

Commandantder Strijdkrachten

Directeur BeleidDefensie Materieel

Organisatie

HoofddirecteurFinanciën en

Control

Defensie MaterieelOrganisatie

,--./01$2 "

6:#

Page 131: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

deerd tot de Commandant der Strijdkrachten. Hiermee werd de structuur van demilitaire leiding aangepast aan de nieuwe taken van de strijdkrachten. Het geza-menlijke optreden van landmacht, luchtmacht en marine tijdens vredes- en crisis-operaties vereist namelijk een duidelijke centrale aansturing. Zoals in het beginvan dit hoofdstuk is opgemerkt, was er in het – nog recente – verleden bij de voor-bereiding en aansturing van missies te veel concurrentie tussen de verschillendekrijgsmachtdelen. Zo huurden en kochten sommige krijgsmachtdelen nog lievermateriaal op de civiele markt dan dat zij dat zouden lenen van andere krijgsmacht-delen. Daarmee werd er meer geld uitgegeven dan nodig was. In voorkomendegevallen heeft de Tweede Kamer in het recente verleden haar ongenoegen ondub-belzinnig uitgesproken. Soortgelijke incidenten hebben zeker ook geleid tot eenmeer centrale aansturing van de krijgsmachtdelen en hun operaties.

Het benadrukken van de gezamenlijkheid van de krijgsmachtsdelen, ook wel‘paars’ of ‘joint’ genoemd, heeft voor de organisatie van Defensie vergaande gevol-gen gehad. Doordat de ?/0 de eenhoofdige leiding over de operationele inzetkreeg, werden de staven van de verschillende krijgsmachtsdelen omgevormd totoperationele commando’s. De bevelhebbers werden commandanten, en delen vanhun staven, zoals de situatiecentra, werden ondergebracht bij de Defensiestaf."Het gezamenlijke operatiecentrum stelt de ?/0 in staat om daadwerkelijk operatiesaan te sturen. Ook op het gebied van materieelvoorziening en -instandhoudingen de ondersteunende diensten beoogde men integratie van krijgsmachtdelen tebereiken. Dat gebeurde via de oprichting van de ‘paarse’ Defensie MaterieelsOrganisatie (/&-) en het Commando Diensten Centra (?/?). Voordien had elkkrijgsmachtdeel zijn eigen organisatie voor deze functies gehad. Het zal nietverrassen dat ook in de opleiding van officieren het ‘paarse’ denken zijn intredeheeft gedaan. Al in een vroeg stadium van hun opleiding worden de cadetten enadelborsten gezamenlijk opgeleid, en ook bij de stafofficieren wordt een ‘jointop-leiding’ sterk bevorderd.

/' >/=;'0?-&&;00;' -@@'3<'='4,'<<'30?,>@

Op )9 september )##6 stelde de toenmalige minister van Defensie, F.H.G. de Gra-ve, de Adviescommissie Opperbevelhebberschap in. Deze commissie had tot taak deminister van Defensie te adviseren over een mogelijk nieuwe bevelsstructuur meteen opperbevelhebber aan het hoofd en bovendien over de wijze waarop dit vormge-geven kon worden.!

Op :# maart presenteerde de commissie, onder leiding van de voorzitter J. Frans-sen, haar aanbevelingen. De belangrijkste conclusie luidde dat de positie van deChef defensiestaf moest worden versterkt, maar dat een opperbevelhebber niet bin-nen het Nederlandse staatsbestel paste. Het opperbevel van de krijgsmacht ligt im-mers bij de regering.7 De commissie constateerde :) knelpunten binnen de struc-

/' <'01$3;%* =>% /'.'%0;'

6:6

Page 132: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

tuur van de krijgsmacht en kwam met zestien aanbevelingen om de aansturing vande krijgsmacht te verbeteren.

Tot de knelpunten hoorden onder meer de beperkte integratie van de krijgsmacht,de defensieplanning en de aansturing van operaties. Met het eerste punt doelde decommissie op de relatieve zelfstandigheid van de afzonderlijke krijgsmachtsdelen,zonder dat er een duidelijke regiefunctie vanuit de top van de militaire organisatiebestond. Dit vond ook zijn neerslag in het defensieplanningproces. Ondanks vol-doende leidinggevende bevoegdheden gebruikte de ?/0 deze weinig. Er ontbrak vol-gens de commissie een richtinggevend kader en prioriteitenstelling binnen dit pro-ces. Als laatste voorbeeld wordt hier de aansturing van operaties genoemd. In hetkort komt het erop neer dat de besluitvormingsprocedures té complex waren en datde taakverdeling tussen de ?/0 en de bevelhebbers van de afzonderlijke krijgsmachts-delen gecompliceerd was. Uitgezonden eenheden voorzagen de ?/0 met operationeleinformatie en politieke aspecten, terwijl zij aan hun eigen bevelhebbers personele enmateriële aangelegenheden meldden.

De aanbevelingen van de commissie hadden dan ook tot doel bovengenoemdeknelpunten weg te nemen. Een belangrijk advies was het onderscheid tussen militairen niet-militair te laten vervallen. De achterliggende gedachte hierbij was dat er uit-wisseling plaatsvindt tussen de verschillende functies en dat de samenwerking tussenburgers en militairen erdoor wordt bevorderd. Bovendien moest ook het verschil tus-sen de krijgsmachtsdelen onderling worden weggenomen. De jointgedachte moestworden gecultiveerd. Een belangrijk punt was de versterking van de positie van deChef Defensiestaf. Niet alleen het gezamenlijke operationele optreden, maar ook hetinterne planningsproces moest onder een eenhoofdige leiding komen om zowel deplanningsduur te verkorten als de eenheid van het beleid te garanderen. Ook ten op-zichte van de secretaris-generaal (0*) moest volgens de commissie de functie van de?/0 worden versterkt, waarbij de staatsrechtelijke positie van de 0* niet mocht wor-den aangetast.

In de tijd dat de commissie-Franssen haar conclusies presenteerde, werd Neder-land binnen één jaar door drie achtereenvolgende kabinetten geregeerd. Ministervan Defensie De Grave kon alleen als interim-minister op de bevindingen van decommissie reageren. Toch zetten hij en zijn opvolger, A.H. Korthals, al de eerste be-langrijke stappen richting vernieuwing van de krijgsmacht, waarbij veel aanbevelin-gen van de commissie werden geïncorporeerd. Tijdens het kabinet-Balkenende ;;

()7 mei )##: – :# juni )##!) werd de vernieuwing van de Nederlandse Defensievoortgezet. Van grote invloed op de veranderingen van defensie waren bovendien deheroriëntatie van de %>=- (Defence Requirement Review )##") en het '$ HeadlineGoal voor )#6#. Het invloedrijkst bleek echter het Strategisch Akkoord te zijn vanhet kabinet-Balkenende I. Hierin werd besloten grote bezuinigingen binnen de over-heid door te voeren. Deze bezuinigingen betroffen ook Defensie.9

Onder verantwoordelijkheid van minister van Defensie H.G.J. Kamp en staatsse-cretaris C. van der Knaap presenteerde het kabinet tijdens de begrotingsbehandelin-

,--./01$2 "

6:)

Page 133: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

gen in het najaar van )##: het geplande defensiebeleid. Het kabinet formuleerde vijfbeleidsprioriteiten:

6. Tot stand brengen van een nieuw evenwicht tussen de taken en de middelen vande krijgsmacht.

). Verbetering van de inzetbaarheid van de krijgsmacht voor vredesoperaties.:. Versterking van de Europese militaire capaciteiten in de %>=- en de Europese

Unie.(. Bestuurlijke vernieuwing (inclusief de herziening van de topstructuur van Defen-

sie en de samenvoeging en verkleining van de staven).". Verdieping van de samenwerking met civiele autoriteiten in Nederland.8

De uitkomsten van dit beleid waren onder meer de in dit hoofdstuk beschreven her-structurering van de topstructuur van Defensie, de afschaffing van de reserve-eenhe-den (met uitzondering van de Nationale reserve (Natres)), de verkoop van veel mate-rieel waarvan verwacht werd dat het niet meer bij de nieuwe taken van Defensie pas-te, en het terugbrengen van het Defensiepersoneel met bijna 6#%.

De invoering van de bestuursstaf op 6 januari )##" en de benoeming van generaalD. Berlijn tot Commandant der Strijdkrachten op " september )##" waren de eerstepublieke mijlpalen van de reorganisatie van Defensie, en naar verwachting zullendergelijke vernieuwende stappen ook in de komende jaren worden gezet. Dit isnoodzakelijk omdat Defensie zich in een zich voortdurend veranderende wereld be-vindt. De organisatie moet zich daarom constant aanpassen aan nieuwe dreigingenen politieke (financiële!) eisen.

!.% In het krachtenveld van veiligheid, politiek en ook bedrijfsmatigheid

De huidige structuur van Defensie bestaat pas sinds )##" en hangt samen met deop dit moment relevante eisen van effectiviteit en efficiency. Bovendien streeftmen met de huidige structuur naar een scheiding tussen beleid, uitvoering entoezicht.6# Politieke en bestuurs- en bedrijfskundige eisen hebben er door de decen-nia heen voor gezorgd dat het Ministerie van Defensie regelmatig anders moestworden georganiseerd.

Na de oorlog, toen het ministerie ontstond door samenvoeging van de Minis-teries van Oorlog en Marine, bleef er vrij lang een zuilenstructuur gehandhaafd.Dit hield in dat alle drie de krijgsmachtsdelen – ondertussen was ook de luchtmachterbij gekomen – relatief zelfstandig opereerden. Dit kwam onder meer tot uit-drukking in het feit dat elk deel een eigen staatssecretaris had, die samen met deplaatsvervangende secretaris-generaal de leiding over zijn krijgsmachtsdeel had.Boven deze staatssecretarissen stonden de minister en de secretaris-generaal, dehoogste ambtenaar.

/' <'01$3;%* =>% /'.'%0;'

6::

Page 134: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

In de jaren tachtig werd het ministerie ingericht volgens de matrixstructuur. Inhaar uiteindelijke vorm (tijdens het kabinet-Lubbers ;;;), kwam er naast de ministermaar één staatssecretaris. Dit model stond juist voor een integratie van beleids-en beheersprocessen. De rechtstreekse ondersteuning van de secretaris-generaaldoor de leiding van enkele centrale directies (juridische zaken, algemene beleids-zaken en voorlichting) was hiervan een gevolg. In plaats van de verschillendestaatssecretarissen waren nu de bevelhebbers/chefs van staven aan het hoofd vande krijgsmachtsdeelraden komen te staan (Van Brouwershaven, 6888: :6" e.v.).

Mede geïnspireerd door de successen van het ondernemingsgericht denken inhet openbaar bestuur in de Verenigde Staten en het Verenigd Koningrijk (Osborne& Gaebler, 688)) begon ook de Nederlandse overheid na te denken over een meerbedrijfskundige inrichting van haar organisatie. Typische begrippen uit deze tijdwaren – en zijn nog steeds – waar mogelijk decentralisatie, concentratie op kern-taken, efficiency en effectiviteit, en dan in het bijzonder outputgericht denken enresultaatgerichtheid. Met decentralisatie doelde men voornamelijk op ‘besturenop afstand’: de politieke verantwoordelijkheid ligt in Den Haag, maar in het landweet men vaak beter wat noodzakelijk is om het beleid goed en effectief uit tevoeren. Op basis van deze redenering ontstonden zogenaamde ‘gedecentraliseerdeoverheden’: het Rijk hevelde steeds meer taken over aan gemeenten en provinciesen zogenaamde Zelfstandige Bestuurorganen (A<-’s) deden hun intrede. Boven-dien wilde men van de logge en op den duur té kostbare verzorgingsstaat een voorde toekomst toegeruste, moderne staat maken, die de belastingbetaler waar voorzijn of haar geld zou geven. Grote privatiseringsgolven van voormalige staatsbe-drijven, zoals de scheiding van de @11 in een post- en telefoonbedrijf, waren hieronder andere het gevolg van. Ook het afstoten van niet-kerntaken door over-heidsorganisaties, zoals ;?1 of catering, hoort sindsdien bij de moderne bedrijfs-kundige inzichten die bij de overheid furore hebben gemaakt (Osborne & Gaebler,688); Bovens et al, )##7). Ten slotte is voorgoed de notie verdwenen dat hetfunctioneren van de overheid eenvoudigweg bepaald wordt door de input vanmensen en middelen (aantallen ambtenaren, aantallen voertuigen). Integendeel,het moet nu gaan om de prestaties van de overheid, om de output, oftewel depraktische resultaten die met de overheidsinspanningen bereikt worden.

Dit bedrijfskundige denken van de late jaren tachtig en de jaren negentig – ookwel bekend geworden als New Public Management – deed ook zijn entree bij deDefensieorganisatie. Het probleem daarbij was wel dat Defensie, gezien haar aard,niet echt de markt op kon gaan om haar kerntaken aan te bieden. Het bewarenvan vrede en veiligheid en het uitvoeren van humanitaire taken – die in de jaren688# steeds hoger op de agenda kwamen te staan – behoren immers tot hetgeweldsmonopolie van de staat. Wat men wel kon doen, was de bedrijfsvoeringefficiënter en effectiever laten verlopen, en het resultaatgericht denken stimuleren.

Het begrip ‘effectiviteit’ verwijst naar de mate waarin gestelde doelen behaaldworden. Efficiëntie verwijst naar doelmatigheid, dat wil zeggen de kosten-baten-verhouding, meer in het bijzonder het optimale gebruik van middelen bij het

,--./01$2 "

6:(

Page 135: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

bereiken van die doelen. Volgens Bovens et al ()##7: :6) betekent dit niet alleenhet optimaal gebruik van financiële middelen, maar ook van ‘schaarse middelen,zoals deskundigheid, tijd, energie, technische ondersteuning en persoonlijke con-tacten’. Onder andere kwamen in het licht van deze discussie ook bij Defensievragen naar voren inzake het uitbesteden (sourcen) van werkzaamheden. Wat moetde Defensieorganisatie per se zelf doen, en wat kan goedkoper en efficiënter uit-besteed worden aan civiele marktpartijen? Het gevolg van deze discussie is datmomenteel het onderhoud van de Scaniatrucks van de landstrijdkrachten nietlanger wordt gedaan door Defensiemedewerkers, maar door commerciële bedrij-ven. Dit is een ontwikkeling die krijgsmachten in de gehele westerse wereld mee-maken, waarbij de Verenigde Staten vooroplopen: in de $0 Army worden veeloperationele activiteiten, zoals bewaking en beveiliging, verricht door particulierefirma’s en niet meer door militairen zelf. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de VerenigdeStaten, maar ook in de echte operatiegebieden, zoals Irak en Afghanistan.

Zoals eerder beschreven, bestaat de huidige besturingsstructuur sinds )##". Indit besturingsstelsel staat de bestuursstaf in Den Haag centraal en zijn de krijgs-machtonderdelen zelfstandig uitvoerende eenheden binnen de totale Defensieor-ganisatie. Naast die vier operationele commando’s (Land, Zee, Lucht en deMarechaussee) zijn er twee grote toeleverende diensten, namelijk de DefensieMaterieels Organisatie (/&-) en het Commando Diensten Centra (?/?). In dezestructuur kunnen door deze twee centrale organisaties diensten worden geleverdaan alle operationele commando’s. Op deze wijze probeert men de kosten te be-heersen (niet ieder krijgsmachtdeel hoeft steeds weer voor zichzelf ‘het wiel uit tevinden’) en de dienstverlenende processen beter onder controle te houden. Bo-vendien probeert men met deze opzet marktachtige sturingselementen te creëren,omdat er door de dienstenorganisaties idealiter alleen maar ‘geleverd’ wordt water door de operationele commando’s ‘besteld’ wordt. Het gaat dan onder meerom dienstverlening op het gebied van ;?1, gebouwenbeheer, catering, de militairegezondheidszorg, onderwijsinstellingen, transport en vervoer, en het materieelbe-heer inclusief verwerving, onderhoud en afstoting van materieel. Geheel conformhet hedendaagse bedrijfskundige denken van het New Public Management, rijstten aanzien van de diensten van deze grote organisatieonderdelen (/&- en ?/?)telkens weer de vraag waar de uitvoering van die werkzaamheden het beste gedaankan worden: binnen of buiten de Defensieorganisatie?

Maar dit soort op effectiviteit en efficiëntie gerichte gedachten is niet voorbij-gegaan aan de operationele commando’s. Zoals gezegd, duidt het begrip ‘resul-taatgerichte’ sturing op een nieuwe aan het bedrijfsleven ontleende manier vandenken over de aansturing van organisatie-eenheden, waarbij het inputgerichtedenken plaatsmaakt voor het zogenaamde output- of resultaatgerichte denken.Niet zozeer de verdeling van middelen (aantallen vliegtuigen/voertuigen of per-soneelsleden) is bepalend voor de aansturing van organisatieonderdelen, maar watmen met de toegewezen middelen kan bereiken. Zelfs de missie in Afghanistanmoet in termen van te behalen en daadwerkelijk behaalde resultaten verantwoord

/' <'01$3;%* =>% /'.'%0;'

6:"

Page 136: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

worden. Zo wordt er momenteel zowel door de Engelsen, Canadezen en Ameri-kanen als door de Nederlanders gewerkt aan systemen die de effecten van deoperaties in kaart moeten brengen. Er is zelfs een aparte naam voor bedacht: EffectsBased Operations (Jobbagy, )##!). Het is duidelijk – ook voor de commandantenin het veld – dat zonder het systematisch volgen van de effecten van de militaireactiviteiten geen verantwoording en inzicht in de voortgang mogelijk is. En zozijn in de hoofdkwartieren van de verschillende regionale commando’s in Afgha-nistan officieren bezig om te registreren waar geweld gebruikt is (onderverdeeldnaar soort geweld en met welke schade ), welke besprekingen er met lokale mensengevoerd zijn, hoeveel en waar patrouilles gereden hebben, maar ook hoeveel mijnenen explosieven er onschadelijk zijn gemaakt, hoeveel schooltjes er gebouwd zijnen hoeveel wegen gerepareerd. En dat alles wordt in grote databases gezet en inrapportages vermeld.

Net zoals bij andere ministeries en overheidsdiensten moet er ook bij dekrijgsmacht voortdurend geëvalueerd en gemonitord worden, en moeten dewerkprocessen met inbegrip van de bereikte resultaten zorgvuldig beschrevenworden. Veel rapporten en jaarverslagen – ‘papieren tijgers’, oneerbiedig uitge-drukt – zijn het gevolg. Een onderzoek bij de Koninklijke Marechaussee heeftlaten zien dat deze nieuwe verantwoordingsplicht het werk niet rechtstreeksbeïnvloedt. De man of vrouw op de werkvloer heeft er niet zoveel mee te makenen trekt zich er, anders dan de leidinggevenden, niet zoveel van aan (Leijtens,)##9). Maar resultaatgerichte sturing voldoet wel aan de normen die aan eigentijdsbestuur en beheer binnen overheidsorganisaties gesteld worden. De AlgemeneRekenkamer en het Ministerie van Financiën zijn alleen op deze manier tevredente stellen. Dat creëert meer bureaucratie (en extra kosten voor beheer en bestuur),doch de politiek en de belastingbetalers krijgen wel inzicht in wat er met hetbestede geld wordt gedaan.

!.! Veranderingen in de bestuurs- en organisatiecultuur

Een schets op papier met politieke, organisationele en bedrijfsmatige contourenis geen garantie voor het frictieloos functioneren van een organisatie. Immers, aanhet hoofd van een dergelijke organisatie, maar ook op de werkvloer, zijn mensenaanwezig. En deze mensen hebben vaak hun eigen voorstellingen van hoe eenorganisatie hoort te functioneren. Vaak verlopen deze processen niet eens bewust.Zo wijzen Bovens et al ()##7) op de rol van cultuur binnen de organisatie. Cultuurverwijst ‘naar de gevestigde manieren van denken en doen binnen een organisatie’.

Volgens de auteurs speelt aan de ene kant de traditionele ‘ambtelijke waarden-oriëntatie’ een rol, aan de andere kant de bedrijfsmatige waardenoriëntatie (zieook: Jacobs, 688)). In Tabel ".6 is duidelijk te zien wat de voor- en nadelen vande beide oriëntaties zijn. Zo staat tegenover het weberiaanse ideaalbeeld van deonbaatzuchtige, plichtsgetrouwe ambtenaar vaak de naar detaillisme neigende,

,--./01$2 "

6:!

Page 137: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

regelzuchtige ambtenaar die de neiging heeft van zijn machtspositie misbruik temaken, bijvoorbeeld door de burger bij het loket te laten wachten en vergun-ningsaanvragen naar willekeur te behandelen. Maar ook de door het bedrijfslevenen de overheid veelgeprezen bedrijfsmatigheid kent haar keerzijde. Omkoopschan-dalen en opportunisme zijn het bedrijfsleven niet vreemd, zoals de schandalenrondom de aanbesteding van bouwkundige werken door de overheid enkele jarengeleden maar al te duidelijk hebben laten zien. Bij die schandalen waren functio-narissen van de bouwbedrijven maar ook overheidsfunctionarissen en politicibetrokken.

Voor wat betreft het Ministerie van Defensie komt er natuurlijk nog een derdewaardenoriëntatie bij: die van de militaire cultuur (Soeters, Winslow & Weibull,)##:). Het zou te eenvoudig zijn om te stellen dat deze cultuur tussen de ambtelijkeen bedrijfsmatige cultuur valt, maar toch valt er iets voor te zeggen. Zo vindt menjuist binnen de militaire professie veel resultaatgerichte, slagvaardige mensen, diede door de politiek opgedragen opdrachten loyaal weten uit te voeren. Dezeattitude kent echter ook een keerzijde. Zo kan men binnen de militaire organisatieoverdreven regelzucht tegenkomen, net als persoonlijk winstbejag, een contrapro-ductieve concurrentiedrift en een conservatieve houding tegenover veranderingen.

De vraag die zich dan opdringt, is of de eigenschappen van een militair, die hijof zij nodig heeft tijdens de uitoefening van het vak tijdens een operatie, hem ookgeschikt maken voor het werk in de Haagse staven. Deze vraag lijkt sinds heteinde van de Koude Oorlog actueler te zijn dan ooit. Ook als men de aanbevelingenvan de commissie-Franssen ()##)) ziet, die bewust streefde naar een politiekere?/0 dan dat vroeger het geval was, moet men constateren dat net als in andereoverheidsdiensten bij Defensie de politiek-ambtelijke verhoudingen in bewegingzijn.

In andere landen kent men vaak veel politiekere bevelhebbers dan in Nederland.Zo haalde de Zweedse opperbevelhebber van 688(-)###, Owe Viktorin, herhaal-

Tabel !.": Ambtelijke versus bedrijfsmatige cultuur (Bovens et al, #&&': p. #"()

Ideaalbeeld Schrikbeeld

Ambtelijke Onbaatzuchtig, onpartijdigheid, Regelzucht, detaillisme,waardenoriëntatie betrouwbaarheid, loyaliteit, formalisme, traagheid,

dienstbaarheid, discretie, hokjesgeest, risicomijding,vertrouwen, belangeloosheid, ongevoeligheid, conservatismeplichtsbesef

Bedrijfsmatige Zakelijkheid, resultaatgerichtheid, Persoonlijk succesbejag,waardenoriëntatie slagvaardigheid, ondernemingszin partijdigheid, vooringenomenheid,

opportunisme, omkoopbaarheid,geritsel

/' <'01$3;%* =>% /'.'%0;'

6:7

Page 138: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

delijk de media in een poging de door de politiek ingezette veranderingen na deKoude Oorlog publiekelijk ter discussie te stellen (Noll, )##"). In Nederland prijstmen als vanouds het ‘primaat van de politiek’, het gegeven dat de politiek hetbeleid initieert, het overheidsapparaat aanstuurt, en daarvoor ook verantwoordelijkis. Dat kan tot fricties leiden: in het midden van de jaren negentig deden zichproblemen voor rondom het optreden van de bevelhebber van de landstrijdkrach-ten, Hans Couzy. Hij ventileerde publiekelijk zijn mening over het voorgenomenbesluit tot opschorting van de dienstplicht en de volgens hem onafwendbarenegatieve consequenties voor de organisatie. In een brief aan NRC Handelsbladlichtte hij zijn mening toe. Deze brief deed de gemoederen op het departementzo hoog oplopen dat Couzy door de secretaris-generaal werd gesommeerd eenloyaliteitsverklaring te ondertekenen, waarin hij uitsprak dat hij beleidsdiscussiesniet meer via de media zou voeren. Couzy was zijn boekje te buiten gegaan. Ditwaren immers politieke en niet zuiver militaire aangelegenheden.

Het convergentie- en divergentiemodel dragen ertoe bij de hierboven geschetstepolitiek-militaire verhoudingen vanuit een theoretisch perspectief te begrijpen.Born en Metselaar ()##:) wijzen op het normatieve karakter van het divergentie-model, dat het primaat van de politiek vooropstelt. Binnen dit model bepaalt depolitiek het beleid en voeren de militairen dit beleid uit, zonder (publieke) kritiek.Daartegenover staat het meer descriptieve convergentiemodel, dat beschrijft hoebestuurders en militairen elkaar wederzijds beïnvloeden. Het toont aan dat juistde militairen van invloed zijn op beleidsvorming en dat hun handelen geenszinspolitiek neutraal is (Born & Metselaar, )##:: 77; zie ook hoofdstuk 7 van dit boekvoor een nadere uitwerking van de verschillen tussen het convergentie- en diver-gentiemodel).

Zeker in de afgelopen decennia zijn er voorbeelden te vinden die de kracht vandit model illustreren. Het reeds bovengenoemde incident met de bevelhebber derlandstrijdkrachten is er één van. Een ander is het aanschafbeleid van de opvolgervan de .-6!, het huidige gevechtsvliegtuig. Volgens het divergentiemodel zoudende militairen uitgewogen adviezen aan de politiek moeten geven, die vervolgensop grond daarvan een politiek besluit neemt. Maar als men kritische geluidenvolgt, dan lijkt het erop dat de militairen al vroeg in het beleidsproces een duidelijkekeuze voor de Joint Strike Fighter (50.) hebben gemaakt en zij in hun adviezende politici deze kant opstuurden.66 Tot slot noopt de aard van de huidige missiestot een herdefiniëring van het primaat van de politiek en de daaraan gekoppeldeambtelijke/militaire loyaliteit. Mede doordat Defensie deelneemt aan missies inhet hoge geweldsspectrum, de besturing van deze missies plaatsvindt op groteafstand en de media bovenop deze operaties zitten, kan het (on)bewuste handelenvan militairen grote politieke gevolgen hebben. Ook al lijken het in eerste instantiejuridische kwesties, zoals de vervolging van Erik O. na een schietincident in Iraktijdens 0.;3, of operationele fouten, zoals het om het leven komen van militairendoor eigen vuur in de Afghaanse provincie Uruzgan, de politieke verantwoorde-lijkheid blijft van groot belang.

,--./01$2 "

6:9

Page 139: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Duidelijk is dat deze voorbeelden discussiepunten opleveren waarover menverschillend kan oordelen. Professionele militairen zouden ook voor het publiekedebat een welkome aanvulling kunnen zijn, omdat zij een bijzondere expertisebezitten die zeker na de opschorting van de dienstplicht voor een groot deel uitde publieke ruimte is verdwenen. Daarmee is niet gezegd dat het primaat van depolitiek onzinnig of overbodig is; integendeel, een democratische staat functioneertzo, en niet anders. Maar men zou in een moderne organisatie als de huidigeDefensieorganisatie de grenzen van het primaat van de politiek misschien watruimer kunnen opvatten.

Deze zienswijze past in het algemene debat over de politiek-ambtelijke verhou-dingen van de late jaren negentig. Of het nou om klokkenluiders gaat, die vaakgraverende misstanden binnen de overheid aan het licht brengen, of om zeercomplexe beleidsissues en besluiten waarbij de ambtenaren gewoonweg vaak demeeste kennis van de materie hebben. Volgens ’t Hart et al ()##): :()) vraagt het%@& om minder hiërarchische politiek-ambtelijke verhoudingen. Veeleer past bijdeze besturingsvorm het horizontaal onderhandelend bestuur, waarin ‘[d]e amb-telijke top van een ministerie [prestatiecontracten afsluit] bij een nieuwe kabi-netsperiode als collectief … met de bewindspersonen’. De auteurs pleiten ondermeer voor een herijking van de politieke verantwoordelijkheidsopvattingen. Zijwijzen op ‘de drie R’s van eigentijdse politiek-ambtelijke samenwerking: Ruimte,Reciprociteit en Respect’ (’t Hart et al, )##): :("). Hiermee kan incidentpolitiekworden voorkomen. Vooral de bovengenoemde voorbeelden laten zien, dat ook(het) Defensie(beleid) vaak wordt opgeschrikt door incidenten. Als er dan geenduidelijke afspraken over verantwoordelijkheid en verantwoording bestaan, kun-nen deze incidenten een (té) groot beslag leggen op het functioneren van hetdepartement. Anders uitgedrukt en vertaalt naar Defensie: de bewindspersonenmoeten erop kunnen vertrouwen dat de militairen loyaal handelen, en de militairenen ambtenaren moeten erop kunnen vertrouwen dat als er eens iets onbedoeldmisgaat in het complexe bedrijf, de bewindspersonen met brede rug voor hunambtenaren en militairen gaan staan.

Naast de institutionele inrichting kunnen bovendien de individuele kwaliteitenvan bewindspersonen en ambtenaren van groot belang zijn bij het tot stand brengenen implementeren van nieuw beleid. Politici, ambtenaren en soldaten die groot-schalige veranderingen binnen overheidsorganisaties doorvoeren, moeten actieveleiders zijn. Hervormers moeten zich niet laten afschrikken door, of verschuilenachter, vermeende beperkingen die het systeem oplegt. Integendeel, zij moetenjuist gebruikmaken van de institutionele stel- en spelregels om hun ambitieuzedoeleinden te verwezenlijken. Militaire leiders schuilen zich misschien iets te vaakachter het principe van de militaire loyaliteit (Noll, )##").

Veeleer zouden de militaire leiders net als topambtenaren binnen de margesvan de ambtelijke loyaliteit bewindslieden op ontwikkelingen moeten wijzen, diezij vanuit hun expertise als fout beoordelen. Dat moet in de eerste plaats natuurlijkbinnenskamers gebeuren, maar het kan desnoods in een breder, eventueel zelfs

/' <'01$3;%* =>% /'.'%0;'

6:8

Page 140: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

publiek debat.Dit mag uiteraardgeen bureaupolitieke spelletjes tussen operationelecommando’s in de hand werken.

Maar soms kan het vanuit democratisch oogpunt wenselijk zijn als er tot opbepaalde hoogte bureaupolitiek wordt bedreven. Bovens et al ()##7) benadrukkendat de strikte scheiding van politiek en bestuur in de huidige tijd achterhaald is.Ambtenaren spelen in het politieke bedrijf een belangrijke rol. Zo schrijven zijvaak belangrijke toespraken voor de bewindslieden of presenteren zij tactischeinformatie (Bovens et al, )##7: :6#-:66).6) In de ogen van de auteurs is een scherpescheiding tussen politiek en bestuur ook vanuit wetenschappelijk perspectiefonproductief. Dit hangt samen met een vaak voorkomend fenomeen binnen hetopenbaar bestuur: bureaupolitiek. Verschillende onderdelen strijden of concurre-ren dan om het te voeren beleid (Bovens et al, )##7: :6)).

Bovens et al ()##7) wijzen op de voordelen van het bureaupolitieke perspectief.Het opent de ogen voor de verscheidenheid van het openbaarbestuur. ‘De’ overheidbestaat niet. Binnen het openbaar bestuur bestaan tal van ministeries, ZelfstandigeBestuursorganen (A<-’s) en agentschappen. Ieder probeert vanuit zijn eigen belangen expertise beleid te ontwikkelen, wat niet per se negatieve gevolgen hoeft tehebben.

Bureaupolitiek kan de kwaliteit van besluitvorming ten goede komen. Doorbureaupolitiek kunnen veel meningen tijdens het besluitvormingsproces aan bodkomen, waardoor problemen vroegtijdig kunnen worden gesignaleerd (Bovens etal, )##7: :6:). Ook zorgt bureaupolitiek voor checks and balances, doordat iedereenvanuit zijn eigen expertise een deel van het geheel benadert. Het al eerder genoemdevoorbeeld van de 50. dient ook hier ter illustratie. Doordat de luchtmachtstafweinig interne concurrerende visies hoefde te vrezen, kon men met vooringenomenadviezen komen.

Een ander punt dat volgens de auteurs van belang is, is de openbaarheid vanbestuur en de democratische controle van het beleidsproces: ‘Ambtenaren dieverwikkeld raken in bureaupolitiek, zullen steun zoeken bij parlementariërs, of zijzullen door het lekken van informatie trachten de publieke opinie aan hun kantte krijgen. Dit kan een belangrijke bron van informatie zijn voor de volksverte-genwoordiging’ (Bovens et al, )##7: :6:).

In grote lijnen sluit deze zienswijze aan bij de aanbevelingen die in )##" werdengedaan door de commissie belast met het onderzoek naar oorzaken van hetuitlekken van vertrouwelijke informatie: de commissie-Lemstra. Deze commissiestelde onder meer dat men veel minder krampachtig moet omgaan met contactentussen (militaire) topambtenaren en Kamerleden en dat men structureel aandachtmoet besteden aan een herkenbare positie van Defensie binnen de samenleving(Lemstra et al, )##": 96).

Het belang van een goede en brede communicatie van beleidsplannen kan nietvoldoende worden onderstreept. Dit geldt niet alleen voor de politieke leiders.Ook militaire leiders zouden, net als topambtenaren, meer gebruik moeten makenvan interne en externe communicatiebronnen om medewerkers en het publiek

,--./01$2 "

6(#

Page 141: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

voor hun plannen te winnen. Dit draagt namelijk zowel bij aan de kwaliteit vande besluitvorming als aan de verhoging van het draagvlak voor Defensie, en daar-mee aan de steun voor de plannen.

Vanuit dit perspectief gezien is er misschien ruimte voor de ontwikkeling vande (top)militair als loyale technocraat tot politiek ambtenaar en soldaat-diplomaat.Men zou kunnen zeggen dat generaal Dick Berlijn, ?/0 van )##( tot )##9, metzijn vele publieke optredens een indicatie heeft gegeven van hoe dat gestalte zoukunnen krijgen (zie tekstbox). Militaire leiders die aan het politieke en staatsbelangdenken, die het belang van de krijgsmacht in een breder perspectief plaatsen,voldoen aan het beeld van de moderne ambtenaar. De ontwikkelingen binnen deNederlandse krijgsmacht – vooral naar aanleiding van het rapport van de com-missie-Franssen – zijn stappen in de goede richting. Bovenal past dit nieuwe typemilitair beter in de bedrijfsgerichte cultuur, het New Public Management, dieDefensie sinds decennia nastreeft.

<'34;5% >40 @-4;1;'2' >&<1'%>>3B6:

‘Een politieke commandant der strijdkrachten ben ik alleen in die zin dat ik me be-wust ben van het politieke krachtenveld.’6(

De eerste Commandant der Strijdkrachten (?/0) was generaal D.L. Berlijn. Alsinds )( juni )##( vervulde generaal Berlijn de functie van Chef Defensiestaf, maarin het kader van de reorganisatie van Defensie werd hij op " september )##" be-noemd tot Commandant der Strijdkrachten. Daarmee werd tot uitdrukking ge-bracht dat de ?/0 niet alleen de belangrijkste militaire adviseur van de minister vanDefensie is, maar dat hij tevens operationeel de hoogste militaire commandant is.Onder de verantwoordelijkheid van generaal Berlijn begon Nederland aan haarzwaarste en politiek niet onomstreden militaire missie na de Koude Oorlog. 6.7##

Nederlandse militairen werden uitgezonden naar een zuidelijke provincie in Afghani-stan, Uruzgan, om te werken aan de stabilisering van de provincie volgens de zoge-naamde ‘inktvlekmethode’. Voor het echter zover was dat Nederland besloot militai-ren op deze missie te sturen, moesten veel politieke twijfels worden overwonnen (ziehoofdstuk 7) Als politiek adviseur van de minister had Dick Berlijn een belangrijkerol. Deze rol werd nog prominenter toen het kabinet in )##9 besloot de missie inUruzgan met twee jaar te verlengen.

De Commandant der Strijdkrachten onderscheidde zich van zijn voorgangers nietalleen daarin dat hij formeel operationeel gezag had tijdens een missie, maar ookdoor zijn publiekelijk optreden. Uiteraard kwam hierbij zijn mediagenieke uitstra-ling van pas. Wat echter ook van belang was, was het politieke bewustzijn van Ber-lijn en de ruimte die de nieuw geschapen functie van Commandant der Strijdkrach-ten bood.

Niet alleen in verband met Afghanistan zocht Berlijn het publieke debat. Een an-dere belangrijke kwestie waar de generaal zich graag mee bezighield, waren de con-

/' <'01$3;%* =>% /'.'%0;'

6(6

Page 142: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

stante bezuinigingen op het Defensiebudget. Uiteraard uitte hij in een documentairedie over hem gemaakt werd naar aanleiding van zijn afscheid in )##9 dat ‘de samen-leving bepaalt hoe groot de jas is die defensie kan aantrekken. En daar moeten weons aan houden’.6" Aan de andere kant liet Berlijn niet na om er herhaaldelijk op tewijzen dat bij bepaalde taken en ambities kwalitatief hoogwaardige uitrusting en trai-ning horen.

Al met al was deze eerste Commandant der Strijdkrachten veel actiever in het pu-blieke debat dan al zijn voorgangers in hun functie van Chef Defensiestaf. Hij gafhiermee daadwerkelijk invulling aan de door de commissie-Franssen beoogde nieu-we ?/0. Dat hij ‘alom geroemd [is]: vanwege zijn tact, zijn politieke antenne en me-diagenieke optreden’6! noopt echter tot de vraag of het niet veeleer de persoonlijkeleiderschapskwaliteiten van Berlijn waren dan de nieuwe institutionele structuur, hetbestuursmodel, waardoor de generaal het hoogste militaire ambt in Nederland zosuccesvol invulling gaf.

Literatuur

Born, H. & M. Metselaar ()##:). Politiek-militaire Betrekkingen. In: R. Moelker & J.Soeters (red.), Krijgsmacht en Samenleving. Amsterdam: Boom, 7!-66".

Bovens, M.A.P., P. ’t Hart, M.J.W. van Twist & U. Rosenthal. ()##7). Openbaar bestuur.Beleid, Organisatie en Politiek. Alphen aan den Rijn: Kluwer.

Brouwershaven, W. van. (6888). Turbulentie en strategisch vermogen. Strategievorming bijhet ministerie van Defensie. Delft: Eburon.

Hart, P. ’t, A. Wille e.a. ()##)). Politiek-ambtelijke verhoudingen in beweging. Amsterdam:Boom.

Jacobs, J. (688)). Systems of survival. A dialogue on the moral of foundations of commerce andpolitics. New York: Vintage Books.

Jobbagy, Z. ()##!). Effects Based Operations and the age of complexity: a critical reflection.Militaire Spectator, 67", ", ):"-)().

Kreemers, H.P.M. ()##8). Hete hangijzers: de aanschaf van Nederlandse gevechtsvliegtuigen.Amsterdam: Balans.

Leijtens, H. ()##9). Tussen plan en praktijk. Een onderzoek naar de werking van resultaat-gerichte sturing binnen de Koninklijke Marechaussee. Dissertatie Rijksuniversiteit Leiden.

Lemstra, W. e.a. ()##"). Cultuur, ondersteund door structuur: het wapen tegen lekken vanvertrouwelijke informatie. Den Haag: Defensiepublicatie.

Noll, J.E. ()##"). Leadership and institutional reform in consensual democracies. Dutch andSwedish defense organizations after the Cold War. Göttingen: Chevallier.

Osborne, D. & T. Gaebler. (688)). Reinventing government: how the entrepreneurial spiritis transforming the public sector. Reading: Addison-Wesley.

Soeters J., D. Winslow & A. Weibull. ()##:). Military culture. In: G. Caforio (ed.). Hand-book of the Sociology of the Military. New York: Kluwer, ):7-)"(.

,--./01$2 "

6()

Page 143: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!." Inleiding

In het voorjaar van !""# gaf minister van Defensie Eimert van Middelkoop hetstartschot voor een groot onderzoeksproject naar de toekomst van de krijgsmacht.Deze ‘verkenningen’ draaiden om de vraag hoe Nederland op lange termijn een‘moderne, robuuste en geloofwaardige krijgsmacht’ zou kunnen inrichten (VanMiddelkoop, !""#). De zorg over de betaalbaarheid van een dergelijke organisatiestond centraal. Vanuit een veelheid van invalshoeken moesten relevante ontwik-kelingen en mogelijkheden worden bestudeerd, om aldus zo geïnformeerd enverantwoord mogelijk politieke keuzes te kunnen maken. Want dat is waar hetper slot van rekening bij de inrichting van de krijgsmacht op neerkomt: het makenvan afwegingen tussen doelen en middelen, in het licht van veiligheidsrisico’s –wie en wat bedreigt ons? – en militaire ambities: wat streeft Nederland na met z’ndefensiepolitiek?

$%&'%(()(*%(

Vraag: Hoe heeft de maatschappelijke steun voor de krijgsmacht zich sinds +,," ont-wikkeld en welke factoren zijn daarbij van belang?

‘Het bestaansrecht van de krijgsmacht ligt vast in artikel ,- van de grondwet. Heteerste lid van dit artikel luidt: ‘Ten behoeve van de verdediging en ter beschermingvan de belangen van het Koninkrijk, alsmede ten behoeve van de handhaving en debevordering van de internationale rechtsorde, is er een krijgsmacht.’ Deze juridischeverankering in de grondwet laat onverlet dat brede steun in de samenleving voor dekrijgsmacht belangrijk is om de haar opgedragen taken met goed gevolg uit te voe-ren. Deze steun is in het bijzonder van belang omdat militairen vaak onder zware,soms levensbedreigende, omstandigheden worden ingezet. Hij is ook van belang om-dat de mogelijkheden van de krijgsmacht om haar taken te vervullen afhankelijk zijnvan de maatschappelijke bereidheid om hiervoor voldoende mensen en middelen be-schikbaar te stellen.’ (Projektdirektie Verkenningen, !""#).

.//01234' 5

Krijgsmacht en draagvlak: trends en perspectieven

J6( $6( 1%& M%47%(

+89

Page 144: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Een van de deelvragen van de verkenningen luidde: ‘Hoe heeft de maatschappelijkesteun voor de krijgsmacht zich sinds +,," ontwikkeld en welke factoren zijn daarbijvan belang?’ (zie tekstbox). Uit de toelichting wordt duidelijk dat maatschappelijkesteun om te beginnen belangrijk wordt gevonden vanwege de gevaarlijke missiesdie militairen moeten ondernemen. In het verlengde daarvan, eigenlijk eraanvoorafgaand, ligt het gegeven dat de krijgsmacht haar taken alleen kan vervullenwanneer de maatschappij hiervoor voldoende mensen en middelen beschikbaarstelt. Dat klinkt logisch, maar opnieuw moet worden onderstreept dat het ompolitieke keuzes gaat, en hier betekent dat: rekening houden met uiteenlopendewensen en botsende belangen op allerlei terreinen. Mensen en middelen voor dekrijgsmacht genereren, dat is maar één van de vele opgaven van het openbaarbestuur (Bovens, ’t Hart & Van Twist, !""-).

Maatschappelijke steun kan daarbij zeker een rol spelen en wordt ook nietoverbodig gemaakt door de grondwettelijke verankering van de krijgsmacht.Evenmin valt deze samen met de voortdurende politieke bevestiging van datinstituut, of die nu de parlementaire goedkeuring van de defensiebegroting betreftof de instemming met deze of gene uitzending. Maar hoe deze zich dan wel laatgelden, wat voor publieke opinies door wie vertolkt het meeste gewicht in deschaal leggen, dat staat niet op voorhand vast. Daarbij moeten we niet vergetendat binnen de samenleving niet alleen steun voorhanden is, maar dat zich ookprotest manifesteert. Juist de krijgsmacht, zo is vaak genoeg gebleken, roept kritiekop – vroeger bijvoorbeeld als vermeend bolwerk van militarisme (Zondergeld,!""8), tegenwoordig vooral vanwege omstreden missies.

In dit hoofdstuk nemen we, met de vraag van de verkenningen in het achter-hoofd, de verhouding tussen maatschappij en krijgsmacht onder de loep. Eerstbrengen we in algemene zin publieke meningen over en maatschappelijke bindin-gen met het instituut krijgsmacht in kaart. Hoe hebben die zich na de KoudeOorlog en met het verdwijnen van de dienstplicht ontwikkeld? Is er sindsdienwerkelijk sprake van een kloof tussen maatschappij en krijgsmacht, zoals nogaleens wordt beweerd? Of hebben we eerder te maken met een gewone organisatiedie dezelfde uitdagingen tegenkomt als andere instellingen en sectoren: het wervenvan personeel op de arbeidsmarkt, het concurreren om de aandacht van de burgers?Daarna gaan we in op de publieke steun voor militaire missies en op de actorenen factoren die daarbij een rol spelen. Hoe komt het dat de uitzending naarUruzgan zo veel scepsis heeft opgeroepen onder de Nederlandse bevolking? Watvoor algemene ontwikkelingen rond militaire geweldstoepassing liggen daaraanten grondslag? Wat zegt het over het draagvlak voor riskante missies in de toekomst?

Bij al deze vragen staan Nederland en de Nederlandse krijgsmacht centraal,maar we refereren ook aan wat zich in vergelijkbare landen rond het civiel-militairevraagstuk afspeelt. De Verenigde Staten zijn daarbij altijd heel interessant, ook alis dat land als supermacht haast onvergelijkbaar met zijn Europese bondgenoten.Maar in de grond van de zaak voert de Amerikaanse bevolking hetzelfde soortdebatten over de krijgsmacht en de inzet daarvan als de Europeanen doen. De

.//01234' 5

+88

Page 145: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

uitkomst daarvan kan verschillend zijn, maar dat maakt de vergelijking vansentimenten en stellingnames alleen maar belangrijker.

!.# Meningen en bindingen: na de dienstplicht

Met +,," als vertrekpunt kiezen we voor het tijdperk van na de Koude Oorlog.Daar valt veel voor te zeggen, maar het is van belang om vast te stellen dat bepaaldeontwikkelingen in feite van langer terug dateren. De relatief kleine beroepslegersdie vanaf begin jaren negentig in meer en meer landen zijn ontstaan, werdenenkele decennia daarvoor voorspeld en benoemd als ‘the decline of the mass army’(Van Doorn, +,-:). Onder invloed van technologie en strategie enerzijds en vanverzorgingsstaat en jonge generatie anderzijds, zo luidde de analyse, zou niet alleenhet massaleger verdwijnen, maar ook het massapubliek als vanzelfsprekend thuis-front. De nation-in-arms, dominant in een groot deel van de twintigste eeuw, zouals raamwerk voor de verhouding tussen maatschappij en krijgsmacht aan relevantieverliezen. Militaire dienstplicht, symbool bij uitstek van de bewapende natie, hadzijn langste tijd gehad. In grote trekken klopte dat allemaal, al raakten de desbe-treffende ontwikkelingen pas het met het oplossen van het Oost-Westconflict ineen onomkeerbare stroomversnelling.

Samen met België liep Nederland begin jaren negentig voorop in het ontman-telen van de dienstplicht (Van der Meulen & Manigart, +,,-; Haltiner & SzvircsevTresch, !""#). Bestuurlijk ging dat niet zonder slag of stoot, en in sommigekringen ook niet zonder spijt en twijfel. Maar het overheersende gevoel, zowel inde politiek als in het publieke debat, werd toch al snel dat afschaffing logisch, on-vermijdelijk en vooral functioneel was. Want de nieuwe taken waarmee legersgeconfronteerd zouden worden, vroegen om professioneel opgeleide, snel inzetbareeenheden; de eerste Golfoorlog bood een ogenblikkelijke, als pijnlijk ervarenillustratie van het gebrek daaraan. Dienstplichtigen die een slag om de arm kondenhouden bij uitzending naar verre missies, waren niet langer op hun plaats. Warenzij trouwens sowieso niet een soort pseudosoldaten geworden, juist ook in Ne-derland? De wilde jaren zeventig waren weliswaar allang voorbij, maar de reputatievan excessieve vermaatschappelijking was blijven hangen (Van der Meulen &Nuij, !""8). Niet zonder opluchting werd daarvan afstand genomen, binnen dekrijgsmacht, maar ook wel daarbuiten.

Hoewel dienstplicht aldus binnen enkele jaren verleden tijd werd, lijkt het somsalsof het mentale afscheid ervan nog steeds niet voltooid is. Tot op de dag vanvandaag duikt het ‘d-woord’ met enige regelmaat op – de ene keer omdat hettegenzit met de werving, de andere keer om een punt te maken over een vermeende‘kloof’ tussen maatschappij en krijgsmacht. Een laag dieper wroeten vragen overhoe precies het historische verschil te interpreteren, tussen de grote offers die inde twintigste eeuw van legers met dienstplichtigen werden gevraagd en de huidigeinzet van beroepslegers, waarbij het minimaliseren van risico’s haast een doel op

'&);*2<6=.3 %( 1&66*$76': 3&%(12 %( >%&2>%=3)%$%(

+8:

Page 146: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

zich lijkt. De nation-in-arms is als overkoepelend civiel-militair raamwerk inder-daad verdwenen, maar wat is ervoor in de plaats gekomen? Een kloof wellicht,maar welke dan precies?

!.".# Welke kloof?In de literatuur die vanaf het midden van de jaren negentig vooral in de VerenigdeStaten aanzwol, is een reeks indicatoren gebruikt en (deels) getoetst om het bestaanvan een kloof – gap – tussen maatschappij en krijgsmacht aannemelijk te maken(Feaver & Kohn, !""+). Als de belangrijkste achterliggende oorzaak gold inderdaadhet verdwijnen van aan de dienstplicht gerelateerde bindingen – waarvan het effectop termijn meer en meer voelbaar zou worden. Zoals bekend werd de draft in deVS in +,-9 beëindigd.

De all-volunteer-force, zo werd beredeneerd, zou er in (veel) mindere mate inslagen militairen te rekruteren uit de Amerikaanse middenklasse. Dat zou in eenflink deel van de samenleving niet alleen groeiende afstand tot de krijgsmachtteweegbrengen, maar ook voor negatieve politieke en culturele effecten zorgen.Minder en minder politici zouden eigen militaire ervaringen in de besluitvormingover defensie kunnen benutten. Onder militairen zou een conservatieve geest gaanwaaien, (nog) meer dan vroeger en (nog) meer dan in de samenleving. Er zouvervreemding ontstaan tussen een organisatie die draait om het belang van hetcollectief en een samenleving die de ontplooiing van het individu vooropstelt. Debittere strijd om de integratie van homo’s en lesbiennes in de Amerikaansekrijgsmacht – met don’t ask, don’t tell als modus vivendi – kon worden gezien alseen symbool van diepgewortelde civiel-militaire frictie. Commander-in-chief pre-sident Bill Clinton, die ten tijde van de Vietnamoorlog de dienstplicht hadontweken, leek de kloof alleen maar te verdiepen, althans in de ogen van zijnpolitieke tegenstanders.

Het was allemaal niet vrij van partijdigheid, nostalgie en lobbyisme. Er is ookwel tegenin gebracht dat de ‘institutionele presentie’ van de Amerikaanse krijgs-macht in feite heel hardnekkig is, zowel in materiële als in morele zin. Dat eersteomvat onder meer het infrastructurele, industriële en budgettaire beslag dat dekrijgsmacht legt. Het tweede ligt op het snijvlak van legitimiteit, afspiegeling enrisicoaanvaarding (Burk, !""+). Kortom, het is bij een dergelijk debat heel belang-rijk om te preciseren waar het over gaat en vervolgens te toetsen of bepaaldeveronderstellingen wel kloppen. Om één voorbeeld te noemen dat ook op Ne-derland toepasbaar is: wat voor gevolgen heeft het dat tegenwoordig minder politicizelf militair zijn geweest dan vroeger? Leidt dat per se tot slechtere besluiten?Kamerleden en ministers kunnen zich toch op allerlei andere manieren lateninformeren over militaire vraagstukken? Misschien is het juist heel goed dat ze eronbevangen tegenover staan.

Hoewel het zonder meer veronderstellen van een kloof tussen maatschappij enkrijgsmacht dus weinig zegt, zou het even kortzichtig zijn om net te doen alsofer niks aan de hand is. Daarvoor zijn de veranderingen veel te ingrijpend en

.//01234' 5

+85

Page 147: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

bovendien, ook in diverse (andere) Europese landen is vaak genoeg opgemerktdat de afstand tussen de militaire organisatie en haar omgeving in bepaaldeopzichten (te) groot is (Kuemmel, !""9; Strachan !""9; Vennesson, !""9). Hetgaat dus niet alleen om typisch ‘Amerikaanse toestanden’, al zijn er zeker kwestiesdie daar wel en hier niet spelen. Zo is de acceptatie en integratie van homo’s enlesbiennes in de Nederlandse krijgsmacht allang geen punt meer – wat niet wilzeggen dat er geen vooroordelen meer bestaan en dat er nooit gediscrimineerdwordt. Maar dat is in de rest van de samenleving net zo (Adolfsen & Keuzekamp,!""5).

!."." Noodzaak en belangWat mensen in Nederland vinden van de krijgsmacht, is in een aantal opzichtenheel constant. Desgevraagd noemen verreweg de meesten sinds jaar en dag dekrijgsmacht een noodzakelijk instituut, of – met een ethische slag om de arm –een noodzakelijk kwaad. Voor zover die consensus rond +,," leek af te zwakken,is hij sindsdien vrijwel even sterk als tevoren. Tegelijkertijd wordt door een grotemeerderheid van de Nederlanders het belang onderschreven van het hele spectrumaan taken waarmee de krijgsmacht te maken krijgt: de verdediging van het land,buitenlandse vredesmissies, hulpverlening, zowel internationaal als nationaal, enterrorismebestrijding (Gedragswetenschappen, !""#). Het belang van vredesmis-sies krijgt relatief de laagste instemming – een vingerwijzing dat de rechtvaardigingdaarvan per keer moet worden afgedwongen. Net als de legers in veel anderelanden geniet de Nederlandse krijgsmacht relatief veel vertrouwen van het publiek,vaak meer dan andere instellingen. Over de interpretatie daarvan valt te twisten,maar als uitkomst van onderzoek naar de publieke opinie staat het wel vast (Vander Meulen, !""+).

Ziedaar, een instituut waarvan in het eerste decennium van de eenentwintigsteeeuw de noodzaak nog steeds onomstreden is, dat belangrijk wordt gevonden voorharde en zachte militaire taken, zowel nationaal als internationaal, en dat, in hetalgemeen gesproken, vertrouwen wekt. Bij elkaar genomen is dat meer dan eenloutere erkenning van de aanwezigheid van een organisatie die nu eenmaal moeilijkvalt weg te denken. In beginsel mag dit meningsbeeld zeker worden opgevat alsbevestiging van de bestaansgrond, het maatschappelijk nut en de legitimiteit vande krijgsmacht. Dat is niet niks, want daarzonder zou dat instituut op den duureen kwijnend bestaan gaan lijden.

Maar het is ook niet alles, want een dergelijk collectief besef van noodzaak enbelang is geenszins allesbepalend. Het genereert zelden of nooit vanzelfsprekendesteun voor een specifieke missie, het levert geen groter defensiebudget op en hetzorgt evenmin voor extra personeel. Dat blijken stuk voor stuk kwesties te zijndie op hun eigen merites en in hun eigen context (moeten) worden beoordeeld.Wat mensen in de meest algemene zin vinden van de krijgsmacht – dus van haarnoodzaak en belang – zegt bovendien maar weinig over hun verderstrekkendekennis en interesse. Juist van dat laatste is in de literatuur een punt gemaakt. De

'&);*2<6=.3 %( 1&66*$76': 3&%(12 %( >%&2>%=3)%$%(

+8-

Page 148: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

onverschillige burger ging model staan voor de zwakke binding van de ‘postmo-derne krijgsmacht’ met een samenleving die op haar beurt wel ‘post-militair’ werdgenoemd. (Moskos, Williams, Segal, !"""+; Shaw, +,,+). Samen suggereerden diebeide noties op hun beurt nog eens hoezeer het afscheid van op de dienstplichtgebaseerde massalegers allerlei gevolgen met zich meebracht, in veiligheidspolitiekezin, voor de militaire organisatie zelf, maar zeker ook voor de betrokkenheid vanburgers.

!.".$ Belangstelling en prioriteitHoe onverschillig zijn de burgers precies? Afgaand op Nederlands onderzoekhebben verreweg de meeste mensen, naar eigen zeggen, niet zo veel belangstellingvoor de krijgsmacht. Ze weten er ook niet veel van en kennen vaak niemand inhun omgeving die er werkt. Maar veel mensen volgen wel het nieuws over demissie in Uruzgan en er bestaat ook de nodige trots op de militairen daar (zietekstbox). Hier gaat het om de vaststelling dat een kwalificatie als ‘onverschillig’beter niet te pas en te onpas kan worden gebruikt en dat het loont om meningenuit elkaar te trekken en in een context te plaatsen.

?%76(*23%77)(*, '%(()2, 3&/32

Desgevraagd zegt + op de +" Nederlanders dat hij/zij tamelijk of erg veel weet van dekrijgsmacht. Ongeveer één-derde van de bevolking bekent zich tot enige of veel be-langstelling. Zowel onder degenen met (tamelijk) veel kennis als onder degenen met(veel) belangstelling, treffen we twee keer zoveel mannen als vrouwen aan. Tussenjongeren (+5-9") en ouderen (9"), zijn er in dit opzicht geen significante verschillen(Monitor Steun en Draagvlak, !""#). Altijd heeft op enig moment ongeveer de helftvan het publiek wel iets gehoord, gezien of gelezen over Uruzgan – met uitschieterstot driekwart. Ook minstens de helft voelt zich trots op de militairen, en soms stijgtdat percentage tot tweederde. Hoewel het duidelijk genoeg uitmaakt wat er gebeurtin Uruzgan, blijven belangstelling en trots, gedurende de hele duur van de missie, ta-melijk constant (Gedragswetenschappen, !""5-!"",).

Daarbij is het verhelderend om te beseffen dat zoiets als ‘belangstelling voor dekrijgsmacht’ aan hevige concurrentie onderhevig is. De aandacht van burgerswordt op zo veel momenten en zo veel manieren door zo veel andere zakengetrokken dat iedere blik op landmacht, luchtmacht of marine bijna toevallig envluchtig gaat lijken. Natuurlijk zijn er mensen die juist wel een bijzondere interesseaan de dag leggen, die open dagen bezoeken of die gefascineerd zijn door militairevraagstukken. Maar voor de meesten is er als regel geen speciale reden om veelaandacht te schenken aan het reilen en zeilen van de krijgsmacht – die in hunpersoonlijke leven geen enkele rol speelt. Nogmaals, dat hoeft niet per se alsonverschilligheid te worden opgevat, al zal die heus ook voorkomen. Maar door-

.//01234' 5

+8#

Page 149: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

gaans kan het net zo goed worden gezien als een rationele keuze om primairaandacht te geven aan wat zich in de samenleving en via de media zo veel directeren dringender aandient aan nieuws en informatie en amusement.

In deze context kan eveneens de traditionele zuinigheid van de burgers richtingdefensie worden begrepen. Op zich valt die niet te ontkennen, want het gaat omeen van de meest constante en consistente uitkomsten van onderzoek naar depublieke opinie rond de krijgsmacht. Bijna overal en altijd, dus echt niet alleenin Nederland, kennen burgers een lage prioriteit toe aan defensiebestedingen enwillen ze liever dat de overheid meer geld uitgeeft aan onderwijs, gezondheidszorg,sociale zekerheid, misdaadbestrijding, kortom, aan alles wat zoveel zichtbaarderen merkbaarder deel uitmaakt van de eigen leefwereld (Eichenberg & Stoll, !""9;Everts, !""#).

Juist omdat het overheersende publieke sentiment per saldo zo constant is, weegthet paradoxaal genoeg lang niet altijd direct en aantoonbaar door in de besluit-vorming. Hoe hoog de defensiebegroting op enig moment is, wordt bepaald dooreen complex van argumenten en belangen, zowel veiligheidspolitieke als finan-cieel-economische. Vaak genoeg is de uitkomst daarvan méér dan wat de bevolkingdesgevraagd het liefst wil. Tegelijkertijd is het meestal minder dan wat militaireprofessionals en (sommige) defensiedeskundigen nodig vinden. Onder hen is hetgevoel dat de krijgsmacht steevast ‘sluitpost van de begroting’ is, tamelijk wijd-verbreid. Misschien hebben ze daarin wel een klein beetje gelijk, maar verwijtenaan het adres van de burgers zijn in dit verband misplaatst. Die maken vanuithun alledaagse perspectief een alleszins rationele voorkeur kenbaar, die in hetpolitieke proces meer of minder sterk meeweegt. Dat is dan ook de plaats voortegenspraak en pleidooi. Natuurlijk is het op een bepaalde manier kortzichtig datde publieke opinie bij een financiële crisis ogenblikkelijk ‘de bijl wil in missies enhulp’, onder het motto ‘Stop geld in óns land’.! Maar in dergelijke omstandighedenkan het lobbyen voor een miljarden verslindend wapensysteem, op basis vanbestuurlijke en bureaucratische rationaliteit, even kortzichtig lijken. Ook hier geldtechter: de knoop wordt in de politieke arena doorgehakt.

!.".% Werving en beeldvormingDe krijgsmacht doet er goed aan haar plaats te kennen, zonder overdreven nostalgienaar vroeger en zonder misplaatst ontzag voor het stoere vertoon in andere landen.Dat betekent echter niet dat ‘defensie’ veroordeeld is tot een passieve rol in desamenleving, altijd buiten het blikveld van de burgers, nooit in het brandpuntvan de belangstelling. Dat laatste wordt met name voorkomen door media-aan-dacht voor missies, maar daarnaast – deels in het verlengde ervan – moet demilitaire organisatie aan haar bekendheid en zichtbaarheid in de eigen samenlevingwerken. Uit welbegrepen eigenbelang zal men voortdurend de aandacht trachtente trekken van relevante doelgroepen. Immers, personeelswerving is een centraalvraagstuk geworden, op alle niveaus en voor allerlei functies. Dat maakt van dekrijgsmacht een ‘gewone’ maatschappelijke actor, die op de arbeidsmarkt concur-

'&);*2<6=.3 %( 1&66*$76': 3&%(12 %( >%&2>%=3)%$%(

+8,

Page 150: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

reert met andere overheidsinstellingen en met het bedrijfsleven – al wordt er ookdriftig samengewerkt wanneer personeelsbehoeftes elkaar opvolgen en/of verster-ken.

Aldus heeft vanaf medio jaren negentig de Nederlandse krijgsmacht geleerd zichin veel opzichten méér dan voorheen naar buiten te richten, met een scherperbesef van ontwikkelingen in de samenleving. Niet langer waren het dienstplichtigendie de organisatie tegen heug en meug bij de les en bij de tijd hielden. Er werdeneigen antennes uitgestoken om de stand van de samenleving te peilen, vanopleidingen, carrières en levenslooppatronen en van hoe (jonge) mensen werk engezin willen combineren. Die laatste factor is dan weer in het bijzonder van belangom te voorkomen dat er te veel dertigers de organisatie verlaten zodra ze moederof vader zijn geworden. In het algemeen geldt dat het behouden van personeeleven cruciaal is als het werven ervan en in sommige gevallen nog moeilijker(Voortgang Actieplan Werving en Behoud, !""#).

Werving is een belangrijk onderdeel geworden van de publieke beeldvormingrond de krijgsmacht. Tegenvallende wervingsresultaten zijn steevast nieuws en desoldaten zijn kwetsbaar gebleken voor een type kritiek dat een punt maakt vanhun (opleidings)niveau en hun leeftijd. Dat zal ook zeker zo blijven, maar degezocht klinkende stereotypering van de beginjaren (‘schuim der natie’) wordtnauwelijks meer gehoord – al kunnen incidenten en ontsporingen altijd roet inhet eten gooien. Het op peil houden van waarden en normen kost de krijgsmachtminstens zoveel inspanning als vergelijkbare instituten in de rest van de samen-leving.

Allerlei soorten ongewenst gedrag, van pesten tot seksuele intimidatie, bescha-digen niet alleen de betrokkenen, maar tasten ook het imago van de organisatieaan (Rapport commissie Staal, !""5). Overigens kwam ook ten tijde van dedienstplicht de krijgsmacht regelmatig in het nieuws vanwege intern wangedrag,vaak in de hand gewerkt door overmatig alcoholgebruik. Ongetwijfeld had enheeft dit iets te maken met de cultuur en de habitus van (jonge) mannen onderelkaar. Maar het vergoelijken ervan (‘boys will be boys’) is definitief verleden tijd,niet alleen maar wel mede omdat de krijgsmacht niet langer van a tot z een exclusiefmasculien bolwerk is.

Met het toetreden van steeds meer vrouwen tot de militaire organisatie, en nietlanger in aparte korpsen, werd vanaf om en nabij +,#" in beginsel een oeroudegender-gap gedicht. Sindsdien hebben vrouwelijke militairen zich op alle niveausvan de organisatie waargemaakt, vanaf soldaat en korporaal tot en met kolonel engeneraal aan toe. We vinden hen bovendien terug in aansprekende functies, zoalsvlieger op een Apachehelikopter en commandant van een fregat of van eenlandmachtbataljon. Dergelijke voorbeelden kunnen echter niet verbloemen datvrouwen binnen de krijgsmacht heel onevenwichtig vertegenwoordigd zijn. Wekomen hen eerder onder dan boven in de organisatie tegen en veel meer inadministratieve, geneeskundige en logistieke functies dan binnen gevechtseenhe-

.//01234' 5

+:"

Page 151: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

den. Bovendien blijft het totale aantal vrouwen steken op minder dan +" procentvan alle militairen (Moelker & Bosch, !""#).

Met dat laatste percentage neemt Nederland internationaal gezien een midden-positie in. De meeste vrouwen treffen we aan in de legers van de $2, Australië enCanada, maar ook daar komt hun percentage tot dusver niet hoger dan rond +:procent en ook daar geldt dat bepaalde onderdelen van de militaire organisatie inhoge mate mannenwerelden blijven – geconstrueerd rond de techniek van eenwapensysteem of rond tekenen van lichaamskracht. En altijd met een sterkgecultiveerde kameraadschap die buitenstaanders uitsluit en in het bijzondervrouwen afstoot. Aldus blijft, bij alle onmiskenbare verandering, het militaireberoep zich onderscheiden van andere professies en sectoren (onder meer recht,onderwijs en geneeskunde), die verregaand gefeminiseerd zijn. Er zijn duidelijkeovereenkomsten met de politieorganisatie, waar de aanwezigheid van vrouwen (enallochtonen!) ook voortdurend achterblijft bij de ambities en streefcijfers (InspectieOpenbare Orde en Veiligheid, !"",).

Het is gebruikelijk om in één adem met de moeizame opmars van vrouwen inde krijgsmacht de problematiek van allochtone militairen aan te roeren. Zowelvrouwen als allochtonen hebben een geschiedenis van maatschappelijke achter-stelling en van discriminatie op de arbeidsmarkt. Bij laatstgenoemden gaat hetom ‘etnisch-religieuze minderheden’, wier maatschappelijke emancipatie en inte-gratie op hindernissen stuit. Historisch gezien lijkt dat wel enigszins op de positievan vrouwen in de samenleving, maar eigenlijk nog veel meer op, bijvoorbeeld,die van katholieke Nederlanders in het laatste deel van de negentiende en heteerste deel van de twintigste eeuw. En in meer recente tijden, deels tot op de dagvan vandaag, natuurlijk ook op de lotgevallen van Indische, Molukse, Surinaamseen Antilliaanse Nederlanders, kortom, van al die groepen die, gedwongen ofvrijwillig, vertrokken uit de voormalige koloniën. Sommigen van hen, zoals deMolukkers, met een markante historische achtergrond als ethnic soldiers (Enloe,+,#").

‘/(@% ;/(*%(2’

In september !""- bracht de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid(A&&) een rapport uit, getiteld Identificatie met Nederland (Amsterdam UniversityPress, !""-). Het rapport gaat uitvoerig in op de Nederlandse identiteit, wat daaron-der kan worden verstaan, hoe die zich ontwikkelt en of het wenselijk en mogelijk isdie te versterken. Een gevoelig onderwerp, zo bleek al bij de aanbieding van hetrapport, toen prinses Máxima, zelf van Argentijnse afkomst, constateerde dat ‘de’Nederlander niet bestaat. Bij het rapport van de A&& was een dvd gevoegd met dedocumentaire ‘Onze jongens’, over een vijftal allochtone militairen. De makers licht-ten deze aldus toe:

'&);*2<6=.3 %( 1&66*$76': 3&%(12 %( >%&2>%=3)%$%(

+:+

Page 152: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

‘De hoofdpersonen van de $>&/-documentaire zijn Jairus, Claire, Jean Charles,Ergün en Mochtar, vijf jonge mensen met een zogeheten “allochtone” achtergronden uiteenlopende functies in de Nederlandse krijgsmacht. We zien hoe zij leven enwerken, hoe zij souplesse en specifieke vaardigheden hebben ontwikkeld aan dehand van hun veelzijdige levenservaringen en hoe zij letterlijk en figuurlijk “in dewereld” staan. Met de Nederlandse vlag op hun mouw genaaid, kijken zij vanuitdiverse perspectieven naar de snel veranderende omgeving en schatten zij hunmogelijkheden in om zelf gelukkig te worden en een bijdrage te leveren aan hetgeluk van anderen’ (online te zien op de site van Tegenlicht, !8 september !""-,http://www.vpro.nl/programma/tegenlicht/).

Al geruime tijd zijn jonge Nederlanders van Turkse en Marokkaanse komaf doorde krijgsmacht geïdentificeerd als een potentieel interessante doelgroep. Hunaandeel in de totale jeugdpopulatie is relatief groot en zal op afzienbare termijnalleen maar toenemen. Ondanks de nodige beleidsinspanningen vallen de wer-vingsresultaten nog steeds tegen, met name onder Marokkaans-Nederlandse jon-geren. Onder hen is de bekendheid en affiniteit met de krijgsmacht gering.Bovendien heerst er wantrouwen jegens dit instituut, dat betrokken is bij oorlogin een islamitisch land. In die afwerende houding weerspiegelt zich een meeralgemene wrijving tussen een deel van deze allochtone groep – juist ook de laagopgeleide jongens onder hen – en dominante delen van de autochtoneNederlandsesamenleving. Hun integratie is hoe dan ook gediend met werk dat voor socialemobiliteit zorgt, en juist de krijgsmacht zou in dat opzicht een goede springplankkunnen zijn. Maar net als in andere West-Europese landen met islamitischeminderheden, is er vooralsnog geen sprake van een substantiële, laat staan spec-taculaire aanwas van een nieuwe generatie ethnic soldiers (Bosman, !""#; Soeters,Boughmari & Richardson, !"":). Intussen is het belangrijk te luisteren naar deallochtone militairen die er wél zijn – en niet alleen die van Turkse en Marokkaanseafkomst – want ze vertellen iets over Nederland (zie tekstbox).

De militaire organisatie heeft er alle belang bij bekend te staan als een werkgeverdie ontvankelijk is voor diversiteit, niet alleen om aldus een zo breed mogelijkerekruteringsbasis te verwerven, maar ook om de kwaliteit van eenheden en teamste vergroten. Immers, diversiteit van personeel kan onder veel omstandighedenwerken als een vermenigvuldiging en optimalisering van talent (Soeters & Vander Meulen, !""-). Iets dergelijks is als regel aan de orde wanneer de krijgsmacht,meestal in de context van niet-westerse samenlevingen en culturen, wordt ingezetals onderdeel van een breed opgevatte operatie. Dergelijke condities vragen omdiversiteit, eveneens breed opgevat, dus niet alleen in termen van gender enetniciteit. Aldus kan diversiteit heel wel worden gezien als de opvolger van‘representativiteit’, een typisch kenmerk van het uit dienstplichtige jongemannenbestaande massaleger van de twintigste eeuw.

.//01234' 5

+:!

Page 153: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!.$ Draagvlak voor missies

Wanneer op dit moment de vraag wordt opgeworpen naar de maatschappelijkesteun voor militaire missies, ligt het voor de hand meteen over Afghanistan tebeginnen. Daar wordt sinds de zomer van !""5 de voor Nederland zwaarstemilitaire missie sinds Korea ondernomen – aldus een in de media en door politiciveelgebruikte kwalificatie. Uitgerekend voor die missie ontbreekt een breed publiekdraagvlak. Op zijn best houden voor- en tegenstanders elkaar in evenwicht, maarhet vertrouwen in een goede afloop is gaandeweg alleen maar geslonken. Dat geeftte denken en het zou ook zorgen moeten baren wanneer we ervan uitgaan datbrede maatschappelijke steun belangrijk is, juist ook bij de inzet van militairenonder zware, levensbedreigende omstandigheden.

De ‘nieuwe’ militaire missies die vanaf de vroege jaren negentig gestalte kregen,met een sterk humanitair aureool om zich heen, konden aanvankelijk op veelpublieke sympathie rekenen. Spectaculaire beelden van de eerste Golfoorlogwekten bovendien hoge verwachtingen over wat met behulp van de allermodernstemilitaire middelen kon worden bewerkstelligd. Nieuwe legers gingen schoonvegen,bijdragen aan de goede samenleving op wereldschaal, pal staan voor mensenrech-ten. Peace-keeping werd een populair begrip, niet alleen in de media maar ook inde volksmond. Dat was een trend die zich in de meeste Europese landen mani-festeerde en die ook tot uiting kwam in verbreding van het draagvlak voor deinzet van militairen met traditionele tegenstanders. Aldus kon in de jaren negentigvoor een reeks militaire missies doorgaans brede maatschappelijke steun wordengevonden (Everts, !""#).

De hoge verwachtingen die Europese (en Amerikaanse!) burgers koesterden overvredeshandhaving en humanitaire interventie, zijn gaandeweg die periode zwaarop de proef gesteld. Nederland verloor in Srebrenica haar onschuld, maar datstond symbool voor het te-laat-en-te-weinig van de internationale bemoeienis metde politieke en sociale ontbinding van Joegoslavië in het algemeen. Lange tijdkoos men voor een halfslachtige mix van mandaat en middelen die robuustoptreden ernstig belemmerde, die de burgerbevolking op cruciale momenten nietbaatte en die de betrokken blauwhelmen moreel beschadigde. In Kosovo kwamhet wel tot krachtdadig optreden, maar alleen vanuit de lucht en van ver, en nietop de grond en van nabij.

Ook op andere plaatsen en momenten ging de inzet van militaire middelenvaak gepaard met verlammende dilemma’s en onbedoelde gevolgen. Tot op dedag van vandaag lukt het niet of nauwelijks menselijke tragedies in Afrika, tot aangenocide toe, door krachtdadig ingrijpen te voorkomen of zelfs maar te dempen.De Nederlandse generaal Patrick Cammaert, die een tijdlang de $(-macht inCongo leidde, heeft vaak zijn teleurstelling en frustratie uitgesproken over hetgebrek aan politieke wil en militaire daadkracht van de internationale gemeenschap(Cammaert, !""#).

'&);*2<6=.3 %( 1&66*$76': 3&%(12 %( >%&2>%=3)%$%(

+:9

Page 154: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Na de Koude Oorlog is steeds de vraag aan de orde geweest of de publiekeopinie zelf niet, bij al haar oprechte compassie met het ‘leed van verre vreemden’– de uitdrukking is van de socioloog Abram de Swaan – werkelijk robuuste enriskante missies in de weg stond, omdat voor haar per slot van rekening deidentificatie met de eigen soldaten het zwaarst woog. De publieke roep om militairingrijpen, zo werd wel verondersteld, klinkt gauw genoeg, maar verstomt evensnel wanneer de body-bags thuiskomen. Vanuit een ander gezichtspunt leek heteerder een kwestie van projectie van de kant van de politiek. De terughoudendheid,om wat voor redenen dan ook, om militairen in te zetten, kon worden gerecht-vaardigd vanwege een veronderstelde publieke angst voor slachtoffers (Everts,!""!).

Over tolerance for casualties, sneuveltolerantie in het Nederlands, bestaat inmid-dels een uitvoerige literatuur (Smith, !"":; Eichenberg, !"":). Die bevestigt ingrote trekken dat zich op dit punt markante militair-maatschappelijke ontwikke-lingen voordoen, maar geeft daarvan, zoals te verwachten, uiteenlopende verkla-ringen en waarderingen. We zullen hier in kort bestek enkele van de toonaange-vende inzichten en bevindingen beschrijven. Zonder dat kan het ontbreken of totstand komen van draagvlak voor militaire missies in de hedendaagse samenlevingniet goed worden begrepen. We passen dat perspectief vervolgens toe op hetpublieke debat over Afghanistan en vragen ons daarna af welke (politieke) lessenin dit verband te leren zijn.

!.$.# Risico’s en slachtoffersBestaat er inderdaad een empirisch aantoonbaar verband tussen de publieke steunvoor een militaire missie en het vallen van slachtoffers onder de eigen soldaten?Het antwoord van de Amerikaanse politicoloog John Mueller, de meest toonaan-gevende onderzoeker op dit terrein, luidt: ja, een dergelijk verband doet zich voor,in ieder geval na verloop van tijd, maar wel schoksgewijs. Mueller bestudeerde depublieke steun voor alle Amerikaanse oorlogen en oorlogjes vanaf Korea tot enmet Irak en stelde daarbij ook vast dat het omslagpunt steeds sneller komt. Datwil zeggen dat het moment waarop de meerderheid van de publieke opinie eenoorlog niet langer steunt, wordt bereikt bij een steeds lager aantal gesneuvelden(Mueller, !"":). Mueller interpreteert deze ontwikkeling als een uiting van we-reldwijd toenemende war-aversion, afkeer van oorlog (Mueller, !""8).

Andere onderzoekers hebben zijn bevindingen genuanceerd en in sommigeopzichten betwist. Een sterke tegenwerping is dat het verband tussen steun enslachtoffers niet rechtstreeks loopt. Met name het belang dat wordt toegekendaan een militaire operatie en het verwachte succes ervan worden onderkend alsinterveniërende variabelen, dus als factoren die zowel van invloed kunnen zijn opde mate van steun als op de acceptatie van slachtoffers (Gelpi, Feaver & Reifler,!"":/!""5). Maar er zijn ook publieke opiniestudies die suggereren dat burgersvaak helemaal niet zo’n ingewikkelde kosten-batenanalyse maken en zich in feitevooral laten leiden door de mate van politieke consensus (Berinsky, !""-).

.//01234' 5

+:8

Page 155: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Een breder raamwerk op de ‘nieuwe westerse manier van oorlog’ komen wetegen in het werk van de Britse socioloog Martin Shaw (!"":). Het centralemechanisme daarin typeert hij als risk transfer, risico-overdracht dus, maar je zouin generieke zin misschien nog beter kunnen spreken van risicobeheersing. Diestaat, aldus Shaw, bij alle huidige westerse oorlogen voorop: politieke, economi-sche, militaire risico’s: alles en iedereen is erop gericht om die te beheersen, teminimaliseren, over te dragen, af te wentelen – daarbij inbegrepen ‘narratieverisico’s’, die met name moeten worden beheerst door de media te bespelen.

Een fundamenteel onderdeel van dit complexe mechanisme is de beheersingvan geweld en het minimaliseren van de gevolgen ervan, allereerst voor de eigenmilitairen, maar ook voor burgers in conflictgebieden. Tussen die beide ambitieskan spanning bestaan, bijvoorbeeld omdat bepaalde soorten wapens de risico’svoor de soldaten verkleinen maar voor de burgers juist vergroten. Dat is daninderdaad een typisch voorbeeld van ‘risico-overdracht’, die binnen de ideologievan de westerse oorlog als betreurenswaardig, maar als soms onvermijdelijk endus gerechtvaardigd wordt beschouwd.

Hoewel enigszins onderbelicht bij Shaw, speelt één onderdeel bij dit alles eencruciale rol: het vervangen van dienstplichtigenlegers door beroepskrijgsmachten.Professionalisering kan in dit verband bij uitstek worden gezien als een vorm vanrisico-overdracht en risicobeheersing. Met beroepskrijgsmachten wordt in feiteeen stuk voorzichtiger omgesprongen dan met dienstplichtigenlegers. Het massalesneuvelen in de wereldoorlogen en de koloniale oorlogen van de twintigste eeuwkwam toch vooral op rekening van laatstgenoemden. Die belichaamden immersde nation-in-arms.

Al met al is het beheersen en minimaliseren van risico’s een krachtige normgeworden. Nogmaals, de uitleg en de appreciatie ervan kunnen uiteenlopen, medenaar gelang de wetenschappelijke discipline van waaruit gekeken wordt. Eenbelangrijk punt daarbij is in hoeverre er in dit verband verschillen bestaan tussenAmerika en Europa. Om allerlei historische redenen en hedendaagse omstandig-heden kan juist hier ook een ‘kloof’ worden vermoed. Maar de trends, patronenen dilemma’s rond het beheersen van risico’s en het minimaliseren van slachtoffersdoen zich wel degelijk aan beide zijden van de Atlantische Oceaan gelden (Everts,!""#).

Het besef van die trends, dilemma’s en patronen maakt ook deel uit van destock-of-knowledge binnen defensieorganisaties. In Nederland behoort vanaf hetbegin van de jaren negentig de uitdrukking ‘aanvaardbaar risico’, of ‘verantwoordrisico’, tot het vaste politieke vocabulaire bij de beoordeling van missies. In dePrinsjesdagbrief (!""9) werd de eis tot geweldsbeheersing in de volle breedteverwoord:

Tegelijkertijd wordt steeds meer waarde gehecht aan het vermijden vanslachtoffers aan eigen zijde en onder de burgerbevolking en van schade aan demaatschappelijke voorzieningen in het operatiegebied. Maar ook het optreden

'&);*2<6=.3 %( 1&66*$76': 3&%(12 %( >%&2>%=3)%$%(

+::

Page 156: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

jegens de tegenstanders blijft aan strenge voorwaarden (‘rules of engagement’)onderworpen.

Op dat moment was dat heel actueel (Irak!) en dat is het nog steeds in Afghanistan.Eigenlijk begon het natuurlijk ook in laatstgenoemd land!

!.$." Afghanistan, Irak, AfghanistanIn het najaar van !""+ steunde de publieke opinie in veel westerse landen tamelijkmassaal de Amerikaanse aanval op Afghanistan, op het regime van de Taliban enop het netwerk van Al Qaeda. In een peiling uitgevoerd door Gallup Internationalstemde driekwart van de Nederlanders in met het militaire optreden van deVerenigde Staten. Dat was evenveel als in Frankrijk en iets meer dan in Duitsland,waar twee derde van de bevolking de Amerikanen steunde. De meeste Nederlan-ders, Duitsers en Fransen gingen er bovendien mee akkoord dat eigen militairenzouden worden ingezet – maar daar hadden de Amerikanen, zoals bekend, op datmoment geen behoefte aan (Goldsmith, Horiuchi & Inoguchi, !"":).

Aan de door de Verenigde Naties gemandateerde vredesmacht )260, die na hetverdrijven van de Taliban werd ingezet, namen wel veel andere landen deel,waaronder Nederland. Ook dat had de instemming van een grote meerderheidvan de bevolking. Dat bleef zo gedurende die eerste paar jaar, ook toen Nederlandseen Duitse militairen, van februari tot augustus !""9, gezamenlijk het commandovoerden over )260 (Everts, !""#).

Vroeg in die periode begon de oorlog in Irak. Die riep wereldwijd veel verzetop, in de peilingen en op straat. Ook de meeste Nederlanders waren tegen degewelddadige verwijdering van Saddam Hoessein, in ieder geval als dat zonder deuitdrukkelijke goedkeuring van de Veiligheidsraad zou gebeuren. Voor deelnameaan de Stabilisation Force Iraq (20)&), een opbouwmissie, was vervolgens wel weerdraagvlak. Gaandeweg echter nam de discussie ook daarover toe en groeiden detwijfel en de tegenstand. Vermoedelijk gebeurde dat niet in hoofdzaak als gevolgvan incidenten en tegenslagen in eigen kring, waaronder het sneuvelen van tweeNederlandse militairen. Het kwam eerder door de sterk verslechterende veilig-heidssituatie in Irak in het algemeen, in combinatie met schandalen als dat rondde Abu Ghraib-gevangenis. De War on Terror raakte meer en meer in diskredieten de internationale reputatie van de Verenigde Staten werd sterk aangetast.(Everts, !""#).

Onder dit gesternte bleek het een stuk moeilijker om publieke steun te verwervenvoor een nieuwe missie in het zuiden van Afghanistan, die zich ergens in de vroegezomer van !"": als mogelijkheid aandiende. Hoewel Nederlandse militairen inde tussentijd op verschillende manieren actief waren gebleven, zowel binnen )260als in het kader van Enduring Freedom, was de vanzelfsprekende steun van vierjaar eerder verdampt. Aldus werd het een omstreden uitzending, waarvoor zichgeen echte meerderheid uitkristalliseerde.9 Vanaf het begin had dat zeker ook ietste maken met een ontbrekend gevoel van urgentie in relatie tot de eigen veiligheid.

.//01234' 5

+:5

Page 157: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Het idee dat de kans op terroristische aanslagen in Nederland zou kunnen afnemendoor mee te doen aan de strijd in Afghanistan, sloeg niet echt aan bij het grotepubliek. Daarnaast nam gaandeweg de missie het vertrouwen af dat succesvol zoukunnen worden bijgedragen aan de wederopbouw van Afghanistan (Van derMeulen & Vos, !""#).

Inmiddels heeft de missie in Uruzgan aan een groeiend aantal Nederlandsemilitairen het leven gekost.8 Daarnaast vielen er gewonden, sommige van hen metheel ingrijpende, levenslange lichamelijke en psychische gevolgen. Er is in depeilingen tot dusver geen afzonderlijk en blijvend effect aantoonbaar van hetsneuvelen van Nederlandse militairen op de mate van steun (Van der Meulen &Vos, !""#). Daarmee wordt bevestigd dat het publiek niet ogenblikkelijk afhaaktals er slachtoffers vallen onder de eigen soldaten. Dat wil echter niet zeggen dater geen punt kan komen dat een dergelijk effect wel zichtbaar wordt. Het betekentevenmin dat het omkomen van militairen geen druk zou leggen op het publiekeen het politieke debat.

Vanaf het moment dat de missie in Uruzgan zich als mogelijkheid aandiende(ergens in de zomer van !"":), is zij bestempeld als ‘(zeer) gevaarlijk’ en ‘(zeer)riskant’. Zowel in de media als in de politiek is dit een centraal begrip gewordenbinnen het frame dat de missie moest rechtvaardigen. Dat is zo gebleven, uiteraardalleen nog maar meer naarmate de gevaren en risico’s al te waar bleken. Wanneermilitairen omkomen, krijgt dat veel aandacht en zijn er veel blijken van medeleven.In het algemeen gesproken is er de nodige sympathie voor de Nederlandsemilitairen. In dat opzicht is de formule van ‘embedded journalism’ onmiskenbaarsuccesvol (Mans, Meindersma & Burema, !""#). Maar de steun voor de missieis er niet door vergroot. Haar zin en belang zijn controversieel gebleven en dekans op succes wordt nog steeds als twijfelachtig beoordeeld. Ook door debetrokken militairen kan dat wel degelijk als pijnlijk worden ervaren, en somsgeven zij, bijvoorbeeld via internet, uiting aan hun eigen twijfels (zie tekstbox).

<%1)6 )( //&7/*23);1

Media verkeren bij gewapende conflicten in een lastige positie. Aan de ene kant ishun democratische opdracht tot onafhankelijke berichtgeving zo mogelijk nog be-langrijker dan onder normale omstandigheden. Aan de andere kant kan het journa-listieke werk zo gevaarlijk worden dat het in feite niet zonder de bescherming vanmilitairen valt uit te oefenen. Maar dat doet weer afbreuk aan de onafhankelijkheid– die sowieso onder politieke en morele druk staat, van de defensieorganisatie envan het thuisfront, in de brede zin van het woord. In de grote oorlogen van de twin-tigste eeuw werden censuur en propaganda als gerechtvaardigd beschouwd, ook indemocratieën (Carruthers, !"""). In hedendaagse conflicten is dat op die manierniet langer aan de orde, maar de dilemma’s rond embedded journalism zijn reëel ge-noeg. Daarnaast zijn er andere ingrijpende ontwikkelingen gaande, zoals de interna-

'&);*2<6=.3 %( 1&66*$76': 3&%(12 %( >%&2>%=3)%$%(

+:-

Page 158: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

tionalisering en ideologisering van media (van =(( tot Al Jazeera) en de rol van in-ternet. Dat laatste heeft de opmars van ‘burgerjournalistiek’ mogelijk gemaakt, maargeeft ook aan uitgezonden militairen een stem. Via weblogs, Hyves en Facebookcommuniceren zij op het grensvlak van het particuliere en het publieke domein, endat kan weer professionele dilemma’s met zich meebrengen: militairen worden im-mers niet geacht hun ervaringen en opvattingen ongezouten naar buiten te brengen.Om nog maar te zwijgen van filmpjes en foto’s, die het karakter van friendly firekunnen krijgen (Bekkers, Beunders, Edwards & Moody, !""#).

Het is belangrijk om in herinnering te roepen dat het bij de zwakke publiekesteun niet om een Nederlandse eigenaardigheid gaat, maar om een Europees (infeite: mondiaal) patroon. Dat ondervond Barack Obama toen hij in de zomer van!""# als presidentskandidaat de Berlijners toesprak. Er was voortdurend applausen bijval, op één moment na. Dat was toen hij over Afghanistan begon en overde noodzaak de terroristen daar te blijven bestrijden en de samenleving te helpenopbouwen. Het Duitse publiek werd even stil, want van deze oorlog moeten zeniets hebben. Hun eigen troepen zouden ze het liefst terugtrekken – iets wat,onder andere, tevens gold voor Canadezen, Fransen en Nederlanders (Van derMeulen, !"",).

Eenmaal president geworden, heeft Barack Obama binnen korte tijd een nieuwestrategie voor Afghanistan gepresenteerd. Enerzijds wordt het probleem veelregionaler benaderd (met inbegrip van Pakistan en Iran), anderzijds wordt demilitaire component nadrukkelijker vergezeld van civiele wederopbouw, van hetversterken van de Afghaanse samenleving, economisch en bestuurlijk. Of en hoeNederland na !"+" betrokken zal blijven bij )260 is onzeker, maar het zal vast nietlanger lead-nation zijn in Uruzgan, want de krijgsmacht is letterlijk en figuurlijkuitgeput, zo luidt een veelgehoorde diagnose. Maar in feite is vooral het politiekekapitaal in de Nederlandse samenleving opgebruikt. Met de verkiezingen vanvoorjaar !"++ in het vooruitzicht wordt het voor politieke partijen al te riskantom nogmaals tot het soort verlenging te besluiten dat de meerderheid van debevolking afwijst. Weliswaar is het militaire vraagstuk zelden of nooit van door-slaggevend belang voor stemgedrag, maar in dit geval zou het bestaande trendswel kunnen bevestigen en versterken. Dat wil zeggen, een groei van populisme,zowel aan de rechter- als aan de linkerzijde van het politieke spectrum, ten kostevan het brede midden van de Nederlandse politiek. Want in het centrum wordt,traditiegetrouw, de consensus gevonden voor militaire missies.

!.$.$ Politieke lessenKort nadat op + februari !""5 besloten was tot de missie in Uruzgan, bracht deAdviesraad voor Internationale Vraagstukken (6)$) een advies uit over ‘maatschap-pij en krijgsmacht’ (!""5). Daarin maakte de 6)$ kritische kanttekeningen bij hetsmalle publieke draagvlak voor deze missie. Naar de opvatting van de 6)$ was hetjuist wenselijk dat bij ‘riskante operaties’, zoals die in Uruzgan, een ‘grote meer-

.//01234' 5

+:#

Page 159: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

derheid’ van de bevolking erachter stond. De Adviesraad vond dan ook dat deregering tekortgeschoten was in het overtuigen van de publieke opinie. Bij hetuitdragen van het belang van de missie had meer politiek leiderschap moetenworden getoond.

Nu beoordeelde de 6)$ zelf omvangrijke publieke steun als wenselijk, maartegelijkertijd ook weer niet als per se noodzakelijk. Het is immers heel wel denkbaaren verdedigbaar, juist ook in een democratie, en zeker met betrekking tot veilig-heids- en defensiebeleid, dat besluiten worden genomen die niet van meet af aanbreed gesteund worden. Voor de 6)$ is draagvlak in de samenleving ook geen‘primaire invalshoek’ om de inzet van de krijgsmacht te beoordelen. Niettemin,op den duur zou bredere steun toch tot stand moeten worden gebracht: ‘Openbaremening kan niet duurzaam en alleen tegen een politieke prijs worden veronacht-zaamd’ (Adviesraad voor Internationale Vraagstukken, !""5).

Vast staat dat bij iedere afzonderlijke missie het verwerven en behouden vanpublieke steun een terugkerende opgave is. Zwakke of afnemende steun beïnvloedtde spankracht van een missie en vergroot discrepanties tussen wat militair wenselijken politiek haalbaar is – of andersom. Soms wordt verondersteld dat impopulairemissies op den duur ook de reikwijdte en de armslag van de defensie-inspanningals zodanig kunnen aantasten. ‘Waarom zouden de kiezers blijvend de kosten vaneen expeditionaire krijgsmacht willen dragen, waarvan ze de inzet in voorkomendegevallen verwerpen?’ (Koch, !""#). Dat is een terechte en belangrijke vraag, diein feite alleen maar de noodzaak van draagvlak onderstreept.

Nu zal de ‘strategische rekensom’ (Smith, !"":) iedere keer een andere zijn. Debelangen die in het geding zijn, de urgentie die men voelt, de kans op snel succes,de volkenrechtelijke grondslag, de internationale lastenverdeling, dat alles draagtbij tot de legitimiteit van een missie. Het is helemaal niet gezegd dat in toekomstigegevallen de kans om publieke steun te verwerven per se klein is. Tegelijkertijd zouhet evenzeer onjuist zijn om te denken dat het omstreden militaire avontuur inAfghanistan verder geen sporen zal na laten. Zoals de les van Srebrenica er éénvan middelen en mandaat was, is de les van Uruzgan er een van politieke over-tuigingskracht en publieke steun. Het versterken van het een door het ander ver-dient een echte plaats binnen de besluitvorming en maakt idealiter deel uit vanhet Toetsingskader (zie tekstbox).

3/%32)(*2'61%&

‘Voor deelname aan een internationale operatie moet voldoende draagvlak bestaanin het parlement en in de samenleving.’ Aldus het eerste Toetsingskader (+,,:), waar-in dezelfde overweging nog een keer werd verwoord: ‘Het besluit militairen in te zet-ten voor gevaarlijke missies, waarbij niet uitgesloten is dat er gewonden en dodenvallen, moet breed gedragen worden.’ Onmiskenbaar werd draagvlak hier als nood-

'&);*2<6=.3 %( 1&66*$76': 3&%(12 %( >%&2>%=3)%$%(

+:,

Page 160: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

zaak opgevat. Hoe dat in de praktijk precies vastgesteld kon worden, stond er nietbij, maar toch, op papier werd er een officiële toetssteen van gemaakt.

Niet voor heel lang, zo bleek, want in het herziene Toetsingskader (!""+), werdniet meer naar maatschappelijk draagvlak verwezen. In antwoord op Kamervragendaarover benadrukte de regering dat zij nog steeds hechtte aan ‘solide steun in hetparlement en in de maatschappij’. Zij zag het echter bij uitstek als haar eigen taakom het parlement en de burgers te overtuigen van de juistheid van een uitzending.Als sluitstuk daarvan moest dan samen met het parlement worden bepaald ‘of hetpolitieke en maatschappelijke draagvlak voor deelneming aan een operatie toerei-kend is’. Maar hoe zit dat dan met Uruzgan – en met volgende missies? (Van derMeulen, !"",).

Literatuur

Adolfsen, A. & S. Keuzekamp, m.m.v. L. Mans. (!""5). Uniform uit de kast. Homoseksu-aliteit binnen de krijgsmacht. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Adviesraad voor Internationale Vraagstukken. (!""5). Maatschappij en Krijgsmacht, april!""5.

Bekkers, V., H. Beunders, A. Edwards & R. Moody. (!""#). Consensusmobilisatie rondUruzgan: ‘Embedded Journalism’ via de oude media, ‘Friendly Fire’ via internet. In: Devirtuele lont in het kruitvat. Welke rol spelen de oude en nieuwe media in de micromobilisatievan burgers? Rotterdam: Erasmus Universiteit, +89-+-9.

Berinsky, A.J. (!""-). Assuming the Costs of War: Events, Elites and American PublicSupport for Military Conflict. The Journal of Politics, 5,, 8, ,-:-,,-.

Bosman, F. (!""#). Uniformed Diversity. A multifaceted approach towards the diversity climatein the Netherlands defence organisation. Tilburg: (716/Universiteit van Tilburg.

Bovens, M.A.P., P. ’t Hart & M.J.W. van Twist. (!""-). Openbaar Bestuur. Beleid, organi-satie en politiek. Alphen a/d Rijn: Kluwer.

Burk, J. (!""+). The Military’s Presence in American Society, +,:"-!""", In: P.D. Feaver& R.H. Kohn (eds.). Soldiers and Civilians. Cambridge: <)3 Press, +99-+:5.

Cammaert, P. (!""#). Acceptance speech at the occasion of receiving the Carnegie-WatelerPeace Prize, The Hague.

Carruthers, S.L. (!"""). The Media at War. Communication and Conflict in the TwentiethCentury. Hampshire/New York, Palgrave.

Doorn, J.A.A. van. (+,-:). The Decline of the Mass Army in the West. Armed Forces &Society, + (!), +8--+:-.

Eichenberg, R.C. & R. Stoll. (!""9). Representing Defense. Democratic Control of theDefense Budget in the United States and Western Europe. Journal of Conflict Resolution,August, 8-, 8, 9,,-8!!.

Eichenberg, R.C. (!"":). Victory has many friends. 4.2. public opinion and the use of mili-tary force, +,#+-!"":. International Security, 9", +, +8"-+--.

Enloe, C. (+,#"). Ethnic Soldiers. State Security in Divided Societies. Athens: The Universityof Georgia Press.

Everts, Ph. (!""!). Democracy and Military Force. New York: Palgrave.

.//01234' 5

+5"

Page 161: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Everts, Ph. (!""#). De Nederlanders en de wereld. Publieke opinies na de Koude Oorlog. Assen:Koninklijke Van Gorcum.

Feaver, P.D. & R.H. Kohn, (eds.). (!""+). Soldiers and Civilians. The civil-military gap andAmerican national security. Cambridge: <)3 Press.

Gedragswetenschappen. (!""5-!"",). Monitor Publieke Opinie Uruzgan. Den Haag: Mi-nisterie van Defensie, http://www.defensie.nl/missies/afghanistan/actueel/monitor_pu-blieke_opinie

Gedragswetenschappen. (!""#). Monitor Steun en Draagvlak. Den Haag: Ministerie vanDefensie, rapportnummer *A-"#-+9+.

Gelpi, C., P.D. Feaver & J. Reifler. (!"":/"5). Success Matters. Casualty Sensitivity andthe War in Iraq. International Security, 9", 9, --85.

Goldsmith, B.E., Y. Horiuci & T. Inoguchi. (!"":). American Foreign Policy and GlobalOpinion. Who supported the war in Afghanistan. Journal of Conflict Resolution, 8,, 9,8"#-8!,.

Haltiner, K., & T. Szvircsev (!""#). New Trends in Civil-Military Relations: The Declineof Conscription in Europe. In: G. Caforio et al (eds.). Armed Forces and ConflictResolution: Sociological Perspectives. Contributions to Conflict Management, Peace Econo-mics and Development, Volume -. Bradford: Emerald, +5,-+#5.

Inspectie Openbare Orde en Veiligheid. (!"",). Diversiteit bij de politie. Den Haag:Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Koch, K. (!""#). Afghanistan: draagvlak achter de horizon. Internationale Spectator, 5!, 5,9!+-9!!.

Kuemmel, G. (!""9). The winds of change. The Journal of Strategic Studies, !5, !, --!#.Mans, U., C. Meindersma & L. Burema. (!""#). Eyes Wide Shut. The impact of embedded

journalism on Dutch newspaper coverage of Afghanistan. The Hague: The Hague Centrefor Strategic Studies.

Meulen, J. van der & Ph. Manigart. (+,,-). Zero-draft in the Low Countries: the FinalShift to the All-volunteer Force. Armed Forces & Society, !8, !, 9+:-99!.

Meulen, J. van der. (!""+). Europees vertrouwensfestival: de krijgsmacht wint. Civiel/Mi-litair, zomer, 9"-9!.

Meulen, J. van der. (!"",). Stemmen over Afghanistan en de risico’s van het vak. MilitaireSpectator, 9, +9:-+8:.

Meulen, J. van der & N. Nuij. (!""8). Ongelooflijk maar waar. De triomf van de langharigesoldaat. In: J. Hoffenaar, J. van der Meulen & R. de Winter (red.). Confrontatie enOntspanning. Maatschappij en Krijgsmacht in de Koude Oorlog, #&!!-#&'&. Den Haag: SduUitgevers, +""-++5.

Meulen, J. van der & A. Vos. (!""#). De publieke opinie over Uruzgan, Militaire Spectator,+-#, -, 9,9-8"!.

Middelkoop, E. van. (!""#). Inleiding van de minister van Defensie voor de StartconferentieVerkenningen. Den Haag: Ministerie van Defensie, : maart.

Moelker R., & J. Bosch. (!""#). Hidden Women. Women in the Netherlands ArmedForces, Publications of the Faculty of Military Sciences, +. Breda: Netherlands DefenceAcademy.

Moskos, C.C., J.A. Williams & D.R. Segal, (eds.). (!"""). The Postmodern Military. ArmedForces after the Cold War. New York: Oxford University Press.

Mueller J. (!""8). The Remnants of War. Ithaca: Cornell University Press.

'&);*2<6=.3 %( 1&66*$76': 3&%(12 %( >%&2>%=3)%$%(

+5+

Page 162: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Mueller, J. (!"":). The Iraq Syndrome. Foreign Affairs, November/December. http://psweb.sbs.ohio-state.edu/faculty/jmueller/

Rapport commissie Staal. (!""5). Ongewenst Gedrag Binnen de Krijgsmacht. Den Haag:Ministerie van Defensie, !, september.

Prinsjesdagbrief. (!""9). Brief van de minister en staatssecretaris van Defensie aan de TweedeKamer. Den Haag: Ministerie van Defensie, +5 september.

Projektdirektie Verkenningen. (!""#). Onderzoeksplan Maatschappij en Krijgsmacht. DenHaag: Ministerie van Defensie.

Shaw M. (+,,+). Post-Military Society. Militarism, Demilitarization and War at the End ofthe Twentieth Century. Cambridge: Polity Press.

Shaw, M. (!"":). The New Western Way of War. Risk-transfer War and its Crisis in Iraq.Cambridge: Polity Press.

Smith. H. (!"":). What Costs Will Democracies Bear? A review of Popular Theories ofCasualty Aversion. Armed Forces & Society, 9+, 8, 8#--:+!.

Soeters, J., & J. van der Meulen (eds.). (!""-). Cultural Diversity in the Armed Forces. AnInternational Comparison. London/New York: Routledge.

Soeters, J., A. Boughmari & R. Richardson. (!"":). Islam en de Nederlandse krijgsmacht.Militaire Spectator, +-8, :, !!#-!9-.

Strachan, H. (!""9). The Civil-Military ‘Gap’ in Britain. The Journal of Strategic Studies,!5, !, 89-85.

Toetsingskader voor uitzending van militaire eenheden ten behoeve van internationale inter-nationale operaties. (+,,:). Notitie van ministers van Buitenlandse Zaken en Defensieten behoeve van Tweede Kamer, Den Haag, juni.

Toetsingskader "((#. (!""+). Brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie aande Tweede Kamer, Den Haag, +9 juli.

Vennesson, P. (!""9). Civil-Military Relations in France: Is There a Gap? The Journal ofStrategic Studies, !5, !, !,-8+.

Voortgang Actieplan Werving en Behoud. (!""#). Brief van de staatssecretaris van Defensieaan de voorzitters van Eerste en Tweede Kamer. Den Haag: Ministerie van Defensie, +:oktober.

Zondergeld, G. (!""8). Protest, Provo en Vietnam. Links protest in de jaren zestig enzeventig. In: J. Hoffenaar, J. van der Meulen & R. de Winter (red.). Confrontatie enOntspanning. Maatschappij en Krijgsmacht in de Koude Oorlog, #&!!-#&'&. Den Haag: SduUitgevers, #+-,,.

.//01234' 5

+5!

Page 163: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!." Inleiding

Op ! februari "##$ vond de ontknoping plaats van wat journalist Raymond vanden Boogaard% een politieke thriller had genoemd. &$$-partijleider Boris Dittrichkwam ten val door een plan van eigen makelij. &$$ wilde niet instemmen metuitzending van Nederlandse militairen naar Uruzgan, Afghanistan. Zij wildevanwege de aankomende gemeenteraadsverkiezingen in maart "##$ laten zien dateen kleine partij een groot verschil kon maken. Daarom dreigde &$$ met eenregeringscrisis en trachtte de Partij van de Arbeid achter zich te krijgen omgezamenlijk het regeringsbesluit tot deelname aan de missie in Afghanistan tetorpederen. Dittrich moest dit in het Kamerdebat op " februari ook toegeven: ‘Indie periode hebben wij met een crisis gedreigd. Dat geef ik toe. Wij hebben datinderdaad gedaan, want wij dachten dat wij zo de besluitvorming konden beïn-vloeden en met name die van de Partij van de Arbeid, maar dat is niet gelukt.’"Jan Marijnissen, partijleider van de Socialistische Partij, beet de gekwelde Dittrichonmiddellijk toe dat dit gedrag geen navolging verdiende: ‘U zegt dus eigenlijkdat uw fractie gedreigd heeft met een crisis, niet omdat zij dat echt meende, maarom de dreiging functioneel te laten zijn en om na te gaan of u daarmee in partij-politiek opzicht iets kon bereiken. Voorzitter. Dit is een regeringspartij onwaardig,en dat zeg ik als lid van de oppositie.’! De Kamer joelde en Boris Dittrich moesteen dag later beschaamd en vernederd terugtreden als voorzitter van de fractie van&$$.

Politiek-militaire besluitvorming gaat over mensenlevens, want de inzet van dekrijgsmacht brengt dat nu eenmaal met zich mee, maar het is, zoals uit bovenstaandvoorbeeld blijkt, ook partijpolitiek, politiek waarmee partijen electorale winstwillen behalen. De besluitvormingsprocedures zijn in de loop van de tijd sterkverbeterd, maar staan desondanks nog steeds regelmatig ter discussie. Niet alleenomdat partijpolitiek altijd mogelijk blijft, maar vooral omdat de besluitvormingniet gevrijwaard is van dilemma’s. Dit hoofdstuk beoogt bij te dragen aan inzichtin het verleden, het heden en de toekomst van de politiek-militaire besluitvorming.Het wil de achterliggende theoretische dilemma’s verduidelijken die verbondenzijn met het ‘primaat van de politiek’, de staatsrechtelijke achtergronden behan-

'(()&*+,- .

Politiek-militaire betrekkingen

Recente ontwikkelingen met betrekking tothet primaat van de politiek

T'/( B012-/3, R/2é M(/3-/0 en S422/ W/*+544*

%$!

Page 164: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

delen en de politiek-militaire betrekkingen illustreren aan de hand van tweevoorbeelden uit de praktijk.

In paragraaf " van dit hoofdstuk zal het ‘primaat van de politiek’ gedefinieerdworden. Vervolgens wordt aan de hand van de tegenstelling tussen Huntingtonen Janowitz de basisvraag aan de orde gesteld in hoeverre de militairen zich moetenonthouden van politiek handelen. Het gaat ook om de vraag in welke mate demilitair afstand moet houden tot de bredere samenleving. In de loop der jaren iser een kloof6 ontstaan tussen de politieke en militaire sferen, die een negatieve rolheeft gespeeld in de besluitvorming over de inzet ten behoeve van de UnitedNations Protection Force, ,270()(0. Na besproken te hebben hoe deze verschillenhebben bijgedragen tot een dramatische afloop in Srebrenica, wordt beschrevenhoe de afstand tussen de politieke en militaire sferen staatkundig verkleind kanworden.

Vervolgens wordt in paragraaf ! van dit hoofdstuk dieper ingegaan op de staats-rechtelijke achtergronden van de politiek-militaire besluitvorming voor wat betreftde hedendaagse inzet van de krijgsmacht. Speciale aandacht krijgt de tweedehoofdtaak: de inzet van Nederlandse militairen in crisisbeheersings- en vredesope-raties. Het gaat in het bijzonder om de grondwettelijke bepalingen die hieromtrenteind jaren negentig zijn opgesteld en de daaruit voortvloeiende besluitvormings-praktijk. De artikel %##-procedure, het ‘Toetsingskader’ en de rol van de TweedeKamer staan hier in de schijnwerpers.

De casus ‘Dittrich’ komt in paragraaf 6 uitvoeriger aan de orde.Tot slot wordt ingezoomd op de discussie over de toekomstige vormgeving van

de politiek-militaire besluitvormingsprocedure.Hierbij valt bijvoorbeeld te denkenaan de implicaties die Nederlandse deelname aan de 24+( Response Force (20))en Europese Unie (/,)-Battlegroups met zich meebrengt ten aanzien van dezeprocedure. Deze discussie wordt onder andere belicht door aandacht te bestedenaan de bevindingen van de Tweede Kamer zelf, in het rapport ‘Inzet met instem-ming’ van de Tweede Kamer, alsmede van de Adviesraad voor InternationaleVraagstukken, in het advies ‘Inzet van de krijgsmacht, wisselwerking tussen natio-nale en internationale besluitvorming’.

!.# Het primaat van de politiek

!.".# De civiel-militaire paradoxPolitiek en ambtenarij zijn altijd al sterk met elkaar verstrengeld geweest. Datroept zowel vanuit de praktijk als vanuit de wetenschap de vraag op hoe met dieverstrengeling omgegaan moet worden. Het antwoord op die vraag wordt inge-kleurd door de wijze waarop men het probleem percipieert. Meer dan honderdjaar geleden zag Woodrow Wilson, als jong getalenteerd bestuurskundige, langvoordat hij president van de Verenigde Staten werd, politici als de grootstebedreiging voor de besturing van de samenleving (Bovens et al, "##.). Het kies-

'(()&*+,- .

%$6

Page 165: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

stelsel leidde bij elke verkiezing tot een wisseling van het complete ambtelijkeapparaat. Elke nieuwe president, maar ook lagere verkozen overheden, wildenamelijk niet alleen een loyale ambtenarij, maar wilde ook de mensen die zijncampagne ondersteunden belonen met functies in de ambtenarij. Dit ‘spoils-sys-teem’ heeft uiteraard het risico van corruptie en politiek nepotisme in zich.

Max Weber (%8%8) zag aan het begin van de twintigste eeuw juist de ambtenarijals grootste bedreiging. In zijn beroemd geworden lezing ‘Politik als Beruf’ steldehij dat politiek en bestuur gescheiden moeten worden, omdat de bureaucratie eenijzeren kooi werd die de politieke besluitvorming verlamde. Politiek vereist volgensMax Weber sterk charismatisch leiderschap dat zich niet laat beknotten doorbureaucratie. De ambtenarij is immers niet anders dan een rationeel instrumentten dienste van het beleid dat door de politicus wordt uitgestippeld. Dit themavan de bedreiging door bureaucratisering is aan het einde van de jaren zestig aande orde gesteld door Crince LeRoy (%8$8) en geactualiseerd voor de eenentwintigsteeeuw door Bovens ("###). Bovens wijst erop dat de ‘Vierde macht’, de bureaucratie,is geïnternationaliseerd. Europese regelgeving staat vaak boven nationale arrange-menten. Daarnaast worden veel voormalige overheidsdiensten tegenwoordig uit-gevoerd door zelfstandige beleidsorganen die buiten de jurisdictie van een beleids-voerder binnen een departement vallen. Hierdoor is de hiërarchische controledoor de politieke top niet meer afdoende en dient deze vorm van controle aangevuldte worden door onder andere systemen van horizontale controle en inspraak doorburgers, zelfstandige bestuursorganen, militaire vakbonden, voluntary associationsen niet-gouvernementele organisaties (het maatschappelijk middenveld van vrij-willig initiatief, verenigingen, actiegroepen, enz.). (Moelker, Van der Meulen &Ducheine, "##8).

De thematiek van de democratische controle is bij alle ministeries aan de orde,maar neemt bij Defensie een bijzondere vorm aan. De krijgsmacht is nu eenmaal(samen met de politie) een geweldsinstrument in handen van de staat. Het is destaat die het geweldsmonopolie beheert, en dat impliceert een bijzondere relatiemet de ambtenaren die uitvoering geven aan dit beheer. De politiek houdt bij alleministeries graag het primaat in eigen handen, maar voor de geweldsprofessies, incasu politie en krijgsmacht, is speciale afstemming gewenst. Deze moeten immersde staat en zijn burgers beschermen, maar bijvoorbeeld ook een staatsgreep kunnenplegen (Finer, %8$"). Bij geweldsorganisaties speelt in de politiek-militaire betrek-kingen het probleem van de civiel-militaire paradox: hoe kan een democratieverdedigd worden door een organisatie die in haar wezen juist ondemocratischis? Een geweldsorganisatie is immers een hiërarchische bevelsorganisatie waardemocratisch overleg in crisisomstandigheden aan banden gelegd wordt. Een zeerduidelijk voorbeeld van de civiel-militaire paradox treft men in Turkije aan. Daarneemt de krijgsmacht een bijzonder prominente plaats in de Nationale Veilig-heidsraad in, en deze veiligheidsraad heeft zich in het verleden meerdere malenboven het democratisch verkozen parlement gesteld en dit parlement ook naarhuis gestuurd. Vanuit een democratisch perspectief is dit een onwenselijke con-

7(31+1/--5131+410/ 9/+0/--12:/2

%$;

Page 166: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

structie, omdat deze topmilitairen niet gekozen zijn. De Turken claimen echterjuist dat de seculiere krijgsmacht er garant voor staat dat Turkije haar democratischeinstellingen behouden kan en geen islamitisch fundamentalistische theocratiewordt. In elke staat bestaan vormen van deze basisspanning tussen politiek enambtelijke uitvoering. Ook Nederland kent grotere en kleinere incidenten. Enkeledaarvan worden hieronder besproken. Maar eerst komen twee klassieke hoofdrich-tingen om de civiel-militaire paradox op te lossen aan de orde.

!."." Het divergentiemodelIn de eerste plaats kan de civiel-militaire paradox worden opgelost door het primaateenzijdig bij de politiek te leggen. De krijgsmacht is in dit model ondergeschiktaan de politiek. Er bestaat als het ware een arbeidsverdeling tussen politici enmilitairen waarbij militairen eenvoudigweg de opdrachten van de politiek uitvoe-ren. De militair is dan ook een klassieke ambtenaar in de weberiaanse zin, dat wilzeggen dat de ambtenarij een ‘rationeel instrument’ vormt dat op betrouwbarewijze en politiek neutraal de politieke opdrachten uitvoert.

In feite worden militaire macht en politieke macht van elkaar gescheiden doorhet opperbevel bij de regering te leggen. Deze scheiding wordt in de literatuur(zie voor een introductie Born & Metselaar, "##!) aangeduid als het ‘divergen-tiemodel’. De scheiding tussen politiek beleidsvoerder en militair uitvoerder isook juridisch vastgelegd. De Grondwet stelt: ‘De regering heeft het oppergezagover de krijgsmacht’ (artikel 8., lid ").;

Militaire macht wordt in Nederland dus aangestuurd door de ministerraad endaarbinnen de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Defensie (ziehoofdstuk ;). De Grondwet spreekt uitdrukkelijk over een ‘collectieve verant-woordelijkheid’, want het is niet de minister van Defensie die het opperbevel overde krijgsmacht heeft maar de regering. De regering wordt gecontroleerd door hetparlement, dus door gekozen burgers. Het eerste lid van artikel 8. richt zich opde taken van de krijgsmacht: ‘Ten behoeve van de verdediging en ter beschermingvan de belangen van het Koninkrijk, alsmede ten behoeve van de handhaving ende bevordering van de internationale rechtsorde, is er een krijgsmacht.’$ Sinds dePrioriteitennota van %88! wordt de handhaving en bescherming van de interna-tionale rechtsorde gezien als de tweede hoofdtaak van de krijgsmacht, een taakdie ook al in artikel 8# van de Grondwet staat: ‘De regering bevordert de ont-wikkeling van de internationale rechtsorde.’. Als taak van de krijgsmacht werd zeoverigens pas in "### in artikel 8. van de Grondwet opgenomen.

De Amerikaanse politicoloog die het divergentiemodel het sterkst heeft verde-digd, Samuel Huntington (%8;.), onderscheidt twee vormen van controle: objec-tieve civiele controle en subjectieve civiele controle. Objectieve civiele controlewil zeggen dat de politici de militairen controleren door een strikte professionelescheiding tussen besluitvorming en militaire uitvoering. Objectieve civiele controleis ‘gericht op de maximalisering van militair professionalisme en het gescheidenhouden van politieke en militaire besluitvorming’ (Born & Metselaar, "##!: <;).

'(()&*+,- .

%$$

Page 167: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Militairen, en met name de militaire topambtenaren, onthouden zich, dus precieszoals de ambtenarij bij Max Weber, van politieke actie en de politici houden zichafzijdig van de uitvoering van operaties. Politici sturen op hoofdlijnen. In ruilvoor deze professionele vrijheid houden de operationele commandanten zich striktaan de opdracht die door de politiek is gegeven en is de krijgsmacht een neutrale,professionele en autonome uitvoerder. Objectieve civiele controle impliceert datpolitici in hoge mate bevoegdheden delegeren aan commandanten te velde. Decentrale stelling bij Huntington is dat hoe professioneler de militair is, hoe verderhij staat van de politiek.<

Tegenover objectieve civiele controle staat subjectieve civiele controle. Dit begripbetekent volgens Huntington dat militairen gecontroleerd worden door die mi-litairen te politiseren; zij worden politiek gebonden aan de bewindvoerders. Datkan door een benoemingsbeleid waarin alleen personen met de juiste politiekekleur in aanmerking komen voor topfuncties. De politiek benoemde generaalszijn dus ‘politieke’ ambtenaren die zich vanwege hun persoonlijke belangen houdenaan de partijlijn. Zij worden aangesteld vanwege de politieke kleur en niet (alleen)vanwege de militaire competenties. Het eerder genoemde ‘spoils-systeem’ in de=* is een voorbeeld van subjectieve civiele controle, maar deze vorm van controlewerd veel rigoureuzer doorgevoerd in de voormalige Sovjet-Unie, waar een officiertoch minstens partijlid moest zijn om hogerop te komen in de militaire of amb-telijke hiërarchie.

Het divergentiemodel is een normatief model. Het schrijft voor hoe het probleemvan civiel-militaire controle opgelost kan worden door de scheiding van politieken militaire uitvoering als norm te stellen. Maar deze scheiding brengt niet altijdde oplossing, omdat geweldsinstrumenten (de krijgsmacht), anders dan Hunting-ton veronderstelt, nooit neutrale instrumenten zijn.

Zo oogde de Duitse Wehrmacht op militair technisch niveau professioneel encapabel en stelde het zich op als een neutraal geweldsinstrument in handen vande staat, maar omdat het politieke systeem waarbinnen de Wehrmacht functio-neerde moreel, ethisch en juridisch niet deugde, werd de beleidsuitvoering gecor-rumpeerd. De legitimiteit en legaliteit van het beleid bleven omstreden en daarmeeook de uitvoering ervan. De mate van professionaliteit/instrumentaliteit in deuitvoering kan misdadig beleid nooit legitiem maken.

Het kernwapen vormt een ander voorbeeld. Ook de inzet van dit wapen is nietpolitiek neutraal (dat geldt dus ook voor elk ander wapen!). Dat blijkt bijvoorbeelduit de wens van generaal MacArthur om dit wapen in te zetten tijdens hetKorea-conflict. De politieke consequentie zou een directe confrontatie met deSovjet-Unie zijn geweest. Een professionele krijgsmacht vormt een geheel vanwapensystemen, maar het betreft geenszins een politiek neutraal instrumentarium.

Een tweede tegenwerping tegen het divergentiemodel komt voort uit de discre-pantie tussen model en werkelijkheid; het model klopt empirisch niet met wat inde praktijk waargenomen kan worden. Politiek en uitvoering zijn meestal wel heel

7(31+1/--5131+410/ 9/+0/--12:/2

%$.

Page 168: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

sterk met elkaar verknoopt. In de volgende sectie komt de verwevenheid vanpolitiek en uitvoering uitgebreid aan de orde.

!.".$ Het convergentiemodelEen rivaliserende mening omtrent het oplossen van de civiel-militaire paradoxstamt af van Morris Janowitz (%8$#), die stelt dat de militair juist niet gescheidenmoet worden van de omringende samenleving, maar daarin juist zoveel mogelijkmoet worden geïntegreerd. De militair moet dus wel degelijk betrokken zijn bijde politiek. Het moderne Duitsland trekt deze integratiethese wellicht nog hetmeest door, door te stellen dat militairen burgers in uniform zijn, maar ook hetadagio ‘zo civiel als mogelijk, zo militair als noodzakelijk’ reflecteert de stellingnamevan Janowitz. Het model dat door Janowitz wordt voorgesteld, heet het ‘conver-gentiemodel’.

Dit model is niet normatief, het schrijft niet voor hoe de werkelijkheid eruitbehoort te zien, maar het is descriptief. Dat wil zeggen dat het model poogt tebeschrijven hoe de werkelijkheid eruitziet. De voorbeelden van militairen die weldegelijk politiek bedrijven, zijn legio. Op zijn minst zijn militairen betrokken bijde verdediging van de budgetten voor hun krijgsmachtdeel of suborganisatie, danwel zijn zij in de hoedanigheid van adviseur betrokken bij de politieke besluitvor-ming. In de rol van stakeholder adviseren militairen de politiek over de aanschafvan nieuw materieel, zoals de Joint Strike Fighter (>*)), of over de deelname aanmilitaire operaties. Het is goed voorstelbaar dat die adviezen lang niet altijd politiekneutraal zijn, omdat het eigen belang altijd met deze besluiten gemoeid zal zijn.Militairen zijn volgens dit model politieke ambtenaren dieop hun manieropkomenvoor de belangen van hun organisatie. Zo stelt, volgens Bert Kreemers, een besluitten faveure van de >*) in plaats van onbemande vliegtuigen de bestaande lucht-machtorganisatiestructuur voor minstens dertig jaar veilig (Kreemers, "##8). Demilitair die adviseert bij crisisbeheersingsoperaties kan ook de voorkeur voor dieene missie uitspreken die gunstig zal uitpakken voor budgetten of het overlevenvan de organisatie, terwijl diezelfde militair eerder negatief zal adviseren bij eenmissie waaraan weinig eer te behalen valt (terwijl die misschien vanuit andereoogpunten, bijvoorbeeld humanitaire, wel broodnodig is). Dat militairen lobbyenvoor hun organisatiebelang en zich daarmee ook inmengen in de politiek, wordtin dit hoofdstuk geïllustreerd aan de hand van de besluitvorming die voorafgingaan ,270()(0.

Voor politiek-militaire verwevenheid hoeft niemand angstig te zijn, maar menmoet er wel mee leren omgaan. De oorzaken van de toenemende verstrengelingliggen in de veranderingen van de afgelopen zestig jaar. Zo heeft de krijgsmachteen ‘constabulary’ karakter verkregen (zie hoofdstuk <). De krijgsmacht is volgensJanowitz ‘continuously prepared to act, committed to the minimum use of force,and seeks viable international relations, rather than victory’ (Janowitz, %8$#: 6%<).Naarmate de operaties een meer politioneel karakter krijgen, worden zij ookpolitiek gevoeliger en is de mate van verstrengeling met de politiek groter. In

'(()&*+,- .

%$<

Page 169: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Afghanistan moeten de militairen niet de overwinning op de vijand behalen, maarhet centrale gezag van de Afghaanse regering versterken. Nog steeds moeten zijvechten tegen hen die dat centrale gezag bestrijden, maar zij moeten daarvoorvooral in toenemende mate diplomatiek kunnen optreden jegens de lokale bevol-king, bijdragen aan wederopbouw, veiligheid, openbaar bestuur, enz. Op uitvoe-rend niveau spreken velen tegenwoordig over de ‘strategic corporal’, waarmeeaangegeven wordt dat de handelingen van de soldaat in een operatiegebied directvan invloed zijn op het politieke niveau. En dat betekent dat in de Tweede Kamervragen aan de regering worden gesteld! Een schietincident is ook altijd een politiekincident, normvervaging en geweldsexces leiden onmiddellijk tot Kamervragen.Juist om te weten wat proportioneel en legitiem geweldsgebruik is, moetenmilitairen niet geïsoleerd worden van de samenleving en het politieke bedrijf,maar juist voluit delen in de waarden en normen die in de samenleving wordenhooggehouden.

Militairen moeten beseffen dat hun handelingen politieke gevolgen kunnenhebben. Hun waarden en normen mogen daarom niet te veel afwijken van dievan de meerderheid van de bevolking in hun parent society (Feaver en Kohn, "##%;Feaver, "##!; Caforio, "##.; Moelker, "##.). Dat geldt ook wanneer militairenhun werk uitvoeren onder moeilijke operationele omstandigheden en op plaatsenver weg van Nederland, want door globalisering en internet moeten zij zich altijden overal kunnen verantwoorden voor hun daden, simpelweg omdat de hande-lingen van militairen veelal real time gevolgd kunnen worden in de media. Mili-tairen moeten volgens Shaw ("##;: ;$) rekening houden met ‘the comprehensivesurveillance of their military ventures by global state institutions, law, markets,media and civil society. The best way of characterizing the new mode of war asa whole is therefore global surveillance warfare’. De nieuwe vormen van politiekecontrole zijn zeer relevant voor democratieën, omdat ‘these democracies makeand enforce the rules, and so they are expected to abide by them’, en de mediafungeren in dezen als een soort klokkenluider (Shaw, "##;: .;). Als westersekrijgsmachten zich tijdens operaties in het buitenland niet aan democratischewaarden en normen houden, zullen zij in het eigen land legitimiteit en draagvlakverliezen en door de politiek worden teruggefloten. Maar ook kunnen de inter-ventiemachten in het buitenland draagvlak voor hun missie verliezen wanneer zijgeweldsexcessen begaan of burgerslachtoffers maken. Dat geldt bijvoorbeeld ookvoor Afghanistan. De Afghaanse centrale regering boet namelijk eveneens aanlegitimiteit in als buitenlandse interventiemachten willekeurig geweld toepassen.

De controle van de politiek op haar militairen kan worden uitgeoefend doormiddel van financiële aansturing (budgetten), door het benoemingsbeleid voorde topfuncties binnen de krijgsmacht (dat zijn dan ook niet voor niets politiekeambtenaren), door delegatie van bevoegdheden en door directe opdrachten diezelfs kunnen resulteren in micromanagement. Politici kunnen door modernecommunicatietechnologie de verrichtingen van de krijgsmacht nauwgezet moni-toren en aansturen, zelfs wanneer militairen in een ver operatiegebied optreden.

7(31+1/--5131+410/ 9/+0/--12:/2

%$8

Page 170: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Bovendien is ook de politiek dankzij deze technologie in staat om de operationeleverrichtingen direct aan te sturen (Coleta & Feaver, "##$).

Met betrekking tot het convergentiemodel sluiten wij aan bij de conclusie vanBorn en Metselaar ("##!: <8): ‘Politieke controle op de krijgsmacht kan binnendit model worden geëffectueerd door het integreren van politieke en maatschap-pelijke waarden in de professionalisering van militairen.’ Binnen het divergentie-model van Huntington zou men deze conclusie nooit kunnen trekken, want datwil politiek en uitvoering van elkaar scheiden. Militairen worden afgescheidenvan de samenleving door zich tot een professioneel neutraal instrument te ont-wikkelen. De conclusie van Born en Metselaar ligt juist in het verlengde vanJanowitz’ convergentiemodel. Als praktische consequentie pleit Janowitz dan ookvoor politieke training als onderdeel van de opleiding van iedere officier.

!.".% De kloof tussen politieke en militaire sferenVooral uit de spanning die bestaat tussen de politieke en de militaire sferen, blijktop welke wijze de politieke besluitvorming verwoven (convergent) is met de mili-taire uitvoering. De spanning tussen politieke en militaire cultuur is een uitingvan een civil-military gap (Feaver & Kohn, "##%; Feaver, "##!; Caforio, "##.;Moelker, "##.), welke van invloed is geweest op de kwaliteit van de besluitvormingover de inzet van militairen ten behoeve van United Nations Protection Force(,270()(0) in Srebrenica. Ook in andere missies kan de scheiding tussen politieken militaire uitvoering slecht uitpakken. Volgens een recent proefschrift van ChristKlep ("##8) moeten de missies naar Somalië, Rwanda en Srebrenica zelfs beleids-fiasco’s genoemd worden.

Het bestaan van een kloof tussen de politieke en militaire sferen is af te lezenaan de hand van vier verschillende spanningsrelaties die respectievelijk betrekkinghebben op de mogelijke inzet van de krijgsmacht, de houding ten opzichte vanhet gebruik van geweld, het verlangen om de operaties onder controle te houdenen variaties in de helderheid waarmee het mandaat van de missie is geformuleerd(tabel ..%).

De eerste spanningsrelatie tussen politici en militairen heeft betrekking op demotieven voor uitzending van militairen. Kort na de val van de Berlijnse Muur(%8<8) en Saddam Hoesseins invasie van Koeweit (Bush sr. sprak in %88% over een‘New World Order’ nadat Hoessein verdreven was) woog het optimisme in dewesterse wereld zwaar. Hierin kwam snel verandering door de schokkende ge-beurtenissen in het voormalige Joegoslavië en met name Bosnië-Herzegovina in%88% en %88". Bomaanslagen en sluipschutteracties in Sarajevo haalden bijna elkedag de voorpagina’s van veel westerse kranten. In augustus %88" werd de foto vaneen ondervoede man achter prikkeldraad uit Kamp Omarska gepubliceerd. Dezefoto werd wereldwijd geassocieerd met de Jodenvervolging tijdens de TweedeWereldoorlog. De gruweldaden en de berichtgeving daarover, gecombineerd metde idee dat dit in een New World Order absoluut niet kan, wakkerden een

'(()&*+,- .

%.#

Page 171: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

idealistisch vuur aan. Dit idealisme werd breed gedeeld in de samenleving. Zowas in Nederland de vredesbeweging, met name het Interkerkelijk Vredesberaadonder leiding van Mient Jan Faber, een uitgesproken voorstander van militaireinterventie (Siebelt, "##6).

Politici, als de 7=&4’er Valk, vonden het onacceptabel dat dit soort dingengebeurden op ‘slechts een half uur vliegen van Amsterdam’. De toenmalig woord-voerder Buitenlandse Zaken van de ?&4-fractie in de Tweede Kamer, de lateresecretaris-generaal voor de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (24=(), Jaapde Hoop Scheffer, stelde dat het ‘humanitaire imperatief’ een van de belangrijkstemotieven was om te interveniëren. Liberalen vonden het belangrijk dat Nederlandhaar rol speelde op het wereldtoneel. Minister-president Lubbers, ?&4, voegdedaaraan toe dat de internationale rule of law geloofwaardig moest blijven. Metbetrekking tot de haalbaarheid van het safe area-concept, dat letterlijk bedoeldwas als vrijhaven voor de Bosnische moslims, waren sommige politici kritisch.Sommigen realiseerden zich dat vrede op deze wijze niet afgedwongen kon worden.De minister van Defensie, Relus ter Beek, zag het safe area-concept als een tijdelijkeoplossing geboren uit een noodtoestand (Eindrapport parlementaire enquêteCommissie Srebrenica, "##!: ".-!.).

Binnen de groep van militairen waren twee soorten belanghebbenden te onder-scheiden. De eerste groep was voor de inzet van de nieuw opgerichte LuchtmobieleBrigade, al was het maar om eer op te strijken met dit paradepaardje. In een

Tabel !.": Spanningen tussen politieke en militaire sferen in Nederlandinzake crisisbeheersingsoperaties (Born & Metselaar, #$$%: &!)

Politieke actoren Militaire actoren

Motivatie voor inzet Gedreven door idealen, Terughoudend, gemotiveerdkrijgsmacht bij crises politiek opportunisme, door haalbaarheid en

politiek compromis; effectiviteit;‘Gesinnungsethik’ ‘Vertantwortungsethik’

Inzet van geweld Duidelijk begrensd en Bij voorkeur snel en beslissend,zo beperkt mogelijk in ieder geval streven naar

militaire superioriteitControle over operaties Veel politieke controle Bij voorkeur zo groot mogelijke

op uitvoering omdat elke autonomie in de uitvoeringmilitaire actie grote politiekeimplicaties kan hebben

Helderheid van het Veelal vaag en multi-interpretabele Nadrukkelijke voorkeur voormandaat van de missie doelen; open eindregelingen helder mandaat

vanwege politiek encompromisvorming

7(31+1/--5131+410/ 9/+0/--12:/2

%.%

Page 172: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

periode van verkleining en reorganisatie was de Luchtmobiele Brigade een van deweinige lichtpuntjes, en Directeur Operatiën generaal Reitsma en generaal Brink-man (Luchtmobiel) wilden graag aantonen dat hun mensen tegen deze taak op-gewassen waren. Dat was echter nog niet zo vanzelfsprekend, aangezien de op-leiding en training van de ‘rode baretten’ nog maar net begonnen was (Eindrapportparlementaire enquête Commissie Srebrenica, "##!: hoofdstuk ").

De Chef Defensiestaf Van der Vlis en de Bevelhebber Landstrijdkrachten Couzystaan model voor de tweede groep van stakeholders binnen Defensie, de tegenstan-ders van uitzending. Volgens Couzy waren de troepen in mei nog niet voldoendebeschikbaar, omdat Nederland nog te veel afhankelijk was van het dienstplicht-systeem. Dienstplichtigen konden alleen op vrijwillige basis worden uitgezonden.De Luchtmobiele Brigade was niet operationeel en niet getraind om op te tredenals pantserinfanterie. Ze was niet opgeleid in het werken met pantservoertuigen(@70’s) (Eindrapport parlementaire enquête Commissie Srebrenica, "##!: 68). Degeneraals wezen ook op de onhaalbaarheid van het safe area-concept.

Tijdens een afwezigheid van Van der Vlis en Couzy overlegden de hooggeplaatstegeneraals en ambtenaren uit de eerste stakeholdergroep met elkaar en adviseerdende minister

om het Nederlandse aanbod van een logistieke eenheid en de Nederlandseoptie van uitzending van het eerste luchtmobiele bataljon samen te voegen toteen nieuw, groter Nederlands aanbod: een luchtmobiel bataljon met een eigenlogistieke component, totaal 8## à %### man. Een dergelijk bataljon, uitgerustmet @70’s, kan begin %886 gereed zijn voor uitzending (Eindrapport parlemen-taire enquête Commissie Srebrenica, "##!: ;%).

In een erop overleg konden Couzy en Van der Vlis dit voorstel niet meer tegen-houden, waarna het op ! september %88! in de ministerraad werd besproken enaangenomen.

Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (21(&) ("##": %<;-%<$)maakte gebruik van het werk van de klassieke socioloog Max Weber om duidelijkte maken dat bij politici en militairen sprake was van verschillende ethischebenaderingen. Politici leken in deze periode door de bank genomen te handelenvanuit Gesinnungsethik, de ethiek van de goede bedoelingen. Het idealisme,geschraagd door de humanitaire imperatief, leek daarbij een hoofdmotief te zijn;het verlangen een einde te maken aan een onrechtvaardige situatie. De militairenleken daarentegen eerder te redeneren en te handelen vanuit Verantwortungsethiken namen in hun overwegingen de consequenties van hun besluiten mee. Realis-tisch werd bekeken welke mogelijkheden ter beschikking stonden, welke belangener met een beslissing gemoeid waren en welke gevolgen een beslissing kon hebbenvoor alle betrokkenen. De te verwachten gevolgen ervan telden aldus zwaar mee.Militairen beoordelen operaties uiteraard vanuit hun professie en komen daardoorsoms tot andere conclusies dan politici. In de besluitvorming rondom ,270()(0

'(()&*+,- .

%."

Page 173: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

leek het alsof de politici de bezwaren van sommige (niet de minste) militairenniet wilden horen.

De tweede spanningsrelatie draait om de vraag hoeveel geweld gebruikt magworden. Daarbij hebben politici de voorkeur voor zo weinig mogelijk geweld,geen burgerslachtoffers (eufemistisch aangeduid met de term ‘bijkomende schade’of collateral damage) en al helemaal geen body bags als het gaat om het eigenmilitaire personeel (zie hoofdstuk $). Politici prefereren conflictoplossing doormiddel van onderhandelingen en diplomatie. Wanneer er toch gevochten moetworden, dan prefereren hedendaagse professionele militairen een spoedige beëin-diging van gevechtshandelingen. Het liefst sluit men een conflict uiteraard af meteen beslissende overwinning: ‘The professional soldier likes his wars clean, shortand decisive’ (Parker, %8."). Intens geweld wordt niet per se geschuwd als maarduidelijk is welk doel behaald moet worden en wanneer en onder welke voor-waarden een conflict beëindigd kan worden.8 Uiteraard gaan ook militairen lieverdirecte confrontaties uit de weg. Daarom maken zij bij voorkeur gebruik van hetluchtwapen of andere vormen van technisch geweld (bijvoorbeeld artillerievuur),maar voor vele missies geldt dat men soldaten op de grond moet hebben om hetgewenste (politieke en operationele) effect te kunnen behalen.

Resolutie <!$ (6 juni %88!) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (=2)droeg ,270()(0 op ‘to deter attacks against the safe areas, … to monitor thecease-fire’. Geweld mocht worden aangewend voor de zelfverdediging van de eigentroepen. De resolutie bepaalde echter ook dat de =2-militairen voor zelfverdedigingwaren aangewezen op ‘the use of air power’. Er waren naar schatting !6.### blauw-helmen benodigd om de resolutie uit te voeren. Voor een minimaal afschrikkings-effect schatten de =2 het aantal benodigde troepen op ..$##. Vandaar dat het21(&-rapport spreekt van ‘deterrence by presence’ (21(&, "##": 8<!). Met de wijs-heid van vandaag zijn daar cynische kanttekeningen bij te plaatsen, maar het wastoen niet anders. Nederland zond een klein bataljon ter sterkte van ongeveer 6##soldaten naar safe area Srebrenica (in %88; waren zelfs minder militairen presentin de enclave). Voorafgaand aan uitzending besloten regering en parlement omlicht bewapende troepen te sturen en het standaard "; mm kanon op de @70’s tevervangen met een .;# machinegeweer. Den Haag wilde de Serviërs niet uitdagen.

De Franse generaal Briquemont probeerde de Nederlandse autoriteiten nog teovertuigen voor zwaardere bewapening te kiezen, maar dit pleidooi was tevergeefs(21(&, "##": %%"6). De Nederlandse politiek interpreteerde het mandaat als eenklassieke ‘vredesoperatie van de eerste generatie’ (waar altijd sprake is van eenbestand tussen en instemming van de strijdende partijen, en onpartijdige en lichtbewapende =2-troepen). In werkelijkheid was er – tenminste volgens een deel vande Nederlandse militaire leiding en Briquemont – juist een situatie ontstaan waar-bij robuust optreden en peace enforcing benodigd waren (wat gold als een ‘vredes-operatie van de derde generatie’).

In de media bekritiseerde luitenant-generaal Couzy het regeringsbeleid bijzondersterk. Gezien het primaat van de politiek en de gebruikelijke gezagsgetrouwheid

7(31+1/--5131+410/ 9/+0/--12:/2

%.!

Page 174: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

van militairen was dat zeer ongewoon. Couzy vond het gekkenwerk om militairenuit te zenden naar plaatsen waar zij niet eens in staat zouden zijn om de lokalebevolking te verdedigen (Hüttig, Peek & Wester, %88<). De Chef DefensiestafArie van der Vlis bevestigde deze visie later tijdens de parlementaire enquête: ‘Ikheb zojuist al gezegd dat je niet de bevolking kunt beschermen zonder de safe areate verdedigen’ (Eindrapport parlementaire enquête Commissie Srebrenica , "##!:.%).

De spanning tussen politici en militaire uitvoerders is voor wat betreft deaanwending van geweld moeilijk te overbruggen. In de eerste helft van de jarennegentig wilden politici militairen tot een laag gebruik van geweld beperken,terwijl militairen bij voorkeur de mogelijkheid willen hebben om naar keuze tekunnen escaleren. De lesson learned, neergelegd in het Brahimi-rapport%#, geeftaan dat duidelijke mandaten nodig zijn voor robuuste vormen van peacekeeping.In Srebrenica was het luchtwapen volgens het mandaat het enige instrument datofficieel benut mocht worden, maar de inzet van twee )-%$’s bleek ‘too little andtoo late’. Het blijft gissen wat er gebeurd zou zijn indien de militairen zich welmet geweld hadden verzet. Zo had Dutchbat volgens Mient Jan Faber ("##":;%-;., %%6) er bijvoorbeeld op kunnen gokken dat de Serviërs uit angst voorrepresailles geen =2-troepen zouden durven aanvallen. Daarom hadden de Ne-derlandse militairen de achtergebleven moslimmannen op hun compound inPoticari moeten binnenhalen. De Nederlanders hadden ook niet weg moeten gaanuit hun compound totdat er duidelijkheid was over het lot van de moslimmannen.Wat er dan gebeurd zou zijn, stond volgens Faber niet vast: ‘Wel zou er zich eenander scenario hebben ontvouwd, vanwege de bijzondere status van de =2-basisen de noodzaak voor de internationale gemeenschap om zelf handelend op tetreden’ (Faber, "##;: %").

De derde spanningsrelatie heeft betrekking op politieke controle versus profes-sionele autonomie. Aangezien de politieke verantwoordelijkheid bij de ministervan Defensie ligt, bestaat vaak de neiging tot micromanagement. Het is immersde minister die persoonlijk verantwoordelijk is en die in uiterste instantie totopstappen gedwongen wordt. De politiek is daarom geneigd om bij militaireoperaties de vinger aan de pols te houden of zelfs rechtstreeks de leiding (inhanden) te nemen. Terwijl de enclave Srebrenica in %88; werd aangevallen en devooruitzichten bijzonder slecht waren, was de minister van Defensie Joris Voor-hoeve te vinden in het Crisis Centrum van de Operationele Staf, waarvandaan inNederland de militaire operaties werden gevolgd en gestuurd. Voorhoeve hieldminitieus de vinger aan de pols, en vanuit zijn ministeriële verantwoordelijk isdat ook goed te begrijpen. Vanuit militair perspectief bezien is de mate van auto-nomie die militairen genoten gedurende de ,270()(0-periode gering geweest.Veel militairen hebben zich geërgerd aan het micromanagement:

Het Nederlandse kabinet en parlement hadden zich, aldus militair-publicistluitenant-kolonel b.d. Freek Egter van Wissekerke, in de periode voorafgaand aan

'(()&*+,- .

%.6

Page 175: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

de uitzending van Dutchbat uitvoerig en tot in de stuitende details bemoeid metprofessioneel-militaire kwesties rond bewapening of taakstelling. Tijdens de uit-voering van de operatie bleef vooral minister Voorhoeve zich met allerlei afgeleidezaken inlaten, die hem kortweg gewoon boven de burgerpet gingen … Er werdook niet altijd goed geluisterd naar de militaire adviseurs (Klep, "##8: %..).

Behalve het micromanagement hebben andere punten de autonomie negatiefbeïnvloed:• Srebrenica ligt laag en is een gemakkelijk doelwit, waardoor de Nederlandse mili-

tairen operationele vrijheidsgraden verloren. Militair gezien is de locatie moeilijkte verdedigen, maar de Nederlanders hadden geen keuze, want de politiek gafhun de opdracht de safe haven te beschermen.

• De omvang van de troepen, nog geen half bataljon, was onvoldoende om decirca 6#.### inwoners van Srebrenica te beschermen.

• De gevechtskracht was afhankelijk van de luchtsteun en de inzet van die lucht-steun was weer afhankelijk van politieke besluitvorming door de =2 enerzijds ende 24=( en meerdere nationale regeringen anderzijds.

• Voorraden, munitie en troepen werden niet of niet tijdig vervangen of aange-vuld, of zelfs tegengehouden. De militairen waren min of meer gegijzeld doorde Servische troepen die de wegen controleerden. Deze situatie leidde tot fysiekeen psychologische afhankelijkheid van de Servische troepen. Sommige Neder-landse militairen ontwikkelden gevoelens van sympathie voor de Serviërs, omdatzij tenminste nog iets hadden dat op een regulier leger leek. Tijdens een pers-conferentie in Zagreb typeerde Dutchbat-commandant luitenant-kolonelThom Karremans de Servische generaal Mladic als een zeer kundig bevelhebberen leek de moslims gelijk te stellen met de Bosnische Serviërs door op te merkendat er, naar zijn mening, in Srebrenica ‘no good guys en no bad guys’ waren(Klep, "##8: <!). Sommige commentatoren suggereerden zelfs dat de situatiewaarin Dutchbat verkeerde tot een soort van ‘Stockholm-syndroom’ heeft ge-leid. Volgens dit syndroom ontwikkelen gegijzelden sympathie voor hun gijzel-nemer.

• Het ontbrak aan een exitstrategie die de veilige aftocht voor de Nederlandsemilitairen kon garanderen en aan coalitiepartners die te hulp konden snellen.De Nederlandse eenheden stonden er alleen voor, net zoals de Britten er in hetnaburige Zepa ook alleen voor stonden (en ook die plaats is in handen van deServiërs gevallen).

Ten aanzien van het vierde spanningsveld, de helderheid van het mandaat, zijnde kaarten voor politici anders geschud dan voor militairen. Voor politici laat eenvaag mandaat ruimte voor onderhandelingen. Om deze reden was het ook aan-vaardbaar om de safe areas als tijdelijke humanitaire concepten te zien. Het wasgeen goede oplossing, maar wel beter dan etnische zuivering en geweld. De soldatenwerden verondersteld de bevolking te beschermen, terwijl zij de enclave niet met

7(31+1/--5131+410/ 9/+0/--12:/2

%.;

Page 176: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

geweld mochten verdedigen, en dat is een militaire onmogelijkheid. Ook Couzysprak harde woorden over het mandaat:

... iedereen had het erover dat wij ernaartoe gingen om de arme vluchtelingente beschermen, maar wij wisten dat, als puntje bij paaltje zou komen, wij diemensen in de steek moesten laten, dat wij dus geen echte bescherming boden.Ik vind dat je militairen niet in zo’n onzuivere, onduidelijke situatie magbrengen (Eindrapport parlementaire enquête Commissie Srebrenica, "##!:68).

Van der Vlis en Couzy wezen op het gebrek van langetermijndoelen en end states.Op het moment van besluitvorming had Van der Vlis het vertrouwen in eenmogelijk vredesverdrag verloren:

Ik heb in %88! nooit geloofd dat er een vredesregeling zou komen. … Mijneigen ervaringen nadat ik een aantal malen in Bosnië was geweest, waren ookvan dien aard dat ik steeds heb gezegd tegen mijn minister, maar ook tegenvele anderen: ik zie dit nog niet gebeuren voorlopig (Eindrapport parlementaireenquête Commissie Srebrenica, "##!: 6<).

Ook binnen het militaire kamp bestonden belangentegenstellingen. Toen ministerTer Beek op werkbezoek kwam in Bosnië, snelde generaal Brinkman hem tegemoeten vertelde dat hij van de Canadese compagniescommandant had begrepen datinzet in Srebrenica ‘een moeilijke, maar niet onmogelijke opdracht is’. GeneraalCouzy was bij dit gezelschap aanwezig en schatte de problemen heel anders in,maar ten overstaan van de minister wilde hij zijn collega Brinkman niet afvallen(Eindrapport parlementaire enquête Commissie Srebrenica, "##!: ;6). De gene-raals redeneerden vanuit hun eigen belangenconstellatie, zij zijn allen stakeholdersmet andere belangen. Dientengevolge zijn zij het niet met elkaar eens.

!.".& Het dichten van de kloof tussen politieke en militaire sferenUit het hierboven gegeven voorbeeld blijkt dat het rigoureus scheiden van depolitieke en de militaire sferen (divergentiemodel) geen oplossing biedt voor deciviel-militaire paradox: hoe kunnen regering en parlement controle uitoefenenover de militaire ambtenaren? Ten tijde van de politiek-militaire besluitvormingrond ,270()(0 waren de militaire en de politieke sferen te veel van elkaar ge-scheiden, hetgeen de kwaliteit van de besluitvorming niet ten goede kwam. Dietwee sferen moeten meer op elkaar betrokken worden, door bijvoorbeeld betergebruik te maken van de militaire expertise in de adviserende sfeer. De kwaliteitvan de besluitvorming wordt dus verbeterd door meer convergentie toe te staan.De oplossing is om zowel het parlement als de militaire topambtenaren nauwerbij de besluitvorming te betrekken en wel van tevoren, dat wil zeggen voorafgaandaan uitzending. In dit traject is vervat de zogeheten artikel %##-procedure (zie

'(()&*+,- .

%.$

Page 177: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

paragraaf ..!), die aanzienlijk is verbeterd om juist meer convergentie toe te staan.En dat is in lijn met de integratiegedachte die door Janowitz is ontwikkeld:militairen dienen bij de samenleving te worden betrokken, ergo, militairen dienenpolitici met adviezen bij te staan bij de besluitvorming over uitzendingen.

De verbeterde artikel %##-procedure biedt mogelijkheden aan militaire deskun-digen, inlichtingendiensten en ambtenaren van Buitenlandse Zaken en Ontwik-kelingssamenwerking om op verschillende momenten tijdens de besluitvormings-procedure input te leveren en op adviserende wijze hun stem te laten horen. DeStaten-Generaal – in de praktijk de Tweede Kamer – debatteert erover en deverschillende fracties geven al dan niet hun instemming met de voorgenomenuitzending. Met name met betrekking tot de punten ‘haalbaarheid’, ‘helderheidvan het mandaat’ en ‘beschikbaarheid’ weegt het advies van de militaire topamb-tenaren zwaar, omdat alleen militaire experts over de kennis beschikken om deregering hierover te kunnen adviseren. Met de verbeteringen in deze procedurewordt de afstand tussen de politieke en de militaire cultuur verkleind en wint debesluitvorming aan kwaliteit. Dat militairen, en met name het parlement, voorafsterker bij de besluitvorming worden betrokken, heeft echter ook nadelen. Dezeworden besproken in paragraaf ;, nadat wij in paragraaf ! dieper zijn ingegaan opde staatrechtelijke achtergronden van de artikel %##-procedure en in paragraaf viereen voorbeeld uit een recentere periode hebben besproken.

!.% Staatsrechtelijke achtergronden

In de grondwet zijn bepalingen opgenomen die de randvoorwaarden vormen voorde politieke besluitvorming ten aanzien van de uitzending van Nederlandsemilitairen voor vredesmissies. Daarnaast zijn er ten aanzien van de besluitvormingzelf regels en procedures die in acht genomen moeten worden. In de jaren negentigsteeg het aantal vredesoperaties significant. Met name het beleidsfiasco rond,270()(0 heeft tot wijzigingen in de Grondwet geleid. In "### werd onderandere het grondwetsartikel %## aangepast. Het is nu als volgt geformuleerd:

%. De regering verstrekt de Staten-Generaal vooraf inlichtingen over de inzetof het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter handhaving ofbevordering van de internationale rechtsorde. Daaronder is begrepen hetvooraf verstrekken van inlichtingen over de inzet of het ter beschikkingstellen van de krijgsmacht voor humanitaire hulpverlening in geval vangewapend conflict.

". Het eerste lid geldt niet, indien dwingende redenen het vooraf verstrekkenvan inlichtingen verhinderen. In dat geval worden inlichtingen zo spoedigmogelijk verstrekt.%%

7(31+1/--5131+410/ 9/+0/--12:/2

%..

Page 178: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Deze informatieplicht is opgenomen speciaal voor de uitzendingen van Neder-landse militairen in het kader van vredesoperaties, ofwel: de inzet ten behoeve vande handhaving of de bevordering van de internationale rechtsorde. Voordat artikel%## van kracht werd, werd deze informatieplicht gedekt door artikel $<. Dit artikelis van algemener aard en blijft onverminderd van kracht.%"

In de jaren negentig verstevigde de Tweede Kamer haar greep op het besluit-vormingsproces. Artikel %## van de Grondwet is hier slechts één uiting van. Eenandere uiting is de instelling van het zogeheten Toetsingskader in %88;. Dit diendeom ‘tegemoet te komen aan de behoefte aan structurering van het overleg tussenregering en parlement over uitzending van Nederlandse militairen en tevens omde kwaliteit van de besluitvorming te waarborgen.’%! In het Toetsingskader %88;werd een aantal aandachtspunten genoemd waar tijdens de besluitvorming totinzet van Nederlandse militairen rekening mee gehouden moet worden. Dezepunten zijn onderverdeeld in politieke en militaire aspecten. Gekeken wordt onderandere naar de politieke wenselijkheid, de aanwezigheid van een helder mandaaten een concrete militaire opdracht, het politiek en maatschappelijk draagvlak, derisico’s voor het uit te zenden personeel en de financiering van de missie.%6 HetToetsingskader %88; is inmiddels opgevolgd door het Toetsingskader "##%, waarinnaast een actualisering van de aandachtspunten op basis van de lessons learned deaanbevelingen van de Tijdelijke Commissie Besluitvorming Uitzendingen (deeerste commissie-Bakker; "###) zijn verwerkt.%; In de Kamer heerste het gevoeldat een debacle als in Srebrenica niet nog een keer zou mogen voorkomen.

'/+ +(/+*12:*-4&/0 9/=4+ &/ =(3:/2&/ ?01+/014

A. Politieke criteria

%. Gronden voor deelname: handhaving of bevordering van de internationalerechtsorde; voorkómen of beëindigen van ernstige en massale schendingen vanfundamentele mensenrechten; assisteren met humanitaire hulpverlening.

". Politieke aspecten: analyse waarom de voorgenomen operatie politiek wenselijken haalbaar is.

!. Mandaat van de operatie: ligt er een mandaterende resolutie van de =2 Veilig-heidsraad aan ten grondslag?

6. Deelnemende landen.;. Mate van invloed van Nederland op de besluitvorming: ten minste op mandaat,

wijze van uitvoering en duur van de operatie. Als je in 24=(-verband optreedt,heb je als lidstaat een volle stem in de Noord-Atlantische Raad.

'(()&*+,- .

%.<

Page 179: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

B. Militaire criteria

$. Haalbaarheid van de operatie: niet alleen de politieke, maar ook de militaire haal-baarheid.

.. Risico’s (ook de voorbereiding en het anticiperen op calamiteiten).<. Geschiktheid en beschikbaarheid: het gaat om de vraag of Nederlandse eenheden

geschikt zijn om een specifieke bijdrage te leveren en of we inderdaad eenhedenbeschikbaar hebben.

8. Duur van de deelname en aflossingsregelingen: beëindiging van de operatie gaatautomatisch in op het overeengekomen moment. Voorzetting van Nederlandsedeelneming vergt een nieuw besluit.

%#. Financiële aspecten: er moet natuurlijk ook geld zijn om deelname aan de opera-tie te betalen.

Dit nieuwe Toetsingskader geeft aan hoe de regering bij een dergelijk besluitvor-mingsproces te werk zou moeten gaan:

De regering deelt het parlement in een brief mee dat zij gaat onderzoeken ofeen Nederlandse bijdrage aan een internationale crisisbeheersingsoperaties ofeen hulpverleningsoperatie in een gewapend conflict wenselijk en mogelijk is.Het onderzoek van de regering kan uitmonden in een positief besluit, waaroverhet parlement conform artikel %## van de grondwet wordt geïnformeerd, ofin een negatief besluit, waarover het parlement eveneens wordt geïnformeerd.Ingevolge artikel %## van de grondwet informeert de regering het parlementvooraf aan de hand van het Toetsingskader over een besluit tot deelnemingaan een internationale crisisbeheersingsoperatie of een hulpverleningsoperatiein een gewapend conflict, inclusief de eventueel daaraan verbonden voorwaar-den, tenzij sprake is van een speciale operatie.%$

Er is allereerst sprake van een ‘notificatiebrief’ en een brief waarin een besluitwordt meegedeeld. De notificatiebrief als onderdeel van de procedure werdnadrukkelijk toegevoegd in het herziene Toetsingskader "##%.%. Na het overlegmet het parlement deelt de regering de organisatie, of het internationale samen-werkingsverband dat de operatie aanstuurt, mee welke militaire eenheden onderwelke voorwaarden worden aangeboden. Bovenstaande procedure geldt ook voorvroegtijdige beëindiging of verlenging van een reeds bestaande missie.%<

De zogeheten artikel %##-procedure is in principe alleen van kracht bij vrijwilligemilitaire uitzendingen, wars of choice. Bij zogeheten wars of necessity (Freedman,%88$) gelden andere wetten en regels. Dit kan gaan om de inzet van de krijgsmachtvanuit een bondgenootschappelijke verplichting in het kader van de 24=( danwel de Europese Unie, of het daadwerkelijk de oorlog verklaren van Nederlandaan een andere staat. De besluitvormingsprocedures, en met name de beslissings-

7(31+1/--5131+410/ 9/+0/--12:/2

%.8

Page 180: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

bevoegdheid ten aanzien van dat laatste, zijn vastgelegd in artikel 8$ van de Grond-wet. Dit artikel luidt als volgt:

%. Het Koninkrijk wordt niet in oorlog verklaard dan na voorafgaande toe-stemming van de Staten-Generaal.

". De toestemming is niet vereist wanneer het overleg met de Staten-Generaalten gevolge van een feitelijk bestaande oorlogstoestand niet mogelijk isgebleken.

!. De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde verga-dering.

6. Het bepaalde in het eerste en het derde lid is van overeenkomstige toe-passing voor een verklaring dat een oorlog beëindigd is.

De laatste keer dat Nederland de oorlog verklaarde, was in december %86%. DeNederlandse regering in ballingschap in Londen verklaarde toen enkele dagen nade aanval op Pearl Harbor de oorlog aan Japan. Op dat moment was Nederlandbezet door de Duitsers en kon de Staten-Generaal niet bijeenkomen.

De informatieplicht, die in artikel %## is neergelegd, is, zoals hierboven aange-geven, officieel niet van kracht bij oorlogssituaties, maar ook niet voor individueleuitzendingen van militairen naar internationale staven en hoofdkwartieren, voormilitaire inzet bij natuurrampen en humanitairehulpverlening (waarbij géén sprakeis van gewapend conflict) of voor uitzending van militairen naar civiele missiesalsook uitzending van burgers in het kader van crisisbeheersingsoperaties.%8 Denkhierbij aan de deelname van Nederlandse special forces aan de Operation EnduringFreedom ((/)), die onder een mandaat opereerden dat geleek op ‘oorlogsomstan-digheden’, hetgeen op gespannen voet staat met openbare publieke debatten inhet parlement. Opdracht en veiligheid impliceerden hier een zekere mate vangeheimhouding. De regering heeft de Tweede Kamer echter toegezegd dat zij ookbij dit soort operaties ‘… ernaar streeft ten maximale, waar het kan vooraf, waarhet moet achteraf, de Kamer te informeren. […] Het gaat er vooral om dat deKamer zoveel mogelijk analoog aan artikel %## informatie wordt verschaft’."#

Op het eerste gezicht lijkt het alsof discussies over politiek-militaire besluitvor-ming tot een technisch-inhoudelijk debat beperkt blijven (toetsing aan criteria alshaalbaarheid, mandaat, enz.). Een praktijkvoorbeeld dat hieronder wordt uitge-werkt, bewijst echter dat partijpolitiek wel degelijk een grote rol speelt in debesluitvorming. Het praktijkvoorbeeld betreft het hoge spel dat Boris Dittrichspeelde, waaraan in de inleiding ook al gerefereerd werd.

!.' Hoog spel van Boris Dittrich

Sinds de zomer van "##; werd gesproken over een rol voor de Nederlandsekrijgsmacht in Zuid-Afghanistan, als onderdeel van de International Security

'(()&*+,- .

%<#

Page 181: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Assistance Force, 1*4). De 24=( was al een aantal jaren bezig om in opdracht vande =2 de voorwaarden te scheppen voor wederopbouw in Afghanistan. Daarbijprobeerde de 24=( tegen de draai van de klok in telkens nieuwe provincies in datland onder controle te krijgen met behulp van Provinciale Reconstructie Teams(70+’s). De 24=( formuleerde in dat proces de behoefte, de lidstaten werdenaangesproken om in die behoefte te voorzien. Dat was een proces van geven ennemen tussen de lidstaten en een zoektocht naar landen die bereid waren eenvredesmissie uit te voeren.DeNederlandse regering probeerdedaarbij verschillendebelangen af te wegen. Enerzijds wilde – en wil zij nog steeds – vanuit een opstellingvan bondgenootschappelijke solidariteit, de internationale veiligheidssituatie ofde bekommernis om de bevolking in conflictgebieden, meedoen aan missies in24=(-verband. Anderzijds moest ook het draagvlak in de Nederlandse samenlevingworden meegewogen.

De Tweede Kamer is het orgaan bij uitstek waarin dat draagvlak tot uitdrukkingkomt. Het zijn immers de Kamerleden die op hun stem zouden worden aange-sproken door de kiezer. Zij gaan het land in om hun standpunt te verdedigen.Zij vertegenwoordigen de burger en moeten kunnen zeggen dat zij verantwoordmet dat mandaat zijn omgegaan. Aan het eind van debatten over uitzending vanmilitairen in het kader van artikel %## geven de verschillende fracties in de TweedeKamer dan ook expliciet aan of zij al dan niet instemmen met het besluit totuitzending van militairen. Op die manier wordt duidelijk of er draagvlak is vooruitzending en zo ja, hoe groot dat draagvlak is. Dat zou ook het geval zijn bij eenoperatie in het kader van 1*4) in het zuiden van Afghanistan. De fracties in deTweede Kamer dachten na over hun opstelling in het debat, dat er ongetwijfeldzou komen. Zouden ze voor moeten zijn, of juist tegen? Ging het alleen om dezaak zelf, of was er meer aan de orde? Zouden oppositiepartijen per se tegen zijnen regeringspartijen per se voor? Konden voor partijen die twijfels hadden dezorgen door argumenten of door toezeggingen worden weggenomen? Dat warende overwegingen die bij de verschillende fracties in de Tweede Kamer de rondededen.

De betreffende artikel %##-brief kwam uit op "" december "##;, ondertekenddoor de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie en voor Ontwikkelings-samenwerking. Volgens de brief ging het om deelname door Nederland aan dederde fase van de 1*4)-operatie, uitgevoerd door de 24=(. Doel was om ‘… bij tedragen aan de internationale inspanningen om de Afghaanse autoriteiten zodanigte versterken dat die op termijn in staat zullen zijn de veiligheid en stabiliteit inhet eigen land te garanderen’."% Nederland zou daar in de provincie Uruzgan aanbijdragen door het opzetten van Provinciale Reconstructie Teams (70+’s), waaraan%"## tot %6## Nederlandse militairen zouden deelnemen. De brief was ondertekenddoor Bernard Bot, minister van Buitenlandse Zaken, Henk Kamp, minister vanDefensie, en Agnes van Ardenne, minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

Een week voordat de artikel %##-brief was uitgekomen, op vrijdag %$ december,had &$$ bij monde van haar fractievoorzitter, Boris Dittrich, echter laten weten

7(31+1/--5131+410/ 9/+0/--12:/2

%<%

Page 182: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

tegen een Nederlandse missie in Afghanistan te zijn. Hij gaf aan dat de &$$-fractiehet goed vond om het kabinet al van tevoren duidelijkheid te geven over haaropstelling."" De partij nam een voorschot op de discussie die nog gevoerd moestworden en op een regeringsstandpunt dat nog moest worden uitgegeven. Datleidde tot een ingewikkelde situatie. &$$ nam namelijk met twee ministers en eenstaatssecretaris deel aan de regeringscoalitie. Waren die ook gebonden aan hetstandpunt van de fractie in de Tweede Kamer? Maar de Grondwet veronderstelteenheid van regeringsbeleid. De &$$-ministers Brinkhorst en Pechtold stondenaldus tussen twee vuren: of loyaal zijn aan de Tweede Kamerfractie van &$$, ofde lijn volgen die de ministerraad zou uitstippelen. Minister-president Jan PeterBalkenende moest er een gemeenschappelijk standpunt van maken.

Daarom was de formulering in de aanbiedingsbrief van de regering voorzichtiggekozen. De tekst luidde aldus: ‘Na het overleg met de Kamer zal de regeringbezien of de bijdrage zal worden geëffectueerd dan wel of wijzigingen daarvannodig zijn.’"! Gezien het ‘nee’ van &$$ kon de regering niet met een brief komenwaarin zij aangaf dat zij een besluit had genomen tot uitzending. Artikel %## vraagtnormaal gesproken om een besluit waarover de Staten-Generaal geïnformeerdwordt, maar in dit geval wilde de regering peilen hoe er in het parlement overwerd gedacht en daarna besluiten tot uitzending.

Zoals gebruikelijk beraadde de Tweede Kamer zich na ontvangst van hetregeringsstuk eerst over de wijze waarop zij het wilde gaan behandelen. Dat gebeurtin een zogeheten procedurevergadering van de vaste Kamercommissie. Bij uitzen-dingen van Nederlandse militairen is dat altijd een gecombineerde vergaderingvan de vaste Commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie. OnderBuitenlandse Zaken valt overigens ook Ontwikkelingssamenwerking. Uit deprocedurevergadering van "! december "##; bleek dat de meerderheid van deTweede Kamer ontevreden was en dat de regering eerst een besluit moest nemenen daarover informeren. De Kamer liet dat de regering weten. Gezien de opstellingvan de &$$-fractie moest de regering op eieren lopen. Het risico dat het kabinetzou vallen, was reëel. In reactie schreef de regering op ". december het volgende:‘Met het zenden van deze artikel %##-brief maakt de regering duidelijk dat zij deintentie heeft aan deze operatie deel te nemen.’"6

De Tweede Kamer besloot op %! januari over te gaan tot de inhoudelijkebehandeling van de artikel %##-brief. Dit betekende dat het kabinet tot uitzendingbesloten had. Het debat met de Kamer werd gepland op " februari "##$. Dat gafeen paar weken ruimte voor de fracties om zich nader te laten informeren doormiddel van hoorzittingen en gesprekken met deskundigen. De woordvoerderskonden ook de beschikking krijgen over vertrouwelijke informatie, zoals de rap-portage van de Militaire Inlichtingen, en Veiligheidsdienst en het militair adviesvan de Commandant der Strijdkrachten. Bovendien werd een lijst opgesteld met%8# schriftelijke vragen, die binnen enkele dagen weer door de regering werdenbeantwoord.

'(()&*+,- .

%<"

Page 183: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

De verschillende fracties begonnen met het opstellen van de punten die zij inhet debat naar voren zouden brengen. Het is in de Tweede Kamer gebruik dat erper fractie één woordvoerder is. Die moet ervoor zorgen dat hij of zij namens dehele fractie spreekt. Leden van een fractie die grote bezwaren of twijfels hebben,proberen ervoor te zorgen dat zij in de inbreng van hun woordvoerder zoveelmogelijk van hun opvattingen terugzien. Wat betreft de vredesoperatie in Uruzganwerden de definitieve inbrengen vastgesteld in de fractievergadering. Deze frac-tievergaderingen vinden normaal gesproken iedere dinsdagochtend tussen %#.!#en %6.## uur plaats. Daarna weet de woordvoerder met welke boodschap hij ofzij het debat in zal gaan en wat zijn of haar speelruimte is in het debat.

Op donderdag " februari vond het debat, het Algemeen Overleg, plaats van degecombineerde Kamercommissies van Buitenlandse Zaken en Defensie. Het gingvooral over de vraag of de uitzending naar Uruzgan verantwoord was. Zoals alledebatten had ook dit overleg twee termijnen. In de eerste termijn zetten de fractiesom beurten hun inbreng uiteen. Dan antwoorden de ministers in eerste termijn.Daarna volgt de tweede termijn voor de fracties in de Tweede Kamer en kwamer nog een antwoord in tweede termijn van de kant van de regering. Het debatwerd gevoerd met de ministers Bernard Bot – voor de internationale politiekeaspecten –, Henk Kamp – voor de militaire aspecten – en Agnes van Ardenne,voor Ontwikkelingssamenwerking.

De voorstanders van de uitzending legden in hun inbreng de nadruk op hetbelang van de voorgenomen missie, zoals het verbeteren van de levensomstandig-heden van de Afghaanse bevolking en de strijd tegen het internationale terrorisme.Ook verwoordden zij de risico’s en wezen ze op de mogelijkheden van wederop-bouw. Maar zij meenden dat het, in de woorden van 7=&4-fractievoorzitter WouterBos later die dag, ‘geen kansloze missie’ zou zijn."; De tegenstanders – &$$, *7 enGroenLinks – vonden de risico’s onoverkomelijk. Zij meenden dat er te weinigonderscheid was tussen de door de Amerikanen geleide Operation Enduring Free-dom, (/) en 1*4), waar Nederland aan deel zou nemen. De Amerikanen zoudenvolgens hen in het kader van (/) veel te hard optreden. In de woorden van FarahKarimi van GroenLinks: ‘Naast 1*4) gaat de Amerikaanse terroristenjacht van deOperatie Enduring Freedom gewoon door.’"$ De Afghaanse burgers zouden geenonderscheid zien tussen (/) en 1*4). De Nederlandse tactiek zou op die maniermislukken.

Het is gebruikelijk dat de fracties in zo’n overleg in derde termijn aangeven ofzij al dan niet instemmen met het besluit tot uitzending. Dat recht staat, zoalsgezegd, niet in de Grondwet genoemd, en de regering heeft niet formeel erkenddat de Kamer dat recht heeft. Maar de regering zal in de praktijk geen militaireninzetten als er geen meerderheid van de Tweede Kamer achter staat. In het gevalvan Uruzgan wenste de regering zelfs een ruime meerderheid. Minister-presidentBalkenende destijds: ‘Iedereen weet dat bij de uitzending van missies een zo breedmogelijk draagvlak in het parlement moet bestaan.’".

7(31+1/--5131+410/ 9/+0/--12:/2

%<!

Page 184: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

In de discussie over Uruzgan waren er twee redenen om, bij wijze van uitzon-dering, de derde termijn in de plenaire zaal van de Tweede Kamer te houden enniet binnen de Commissievergadering. In de eerste plaats was dat het belang vande beslissing over de uitzending. In de tweede plaats had het muisje van de artikel%##-brief, waarin de regering had aangegeven haar definitieve beslissing overuitzending te laten afhangen van het debat in de Tweede Kamer, nog een staartje.De minister-president werd uitgenodigd om op dat punt in de Kamer verant-woording af te leggen. Het woord in de derde termijn werd gevoerd door defractievoorzitters.

De behandeling in derde termijn vond plaats op diezelfde avond van " februari.Het was uiterst spannend. Hoe groot zou de meerderheid zijn die de missie zousteunen? Dat de coalitiepartijen ?&4 en ==& achter de missie zouden staan konworden verwacht. Dat gold ook voor de ChristenUnie en *:7. Ook was bekenddat &$$ tegen was. Die partij had een voorschot genomen op de discussie en ophet standpunt dat de 7=&4 zou innemen. Als de 7=&4 zou instemmen met deuitzending zou er inderdaad een breed draagvlak in de Kamer zijn. Maar dan zou&$$ in haar hemd staan. Dat bleek het geval toen de 7=&4 zich voorstander vande missie verklaarde. Aan het eind van het debat werden de stemmen geteld. Vooruitzending hadden zich de fracties van ?&4, 7=&4, ==&, 3)7, ?,, *:7 uitgesproken.Tegen waren: &$$, GroenLinks en *7. Er was een meerderheid van %". van de%;# zetels. In het debat was gebleken dat het hele kabinet achter het voornementot uitzending stond; dus ook de &$$-bewindslieden. Boris Dittrich werd zwaaronder vuur genomen. Hij was als politiek leider niet in staat gebleken de ministersvan zijn partij te overtuigen van het standpunt van zijn fractie. Ook was het hemniet gelukt andere fracties achter zich te krijgen. Dittrich: ‘Ik zal mijn verliesmoeten nemen. Het is mij niet gelukt om onze argumenten zodanig voor hetvoetlicht te brengen dat andere fracties zich daarbij zouden aansluiten.’"<

Op de dag na de besluitvorming in de Kamer trad Boris Dittrich af als fractie-voorzitter in de Tweede Kamer. In de inleiding van dit hoofdstuk werd aluiteengezet dat partijpolitieke overwegingen voor &$$ het belangrijkste motiefvormden om het spel te spelen zoals het gespeeld was. &$$ wilde aantonen datzij als kleine partij grote invloed op het beleid kon uitoefenen, en dat was eventueeleen val van de regering waard geweest. Fractievoorzitter Dittrich gaf dit ook toein zijn antwoord op de vragen van Marijnissen."8 Hij had hoog spel gespeeld enviel diep.

Naast de discussie over de steun aan de 1*4)-missie en de positie van BorisDittrich speelde ook nog de kwestie van de procedure rond artikel %##. Die resul-teerde in een motie Van Aartsen/Bos, waarin de Kamer als haar mening uitsprakdat ‘over de aard en reikwijdte van artikel %## van de grondwet geen onduidelijkheidmag bestaan en dat daarom zowel van de kant van de Kamer, in het kader van dewerkzaamheden van de werkgroep 20), als van de kant van de regering helderheiddient te worden geschapen’. De motie verzocht de regering ‘in voorkomendegevallen de Kamer slechts op basis van een eenduidig besluit een verzoek tot

'(()&*+,- .

%<6

Page 185: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

instemming met de uitzending van militairen op basis van artikel %## van deGrondwet voor te leggen’.!#

!.( Politiek-militaire besluitvorming in de toekomst:een voortgaande discussie

Over de ‘helderheid’ van de aard en reikwijdte van artikel %## van de Grondwetvindt nog steeds discussie plaats. De ‘werkgroep 20)’ heeft onderzoek verrichtaangaande deze besluitvormingsprocedure en de implicaties die de instelling vande 20) met zich meebracht. In juni "##$ verscheen het rapport ‘Inzet met in-stemming’. De werkgroep ging ervan uit dat de Tweede Kamer een in de praktijkgegroeid medebeslissingsrecht heeft gekregen met betrekking tot de uitzendingvan militairen voor vredesoperaties. De regering vindt het moeilijk dat te erkennen.In een brief aan de Tweede Kamer schrijft zij dat het in theorie denkbaar is datde regering militairen uitzendt in het kader van een artikel %##-operatie zonderinstemming van de Staten-Generaal. Maar, zo stelt zij: ‘… de kans hierop moet,behoudens toepassing van het tweede lid van artikel %##, verwaarloosbaar kleinworden geacht, daar de regering bij inzet van de krijgsmacht streeft naar een breeddraagvlak in het parlement.’!%

De werkgroep 20) deed de aanbeveling dit materiële instemmingsrecht ookformeel te laten vastleggen in de Grondwet.!" Voorstanders van een dergelijkegrondwetswijziging, zoals de werkgroep 20) van de Tweede Kamer, stellen datnet als voor oorlogshandelingen, zoals staat in grondwetsartikel 8$, een formeelinstemmingsrecht ‘in de geest van’ artikel 8$ ook van toepassing zou moeten zijnbij de besluitvorming over de inzet van de Nederlandse krijgsmacht ter handhavingvan of bevordering van de internationale rechtsorde. Daarbij benadrukken zij decentrale rol die het parlement in het Nederlandse staatsbestel speelt. Zo schreefde staatsrechtgeleerde Bovend’Eert dat het verlangen van de Tweede Kamer ommede te beslissen alleszins terecht is.

In een democratische rechtsstaat behoort de gekozen volksvertegenwoordigingaanzienlijke zeggenschap te hebben als het gaat om zo’n gewichtig en ingrij-pend besluit als de inzet van strijdkrachten. Door het parlement te lateninstemmen, verkrijgt een dergelijk besluit de democratische legitimatie diedaarvoor nodig is.!!

Meer argumenten vinden de voorstanders van parlementair instemmingsrecht inde politieke besluitvorming voorafgaand aan de uitzending van de Nederlandsetroepen naar Srebrenica. Een dergelijke onzorgvuldige en overhaaste beslissingzou volgens de voorstanders niet zo snel de instemming van het parlement ver-werven.

7(31+1/--5131+410/ 9/+0/--12:/2

%<;

Page 186: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Tegenstanders van het formaliseren van het instemmingsrecht geven aan dat ergeen noodzaak is om de huidige politieke praktijk te formaliseren door middelvan een grondwetswijziging. Zij stellen dat de Staten-Generaal op dit momentstaatsrechtelijk genoeg armslag heeft om de regering op de knieën te dwingen,mocht dat nodig zijn. In een reactie op het rapport van de werkgroep 20) heeftde Adviesraad voor Internationale Vraagstukken (41=) geadviseerd dat er geengebleken noodzaak was om de gegroeide praktijk van materieel instemmingsrechtte formaliseren door middel van een grondwetswijziging.!6 De Tweede en EersteKamer kunnen hun ongenoegen over een besluit van de regering laten blijkendoor een motie van afkeuring of zelfs een motie van wantrouwen. De noodzaakvan zo’n verandering zou dus niet bewezen zijn.

Tegenstanders vinden een grondwettelijk vastgelegd instemmingsrecht van hetparlement ook niet wenselijk. Ten eerste zou het de regering beknotten in haaronderhandelingsruimte op het internationale toneel. Als de regering niet zelf eenbesluit kan nemen over de inzet van de Nederlandse troepen, beperkt dat demogelijkheden om op het internationale niveau afspraken te maken. De regeringzou dan met ‘voorbehouden’ moeten werken. Dit is niet onmogelijk. De tegen-standers van een dergelijke gang van zaken wijzen echter op de inflexibiliteit diedat met zich meebrengt. Daarenboven vraagt de aard van het onderwerp – hetgaat hier in het bijzonder om crisisbeheersingsoperaties – soms om snelle beslis-singen. Door het medebeslissingsrecht van de Kamer te formaliseren, zou deregering haar flexibiliteit om adequaat te kunnen reageren op onvoorziene om-standigheden kwijtraken.

Tot slot zien de tegenstanders van deze formalisering het als onwenselijk dathet parlement als het ware op de stoel van de regering gaat zitten. Dit druist integen de praktijk van dualisme, waarin regering en parlement beide een eigenkoers zouden moeten kunnen varen. ‘Hoe groter en zichtbaarder de parlementairemedezeggenschap in het besluitvormingstraject, hoe inhoudslozer het politiekdualisme en de kracht van parlementaire controle bij eventuele ontsporingen’(Klep, "##8: "."). Het is daarnaast de vraag of een parlement dat heeft meebeslistzich niet gecompromitteerd voelt de kritische controle die noodzakelijk is voorhet goed functioneren van het democratisch bestel uit te oefenen. Klep stelt:

Hoe meer het parlement betrokken wordt bij de besluitvorming over militairemissies, hoe moeilijker het voor diezelfde parlementariërs wordt om er als hetmis gaat nog kritisch over te oordelen. ‘In Nederland moet de regering deKamer inlichten zodra ze wil deelnemen aan een nieuwe missie, op grond vanartikel %## van de Grondwet. Ik vind dat al te ver gaan: de regering is er voorhet buitenland- en defensiebeleid, het parlement is er voor de controle. Datmoet je niet vermengen’.!;

Hoewel bij wetgeving eenzelfde medebeslissingsrecht bestaat en hier tegeningebracht zou kunnen worden dat de uitvoering van een dergelijke wet nog steeds

'(()&*+,- .

%<$

Page 187: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

minutieus gecontroleerd kan worden, blijft het de vraag of de Tweede Kameronbevangen kan blijven in haar oordeel. Overigens heeft in dit licht het huidigematerieel instemmingsrecht ditzelfde nadeel. Wat dat betreft is er geen verschiltussen het formeel en materieel instemmingsrecht.

Al met al is het niet duidelijk in welke richting de besluitvormingsprocedureszich zullen ontwikkelen en in hoeverre deze geformaliseerd zullen worden in eengrondwetswijziging. Vast staat dat de interpretatie van de huidige wetten en regelsaltijd een politieke kwestie is en dat de politieke praktijk vorm krijgt door dedagelijkse wisselwerking tussen het parlement, de regering en de maatschappij.Bij besluiten ten aanzien van de inzet van de Nederlandse krijgsmacht in denvreemde is dat niet minder het geval. Het Toetsingskader en de informatieplichtzoals neergelegd in artikel %## maken dat de gevoerde debatten transparant zijnen dat hierin wordt nagedacht over alle aandachtspunten alvorens de manschappenop pad gestuurd worden.

Het Toetsingskader laat zien dat een zekere convergentie in de besluitvormingde kwaliteit van de besluiten bevordert doordat zowel parlement als militairedeskundigen bij het proces betrokken worden. Bij de parlementariërs is de be-trokkenheid vorm gegeven door de informatieplicht, welke zelfs wordt uitgewerkttot een materieel instemmingsrecht. De militaire deskundigen worden, meer opde achtergrond, betrokken door hun adviseurschap ten aanzien van de politiekeleiding. Het dilemma tussen parlementaire betrokkenheid a priori of controle aposteriori blijft evenwel bestaan. Het lijkt een probleem dat ook in andere landenmoeilijk oplosbaar is; vandaar dat wij ook veel verschillen tussen landen zien(Nolte, "##!; Houben, "##;). Als beleidsvoerders, parlementariërs en militairenzich echter bewust zijn van het dilemmakarakter van de civiel-militaire paradox,dan kan men met deze modus vivendi waarschijnlijk goed uit de voeten. Spanningenen discussies over de procedure zullen er in de toekomst zeker zijn, aangezien dezeincidentgedreven zijn. Zodra er weer iets mis gaat, zal opnieuw gezocht wordennaar wegen om de politiek-militaire besluitvorming te verbeteren. Meer conver-gente besluitvormingsprocedures, misschien door het introduceren van horizontalecontrolemechanismen (zie Moelker, Van der Meulen & Ducheine, "##8), kunnendan uitkomst bieden. Het divergente model is minder wenselijk, want het scheidenvan politieke verantwoordelijkheid en militaire uitvoering is niet meer dan eenfictie en leidt meestal tot een proces waarbij nodeloos zondebokken aangewezenworden onder uitvoerende militairen en waarbij de slachtoffers van oorlogsgeweld(zoals die in Srebrenica) geen genoegdoening wordt gedaan. Daarbij zien we helaasdat juist politici nogal eens de verantwoordelijkheid van zich afschuiven. Dat isalthans een conclusie die Christ Klep ("##8: %..) trekt uit de vergelijking van driebeleidsfiasco’s (Somalië, Rwanda, Srebrenica). Als een van de belangrijkste oor-zaken voert Klep de slecht functionerende convergentie op: ‘In geen van de driecasussen was echter sprake van een goedwerkende convergentie tussen politiek enkrijgsmacht, noch tijdens de gebeurtenissen, noch in de nasleep.’

7(31+1/--5131+410/ 9/+0/--12:/2

%<.

Page 188: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Literatuur

Born, H. & M. Metselaar. ("##!). Politiek-militaire Betrekkingen. In: R. Moelker & J.Soeters (red.). Krijgsmacht en Samenleving. Amsterdam: Boom, .$-%%;.

Bovens, M.A.P. ("###). De Vierde Macht Revisited. Over ambtelijke macht en publiekeverantwoording. Oratie Universiteit Utrecht.

Bovens, M.A.P., P. ’t Hart & M.J.W. van Twist. ("##.). Openbaar Bestuur. Beleid, organi-satie en politiek. Alphen aan den Rijn: Kluwer.

Caforio, G. et al. ("##.). Cultural Differences Between the Military and Parent Society inDemocratic Countries. Amsterdam: Elsevier.

Coletta, D. & P. Feaver. ("##$). Civilian Monitoring of ,.*. Military Operations in theInformation Age. Armed Forces and Society, !!, %, %#$-%"$.

Crince Le Roy, R. (%8$8). De Vierde Macht. Oratie Universiteit Utrecht. Den Haag: Vuga.Eindrapport parlementaire enquête Commissie Srebrenica. ("##!). Missie Zonder Vrede

(hoofdstuk ", "!-8%). ’s-Gravenhage: Sdu Uitgevers.Faber, M.J. ("##"). Srebrenica: de genocide die niet werd voorkomen. Den Haag: Interker-

kelijk Vredesberaad.Faber, M.J. ("##;). Srebrenica, vanuit een andere hoek bekeken. Amsterdam: Vrije Univer-

siteit.Feaver, P. ("##!). Armed Servants. Agency, Oversight, and Civil-Military Relations. Cam-

bridge: Harvard University Press.Feaver, P.D. & R.H. Kohn (eds.). ("##%). Soldiers and Civilians: The Civil-Military Gap

and American National Security. Cambridge, Massachusetts: 51+ Press.Finer, S. (%8$"). Man on the horseback: the role of the military in politics. London: Pall Mall

Press.Freedman, L. (%88$). The Future of Military Strategy. In: Brassey’s Defence Yearbook. Lon-

don: Brassey’s.Houben, M. ("##;). International Crisis Management: The Approach of European States.

New York: Routledge.Huntington, S. (%8$6, %e druk %8;.). The soldier and the state: the theory and politics of civil-

military relations. New York: Vintage.Hüttig, E.R., R. Peek & W. Wester. (%88<). Srebrenica: een pijnlijke politieke vergissing.

In: E. Thijn, van e.a. (red.). De sorry-democratie: recente politieke affaires en de ministeriëleverantwoordelijkheid. Amsterdam: Van Gennep.

Janowitz, M. (%8$#). The Professional Soldier: A Social and Political Portrait. New York:The Free Press of Glencoe.

Klep, C. ("##8). Somalië, Rwanda, Srebrenica: De nasleep van drie ontspoorde vredesmissies.Amsterdam: Boom. Zie ook http://igitur-archive.library.uu.nl/dissertations/"##8-#%"$-"##!66/klep.pdf

Kreemers, H.P.M. ("##8). Hete hangijzers: de aanschaf van Nederlandse gevechtsvliegtuigen.Amsterdam: Balans.

Moelker, R. ("##.). The Civil-Military Gap in the Netherlands. In: G. Caforio (ed.).Cultural Differences Between the Military and Parent Society in Democratic Countries.Amsterdam: Elsevier, "$.-".6.

Moelker, R., J.S. van der Meulen & P.A.L. Ducheine. ("##8). Global surveillance: fromvertical to horizontal external control. In: R. Beeres, F. Fenema & J. Soeters (eds.).Managing Militarily. New York: Routledge, forthcoming.

'(()&*+,- .

%<<

Page 189: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

21(&. ("##"). Srebrenica een ‘veilig’ gebied. Reconstructie, achtergronden gevolgen en analysesvan de val van een Safe Area. Amsterdam: Boom.

Nolte, G. ("##!). European Military Law Systems. Berlin: De Gruyter Verlag.Parker, G. (%8."). The Army of Flanders and the Spanish Road, #&&!-#'&(. Cambridge: Cam-

bridge University Press.Siebelt, P.J.W. ("##6). Mabel: ‘Koninklijk’ bal Masqué. Soesterberg: Aspekt.Shaw, M. ("##;). The New Western Way of War. Risk-Transfer War and its Crisis in Iraq.

Cambridge: Polity Press.Weber, M. (%8<<, %e druk %8%8). Politik als Beruf, In: J. Winckelmann (eds.). Gesammelte

Politische Schriften, ;, Tübingen, ;#;-;$#.

7(31+1/--5131+410/ 9/+0/--12:/2

%<8

Page 190: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef
Page 191: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!." Inleiding

Op ! april "##$, twintig dagen nadat een internationale coalitie van Amerikaanseen Britse troepen Irak was binnengetrokken, viel het Baathregime van SaddamHoessein. In zeer korte tijd werd het Irakese leger op de knieën gedwongen ennamen Amerikaanse militairen Bagdad in bezit. Deze snelle overwinning vormdevoor president George W. Bush aanleiding om op % mei "##$ op vliegkampschip&'' Abraham Lincoln op mediagenieke wijze de major combat operations alsafgerond te verklaren. Bush sprak de natie en wereld toe met op de achtergrondeen spandoek met de tekst Mission Accomplished. Deze tekst bleek echter voorbarigte zijn. Kort na het einde van de gevechtshandelingen werden musea en over-heidsgebouwen geplunderd. Toen de Amerikanen niet ingrepen, bleken de plun-deringen de voorbode te zijn van grootschalige onrust, dodelijk geweld en terreur.Het Amerikaanse leger, dat militair zo succesvol leek te zijn, was niet in staat deonrust en terreur te stoppen en te keren.

De onmacht van het Amerikaanse leger om de openbare orde en veiligheid inIrak te bewaren, stond niet op zichzelf. In %!!( keken )*+,-troepen toe toenBosnische Serviërs, vlak na de effectuering van het Dayton Akkoord, plunderenden brandstichtend door de buitenwijken van Sarajevo trokken en zo de laatsteServische bewoners uit hun huizen verdreven. De Serviërs stonden het hun eigenetnische groepering niet toe om tussen de moslims te blijven wonen.

Het bewaken van de openbare rust en orde in de stabilisatiefase van een bewapendconflict lijkt een zware opgave te zijn voor militaire eenheden. Dit hoofdstuk gaatnader in op deze problematiek. De vraag die hierbij centraal staat, is welk typemilitaire organisatie in staat geacht moet worden als interim-politiemacht op tetreden indien zich in een vredesondersteunende operatie een security gap voordoet.Om deze vraag te kunnen beantwoorden, wordt allereerst het belang van eenspoedig herstel van de openbare orde en veiligheid in vredesondersteunendeoperaties besproken. Daarna wordt het begrip security gap nader verklaard. Ver-volgens worden de militaire en politieorganisatie in vergelijkend perspectief be-schreven en wordt de constabulary force gedefinieerd. Het hoofdstuk wordt afge-

-++*.'/&0 1

De grenzen voorbij

De krijgsmacht als constabulary force

P2/2, N2&/23++4

%!%

Page 192: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

sloten met enkele conclusies over de toekomst van de krijgsmacht als constabularyforce.

!.# Openbare orde en veiligheid, en vredesondersteunende operaties

Sinds het einde van de Eerste Golfoorlog in %!!% heeft het merendeel van demilitaire operaties een vredesbewarend karakter (Moskos, Williams & Segal, "###:$). Deze ‘vredesondersteunende operaties’ zijn vaak het resultaat van een interna-tionale politieke, diplomatieke of militaire interventie in een lokaal conflict enworden over het algemeen gemandateerd door een resolutie van de 56 Veilig-heidsraad. Deze operaties zijn niet exclusief militair, want ze kennen vaak ook eengrote bijdrage van civiele autoriteiten en andere professionals. Desondanks is deinternationale militaire macht veelal als eerste ter plaatse. Deze wordt dan gecon-fronteerd met een onstabiele veiligheidssituatie en een institutioneel machtsva-cuüm. Lokale politici en bestuurders hebben veelal hun gezag en legitimiteitverloren. Niet zelden zijn zij oorzaak of onderdeel van het conflict geweest enkunnen daardoor niet meer worden gezien als de wettige vertegenwoordigers vande lokale bevolking. Hetzelfde kan gelden voor het nationale veiligheidsapparaat,zeker wanneer de strijdkrachten en de politie zich schuldig hebben gemaakt aanschendingen van de mensenrechten of aan oorlogsmisdrijven. Voor de bevolkingen de internationale gemeenschap zijn zij dan niet meer acceptabel als legitiemegezagsdragers.

Een internationale interventie resulteert niet altijd direct in een volledig herstelvan de openbare orde en veiligheid. Nog geruime tijd kan er sprake zijn vanspanningen, geweld en verhoogde criminaliteit. Uit een casestudie van CharlesCall e.a. ("##7) blijkt dat in de eerste twee tot drie jaar na het einde van eengewapend conflict het aantal moorden, ontvoeringen en overvallen sterk toeneemt.Pas na nog eens twee tot drie jaar zet een daling in en neemt de veiligheid toe.Voor de internationale gemeenschap is het herstel van de openbare orde en veilig-heid dan ook een grote, zo niet de grootste prioriteit. Joris Voorhoeve omschrijftdit als het verschaffen van transitional security. Het doel hiervan is ‘to providephysical security to allow the rebuilding of the country’s institutions and theresumption of regular daily life’ (Voorhoeve, "##7: 89).’ Deze transitional securitymoet worden bereikt in wat Seth Jones e.a. ("##8: %!-"#) het ‘gouden uur’ vaneen vredesoperatie noemen: ‘A timeframe of several weeks to several months duringwhich external intervention may enjoy some popular support and internationallegitimacy, and when potential spoilers may have insufficient time to organize.’Gedurende het ‘gouden uur’ is krachtig politieoptreden – zo nodig met groot-schalige militaire back-up – vaak noodzakelijk om een verdere uitbraak van cri-minaliteit en openbare ordeverstoringen te voorkomen.

-++*.'/&0 1

%!"

Page 193: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!.$ Security gap

Idealiter is na een interventie de internationale militaire macht verantwoordelijkvoor het handhaven van de vrede in brede zin en de internationale (civiele) politievoor het handhaven van de interne rechtsorde (Dziedzic, %!!1). Echter, in hetbegin van een vredesoperatie valt er vaak een gat tussen de ontplooiing van demilitaire macht en die van de politie. Dit gat wordt vaak omschreven als een‘security gap’. Het begrip security gap is geïntroduceerd door Michael Dziedzic(%!!1: 1-%9). Volgens Dziedzic is er sprake van een security gap wanneer er in eenpostconflictsituatie geen of onvoldoende veiligheidstroepen aanwezig zijn om deopenbare orde en veiligheid te kunnen herstellen en te handhaven. Hij onder-scheidde daarbij drie categorieën: een deployment gap, enforcement gap en institu-tional gap. Na een gewapend conflict kunnen deze drie gaps zich gelijktijdig ofopeenvolgend voordoen (zie figuur 1.%). Een deployment en enforcement gap zijnbeide van beperkte duur en nemen enkele maanden tot twee jaar in beslag. Eeninstitutional gap heeft echter meer een langetermijnkarakter, omdat de vormingvan nieuwe veiligheidsinstituties over het algemeen zo’n vijf tot tien jaar in beslagneemt (zie bijvoorbeeld Binnendijk & Johnson, "##9: 7; Durch & Berkman,"##(: %##; Jones e.a., "##8: ""; Voorhoeve, "##7: %79). De vorming van nieuweveiligheidsinstituties is immers een weerbarstig proces. Het gaat hierbij niet alleenom het oprichten van nieuwe organisaties, maar ook om het verinnerlijken vannoodzakelijke politiek-culturele veranderingen.

!.".# Deployment gapEen deployment gap ontstaat wanneer er na een gewapend conflict onvoldoendelokale of internationale politie beschikbaar is om de openbare orde en veiligheidte herstellen en te handhaven. De essentie van een deployment gap is dat door deafwezigheid van een (internationale) politiecapaciteit de internationale militairemacht wordt ingezet om de openbare orde en veiligheid te handhaven en daarmeede facto de rol van politiemacht gaat vervullen. Een deployment gap heeft kwali-tatieve en kwantitatieve oorzaken (Dziedzic, %!!1).

Kwantitatieve oorzakenIn tegenstelling tot de strijdkrachten is een politieorganisatie niet ingericht op hetsnel kunnen mobiliseren van eenheden voor internationale vredesondersteunendeoperaties. De capaciteit van de politie is afgestemd op de nationale veiligheidsbe-hoefte en niet op het verrichten van additionele internationale vredestaken. Daarkomt bij dat in veel westerse landen de sterkte van politiekorpsen ontoereikendis om een passend antwoord te geven op de stijgende criminaliteitscijfers en hogereeisen van het publiek. Regeringen zijn daarom terughoudend in het ter beschikkingstellen van hun hoogwaardige en schaarse politiecapaciteit voor internationalevredesoperaties (Broer & Emery, %!!1: $7!; Smith, Holt & Durch, "##(: "9).Westerse donorlanden zijn ook vaak niet bereid om hun politiepersoneel uit te

.2 :,26;26 5++,3)<

%!$

Page 194: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

zenden naar risicovolle operatiegebieden. De civiele politie is doorgaans nietopgeleid en getraind om te acteren in situaties en gebieden met een hoge gevaar-zetting. Deze beperking geldt niet alleen voor internationale vredesoperaties. Ookwanneer in hun eigen land het gevaar toeneemt, wordt hun taak vaak overgenomendoor gespecialiseerd politiepersoneel of gespecialiseerde politie-eenheden, en inbepaalde uitzonderlijke gevallen zelfs door eenheden van de krijgsmacht (Neute-boom & Ducheine, "##7). Het gevolg is dat westerse regeringen alleen bereidzijn hun politiemensen uit te zenden wanneer een internationale militaire machteen acceptabel veiligheidsniveau heeft weten te realiseren (Mobekk, "##9: 1$).

De ontplooiing van een internationale politiemacht verloopt daardoor traag. Inde 56-vredesmissie in Cambodja (&6/=>) arriveerde de civiele politie pas tienmaanden na de start van de operatie. In andere operaties, zoals die in Bosnië enHerzegovina, Oost-Timor en Kosovo, verliep de bemensing van de internationalepolitiemacht niet veel beter. De door donorlanden toegezegde sterkte bleef er verachter bij het daadwerkelijke aantal in het operatiegebied ingezette politiemensen(Cline, "##$: %7$). Het probleem van de directe beschikbaarheid van opgeleid engetraind civiel politiepersoneel zou voor een groot deel kunnen worden opgelostdoor de oprichting van een 56 Civilian Police (CIVPOL) Stand-by Force. Om enig

Figuur !.": Security Gap (Dziedzic, "%%!: "&)

Resources

TimeEnforcement Gap

Institutional Gap

Deployment Gap

Disorder Order Law and Order Law and Order with Justice

InternationalMilitary

Other LawEnforcement

AssistanceCIVPOL

-++*.'/&0 1

%!9

Page 195: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

effect te hebben zou volgens Joshua Smith, Victoria Holt en William Durch("##(: 9") een dergelijke eenheid moeten bestaan uit zo’n 1## ervaren en getraindepolitiemensen. Het oprichten van een stand-by force is binnen de 56 al vele jarenonderwerp van discussie. In het Brahimirapport uit "### werd daarvoor nognadrukkelijk een lans gebroken:

Member States are encouraged to each establish a national pool of civilianpolice officers that would be ready for deployment to United Nations peaceoperations on short notice, within the context of the United Nations StandbyArrangements System (United Nations, "###, par. %"().

Hoewel het Brahimirapport internationaal brede steun en erkenning verwierf, isde 56 er desondanks nog niet in geslaagd een dergelijke capaciteit van de grondte krijgen. De Europese Unie daarentegen heeft sinds "##$, als uitwerking van deEuropese Raad van Feira in "###, een pool van %9## politiemensen die binnendertig dagen kunnen worden ontplooid voor internationale operaties op het gebiedvan conflictpreventie en crisismanagement (www.europarl.europa.eu/summits/fei%_en.htm; www.eurogendfor.eu).

Kwalitatieve oorzakenDe tweede oorzaak van een deployment gap ligt in het verschil tussen de gevraagdeen de beschikbare of geleverde kwaliteiten. Maar al te vaak wordt door donorlandenpolitiepersoneel aangeboden dat niet of nauwelijks voldoet aan het meest basalekennis- en ervaringsniveau. Ook ontbreken vaak de noodzakelijke talenkennis eninterculturele vaardigheden. Op grond van (westerse) criteria voor professionelebasisvaardigheden zou dit personeel eigenlijk moeten worden geweigerd, maar uitdiplomatiek oogpunt is dit veelal moeilijk (Voorhoeve, "##7: %7%). Hierdoor ont-staan er vaak grote kwaliteitsverschillen binnen een internationale politiemacht.Deze verschillen kunnen uiteindelijk de gezamenlijke operationele slagkrachtnegatief beïnvloeden en daarmee de legitimiteit, het gezag en de effectiviteit vande gehele >)5?+@-missie ondermijnen.

!.".$ Enforcement gapGaat het bij een deployment gap om de beschikbaarheid van voldoende gekwali-ficeerde internationale politiemensen, bij een enforcement gap draait het om dedaadwerkelijke uitvoering van de politiefunctie. In een enforcement gap is weliswaarde internationale politiemacht ontplooid, maar is er nog steeds militaire onder-steuning nodig om de openbare orde en veiligheid te kunnen garanderen (Dziedzic,%!1!: %%). Militaire back-up kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn indien de politievoor een bepaalde probleemsituatie niet over het juiste personeel of materiaalbeschikt, bijvoorbeeld wanneer het geweldsniveau buiten het bereik van de civielepolitie ligt. Volgens Collete Rausch ("##(: %$9) is er in een enforcement gap geenduidelijke grens te trekken tussen politie en militair optreden: ‘Even after some

.2 :,26;26 5++,3)<

%!8

Page 196: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

functions have been transferred from international military forces to the civilianpolice, the police may find themselves obliged to call on the international militaryto again render assistance in extreme situations.’

Bepalend voor de omvang van een enforcement gap is het mandaat dat deinternationale gemeenschap, in casu de 56 Veiligheidsraad, aan de internationalepolitiemacht geeft. Hierbij zijn twee varianten te onderscheiden. Deze kunnenvervolgens elk op een continuüm worden geplaatst. Aan de ene kant staat hetklassieke >)5?+@-mandaat. Dit model werkt volgens het '4=,/-concept% (Hansen,"##"b: "$; Perito, "##9: 17-11). De internationale politie is in dit model onbe-wapend en heeft slechts een toezichthoudende en voorwaardenscheppende rol; zijvoert zelf geen politietaken uit. Wel is zij verantwoordelijk voor het oprichtenvan een nieuw politiekorps en voor de werving, selectie en training van hetpersoneel. Totdat de nieuwe politie volledig op sterkte is, blijft de oude lokalepolitie volledig bevoegd. Hierin ligt dan ook meteen de zwakte van dit model.De internationale gemeenschap wordt voor het realiseren van de transitional securityafhankelijk van een gemankeerd politiekorps. Daar komt bij dat de macht eninvloed van de internationale civiele politie beperkt is. Zij heeft slechts het ‘wapenvan het rapport’ en kan bij geconstateerde misstanden niet zelf uitvoerendepolitietaken uitoefenen. Voorbeelden van klassieke >)5?+@-missies waren de 56-operaties in Namibië, Cambodja, El Salvador, Haïti en Bosnië en Herzegovina.

Aan de andere kant van het continuüm staat het executieve model. Dit modelwerd geïntroduceerd in %!!! en kreeg de primeur in de 56-missies in Kosovo enOost-Timor (Hansen, "##"b: "8). In het executieve model wordt de lokale politievolledig aan de kant geschoven en worden alle politietaken uitgevoerd door eeninternationale civiele politiemacht. Dit model legt echter wel een zware druk opde internationale politieorganisatie.

In de eerste plaats stelt zij zich als externe macht volledig verantwoordelijk voorde uitvoering van het geweldsmonopolie binnen een staat (Hansen, "##"b: !).Dit houdt ook in dat de internationale politiemacht in beginsel het gehele politiëlegeweldsspectrum moet kunnen bestrijken, dat wil zeggen van community policingtot aan grootschalig optreden bij gewelddadige verstoringen van de openbare ordeen veiligheid en het bestrijden van de georganiseerde misdaad. Een executiefpolitiekorps moet dan ook kunnen beschikken over middelen voor de toepassingvan zwaar politiegeweld. Dit model stelt daarom hoge eisen aan de kwaliteit vanhet uit te zenden personeel.

In de tweede plaats zijn internationale executieve politieoperaties zijn vaakgrootschalig en daardoor kosten- en personeelsintensief. Volgens een rapport vande ,=6. Corporation uit "##8 moet bij een executieve politiemissie worden uit-gegaan van een sterkte van %8# politiemensen per %##.### inwoners (Jones e.a.,"##8: %!). Een executieve politieoperatie is dan ook alleen mogelijk in relatiefkleine landen zoals Kosovo en Oost-Timor. Voor grotere landen is dit voor deinternationale gemeenschap nu niet op te brengen. Dit blijkt wel wanneer hetaantal internationale politiemensen dat actief was in Kosovo, wordt geëxtrapoleerd

-++*.'/&0 1

%!(

Page 197: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

naar Irak. De totale behoefte aan executief >)5?+@-personeel komt dan uit op eensterkte van (#.### man (Dobbins e.a., "##7: "(). In dit soort gevallen is er –buiten de inzet van de internationale militaire macht – geen andere oplossing danhet bestaande politieapparaat operationeel te houden. Deze optie plaatst deinternationale gemeenschap voor een dilemma. Het gaat dan volgens Voorhoeve("##7: !$) niet om een keuze tussen ‘het kwade oude en het goede nieuwe, maartussen diverse mogelijkheden van wat haalbaar is en beantwoordt aan de minimalebehoeften van de bevolking’.

!."." Institutional gapEen institutional gap heeft betrekking op het falen van de rechtstaat en deafwezigheid of het disfunctioneren van de oude veiligheidsinstituties (Dziedzic,%!!1: %9). Het bestrijkt de gehele tijdsperiode van het uitbreken van het conflicttot het moment dat er sprake is van een goed functionerende rechtstaat meteffectieve, transparante en betrouwbare veiligheidsinstituties. De oplossing vaneen institutional gap ligt besloten in het opbouwen of reorganiseren van de geheleveiligheidssector en zijn instituties. Dit proces maakt deel uit van een brederpeace-building programma dat doorgaans wordt aangeduid als Security SectorReform ('',). '', wordt opgevat als een holistisch proces (Jones e.a., "##8: ""7;Mobekk, "##9: 17; Dziedzic, %!!1: 8%#-8%%). Dit houdt in dat alle veiligheidsin-stituties integraal deel uitmaken van het hervormingsproces. Dit is vooral vanbelang voor de keten politie-justitie-rechtbanken-gevangeniswezen. Immers, eengoed functionerend politieapparaat is pas daadwerkelijk effectief indien verdachtenkunnen worden voorgeleid, veroordeeld en gestraft.

In de literatuur bestaan twee opvattingen van '',. De eerste geeft een smalledefinitie van de veiligheidssector. De veiligheidssector bestaat dan uit het veilig-heids- en justitieapparaat en de civiele overheidslichamen die verantwoordelijkzijn voor de besturing van en toezicht op dat apparaat." De tweede, meer brede,opvatting, rekent ook niet-overheidsorganisaties tot de veiligheidssector (Bryden& Hänggi, "##8: "8).$

Omdat een institutional gap doorgaans samenvalt met een deployment gap, is detrage ontplooiing van internationaal politiepersoneel van invloed op de snelheiden voortvarendheid waarmee de internationale gemeenschap invulling kan gevenaan een '',-programma. De uitvoering van dit programma kan nog verder hinderondervinden, omdat deze zeer specifieke kennis en ervaring op het gebied van depolitieorganisatie vereist. Hierbij kan worden gedacht aan specialismen op hetterrein van beleid en bestuur, management en organisatie, werving en selectie, enopleiding en training.

!.".% Gevolgen van een security gapIn een security gap nemen militairen in bepaalde gevallen de uitvoering van basalepolitietaken op zich. Hierbij kan worden gedacht aan het handhaven van deopenbare orde, het uitvoeren van sociale patrouilles, het aanhouden van criminelen,

.2 :,26;26 5++,3)<

%!7

Page 198: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

plunderaars en van oorlogsmisdrijven verdachte personen, het verzamelen vancriminele inlichtingen, het beschermen van individuele burgers, etnische bevol-kingsgroepen en vluchtelingen, het bemiddelen en herstellen van het vertrouwentussen burgers en etnische groepen, het verlenen van steun bij de opbouw van hetopenbaar bestuur en van democratische instituties en het ondersteunen vanverkiezingen (zie bijvoorbeeld Bayley, "##%: 8$; Easton, "##%: $(-$7; Haltiner,"##$b: %8!; Lutterbeck, "##9: 98-9(). In de kern draait het hierbij om het snelwinnen van de hearts and minds van de lokale bevolking. Een goed voorbeeldhiervan is het optreden van de eerste 0*+,-troepen in Kosovo in %!!!, die inafwachting van de komst van de &64)0-politiemacht optraden als interim – maarde facto – politiemacht (Brocades Zaalberg, "##(). 0*+, was daardoor in staatetnisch geweld, moord, ontvoeringen, plundering en brandstichting te bestrijdenen verder te voorkomen (Rausch, "##(: %"1).

Een security gap lijkt onlosmakelijk verbonden te zijn met vredesondersteunendeoperaties. Deze realiteit brengt met zich mee dat militairen zich hierop moetenvoorbereiden. De vraag of het hier nu gaat om specifieke militaire taken, is daarbijminder relevant. Een voorwaarde is wel dat militairen hiervoor worden geman-dateerd, zoals dit in Kosovo gebeurde. Een groeiend aantal deskundigen enwetenschappers onderstreept deze opvatting. Zij zien de militaire betrokkenheidbij het herstel en de handhaving van de openbare orde en veiligheid in de initiëlefase van een vredesoperatie als onvermijdelijk. Zij zien geen grote bezwaren tegeneen bredere militaire betrokkenheid in internationale politieoperaties, mits mili-tairen bereid zijn zich hierop voor te bereiden en hiervoor uit te rusten. Zo is ervolgens Carl Bildt ("##8) in de eerste tijd na een gewapend conflict ‘geen alternatief(…) dan militaire middelen in te zetten om een veilige omgeving te creëren’.Volgens Bildt is het een illusie te veronderstellen dat er ooit voldoende interna-tionale politie beschikbaar zal zijn voor directe inzet na het einde van een conflict(zie ook Bellamy, "##%: !; Grange, "##%: $#-$9; Hansen, "##"a: 7#; Kaspersen,Eide & Hansen, "##9: %7-%1; Nash, "##%: %(-"#; Jakobsen, "###: 91). David Bayley("##%: 8$) ondersteunt deze visie. Hij is daarom van mening dat militairen nietsanders rest dan de rol van een interim-politiemacht op zich te nemen totdat deinternationale gemeenschap een civiele politiemacht heeft ontplooid of er eencompetent lokaal politiekorps is geformeerd. Hij is wel van mening dat dit ininternationaal verband moet leiden tot een internationaal gevalideerde doctrineover de wijze waarop militairen deze politietaken moeten uitvoeren (Bayley, "##%:8$; zie ook Jones e.a., "##8: ""8).

Toch bestaat er een international dispuut over de vraag of militairen belastmogen worden met politietaken in de directe nasleep van een gewapend conflict.Want naast een (toenemend) aantal voorstanders hiervan is er ook een groot aantalferme tegenstanders (zie bijvoorbeeld Bronson, "##": %""-%$"; Clark, "##%: 9(";Hills, "##%: "(-9%; Smith, "##8: !). Zij zijn van mening dat politieachtige operatieswezensvreemd zijn aan de militaire organisatie en niet passen bij de structuur,cultuur, training en vaardigheden van de krijgsmacht en haar leden. Wat betreft

-++*.'/&0 1

%!1

Page 199: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

kennis, opleiding en training signaleren zij een significant verschil tussen decompetenties die nodig zijn voor de uitvoering van robuuste gevechtsoperaties inhet hogere militaire geweldssegment en de competenties die meer passen bijpolitieachtige operaties in het lagere deel van het geweldsspectrum. In dat lageredeel komt het meer aan op diplomatieke, psychologische, sociale en linguïstischecompetenties om in een veelal cultureel onbekende omgeving ambigue situatieste kunnen interpreteren en op te lossen (Haltiner, "##$a: %1"-%1$). Chuck Call enMichael Barnett (%!!!: 9!) beargumenteren dat militairen en politiemensen voorverschillende typen taken zijn opgeleid: ‘We vragen over het algemeen ook depolitie niet om het werk van een soldaat uit te voeren, we zouden daarom ooksoldaten niet moeten vragen politiewerk te doen.’ David Last ("###: 19) voegthieraan toe dat militaire eenheden slechts effectief zijn tegen een militaire tegen-stander. Zij zijn volgens hem veel minder effectief tegen openbare ordeverstoringenen rellen. Een ander veelgehoord argument – voornamelijk uit Amerikaanse hoek– is dat door de uitvoering van vredesondersteunende taken de gevechtsvaardig-heden van militairen nadelig zullen worden beïnvloed (zie onder andere Hillen,"##%: %(-"#; Morgan, "##8: %8!; Zisk Marten, "##9: %#9), hoewel empirisch onder-zoek van Charles Moskos (%!78: $11-9#%) en David Segal et al (%!19: 917-8#7) dezeaanname niet ondersteunt. In het verlengde daarvan ligt de angst van veel militairendat betrokkenheid in politieachtige operaties zal leiden tot mission creep, waarbijeen operatie mogelijk zal verzanden in een onuitvoerbare reeks van civiele taken.Soms is deze angst ongegrond. Thijs Brocades Zaalberg ("##() wijst er in ditkader op dat commandanten die juist de grenzen van hun mandaat opzochten eninspeelden op de behoeften van de lokale bevolking, erg succesvol waren in hetherstellen en handhaven van de openbare orde en veiligheid. Niettemin is het vanbelang voor ogen te houden dat de handhaving van de openbare orde en veiligheidprimair een politietaak is. De inzet van militairen als de facto politiekorps isimmers altijd een second best oplossing. De rol van militairen in dit soort activiteitenmoet dus beperkt blijven en zo snel mogelijk worden overgedragen aan de(internationale) politie. Hoe eerder de openbare orde en veiligheid duurzaam zijnhersteld, des te eerder de militaire aanwezigheid kan worden afgebouwd. De angstom te verzanden in kwesties rond openbare orde en veiligheid leidt dus eerder toteen selffulfilling prophecy, omdat een traag herstel van de openbare orde en veiligheideen snelle aftocht van een internationale militaire macht vaak in de weg staat.Volgens Annika Hansen ("##"a: 7#) is een nauwe betrokkenheid van militairenbij politieachtige activiteiten dan ook de meest effectieve exitstrategie.

!.& Politie en krijgsmacht in vergelijkend perspectief

Het vergelijken van de militaire organisatie en de politieorganisatie lijkt opportuun.Immers, in een security gap voeren militairen taken uit die normaliter door depolitie worden gedaan. De vraag is dan wat de politie typeert en wat haar optreden

.2 :,26;26 5++,3)<

%!!

Page 200: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

succesvol maakt. Een andere vraag is welke van deze kwaliteiten militairen nodighebben om hun effectiviteit in een security gap te kunnen versterken. Om dezevragen te kunnen beantwoorden, worden eerst de overeenkomsten tussen beideorganisaties beschreven, vervolgens de ideaaltypische verschillen tussen beide endaarna de tendens dat zij steeds meer op elkaar gaan lijken.

!.%.# OvereenkomstenOp het eerste gezicht lijkt het verschil tussen de politie en de krijgsmacht grootte zijn. Toch bestaat er een aantal algemene overeenkomsten tussen de twee.

In de eerste plaats vormen de politie en de krijgsmacht samen de zwaardmachtvan de staat. Zij hebben het monopolie op de toepassing van overheidsgeweld.Als zwaardmacht dragen ze beide bij aan de continuïteit van de staat en hetstaatsbestel. Het beschikbare geweldspotentieel maakt het wel noodzakelijk datbeide instituties loyaal zijn aan het democratische staatsgezag en worden ingebedin een civiele gezagstructuur.

In de tweede plaats richten beide organisaties zich op één centrale – tevens dewezenlijkste – overheidstaak: het garanderen van veiligheid. Dat neemt niet wegdat de geografische focus van de beide domeinen afwijkt en er verschillen zijn ingeschiedenis, opbouw, verantwoordelijkheden en cultuur.

In de derde plaats zijn politie en krijgsmacht crisisbeheersingsorganisaties. Zezijn ingericht om onder crisisomstandigheden efficiënt en effectief te kunnenopereren. Principes zoals eenheid van leiding en gezag, discipline, gebruik vanstandaardroutines en verticale en horizontale differentiatie (verdeling van takenin specialismen), het opdelen van de organisatie in leidinggevende en uitvoerendeniveaus komen dan ook voor in beide organisatietypen (Neuteboom & Ducheine,"##7: %%"9).

Er zijn echter ook duidelijke verschillen tussen politie en krijgsmacht. Dezeworden in de volgende twee paragrafen nader geduid.

!.%.$ Typering militaire organisatieDé universele krijgsmacht bestaat niet. Een algemeen geldende beschrijving vande militaire organisatie is daarom moeilijk te geven. Het karakter van een krijgs-macht is in de eerste plaats afhankelijk van haar culturele en historische context.De nationale identiteit werkt ook door in de cultuur van de krijgsmacht (Soeters,"###). Zo is de machtsafstand tussen de hiërarchische lagen en de regelgerichtheidin de Scandinavische krijgsmachten kleiner dan in bijvoorbeeld die van Spanjeen Italië. Een krijgsmacht wordt tevens beïnvloed door nationale politieke ambities.Grootmachten en supermachten voeren een beleid dat meer is gericht opmachtspo-litiek. Zij gebruiken hun militaire vermogen om actoren in de internationale arenahun politieke wil op te leggen. Middelgrote landen voeren doorgaans meer eenidealistische politiek waarin rechtsorde en humaniteit centraal staan. Hun krijgs-machten zijn kleiner van omvang en meer ingericht op het uitvoeren van vre-

-++*.'/&0 1

"##

Page 201: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

desoperaties (De Wijk, "##9: %9!-%8#). Vredesondersteunende operaties vormendus de hoofdtaak – of zelfs de raison d’être – van veel westerse krijgsmachten.

Toch hebben militaire organisaties een aantal gemeenschappelijke kenmerken.Volgens Wim van Eekelen en Erwin Muller ("##9: %%) vormt de krijgsmacht deultieme zwaardmacht van de staat. Zij stelt de overheid in staat om haar machtte behouden en het land te beschermen tegen bedreigingen van buitenaf. Oor-logvoering kan daarvan de uiterste consequentie zijn. Na de val van de BerlijnseMuur is de rol van de westerse krijgsmacht van het verdedigen van het eigen ofbondgenootschappelijke grondgebied opgeschoven naar het oplossen van geweld-dadige conflicten elders in de wereld. Nu is zij in hoofdzaak een politiek instrumentvoor het bewaren van de internationale rechtsorde.

Hoewel het doel is veranderd, zijn de essentie en het effect van het militaire in-strument in grote lijnen gelijk gebleven. De krijgsmacht is getraind in en uitgerustvoor de toepassing van geïnstitutionaliseerd en – zo nodig – massaal geweld (Hal-tiner, "##$: %1%-%1"; Lang, %!(8: 1$1). Het zwaarst mogelijke optreden is de uit-schakeling of vernietiging van de vijand.9 Het ultieme effect van militair geweldis dat ‘it kills people and destroys things’ (Smith, "##8: ().

Militaire operaties vinden doorgaans plaats op een relatief grote afstand van detegenstander. Het contact met de vijand is zelden direct en persoonlijk (De Rover,%!!!: (7). De krijgsmacht opereert normaal gesproken ook op afstand van deeigen bevolking. Directe interactie tussen burgers en militairen is mede daardoorgeen alledaags fenomeen (Welten, "###: %(). Het idee van klantgericht denkenen handelen is hierdoor in de krijgsmacht niet of nauwelijks ontwikkeld (Soeters,"###). De krijgsmacht is top-down georganiseerd, heeft eenhoofdig leiderschapen een hiërarchische command & control-structuur. Het gezag is dus gecentraliseerden biedt slechts beperkte ruimte voor discretionaire bevoegdheden aan de basis(Haltiner, "##$b: %1%). Militaire organisaties zijn ook vaak ‘totale instituties.’ Datwil zeggen dat zij een dwingende cultuur hebben. De individuele militair is daarinonderworpen aan de militaire discipline en tucht. In de krijgsmacht staan unifor-miteit, teamgeest, groepsbinding en loyaliteit centraal. Deze waarden zijn voormilitairen essentieel om in gevechtssituaties adequaat te kunnen opereren en teoverleven (Soeters, "###; Vroom & Soeters, "##9). In de vorming wordt op dezecollectiviteit als cultuurwaarde echter een groot accent gelegd. In de opleiding entraining wordt geoefend op grootschalig optreden in grotere organisatorischeverbanden. Het oefenen van standaardsituaties en drills voor diverse gevechtsvor-men maakt deel uit van het vaste curriculum van de militair.

!.%." Typering politieorganisatieNet als bij de militaire organisatie wordt het karakter van de politieorganisatiebepaald door haar nationale transactionele omgeving (Punch, Tieleman & Vanden Berg, %!!!: "(!-"7"; Soeters, "###). Het nationale politieke systeem bepaaltin belangrijke mate hoe de politie is georganiseerd. Frankrijk kent een sterkecentralistische bestuurscultuur. Deze werkt ook door in de wijze waarop de

.2 :,26;26 5++,3)<

"#%

Page 202: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

politiefunctie wordt uitgeoefend. Nederland is echter een gedecentraliseerde een-heidsstaat. Dit uit zich in de structuur en aansturing van de Nederlandse politie-organisatie. Deze heeft een regionale en lokale inbedding en aansturing. Enwanneer de Nederlandse politie wordt vergeleken met die uit de Verenigde Staten,valt op dat het Amerikaanse politieoptreden paramilitaire tendensen vertoontterwijl de Nederlandse politie zeer terughoudend is in het gebruik van geweld engeweldsmiddelen (Punch, Tieleman & Van den Berg, %!!!: "7") Toch hebbende politieorganisaties van de meeste westerse landen een aantal kenmerken gemeen.Net als de krijgsmacht maakt de politie deel uit van de zwaardmacht van de staat.Hoewel de politie en de krijgsmacht samen het wettelijk monopolie op gewelds-gebruik beheren, zet de politie deze bevoegdheid slechts in voor de handhavingvan de nationale rechtsorde ('45?, "##": %8). In dat kader houdt zij zich bezigmet criminaliteitsbestrijding, handhaving van de openbare orde en hulpverlening.De politie opereert individueel of in kleine groepen. Met uitzondering van mobieleeenheden en arrestatieteams treedt zij normaal gesproken niet op in grotereorganisatorische verbanden. In tegenstelling tot de krijgsmacht is zij mindergeschikt voor een langdurig en (logistiek) zelfstandig optreden op een relatief hooggeweldsniveau.

De politie staat in rechtstreeks contact met de burger; opleiding, training enuitrusting zijn daarop afgestemd (Welten, "###: !). Ook is zij diep geworteld inde sociale structuur van de samenleving. Open en directe communicatie met diesamenleving is een voorwaarde voor een effectief functioneren (Haltiner, "##$a:%1%-%1"). Een actieve betrokkenheid en participatie van het publiek zijn essentieel(Bayley & Shearing, %!!(: 811). De politie zoekt dan ook in beginsel naar geweldlozeoplossingen voor strafrechtelijke of openbare ordeproblemen. Het gebruik vangeweld is in essentie gericht op minimalisatie en de-escalatie. Indien er moetworden opgeschaald naar een hoger geweldsniveau, gebeurt dit altijd met hetoogmerk dit zo snel mogelijk af te bouwen naar een lager en uiteindelijk normaalniveau. Vuurwapengebruik is voor de politie dan ook een ultimum remedium enis alleen gerechtvaardigd wanneer dit onvermijdelijk en strikt noodzakelijk is (DeRover, %!!!: (7). Los van internationale verschillen kent de politie een gedecen-traliseerde structuur en gedecentraliseerd organisatieconcept.

Politieorganisaties zijn bottom-up georganiseerd. Ze moeten in zeer korte tijdadequaat kunnen reageren op crisissituaties die in feite onvoorspelbaar zijn. Demedewerkers aan de basis dragen de verantwoordelijkheid om relevante ontwik-kelingen waar te nemen, te interpreteren en daarin zo nodig te interveniëren.Politiewerk wordt daardoor meer gestuurd door de actuele veiligheidssituatie opstraat dan door strategische en beleidsmatige keuzen in de top van de organisatie.Hierdoor is de kwaliteit van het politiewerk sterk afhankelijk van de expertise vande individuele politiefunctionaris (Geser, %!!(: 98-9(; Haltiner, "##$a: %((). Dedilemma’s waarmee de agenten op straat worden geconfronteerd, vragen soms omzeer praktische keuzen die niet altijd passen binnen de formele richtlijnen. Hiervoorheeft het uitvoerende niveau een grote discretionaire ruimte (Bittner, %!(7).

-++*.'/&0 1

"#"

Page 203: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Volgens Michael Lipsky (%!1#) is de politieorganisatie daarmee bij uitstek eenstreet-level bureaucracy. In ieder geval is de beslissingsruimte van de politieambte-naar op uitvoerend niveau veelal groter dan die van een militair op een gelijkwaardigniveau.

!.%.% ConvergentieDe laatste jaren lijken de politie en de krijgsmacht naar elkaar toe te groeien (Gun-ther Moor & Van der Vijver, "##7; Neuteboom & Ducheine, "##7. Een belang-rijke reden hiervan is dat het verschil tussen de interne en externe veiligheid vande staat diffuus is geworden. De krijgsmacht heeft daardoor minder te maken meteen externe vijand en is meer een instrument voor internationale terreurbestrijding,crisisbeheersing en humanitaire hulpverlening geworden. Voor de politie geldtdat de problemen die zij bestrijdt steeds internationaler, grootschaliger en geweld-dadiger worden. Deze verschuiving van het geweldsniveau vindt ook nationaalplaats. In Nederland is er de laatste jaren sprake van een toename van maatschap-pelijk geweld, verharding van de criminaliteit en een (mogelijke) dreiging vanterreuraanslagen. De politie komt daardoor in een steeds hoger geweldssegmentte opereren. In de Verenigde Staten heeft deze tendens al geleid tot een militari-sering van de basispolitiezorg.8 Deze militarisering blijkt vooral uit de training,uitrusting, bewapening en wijze van optreden van de Special Weapons and Tactics('A=/)-teams van de politie en een groeiende betrokkenheid van militairen bij deaanpak van illegale immigratie en drugscriminaliteit (Kraska, "##%).

Een andere oorzaak vormen de aanslagen van %% september "##%. Weliswaarheeft de Nederlandse krijgsmacht de wettelijke taak om in bijzondere gevallen depolitie te ondersteunen of zelfs haar rol over te nemen (Gunther Moor & Vander Vijver, "##7), maar nu is de rol van de krijgsmacht op dit vlak verder versterkt.Zo maken militairen deel uit van een gemengde antiterreureenheid van het KorpsLandelijke Politiediensten (0@?.) en zijn er tussen het Ministerie van BinnenlandseZaken, Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Defensie afspraken gemaakt overstructurele samenwerking tussen politie en krijgsmacht bij de bestrijding van crisesen rampen. Ook qua structuur worden de verschillen minder groot. De aanpakvan criminaliteitsvraagstukken leidt binnen de Nederlandse politie ook steedsvaker tot centralisering en schaalvergroting. De invoering van het model van infor-matiegestuurde politiezorg, eind jaren negentig, heeft geresulteerd in de centrali-sering van de informatievoorziening. De bestrijding van de zware, georganiseerdemisdaad wordt aangepakt op bovenregionaal of nationaal niveau. En op de achter-grond van dit alles woedt de discussie over de invoering van één nationale politie-organisatie.

.2 :,26;26 5++,3)<

"#$

Page 204: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!.' Constabulary force

Gelet op de verschillen en overeenkomsten tussen de politie en de krijgsmachtrest de vraag welk type organisatie het beste in staat is om een security gap invredesondersteunende operaties te dichten. In de literatuur wordt vaak de oplossinggezocht in de zogenaamde ‘constabulary force’.( Deze wordt dan gezien als eenmilitaire organisatie die in staat is politietaken uit te voeren. De constabulary forcekent echter geen eenduidige definitie. Daarom is eerst een nadere duiding endefiniëring van dit begrip nodig. Globaal zijn er drie interpretaties van het begripte onderscheiden: (%) de constabulary force in brede zin, (") de getransformeerdemilitaire organisatie en ($) de constabulary force in enge zin.

!.&.# Constabulary force in brede zinIn het begin van de jaren zestig lanceerde Morris Janowitz het concept vanconstabulary force. Hij veronderstelde dat door de toenemende dominantie vanhet strategische kernwapen de rol van het militaire geweldsinstrument binnen deinternationale politiek sterk zou gaan veranderen. Hij stelde daarom voor destrijdkrachten om te vormen tot constabulary forces. Hierbij leunde hij sterk opde wijze waarop de Britse krijgsmacht vorm gaf aan haar doctrine van imperialpolicing om de interne orde en politieke stabiliteit te bewaren in de voormaligeBritse koloniën.

In het model van Janowitz (%!(#: 9%1-9"#) heeft de constabulary force driebelangrijke kenmerken: ‘It is continuously prepared to act, committed to theminimum use of force, and seeks viable international relations, rather than victory.’Hoewel uit de definitie blijkt dat de constabulary force haar doelen met zo minmogelijk geweld moet zien te bereiken, moet deze niet worden beschouwd alslouter een vredesmacht. De constabulary force dient namelijk het gehele gewelds-spectrum te kunnen bestrijken. Het beschikt daarom over het hele gamma aanmilitaire geweldsmiddelen, dus van massavernietigingswapens in het hoge gewelds-spectrum tot aan gespecialiseerde, flexibele eenheden in het lage, geweldluwedomein voor het uitvoeren van militaire hulpverleningsprogramma’s, paramilitaireoperaties en counterinsurgency. Janowitz geeft hiermee een brede beschrijving vanhet begrip constabulary force.

Janowitz trekt bij de constabulary force een vergelijking met de politieorganisatie.Hij is van mening dat in de militaire organisatie, net als bij de politie, hetonderscheid tussen de ‘koude’ (vredes-) en ‘warme’ (oorlogs-) organisatie zalverdwijnen om snel inzetbaar te kunnen zijn voor verschillende politieke doelein-den. De vergelijking met de politie betekent dus niet dat dekrijgsmacht politietakenmoet uitvoeren. Integendeel, een intensief gebruik van de militairen in eennationale politierol zou volgens hem een ontwikkeling naar een volwaardigeconstabulary force in de weg staan. Ook moet zijn constabulary force niet wordengezien als een blauwdruk voor een nieuw type militaire organisatie. Zijn opvat-tingen wijzen eerder op de veranderende rol van de militair als professional. De

-++*.'/&0 1

"#9

Page 205: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

essentie van het concept ligt dan ook in een sterke integratie van militaire enciviele competenties en het vinden van een evenwicht daartussen:

Military managers will have to prevent the constabulary from being dominatedor defined by either the military technologist or the heroic leader. The militarytechnologists tend to thwart the constabulary force because of their essentialpreoccupation with the upper end of the destructive continuum and theirpressure to perfect weapons without regard to issues of international politics.Heroic leaders in turn tend to thwart the constabulary concept because of theirdesire to maintain conventional military doctrine and their resistance toassessing the political consequences of limited military actions which do notproduce victory (Janowitz, %!(#: 9"9-9"8).

!.&.$ De constabulary force als getransformeerde militaire organisatieHans Geser (%!!() en Karl Haltiner ("##%, "##$a, "##$b) geven een geheel anderedefinitie van de constabulary force. Zij pleiten, in tegenstelling tot Janowitz, voorde creatie van een geheel nieuwe organisatievorm. Volgens Geser (%!!(: 91) iszo’n nieuwe organisatie nodig omdat het oplossen van hedendaagse internationaleveiligheidsvraagstukken noch aan de conventionele strijdkrachten noch aan detraditionele politieorganisaties kan worden overgelaten: ‘De hedendaagse veilig-heidsproblematiek vraagt meer om een derde organisatievorm waarin de militairecapaciteiten voor doelgerichte geweldstoepassing gecombineerd worden met deflexibiliteit en decentrale oriëntaties zoals politieorganisaties die hebben.’ OokHaltiner pleit voor de vorming van een nieuw type veiligheidsorganisatie, dezogenaamde ‘hybride organisatie’, en legt hierbij de link naar het constabularyforce-concept. Hij constateert weliswaar dat de uitvoering van politieachtige vre-desondersteunende operaties de facto de hoofdtaak van de meeste westerse krijgs-machten is geworden en dat er een ‘constabilisering’ van de westerse militaire or-ganisatie optreedt, maar hij vraagt zich af of de militaire organisaties hiervoor welhet juiste organisatiemodel hebben. Hij beschouwt het constabulary force-conceptnamelijk als een anomalie van de klassieke militaire organisatie: ‘Some of the mostimportant reasons for potentials failure … may well lie in the unfitness of traditionalmilitary organizational structures for any tasks that are not of a combative nature’(Haltiner, "##$b: %("). Haltiner is van mening dat de organisatiestructuur, hetmanagementsysteem, het competentieprofiel van de militair en de identiteit vande organisatie moeten worden afgestemd op de complexiteit van het nieuwetakenpakket. Om aan deze eisen te voldoen stelt hij ("##%: "!1) voor dat de klas-sieke krijgsmacht transformeert in een hybride netwerkorganisatie. Deze heeft daneen platte hiërarchie en een flexibele, modulaire structuur. Tevens moet zij instaat zijn om de ervaringen die zij met politiemissies opdoet te vertalen in haarorganisatiestructuur en -concepten.

.2 :,26;26 5++,3)<

"#8

Page 206: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!.&." Constabulary force in enge zinEen derde definitie van de constabulary force is te vinden bij Robert Perito ("##9).Net als Geser en Haltiner positioneert hij de constabulary force als een hybrideorganisatie. Maar hij ziet deze echter niet ontstaan door een transformatie van deklassieke militaire organisatie. Hij denkt eerder aan een breder gebruik van degendarmerieorganisatie.7 Hiermee geeft hij een smalle interpretatie van het begripconstabulary force. Perito beschrijft de gendarmerieorganisatie als ‘armed forces ofthe state that have both military capabilities and police powers’. Hij ziet hierinde ideale oplossing voor het dichten van een security gap. Het duale karakter maaktde gendarmerie volgens Robert Perito ("##9), David Armitage en Anne Moisan("##8) en Derek Lutterbeck ("##9) tot een ideale schakel tussen de multinationalemilitaire macht en de internationale civiele politie. De internationale militairemacht treedt op in het hogere deel van het geweldsspectrum en houdt toezichtop de naleving van het vredesakkoord, de constabulary force is verantwoordelijkvoor het middendeel van het geweldsspectrum en de lokale of internationale civielepolitie richt zich op de algemene politiezorg en de toepassing van regulier poli-tiegeweld. Jones et al ("##8: "%#) zien nog een ander voordeel. Anders dan deciviele politie zijn de gendarmeriekorpsen volgens hen wel in staat om op kortetermijn personeel te mobiliseren voor inzet in een internationale vredesondersteu-nende operatie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het gendarmeriemodel delaatste jaren sterk in de internationale politieke belangstelling is komen te staan.

In %!!7 pleitte de toenmalige secretaris-generaal van de 6=5+, Javier Solana, alvoor de oprichting van een permanent internationaal gendarmeriekorps. Een jaarlater kreeg dit idee een voorzichtige invulling. Een enforcement gap tussen '*+,en de )?/* in de vredesoperatie in Bosnië en Herzogovina gaf in %!!1 aanleidingtot de oprichting van een Multinational Specialised Unit (4'&). De 4'& was inessentie gebaseerd op het gendarmeriemodel en bestond onder andere uit Italiaanseen Argentijnse gendarmerie-eenheden. De eenheid maakte deel uit van de militairestructuur van '*+, en werd belast met het handhaven van de openbare orde enhet uitvoeren van crowd and riot control (Hills, "##%; Perito, "##9). Op grond vande ervaringen in Bosnië en Herzegovina werd in %!!! het 4'&-concept ooktoegepast in Kosovo om het gat tussen 0*+, en &64)0 op te vullen (Perito, "##9).

Toch zou het tot "##( duren voordat een permanent internationaal gendarme-riekorps het levenslicht zag. Onder de Europese vlag hebben Frankrijk, Italië,Spanje, Portugal en Nederland het initiatief genomen tot de oprichting van eenEuropean Gendarmerie Force (2:*).1 De 2:* is 1## man sterk en moet binnen$# dagen gereed zijn voor allerlei crisisbeheersingsoperaties.! Afhankelijk van hettype operatie of het verleende mandaat kan zij bijvoorbeeld worden ingezet tervervanging of ter ondersteuning van de lokale politie, het adviseren en trainenvan de lokale politie, het handhaven van de openbare orde en veiligheid, hetopsporen van strafbare feiten of voor het uitvoeren van robuuste operaties op hetterrein van crowd and riot control en de bestrijding van de zware georganiseerdemisdaad (http://www.eurogendfor.eu).

-++*.'/&0 1

"#(

Page 207: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Ondanks duidelijke voordelen kunnen er vraagtekens gezet worden bij de bruik-baarheid van de constabulary force in enge zin.

In de eerste plaats zijn gendarmes in verhouding tot reguliere militairen inter-nationaal gezien een schaars middel. Slechts een beperkt aantal landen beschiktover gendarmeriekorpsen. Daar komt bij dat zij in die landen een volwaardigepolitietaak hebben. Zij zijn net als de civiele politie niet in grote aantallenbeschikbaar voor internationale inzet. Ook de 2:* kan maar een beperkt aantalgendarmes tegelijk uitzenden. Bovendien hebben veel landen hun gendarmeca-paciteit gecommitteerd aan reguliere politiemissies (Earle, "##9: %"). Een consta-bulary force in enge zin zal daarom altijd klein van omvang zijn.

In de tweede plaats zijn gendarmerie-eenheden voor operaties in het hogere deelvan het geweldsspectrum alleen geschikt voor het toepassen van het zwaarderepolitiegeweld. Voor acties die op of net boven het grensvlak van politie- en ge-vechtsoperaties liggen, zoals licht infanteriewerk of counterinsurgency, zullen zijwaarschijnlijk minder effectief zijn. Als constabulary force in enge zin zijn zijdaardoor slechts beperkt inzetbaar.

In de derde plaats kan het toevoegen van een third force tussen de politie en demilitaire macht de coördinatie tussen al die lagen bemoeilijken. Alleen al decoördinatie tussen de internationale politie en militairen is vaak problematisch(Jakobsen, "###: 9#).

In de vierde en laatste plaats is de gendarmerie internationaal gezien nog steedseen relatief onbekend verschijnsel. De bruikbaarheid van het instrument invredesondersteunende operaties wordt wel eens onderschat. Zo werd de 4'& dooronbekendheid bij sommige militaire commandanten van de internationale poli-tiemacht in Bosnië en Herzegovina en in Kosovo slechts sporadisch ingezet voorhet doel waarvoor zij initieel was bestemd (Perito, "##9).Hieruit blijkt dat de constabulary force in enge zin vooralsnog slechts een aanvullingis op het bestaande internationale instrumentarium. Zij kan weliswaar bijdragenaan het dichten van een security gap, maar vormt uit kwantitatief oogpunt voor-alsnog nog geen structureel alternatief om de inzet van reguliere militairen in hetdomein van openbare orde en veiligheid overbodig te maken (Bildt, "##8; Jakob-sen, "###).

!.&.% De Nederlandse krijgsmacht als constabulary force?Uri Rosenthal ("##9; "##7) is van mening dat de Nederlandse krijgsmacht zichontwikkelt in de richting van een constabulary force. Hij baseert deze typering opde nieuwe rol die de Nederlandse krijgsmacht vervult in het kader van vredeson-dersteunende operaties. Maar wanneer de definitie van Janowitz wordt gevolgd,is het nog maar de vraag of de Nederlandse krijgsmacht aan al de elementen vandeze definitie voldoet. Volgens Henk Kamp ("##9) is de Nederlandse krijgsmachtomgevormd tot een expeditionaire macht die in staat is het gehele militairegeweldsspectrum te bestrijken. In die rol moet zij bereid zijn om onder alle om-standigheden op te treden, dus ook in het hoogste geweldssegment. Wellicht is

.2 :,26;26 5++,3)<

"#7

Page 208: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

de krijgsmacht zelf daartoe bereid, maar het is de vraag of daarvoor ook bredepolitieke en maatschappelijke steun bestaat. In Afghanistan hebben Nederlandsemilitairen veelvuldig gevechtscontact gehad met strijders van de Taliban. Maarnaarmate deze strijd zich verhevigde en er meer Nederlandse slachtoffers te be-treuren waren, nam ook de discussie over de aard van de operatie toe, waarbij hetdiscours zich toespitste op de vraag of het nu een vecht- of opbouwmissie was.Hierbij staat de vraag centraal of een Nederlands optreden in het hoogste gewelds-segment past binnen de politieke en maatschappelijke werkelijkheid. Nederlandsesteun aan risicovolle operaties wordt immers sterk afgemeten aan de mate waarinde Nederlandse militairen grote risico’s lopen (Neuteboom, "##9; zie ook DeWijk, "##9: %7(-%77). Dit discours brengt scherp aan het licht dat het optredenin het hoogste geweldssegment niet een vanzelfsprekende keuze is. De inzet vande Nederlandse krijgsmacht lijkt daardoor vooralsnog beperkt te blijven tot hetmeso- en microniveau, bijvoorbeeld in het kader van de NATO Response Force (6,*)voor out-of-area operations, de bestrijding van het international terrorisme en hetherstellen van de vrede en veiligheid in Cambodja, Bosnië en Herzegovina, Kosovoen Irak (Klep & Van Gils, "##8).

Voldoet de Nederlandse krijgsmacht dan wel aan de definitie van de constabularyforce zoals Haltiner die heeft geformuleerd? De constabulary force van Haltiner issterk gedecentraliseerd en kent een flexibele structuur. Eric-Hans Kramer ("##7)geeft in een studie aan dat de Nederlandse landmacht niet volledig aan dit profielvoldoet. Ondanks de invoering van de opdrachtgerichte commandovoering, waar-in de delegatie van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden tot op eenlaag niveau centraal staat (Koninklijke Landmacht, %!!(), is volgens Kramer destructuur nog steeds gebaseerd op klassieke mechanistische principes en hoofdza-kelijk gericht op het grootschalige gewapend conflict. De sturing is volgens deklassiek-mechanistische principes centraal en top-down georganiseerd. Dit is vol-gens hem ook zichtbaar op het gebied van leiderschap, waar de klassieke-mecha-nistische opvatting nog overheerst. Het zelforganiserend vermogen aan de basisvan de organisatie is onvoldoende ontwikkeld om snel te kunnen inspelen opambigue situaties. Hij concludeert dat de Koninklijke Landmacht in haar ont-wikkeling als crisisorganisatie de belangrijkste stappen nog niet heeft gezet. On-derzoek van Ad Vogelaar et al ("##8) geeft eveneens aan dat ondanks de formelevisie op decentraal leiderschap Nederlandse commandanten het in de praktijkmoeilijk vinden om bevoegdheden aan hun personeel te delegeren. Vooral inambigue, politiek gevoelige of risicovolle situaties willen zij zelf de beslissingennemen uit angst voor foute keuzen aan de basis. Hiermee wordt de discretionaireruimte om ter plekke adequaat te kunnen handelen door commandanten sterkbeperkt.

Wanneer ten slotte naar de Nederlandse situatie wordt gekeken vanuit hetperspectief van Perito, zou de Koninklijke Marechaussee de aangewezen organisatiezijn om de rol van constabulary force op zich te nemen. Hoewel de marechausseede afgelopen twee decennia ruime ervaring heeft opgedaan met het optreden in

-++*.'/&0 1

"#1

Page 209: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

vredesondersteunende operaties, is haar bijdrage beperkt gebleven tot de nationalepolitiezorg voor uitgezonden militaire eenheden en de bemensing van >)5?+@-missies. Een rol als constabulary force heeft zij tot op heden niet vervuld, ook nietin het kader van de 2:*. In Kosovo deed zich aan het begin van de 0*+,-operatiedaartoe een mogelijkheid voor, maar het Ministerie van Defensie gaf daartoe geentoestemming (Brocades Zaalberg, "##(). Een toekomstige rol als constabulary forcezal naar verwachting alleen plaatsvinden als onderdeel van een groter 2:*-verband.En omdat het hiervoor bestemde personeel uit een pool moet komen die ook isbestemd voor de bemensing van andere politieoperaties%#, zal deze naar alle waar-schijnlijkheid slechts van bescheiden omvang kunnen zijn.

!.( Voorbij de grenzen

Gezien het tekort aan snel inzetbare civiele politie en gendarmerie ontkomenmilitaire organisaties er niet aan zich voor te bereiden om zelf de security gap tedichten. Hiervoor zullen zij zich moeten transformeren. Hoewel de hybride orga-nisatievorm lijkt te passen bij de politiek-strategische en militair-operationelerealiteit van de meeste westerse krijgsmachten, vraagt dit concept niet alleen omeen verandering in cultuur en denken, maar vooral om een paradigmawisseling.De additionele taken vragen namelijk om een aanpassing van het organisatiecon-cept dat voor de uitvoering van die taken meer op dat van de politie lijkt. Ennaast de klassieke gevechtsvaardigheden dient de moderne militair ook te beschik-ken over diplomatieke, sociale, crossculturele, probleemoplossende, bemiddelendeen communicatieve vaardigheden. Daarnaast komt het accent meer te liggen ophet kleinschalige optreden en minder op de grotere organisatorische verbanden.Het individu staat daardoor meer centraal. Dit legt wel een grotere nadruk op deoperationele autonomie van de militair. Zo zal er meer discretionaire ruimte aande basis van de organisatie nodig zijn om in ambigue en snel veranderende situatiesefficiënt en effectief te kunnen opereren. Dit vraagt om een omkering van eenbelangrijk deel van de procesgang binnen de organisatie. De interne communicatieen informatievoorziening zullen meer bottom-up georganiseerd moeten worden.Ten slotte zal de krijgsmacht haar curriculum moeten uitbreiden. De militairmoet ook bekend zijn met het uitoefenen van politiële taken en technieken. Dekrijgsmacht zal haar personeel op deze taken moeten voorbereiden door hetdaarvoor op te leiden, te trainen en uit te rusten. Dat dit nog niet gebeurt, ondanksbijna twintig jaar ervaring met de nieuwe taakstelling, mag verwondering wekken.Misschien magmen devoorbereiding op three-block-war en comprehensive optredenvanuit een $.-benadering (defense, diplomacy en development) als een eerste aanzetbeschouwen.

.2 :,26;26 5++,3)<

"#!

Page 210: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Literatuur

Armitage jr., D.T. & A.M. Moisan. ("##8). Constabulary Forces and Postconflict Tran-sition: The Euro-Atlantic Dimension. Strategic Forum, "%1, %-1. Beschikbaar via http://www.ndu.edu/inss/Strforum/SF"%1/SF"%1.pdf.

Bayley, D.H. ("##%). Democratizing the Police Abroad: What to Do and How to Do It.Washington .>: National Institute of Justice.

Bayley, D.H. & C.D. Shearing. (%!!(). The Future of Policing. Law & Society Review, $#,$, 818-(#(.

Bellamy, Ch. ("##%). Combining Combat Readiness and Compassion. NATO Review, 9!,", !/%%.

Bildt, C. ("##8, March "). Peace after War – Our Experience. Tanner Lecture. Cambridge:Cambridge University. Te raadplegen op http://www.tannerlectures.utah.edu/lectures/documents/Bildt_"##(.pdf.

Binnendijk, H. & S.E. Johnson (eds.). ("##9). Transforming for Stabilization and Recon-struction Operations. Washington .>: National Defense University Press.

Bittner, E. (%!(7). The Police on Skid-Row: AStudy ofPeace Keeping.American SociologicalReview, $", 8, (!!-7%8.

Brocades Zaalberg, T.W. ("##(). Soldiers and Civil Power. Supporting or Substituting CivilAuthorities in Modern Peace Operations. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Broer, H. & M. Emery. (%!!1). Civilian Police in &6 Peacekeeping Operations. In: R.B.Oakley, M.J. Dziedzic & E.M. Goldberg (eds.). Policing the New World Order: PeaceOperations and Public Security. Washington .>: National Defense University Press,$(8-$!1.

Bronson, R. ("##"). When Soldiers Become Cops. Foreign Affairs, 1%, (, %""-%$".Bryden, A. & H. Hänggi. ("##8). Reforming and Reconstructing the Security Sector. In:

A. Bryden & H. Hänggi. Security Governance in Post-Conflict Peacebuilding. Münster:Lit Verlag, "$-9$.

Call, C. & M. Barnett. (%!!!). Looking for a Few Good Cops: Peacekeeping, Peacebuildingand >)5?+@. International Peacekeeping, (, 9, 9$-(1.

Call, Ch.T. (ed.). ("##7). Constructing Justice and Security after War. Washington .>:United States Institute of Peace.

Clark, W.K. ("##%). Waging Modern War. Bosnia, Kosovo and the Future of Combat. Oxford:Public Affairs.

Cline, L.E. ("##$). The New Constabularies: Planning &' Military Stabilization Missions.Small Wars and Insurgencies, %9, $, %81-%19.

Creveld, M.van. (%!!!). TheRise and Decline of theState. Cambridge: Cambridge UniversityPress.

Dandeker, Ch. ("##9). Building Flexible Forces for the "%st Century: Key Challenges forthe Contemporary Armed Forces. In: G. Caforio (ed.). Handbook of the Sociology of theMilitary. New York: Kluwer Academic/Plenum Publishers, 9#8-9%(.

Dobbins, J., S.G. Jones, K. Crane & B. Cole DeGrasse ("##7). The Beginner’s Guide toNation-Building. Santa Monica, >=: ,=6. Cooperation.

Durch, W.J. & T.C. Berkman. ("##(). Who Should Keep the Peace? Providing Security forTwenty-First-Century Peace Operation. Washington .>: The Henry L. Stimson Center.

-++*.'/&0 1

"%#

Page 211: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Dziedzic, M.J. (%!!1). Introduction. In: R.B Oakley, M.J. Dziedzic & E.M. Goldberg(eds.). Policing the New World Order: Peace Operations and Public Security. Washington.>: National Defense University Press, $-%1.

Earle, C.R. ("##9). European Capacities for Peace Operations: Taking Stock. Washington.>: The Henry L. Stimson Center.

Easton, M. ("##%). De demilitarisering van de Rijkswacht. Brussel: 5&3Press.Eekelen, W. van & E.R. Muller. ("##9). De krijgsmacht als zwaardmacht van de staat. In:

E.R. Muller, D. Starink, J.M.J. Bosch & I.M. de Jong (red.). Krijgsmacht: Studies overde organisatie en het optreden. Alphen aan den Rijn: Kluwer, %%-"8.

Geser, H. (%!!(). Internationale Polizeiaktionen: Ein neues evolutionäres Entwicklungs-stadium militärischer Organisationen? In: G-M. Meyer (hrsg.). Friedensengel im Kampf-anzug? Opladen: Westdeutscher Verlag, 98-79.

Govaarts, J. ("##(). De Europese Gendarmerie Force. De intentieverklaring nader toegelichtvanuit de Nederlandse bijdrage aan de EGF. Meesterstuk @)?+-9. Zoetermeer. Te raadple-gen op http://spl.politieacademie.nl/files/meesterstuk_jos_govaerts(%).doc.

Grange, D.L. ("##%). Making Peacetime Engagement Work. Naval Institute Proceedings,%"7, 7, $#-$9.

Gunther Moor, L. & C.D. van der Vijver. ("##7). Politie en Krijgsmacht. In: C.J.C.F.Fijnaut, E.R. Muller, U. Rosenthal & E.J. van der Torre (red.). Politie. Studies over haarwerking en organisatie. Tweede druk. Deventer: Kluwer, %%#%-%%%1.

Haltiner, K.W. ("##%). Polizisten oder Soldaten? Organisatorischen Dilemmata bei derKonstabulisierung des Militärs. ÖMZ, $, "!%-"!1.

Haltiner, K.W. ("##$a). Athens versus Sparta: The new missions and the future of militaryeducation in Europe. In: H. Kirkels, W. Klinkert & R. Moelker (eds.). Officer Education:The Road to Athens! NL Arms "##$. Breda: Koninklijke Militaire Academie, %77-%!".

Haltiner, K.W. ("##$b). Erfordern neue Militäraufgaben neue Militärstrukturen? Organ-nisationsssoziologische Betrachtungen zur Verpolizeiung des Militärs. In S. Collmer(hrsg.). Krieg, Konflikt und Gesellschaft. Aktuelle interdisziplinären Perspektiven. Ham-burg: Kovac, %8!-%1(.

Haltiner K.W. ("##9). The Decline of the European Mass Armies. In: G. Caforio (ed.).Handbook of the Sociology of the Military. New York: Kluwer Academic/Plenum Publi-shers, $(%-$19.

Hansen, A.S. ("##"a). Civil-Military Cooperation: The Military, Paramilitaries andCivilian Police in Executive Policing. In: R. Dwan (ed.). Executive Policing: Enforcingthe Law in Peace Operations. sipri Research Report No. %(. New York: Oxford UniversityPress, (7-19.

Hansen, A.S. ("##"b). From Congo to Kosovo: Civilian Police in Peace Operations. AdelphiPaper $9$. New York: Oxford University Press.

Hillen, J. ("##%). Can Soldiers Be Peacekeepers and Warriors? NATO Review, 9!, ", %(-"#.Hills, A. ("##%). The Inherent Limits of Military Forces in Policing Peace Operations.

International Peacekeeping, 1, $, 7!-!1.Jakobsen, P.V. ("###). The Emerging Consensus on Grey Area Peace Operations Doctri-

nes: Will It Last and Enhance Operational Effectiveness? International Peacekeeping, 7,$, $(-8(.

Janowitz, M. (%!(#). The Professional Soldier: A Social and Political Portrait. New York:The Free Press of Glencoe.

.2 :,26;26 5++,3)<

"%%

Page 212: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Jones, S.J., J.M. Wilson, A. Rathmell & K.J. Riley. ("##8). Establishing Law and Order afterConflict. Santa Monica (CA): ,=6. Corporation.

Kamp, H.G.J. ("##9). De toekomst van onze krijgsmacht. Militaire Spectator, %7$, 9,%!$-"#".

Kaspersen, A.T., E.B. Eide & A.S. Hansen. ("##9). International Policing and the Rule ofLaw in Transitions from War to Peace. 6&?) Paper No. 9. Oslo: Norwegian Institute ofInternational Affairs.

Klep, C. & R. van Gils. ("##8). Van Korea tot Kabul. Den Haag: Sdu Uitgevers.Koninklijke Landmacht (%!!(). Landmacht Doctrine Publicatie I. Den Haag: Sdu Uitgevers.Kramer, E. ("##7). Organizing Doubt. Grounded Theory, Army Units and Dealing with

Dynamic Complexity. Copenhagen: Liber Copenhagen Business School Press.Kraska, P.B. (%!!!). Militarizing Criminal Justice: Exploring the Possibilities. Journal of

Political and Military Sociology, "7, "#8-"%8.Kraska, P.B. (ed.). ("##%). Militarizing the American Criminal Justice System. The Changing

Roles of the Armed Forces and the Police. Boston: North-eastern University Press.Lang, K. (%!(8). Military Organizations. In: J.G. March (ed.). Handbook of Organizations.

Chicago: Rand McNally, 1$1-171.Last, D. ("###). Organizing for Effective Peacebuilding. International Peacekeeping, 7, 7,

1#-!(.Lipsky, M. (%!1#). Street-level Bureaucracy. Dilemmas of the Individual in Public Services.

New York: Russell Sage Foundation.Lutterbeck, D. ("##9). Between Police and Military. The New Security Agenda and the

Rise of the Gendarmeries. Cooperation and Conflict: Journal of the Nordic InternationalStudies Association, $!, %, 98-(1.

Meulen, J.S. van der & S. Soeters. ("##9). Krijgsmacht en samenleving: civiel-militairebetrekkingen in verandering. In: E.R. Muller, D. Starink, J.M.J. Bosch & I.M. de Jong(red.). Krijgsmacht: Studies over de organisatie en het optreden. Alphen aan den Rijn:Kluwer, "%7-"$8

Mobekk, E. ("##9). International Policing as Part of Post-Conflict Reconstruction andPeace-Building. The Challenges of Ensuring Effective Linkages. Background Paper ".In: Wilton Park Conference. International Post-Conflict Operations: Enhancing Coordi-nation and Effectiveness. A?'#9/$, January "(-$#. Bradford: >)>', University of Bradford,1%-!$.

Morgan, M.J. ("##8). An Evolving View of Warfare: War and Peace and the AmericanMilitary Profession. Small Wars and Insurgencies, %(, ", %97-%(!.

Moskos, Ch.C. (%!78). &6 Peacekeepers: The Constabulary Ethic and Military Professio-nalism. Armed Forces & Society, %, 9, $11-9#%.

Moskos, Ch. C., J.A. Williams & D.R. Segal (eds.). ("###). The Postmodern Military.Armed Forces After the Cold War. New York: Oxford University Press.

Nash, B. ("##%). Can Soldiers Be Peacekeepers and Warriors? NATO Review, 9!, ", %(-"#.Neuteboom, P.C.J. ("##9). De Nederlandse krijgsmacht als constabulary force. Kernvraag.

%$", 9$-8".Neuteboom, P.C.J. & P.A.L. Ducheine. ("##7). Krijgsmacht, politie en nationale veilig-

heid: The Peel’s Principles of Policing Revisited. In: C.J.C.F. Fijnaut, E.R. Muller, U.Rosenthal & E.J. van der Torre (red.). Politie. Studies over haar werking en organisatie.Tweede druk. Deventer: Kluwer, %%%!-%%8(.

-++*.'/&0 1

"%"

Page 213: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Perito, R.M. ("##9). Where is the Lone Ranger When We Need Him? America’s Search for aPostconflict Stability Force. Washington .>: United Institute of Peace Press.

Punch, M., P. Tieleman & A.H. van den Berg. (%!!!). Politiecultuur. In: C.J.C.F. Fijnaut,E.R. Muller & U. Rosenthal (red.). Politie: Studies over haar werking en organisatie.Alphen aan den Rijn: Samson, "($-"1%.

Rausch, C. (ed.). ("##(). Combating Serious Crimes in Postconflict Societies. A Handbookfor Policymakers and Practitioners. Washington .>: United States Institute of Peace Press.

Rosenthal, U. ("##9). Politiek en krijgsmacht: Civiel-militaire betrekkingen. In: E.R.Muller, D. Starink, J.M.J. Bosch & I.M. de Jong. Krijgsmacht: Studies over de organisatieen het optreden. Alphen aan den Rijn: Kluwer, %!7-"%8.

Rosenthal, U. ("##7). Politie en staat. In: C.J.C.F. Fijnaut, E.R. Muller, U. Rosenthal &E.J. van der Torre (red.). Politie. Studies over haar werking en organisatie. Tweede druk.Deventer: Kluwer, %!-99.

Rover, C. de. (%!!!). Trading Places? The Compatibility of Police and Military Roles.Kernvraag, %"#, ($-7#.

Segal, D.R., J.J. Harris, J.M. Rothberg & D.H. Marlowe. (%!19). Paratroopers as Peace-keepers. Armed Forces & Society, %#, 9, 917-8#7.

Smith, J.G., V.K. Holt & W.J. Durch. ("##(). Enhancing United Nations Capacity forPost-Conflict Police Operations. Working Paper. Washington .>: The Henry L. StimsonCenter.

Smith, R. ("##8). The Utility of Force. The Art of War in the Modern World. London:Penguin Books.

Soeters, J.L. ("###). Culture in Uniformed Organizations. In: N.M. Ashkanasy, C.P.M.Wilderom & M.F. Peterson (eds.). Handbook of Organizational Culture and Climate.Thousand Oaks: Sage, 9(8-91%.

Stichting Maatschappij,Veiligheid en Politie. ("##"). Politie en krijgsmacht:Hunverhoudingin de toekomst. Dordrecht: '45?.

Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie. ("##$). Structurele samenwerking tussen politieen krijgsmacht. Dordrecht: '45?.

United Nations. General Assembly and Security Council. ("###). Report of the Panel onUnited Nations Peace Operations (Brahimireport). A/88/$#8-S/"###/1#!, August "%,"###. New York: United Nations.

Vogelaar, A.L.W., P.H.J. Oltshoorn & F.J. Kramer. ("##8). Decentraal Leiderschap bijvredesmissies. Militaire Spectator, %79, ", 71-1!.

Voorhoeve, J. ("##7). From War to the Rule of Law. Peacebuilding after Violent Conflicts.Amsterdam: Amsterdam University Press.

Vroom, C.W. & J.L. Soeters. ("##9). De militaire geest: over spanningen en ontwikkelin-gen in de organisatiecultuur van de krijgsmacht. In: E.R. Muller, D. Starink, J.M.J.Bosch & I.M. de Jong (red.). Krijgsmacht: Studies over de organisatie en het optreden.Alphen aan den Rijn: Kluwer, 887-87(.

Welten, B. ("###). Interne veiligheid vereist bundeling van krachten. Een verkenning van devervlechting tussen de politie en de krijgsmacht. Doctoraal scriptie. Amsterdam: VrijeUniversiteit.

Wijk, R. de. ("##9) Defensiebeleid in relatie tot veiligheidsbeleid. In: E.R. Muller, D.Starink, J.M.J. Bosch & I.M. de Jong (red.). Krijgsmacht: Studies over de organisatie enhet optreden. Alphen aan den Rijn: Kluwer, %97-%71.

.2 :,26;26 5++,3)<

"%$

Page 214: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Zisk Marten, K. ("##9). Enforcing the Peace: Learning from the Imperial Past. New York:Columbia University Press.

-++*.'/&0 1

"%9

Page 215: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!." Inleiding

Vandaag de dag speelt de krijgsmacht op allerlei manieren een rol bij de bestrijdingvan terrorisme. Niet alleen in het buitenland, zoals bijvoorbeeld in EnduringFreedom, maar ook in Nederland. In dit hoofdstuk beantwoorden wij de vraagop welke wijze onze krijgsmacht binnen Nederland een rol speelt bij terreurbe-strijding. Daarvoor dienen verschillende onderwerpen te worden toegelicht. Inparagraaf ! worden de functie van de staat en de rol van de krijgsmacht daarbinnentoegelicht. In de daaropvolgende paragrafen komen de grondwettelijke doelstellingen de taken van de krijgsmacht aan de orde. Vervolgens bezien we in paragraaf "de hedendaagse positie van de krijgsmacht als binnenlandse veiligheidspartner.Na deze inleidende paragrafen definiëren we in paragraaf # de begrippen terrorismeen terreurbestrijding. Vervolgens bekijken we in paragraaf $ het Nederlandsebinnenlandse terreurbestrijdingsbeleid in twee perioden. De coördinatie van ter-reurbestrijdingsbeleid (paragraaf %) in een bureaupolitieke omgeving (paragraaf &)volgt. Na een illustratieve integrale casus (paragraaf '(), met een uitwerking vande verschillende toe te passen instrumenten voor een militaire bijdrage aanterreurbestrijding (paragraaf ''), sluiten we af met paragraaf '! waarin conclusiesworden getrokken.

!.# Staat en krijgsmacht

De belangrijkste functie van een staat is het garanderen van veiligheid (hoofdstuk' van dit boek; )**, !((!: "+ en !,&; Osinga, !((': ,$(; Neuteboom & Ducheine,!(($: '''&). Om onder alle omstandigheden veiligheid te kunnen garanderen, kande staat – binnen de grenzen van de rechtsstaat en het volkenrecht – zijn exclusievegeweldsbevoegdheid toepassen (Ducheine, !((%: '!). De uitoefening van ditgeweldsmonopolie heeft de staat neergelegd bij de ‘zwaardmachten’: krijgsmachten politie. Tussen beide bestaat een traditionele domeinafbakening: de politiebezit het primaat voor de handhaving van de interne veiligheid en de krijgsmachtdat van de waarborging van de externe veiligheid van de staat (Ducheine, !((%: '!).

-../01234 &

Vechten om terreurbestrijding

Een plaats voor de krijgsmacht binnen het Nederlandseterreurbestrijdingsbeleid

P536 D37-89:8 en P828* O612-..*:

!'"

Page 216: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Inmiddels zijn interne en externe veiligheid dusdanig met elkaar verweven datdeze klassieke rolverdeling tussen de zwaardmachten niet meer helemaal opgaat(Neuteboom & Ducheine, !(($: ''!'). Het klassieke begrippenpaar ‘interne-ex-terne’ veiligheid is tegenwoordig in beleidsstukken vervangen door het begrip‘nationale veiligheid’.

Nationale veiligheid heeft betrekking op de bescherming van de Nederlandsestaat en samenleving en de kernwaarden die wij met elkaar delen zoals vrijheidvan meningsuiting en godsdienstvrijheid. De nationale veiligheid is in hetgeding als vitale belangen van onze staat en/of onze samenleving zodanigbedreigd worden dat sprake is van (potentiële) maatschappelijke ontwrichting.'

Zes vitale belangen zijn van essentieel belang voor de nationale veiligheid (ziefiguur &.'). Het betreft de territoriale, fysieke, economische, ecologische veiligheid,de sociale en politieke stabiliteit en de internationale rechtsorde (Ducheine, !((%:'&-+().

Figuur !.": Nationale veiligheid en vitale belangen (Ducheine, #$$%: #$)

Deze zes vitale belangen zijn niet los van elkaar te zien. Ze overlappen elkaar eninterfereren. Een bedreiging van de internationale rechtsorde – bijvoorbeeld dooreen oorlog in het Midden-Oosten – kan tot olieschaarste leiden, waardoor de

Sociale en politiekestabiliteit

Economischeveiligheid

NederlandFysiekeveiligheid

Ecologischeveiligheid

Territoriale veiligheid

Internationale rechtsorde

-../01234 &

!'#

Page 217: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

economie in Nederland verstoord kan raken. Daarmee is de economische veiligheidin het geding. Dit kan ook weer leiden tot rellen en onrusten, hetgeen weergevolgen kan hebben voor de openbare veiligheid en de sociale en politiekestabiliteit.

Met name na de aanslagen van '' september !((' (;1) en '' maart !((, (Spanje)is duidelijk geworden dat zelfs gebeurtenissen (ver) buiten de landsgrenzen effectenkonden hebben op de eigen nationale veiligheid. (De Wijk, !((,: '$(). Dat werkttwee kanten op. Enerzijds kan interventie tegen de uitvalsbases van internationaleterroristen in het buitenland de dreiging van terreuraanslagen in Nederlandreduceren. Anderzijds kan militaire inzet in een internationale coalitie ook juistextra dreigingen binnen Nederland veroorzaken.

Door deze ontwikkelingen moeten krijgsmachten zich in toenemende mateoriënteren op interne veiligheid, terwijl politiediensten hun aandacht ook naarbuiten (moeten) richten (Ducheine, !((%: '+). Er is in toenemende mate sprakevan interdependentie. Het domein van de krijgsmacht is dus tweeledig, dat wilzeggen zowel gericht op interne als externe veiligheid, waarbij drie criteria houvastbieden om de taakverdeling te kunnen bepalen (Neuteboom & Ducheine, !(($:''""-''"#).

Allereerst is er een kwalitatief criterium, waarbij het geweldscriterium het meestin het oog springt (Welten, !(((: #$; Welten, !((#: ,&,). Als de politie behoefteheeft aan specifieke personele deskundigheid of specifiek materieel, dan kan dekrijgsmacht ondersteunen. Indien het geweldsniveau het niveau van de politieoverstijgt, komt de krijgsmacht nadrukkelijk in beeld.

Het tweede criterium is kwantitatief van aard. Dit houdt in dat overheidsmid-delen – gegeven het primaat van effectiviteit – zo doelmatig mogelijk wordeningezet. Voor tijdelijke grootschalige beveiligingsoperaties kan bijvoorbeeld wor-den teruggevallen op beveiligingscapaciteit van de krijgsmacht in plaats van depolitie hiermee te belasten. Dit criterium kan betrekking hebben op personele enmateriële middelen.

Het derde criterium houdt verband met het geïnstitutionaliseerde vermogenvan de krijgsmacht om in korte tijd complexe situaties te analyseren, en in dergelijkesituaties leiding te geven aan multidisciplinaire verbanden (zie ook: Welten, !(((:#$; Ducheine, !((,). Trefwoorden daarbij zijn synchronisatie, schaalgrootte encomplexiteit in onzekere omstandigheden en crises. Het gaat om de krijgsmachtals crisisorganisatie. De schaal van optreden zal dan het gangbare niveau van hetgrootschalige politieoptreden te boven gaan.

Hoe de rolverdeling tussen de zwaardmachten ook uitpakt, uiteindelijk komthet erop neer dat de krijgsmacht een (gewelds)instrument is in de handen van destaat. Zij dient ter bescherming van de staat – de territoriale integriteit en decontinuïteit van het staatsbestel – en de veiligheid van haar onderdanen (Ducheine,!((%: '"; Welten, !(((: !').

;87-28: .< 28**83*=812*9>09:?

!'$

Page 218: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!.& Krijgsmacht als (gewelds)instrument: doel

Het instrumentele karakter van de krijgsmacht wordt in de constitutie tot uit-drukking gebracht via bijvoorbeeld een doelomschrijving of parlementaire betrok-kenheid bij inzet (Ducheine, !((%: '+). Het instrumentele karakter blijkt ook uitde ondergeschiktheid van de krijgsmacht aan het boven haar gestelde civiele gezag(zie artikel &$, genoemd in hoofdstuk $). De grondwettelijke doelomschrijvingbestaat uit drie delen: de verdedigingstaak, de bevordering van de internationalerechtsorde, en de bescherming van de (andere) belangen van het koninkrijk. Deeerste twee subdoelen zijn instrumenteel ter behartiging van de (overkoepelende)derde: de belangen van het koninkrijk (Ducheine, !((%: ',).

De krijgsmacht kan niet voor de bescherming van alle belangen van hetkoninkrijk worden ingezet. Het zijn slechts de eerdergenoemde zes vitale belangendie de staat desnoods met (militair) geweld tegen (dreigende) inbreuken ofaantasting zal moeten beschermen (Ducheine, !((%: ",; Soetendal, '&&$: !%&-!&().Afhankelijk van het domein doet zij dat autonoom of in samenwerking met, enonder gezag van, andere overheidsorganen.

Samenvattend kan gesteld worden dat de Nederlandse krijgsmacht een brededoelomschrijving kent, die zich uitstrekt over het domein van externe én interneveiligheid van de staat en die optreden in binnen- en buitenland mogelijk maakt.De taakomschrijving bevat zowel zuiver militaire, als civiele taken. Naast autonome(civiele) taken vervult de krijgsmacht een aantal taken ter ondersteuning van andereoverheden.

!.' Krijgsmacht als (gewelds)instrument: taken

Sinds de Hoofdlijnennotitie Defensienota !"""! uit '&&& en de daaropvolgendeDefensienota !"""+ wordt de grondwettelijke doelomschrijving door Defensie zelfin drie hoofdtaken verdeeld., De hoofdtaken van de krijgsmacht zijn":• Beschermen van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijk grond-

gebied (inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba).• Bevorderen van de internationale rechtsorde en stabiliteit.• Ondersteunen van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding

en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.

De verdediging van bondgenoten (en onszelf) na de aanslagen van '' september!((' tijdens operatie Enduring Freedom kan als voorbeeld van de eerste hoofdtaakworden gezien.# De aanhouding of detentie van een terreurverdachte door mili-tairen van een vredesmacht in het buitenland op basis van een ;:-mandaat en deoverdracht aan een bevoegd (internationaal) tribunaal valt onder de tweede hoofd-taak (Ducheine & Walgemoed, !((,: +'%).$ De inzet van een Bijzondere Bijstands-

-../01234 &

!'%

Page 219: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

eenheid (==8) voor de arrestatie van een terreurverdachte in Nederland is eenvoorbeeld van de derde.

Het onderscheid tussen de drie hoofdtaken van de krijgsmacht is overigens sinds!((( sterk vervaagd.% Dat is goed zichtbaar bij terreurbestrijding. Zowel inbondgenootschappelijk verband via collectieve zelfverdediging in Afghanistan(Enduring Freedom), ter bevordering van de internationale rechtsorde onder;:-mandaat in Afghanistan (915/)&, als in Nederland bij de ondersteuning vanciviele autoriteiten (via de Dienst Speciale Interventies) doet de krijgsmacht aanterreurbestrijding.

Veel militaire terreurbestrijdingsactiviteiten vallen onder de zogeheten ‘derdehoofdtaak’: de ondersteuning van civiele autoriteiten. Zij ligt besloten in de ruimeformulering ‘ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk’ (Soetendal,'&&$: !%% e.v.). Zij omvat onder andere militaire bijstand op basis van de Politiewet#$$%, hulpverlening aan burgers in nood, bijstandsverlening bij rampenbestrijdingen andere vormen van hulp- of steunverlening.'( Deze taak kent een drietalmodaliteiten. Het gaat om operaties binnen Nederland, binnen het koninkrijks-verband of in het buitenland.

Allereerst de nationale modus. Van oudsher levert de krijgsmacht een bijdrageaan de handhaving van de nationale rechtsorde en veiligheid. De basis daarvoorligt besloten in de Politiewet '&&+. Naast de civiele politietaken van de KoninklijkeMarechaussee (hierna: 4<ar)'' levert de krijgsmacht bijstand bij de handhavingvan de openbare orde, voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde enparticipeert zij in Bijzondere Bijstandseenheden (==8’s). Bijstand wordt eveneensverleend bij (de vrees voor) luchtvaartterrorisme en bij de bewaking/beveiligingvan civiele objecten. Ook in samenwerking met andere nationale instanties zijntaken voor de krijgsmacht weggelegd'!: met de Kustwacht, de civiele luchtverkeers-leiding of met de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (59;0).

In koninkrijksverband – de tweede modus – kan de krijgsmacht ter beschikkingworden gesteld voor de handhaving van de inwendige veiligheid en de openbareorde op de Nederlandse Antillen en Aruba.'+ Ook draagt de marine bij aan deKustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba.

Onder de derde, internationale, modaliteit kunnen bijvoorbeeld via een militaireinterventie in het buitenland gegijzelde Nederlanders of Europeanen bevrijdworden (Ducheine, !((%: !&').', Ook bij ernstige dreiging is dit aan de orde, zoalsbijvoorbeeld tijdens de oorlog in Libanon (!((#) waarbij Nederlanders uit Beiroetgeëvacueerd werden.

!.( Binnenlandse taken: van vangnet naar veiligheidspartner

De verwevenheid tussen interne en externe veiligheid, de gedachte van nationaleveiligheid en de bescherming van vitale belangen en het vervagende onderscheidtussen de hoofdtaken van de krijgsmacht resulteren erin dat onze krijgsmacht

;87-28: .< 28**83*=812*9>09:?

!'&

Page 220: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

meer dan voorheen een rol op het vlak van interne veiligheid speelt. De bereidheiddaartoe is in Nederland inmiddels op regeringsniveau tot uitdrukking gebrachtin de Nota Defensie en Nationale Veiligheid.'" Vooral de derde hoofdtaak is daarmeebelangrijker geworden. De krijgsmacht geldt tegenwoordig niet langer als vangnet,maar als structurele veiligheidspartner (Middendorp & Princen, !((#: "+#):

Het belang van de derde hoofdtaak van Defensie – de ondersteuning vanciviele autoriteiten – is door de terroristische dreiging verder toegenomen. …De samenleving verwacht dat de krijgsmacht er ook in Nederland staat wanneerdat nodig is. … Het gaat daarbij niet langer alleen om de vangnetfunctie vanDefensie in geval van dreigende tekorten aan civiele capaciteiten, maar om eenstructurele rol als veiligheidspartner.'# …

De nieuwe rol van de krijgsmacht in de nationale veiligheid behelst meerdan het fungeren als vangnet en de incidentele ondersteuning met menskrachten materieel. De rol heeft een structureel karakter en loopt van relatief een-voudige beveiligingstaken tot zeer complex optreden van gespecialiseerde een-heden.'$

Dit partnerschap blijkt alleen al uit de ,#(( militairen die gegarandeerd zijn voorondersteuning van civiele overheden.'% Dat neemt niet weg dat de krijgsmachtook op basis van andere hoofdtaken binnenlandse taken en operaties vervult,bijvoorbeeld de bescherming van het luchtruim en de territoriale zee.

Deze kentering van vangnet naar veiligheidspartner is (mede) het gevolg vaneen aantal eerdergenoemde spraakmakende gebeurtenissen. Deze mijlpalen hebbenmet elkaar gemeen dat ze voor één of meerdere vitale belangen als een ernstigeinbreuk of bedreiging gelden. Allereerst de aanslagen van '' september !((' in devs, kort daarop gevolgd door een bomdreiging op vier snelwegtunnels in Amster-dam en Rotterdam (!$ september !((') waarbij onder andere ==8’s zichtbaar opgrote schaal werden ingezet. Ruim een halfjaar later volgde de moord op depoliticus Pim Fortuyn (# mei !((!). De aanslagen op de treinstations in Madridbrachten het internationale catastrofale terrorisme naar het Europese vasteland.De moord op cineast en criticaster Theo van Gogh (! november !((,) brachtterroristisch geweld – na jarenlange afwezigheid – terug in Nederland. De aansla-gen op het openbaar vervoer in London ($ juli !((") sluiten (voorlopig) deze rijvan geslaagde aanslagen in West-Europa.

Al met al leidde dit tot een aantal – voor de krijgsmacht relevante – bestuurlijkemaatregelen die gerelateerd zijn aan veiligheid in het algemeen en terreurbestrijdingin het bijzonder.'&

-../01234 &

!!(

Page 221: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Tabel !.": Bestuurlijke maatregelen veiligheid en terreurbestrijding

• Nieuw stelsel bewaken en beveiligen– Beveiliging burgerluchtvaart (sky marshals) als nieuwe politietaak 4<ar

• Herziening stelsel speciale eenheden• Civiel-militaire bestuursafspraken:

– +((( militairen– Modelregeling militaire bijstand aan de politie voor de bewaking en beveili-

ging van civiele objecten– Beleidsregel militaire steunverlening uitbraak besmettelijke dierziektes

• Nota defensie en nationale veiligheid– van kwantiteit naar kwaliteit– van vangnet naar veiligheidspartner

• Strategie Nationale Veiligheid• Intensivering civiel-militaire samenwerking

– ,#(( militairen– gegarandeerde en gerichte kwaliteiten en capaciteiten

• Catalogus civiel-militaire samenwerking

!.) Terrorisme en terreurbestrijding

Als uitgangspunt voor de navolgende verdieping in terreurbestrijding hanterenwe een zo objectief mogelijke benadering van het fenomeen ‘terrorisme’. In dewetenschap dat de grens tussen heldendom en verzet enerzijds en terrorismeanderzijds flinterdun is, maken we hier geen onderscheid tussen ‘goed’ en ‘fout’terrorisme.!( De uitvoeringshandelingen en de ratio daarachter, alsmede de effec-ten, zijn doorslaggevend.

Op dit moment is er geen universele definitie van terrorisme (Schrijver & Herik,!(($: ,), maar een bruikbare omschrijving wordt in het volgende citaat gegeven:

Any action, [in addition to actions already specified by the existing conventionson aspects of terrorism, the Geneva Conventions and Security Councilresolution '"## (!((,)], that is intended to cause death or serious bodily harmto civilians or non-combatants, when the purpose of such an act, by its natureor context, is to intimidate a population, or to compel a Government or aninternational organization to do or to abstain from doing any act.!'

Terreurbestrijding!! vatten we hier op als de combinatie van defensieve maatregelenter vermindering van de kwetsbaarheid van personen en materieel (antiterrorisme)en offensieve maatregelen ter afschrikking, voorkoming, opsporing en beëindigingvan terroristische activiteiten (contraterrorisme).!+ Militairen kunnen op verschil-

;87-28: .< 28**83*=812*9>09:?

!!'

Page 222: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

lende manieren bij terreurbestrijding betrokken zijn. We beperken ons hier vooraltot die operaties waarbij geweld toegepast mag worden. Die terreurbestrijdings-operaties kunnen een militair dan wel een politieel karakter hebben (Ducheine,!((%: +#). Waar het ons om gaat, is de vraag of militairen er in enige vorm bijbetrokken zijn. Het betreft daarom zowel militaire operaties pur sang als politiëleoperaties.!, Van een zuivere militaire operatie is sprake bij Enduring Freedom ofbij de bewaking van (tijdelijke) militaire objecten in Nederland in verband metde overslag van militaire goederen. Een politiële operatie met militaire inbreng isbijvoorbeeld de inzet van een ==8 in Nederland. Dat militairen de politie in ditsoort operaties ondersteunen, doet niets af aan het politiële karakter van die ope-raties.

Het primaat voor terreurbestrijding binnen Nederland ligt bij de minister vanJustitie. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (=@4) isverantwoordelijk voor het bredere beleidsterrein crisisbeheersing in Nederland.Defensie vervult in beide gevallen een aanvullende en ondersteunende rol.!"

!.* Terreurbestrijdingsbeleid in Nederland

$.&.# Fundament ('&$(-!((')Voor Nederland geldt '&$( als een beginpunt inzake (terrorisme en) terreurbe-strijding (Ducheine, !((%: "#-#,). Nederland maakte kennis met de daden vaninternationaal opererende terroristen (Al Fatah, Zwarte September, 9*5 en 825)en terrorisme van Nederlandse bodem (Zuid-Molukse activisten) (Muller, !((+:',%-'"(). De Nederlandse overheid had geen adequaat antwoord op de eersteterreurdaden: in bestuurlijk opzicht noch in de zin van daadwerkelijk optreden(Cuperus & Klijnsma, '&%(: "; Muller, '&&,: ''$).!#

Op +' augustus '&$( bezetten ‘Vrije’ Zuid-Molukse jongeren de Indonesischeresidentie in Wassenaar. De ‘Vrije’ Zuid-Molukkers streefden het *<1!$-ideaalna: herstel van de onafhankelijke republiek op Ambon, die kort na het uitroepenervan in '&"( door de Indonesische regering aan het centrale gezag was onderwor-pen. Bij de Zuid-Molukse bezetting van de residentie liet een politieagent, belastmet de bewaking van het gebouw, het leven. Uiteindelijk gaven de bezetters zichover.

Na de eerste terreurdaad volgden andere. Op ', maart '&$' bliezen leden vanAl Fatah een olietank op in de Rotterdamse haven, op " februari '&$! pleegdenleden van Al Fatah en Zwarte September bomaanslagen op gasinstallaties inOmmen en Ravenstein.

Ook de gebeurtenissen buiten Nederland bleven niet onopgemerkt. Tijdens deolympische zomerspelen in München, op " september '&$!, overvielen leden vande Palestijnse Zwarte September het Israëlisch verblijf in het olympisch dorp; zeschoten twee Israëli’s dood en namen er negen in gijzeling. Tijdens een bevrij-

-../01234 &

!!!

Page 223: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

dingspoging van de West-Duitse politie kwamen vijf van de acht Palestijnen, eenpolitieagent en alle gijzelaars om het leven.

De eerdere aanslagen op olie- en gasinstallaties in Nederland en het toenemendeaantal vliegtuigkapingen op internationale vluchten, maar bovenal toch de tragi-sche gebeurtenissen tijdens de Olympische Spelen,hebben de Nederlandse regering– net als die van andere West-Europese landen – doen besluiten maatregelen tenemen.!%

De regering zette in oktober '&$!, na het drama in München, in een (vertrou-welijke) gijzelingscirculaire de basisstructuur van de besluitvorming tijdens gijze-lingen uiteen. Op !! februari '&$+ volgde een brief van de minister-president: deTerreurbrief.!& Deze brief werd richtinggevend voor de latere binnenlandse ter-reurbestrijding.+( Als cruciaal element in het beleid staat ‘het beschermen van demeest waardevolle rechtsgoederen, met name van mensenlevens, [als] een taak eneen plicht van de overheid’.+'

In de eerste plaats koos de regering ervoor terreuracties krachtig te bestrijden,waarbij zij een vorm koos die het open karakter van de Nederlandse samenlevingniet aantastte. Schmid ('&%&: +,#) stelt dat dit precies de ratio is voor het opdragenvan de terreurbestrijdingstaak aan de politie en niet aan de krijgsmacht.

Ten tweede werd het primaat van de minister van Justitie gevestigd, omdat hetgaat om voltooide en nog voortdurende misdrijven.

Ten derde werd de daadwerkelijke bestrijding van terrorisme aangemerkt alseen vorm van misdaadbestrijding en een politietaak. De minister van Justitiebestreed de opvatting dat hier geen politie- maar een militaire taak lag+!:

de politie [heeft] hier wel tot taak […] werkzaam te zijn, zij het – en daarin isook voorzien – met assistentie van de krijgsmacht voor zover er gevechtshan-delingen moeten worden verricht waarvoor de politie niet is opgeleid en ookniet opgeleid behoort te worden.++

Ten vierde: omdat het toenmalige politieapparaat voor de bestrijding van dezevorm van misdrijven niet voldoende was toegerust, werden enige organisatorischemaatregelen getroffen: de latere Bijzondere Bijstandseenheden (==8’s) werdengeformeerd.+, Twee eenheden bestaande uit langeafstandsschutters werden opge-richt, één uit de politie (==8-Politie) en één uit de krijgsmacht (==8-Krijgsmacht).Een speciale militaire eenheid werd speciaal opgeleid in het voeren van hetnabijgevecht (close combat): de ==8-Mariniers. Enkele onderdelen van de Konink-lijke Landmacht werden aangewezen voor de afsluiting en afzetting van de plaatsvan de actie. De speciaal op te leiden politieambtenaren en militairen worden opgrondslag van vrijwilligheid geworven en vervullen hun werkzaamheden als ne-ventaak. De vorming van permanente aparte eenheden werd door de regeringapert afgewezen. Het werd gevaarlijk geacht ‘aparte schuttersclubjes te maken diegeen andere taak hebben dan vuurwapens te gebruiken, te knallen’.+"

;87-28: .< 28**83*=812*9>09:?

!!+

Page 224: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Het waarschuwen en dirigeren van de specialistische politie- en militaire een-heden naar de plaats van de actie gebeurt slechts na een beslissing van de ministervan Justitie, waarbij de normale bijstandsprocedures zoveel mogelijk wordentoegepast. Inzet van die eenheden is gebonden aan de beslissing van de ministeren loopt via het Openbaar Ministerie.

Ten slotte meldde de regering in de brief expliciet dat voornoemde militairenoptreden ter assistentie van de (plaatselijke) politie. De militaire commandantenstaan onder bevel van de verantwoordelijke politiechef, en dus uiteindelijk onderbevel van de minister van Justitie.

Alhoewel niet verwoord in de Terreurbrief, is verder van belang dat specifiekewetgeving of een toevlucht tot noodwetgeving, bijvoorbeeld de Wet buitengewonebevoegdheden burgerlijk gezag (Wbbbg) of de Oorlogswet voor Nederland ('&#,),niet noodzakelijk of wenselijk werden geacht (Muller, '&&,: +"; Klerks, '&%&: '%";Bunk, '&%$: ++'-++!). Terugvallen op dit soort wetgeving werd namelijk gezien alswinst voor de terroristen.

Een aantal van deze principes (zie tabel &.!, p. !!&) zijn anno !((% overigensnog steeds valide (Ducheine, !((%: "$). Tegenwoordig zijn de bijstandseenhedenanders georganiseerd en opereren ze fulltime, terwijl opsporingsorganen een scalaaan extra bevoegdheden en opsporingsmethoden kunnen toepassen als gevolg vanseparate strafbaarstellingen en bijzondere opsporingsbevoegdheden (Frielink,!((,: !,().

De eerste daadwerkelijke inzet van de ==8’s, alhoewel niet ter beëindiging vaneen terreuractie, vond plaats op !# oktober '&$, tijdens de gijzeling van een kerk-koor in de Scheveningse strafgevangenis. De gijzeling had een crimineel, geenterroristisch karakter. De !! gegijzelden werden bevrijd door een eenheid van ‘hetkorps mariniers die sinds '! jaar naast hun militaire training geoefend [was] in“geweldbeheersing”, nadat de deuren met behulp van thermische lansen warengeforceerd’.+#

Zuid-Molukse jongeren grepen in '&$" nogmaals naar het gijzelwapen: zevenzwaarbewapende kapers dwongen een stoptrein tot stilstand in Wijster.Degijzelingduurde twaalf dagen en eindigde uiteindelijk, ondanks drie doden en gewonden,door overgave van de kapers. Op , december, twee dagen na het begin van detreinkaping, bezetten zeven Zuid-Molukkers het Indonesisch consulaat te Am-sterdam, waarbij ,' personen werden gegijzeld. Na vijftien dagen eindigde ookdeze actie door overgave. In beide gevallen hadden de Molukse jongeren politiekeeisen gesteld.

De kaping van opnieuw een trein (De Punt) en de parallelle bezetting van eenbasisschool in Bovensmilde door Zuid-Molukkers op !+ mei '&$$ leidden tot deeerste inzet van de ==8’s ter beëindiging van een terreuractie. In totaal werdenzo’n '%( personen, onder wie '!" schoolkinderen, gegijzeld. De gijzelnemers eistenvrijlating van gevangen zittende daders van eerdere Zuid-Molukse acties en zeherhaalden het eerdere *<1-ideaal. Op '' juni werd de trein, nadat zes F-'(,gevechtsvliegtuigen van de Koninklijke Luchtmacht op lage hoogte over de trein

-../01234 &

!!,

Page 225: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

vlogen om met hun geluid de gijzelnemers te desoriënteren, beschoten. Daarbijkwamen uiteindelijk zes Molukse kapers en twee gijzelaars om het leven. Debevrijdingsactie bij de school verliep zonder slachtoffers.

De laatste Molukse actie vond plaats in Assen. Op '+ maart '&$% gijzelden drieZuid-Molukkers #& personen in het Provinciehuis. Hun politieke eisen werdenbekend verondersteld. Wel werd de vrijlating van gevangen zittende broedersgeëist. Om de eisen kracht bij te zetten, werd een gijzelaar gedood. Later werdeen ‘schijnexecutie’ opgevoerd waaruit de autoriteiten af hadden moeten leidendat ook de griffier was geëxecuteerd. De gijzeling werd door de ==8’s beëindigd.De mariniers intervenieerden precies op het moment dat een tweetal gijzelaarsgedood zou worden. Bij de bevrijdingsactie werd een gijzelaar door een gijzelnemergedood.

Naast Palestijnse groepen en de Zuid-Molukkers waren tussen '&$& en '&&(ook de 9*5 en de 825 in Nederland actief. In totaal vonden tussen '&$( en '&%&ongeveer twintig incidenten plaats die in de Nederlandse context als terroristischgeweld kunnen worden aangemerkt (Fijnaut, '&&,: "(!).

Resumerend kunnen we vaststellen dat Nederland in de periode '&$(-!((' tweeklassieke vormen van terrorisme heeft gekend: een binnenlandse groepering (deVrije Molukse jongeren) en internationale groeperingen als Al Fatah, de 9*5 ende 825 (Ducheine, !((%: #(). Beide typen hanteerden klassieke terreurmethodesom hun politieke eisen kracht bij te zetten: kapingen, gijzelingen en (bom)aan-slagen.

$.&.! Bijstelling na !""#Nederland kwam na '' september !((' opnieuw in de greep van terrorisme enterreurbestrijding. De aanslagen in de ;1 betekenden voor Nederland het eindevan een periode van ‘windstilte’. Ruim twee weken later werd Nederland zelfgeconfronteerd met een meervoudige dreiging die zich tegen een aantal snelweg-tunnels richtte.

Het kabinet presenteerde kort daarna haar Actieplan terrorismebestrijding enveiligheid +$, dat in feite geen integraal beleid maar slechts ‘fragmentarische maat-regelen met aandacht voor allerlei deelaspecten’+% omvatte. Het oude terreurbe-strijdingsbeleid (zie hiervoor) bleef in beginsel overeind. De bijstelling van ditbeleid is uiteindelijk op incrementele wijze tot stand gekomen (Ducheine, !((%:#' e.v.).

Het waren vooral de aanslagen op de treinen in Madrid op '' maart !((,,waarmee het moderne (catastrofale) internationale terrorisme voet op Europesebodem zette, die – in fasen – tot een bijstelling van het Nederlandse terreurbe-strijdingsbeleid hebben geleid.+& De moordaanslagen op Pim Fortuyn en Theovan Gogh hebben aan deze ontwikkeling bijgedragen.

De moord op Fortuyn leidde allereerst tot een herbezinning op de systematiekvan bewaken en beveiligen; een Nieuw stelsel bewaken en beveiligen werd uiteindelijkin juli !((, van kracht.,( Een meer ‘geïntegreerde visie op terreurbestrijding’,'

;87-28: .< 28**83*=812*9>09:?

!!"

Page 226: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

verscheen ondertussen in de nota Terrorisme en de bescherming van de samenleving(!((+).,!

Na ‘Madrid’ bleek dat internationaal terrorisme niet een verre dreiging was,maar ook in buurlanden kon toeslaan. Het kabinet stelde vast dat dit catastrofaalterrorisme via aanslagen op burgerdoelwitten – soft targets – ‘die door hun aardminder goed verdedigbaar zijn’ zoveel mogelijk willekeurige burgerslachtoffers enmaatschappelijke ontwrichting beoogt.,+ In het parlementaire debat kwamen talvan maatregelen aan bod. Parlementariërs verlangden ‘sneller en daadkrachtiger’optreden van de regering. Daarbij werd gesuggereerd dat het kabinet zich bij denodige bescherming tegen terrorisme niet te veel moet laten beperken doorrechtsregels en bescherming van grondrechten.,, De minister van Justitie reageerdefel tegen die suggestie:

Als de overheid de democratische rechtsstaat wil beschermen, dient zij dat tedoen binnen de eisen die de rechtsstaat stelt. Zij gunt het terrorisme wel erggemakkelijk succes als zij onder druk daarvan de waarden en beginselenwegdoet waartegen de terreur zich richt.,"

De regering constateerde dat Nederland, net als Spanje, kwetsbaar was vanwegede aanwezigheid van troepen in Irak, het bondgenootschap met de ;1, de aanwe-zigheid van enkele radicale moslimgroepen in Nederland zelf,#, en vanwege ‘hetopen en complexe karakter van de moderne samenleving’.,$

Eén van de aangekondigde maatregelen betrof het alerteringssysteem.,% Verderwerd de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding (:72b) aangesteld,&, deminister van Justitie kreeg doorzettingsmacht in geval van terreurbestrijding"(, enop wetgevingsgebied werd het strafrecht aangevuld (Frielink, !((,: !+& e.v.)."' Erkwamen sky marshals op risicovluchten"!, er werden voorzieningen getroffen tegenrenegades "+ en de coördinatie voor het stelsel bewaken en beveiligen werd overge-heveld naar de :72b.", En niet in de laatste plaats: het stelsel voor speciale eenheden,waaronder de ==8’s, die belast zijn met terreurbestrijding, werd onder de loepgenomen en vervolgens herzien.""

In Nederland zelf manifesteerden zich ook dreigingen. Samir A. werd eind juni!((, voor de eerste keer aangehouden, omdat hij plannen had voor het plegenvan aanslagen (De Wijk & Relk, !((#); er is een nationaal terreuralarm rond de‘Hofstadgroep’ en een ultimatum van Al Qaeda aan Nederland. Op ! november!((, vermoordde Mohammed B. Theo van Gogh: de eerste geslaagde terreurdaadop Nederlandse bodem na !(('."# Al met al is gebleken dat de terroristischedreiging sinds !((' voornamelijk bepaald wordt door binnenlandse groepen ofnetwerken die zich door internationale groeperingen laten inspireren."$ Dezedreiging heeft tot diverse aanpassingen en maatregelen op bestuurlijk, juridischen operationeel gebied geleid."%

Er volgde kritiek op het terreurbestrijdingsbeleid van het kabinet"& en er werdgevraagd om ‘harde en effectieve’ maatregelen.#( Op '( november !((, werden

-../01234 &

!!#

Page 227: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

leden van de Hofstadgroep in het Laakkwartier in Den Haag aangehouden vanwegeplannen om de Kamerleden Geert Wilders en Ayaan Hirshi Ali te vermoorden.Daarbij was een nieuw opgerichte ==8, de Snelle Interventie Eenheid (==8-198),betrokken. Het kabinet leek ondertussen het terreurbestrijdingsbeleid nog verderuit te bouwen met deelmaatregelen.#'

Na !((' bestond de noodzaak het stelsel van de speciale eenheden, waaronderde ==8’s, te herzien. De dreiging bij de tunnels had al geresulteerd in de formeringvan een derde peloton bij de ==8-Mariniers.#! Na advies van prof. C.J.C.F. Fijnauten een commissie van deskundigen vanuit Openbaar Ministerie (.<), Politie enDefensie besloot de regering tot herstructurering van het stelsel van specialeeenheden. Daarbij werden de bestaande ==8’s, in casu de ==8-Politie, de ==8-Krijgsmacht en de==8-Mariniers, ondergebracht bij de Dienst Speciale Interventies(019) van het Korps Landelijke Politiediensten (46A0). Deze 019 bestaat tegen-woordig voor het overgrote deel uit militairen (Ducheine, !((%: '(!).#+

In september !((, werd eerst nog – vooruitlopend op de stelselherziening –een extra ==8 opgericht: de eerdergenoemde ==8-198.#, Zij werd aangemerkt alseen ‘tijdelijk, multidisciplinair werkverband’ van manschappen van de ==8-Politie,de ==8-Krijgsmacht en de ==8-Mariniers.#" De eenheid was gericht op ‘snellereinzetbaarheid’ bij ‘kleine high risk situaties’ en was geënt op de toenmalige drei-gingssituatie:

[De ==8-198] is gericht op het aanhouden en in het uiterste geval uitschakelenvan mogelijke verdachten van terrorisme of het plegen van buitensporig en/ofgrootschalig geweld. Dit betreffen in beginsel offensieve situaties, zowelstatisch als mobiel te land en op het water, waarbij sprake is van onder meerexplosieven, opofferingsbereidheid bij verdachten of :=7-dreigingen.##

De meest markante wijziging betrof de breuk met de tot dan toe bestaande striktescheiding tussen politie en de krijgsmacht. In de uitgebrachte adviezen warenbedenkingen geuit over een gemengde terreurbestrijdingseenheid bestaande uitpersoneel van politie en de krijgsmacht. De regering verwoordde deze bedenkingenals volgt:

In de uitgebrachte adviezen worden bedenkingen geuit over het structureelmaken van de ==8-198 [de gemengde eenheid] in het nieuwe stelsel. Deargumentatie daarvoor [i.c. de bedenkingen van anderen] is dat de striktescheiding tussen politie en Defensie moet worden gehandhaafd. Het uitgangs-punt daarbij is dat civiel geweld in Nederland bij uitstek een politietaak enslechts bij hoge uitzondering een militaire aangelegenheid is. Dit betekent datenerzijds de eenheden en manschappen met een politiële achtergrond meertoegerust zijn voor het meer defensieve en kleinschalige geweld en anderzijdsdat offensief, massief en/of grootschalig geweld in beginsel beantwoord moetworden door eenheden en manschappen met een militaire achtergrond. Deze

;87-28: .< 28**83*=812*9>09:?

!!$

Page 228: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

tweedeling heeft een verschil in mindset en cultuur tussen eenheden van politieen Defensie naar het oordeel van betrokkenen tot gevolg.#$

De regering wees deze bedenkingen echter expliciet van de hand. Zij voerdedaarvoor de volgende argumentatie aan:

Flexibele en wendbare eenheden als de ==8-198 kennen een aantal wezenlijkevoordelen en het stelsel is op deze wijze beter toegerust op de bestrijding vannieuwe dreigingsbeelden. ==8-198 gelijkende eenheden zijn meer dan dehuidige eenheden van politie en Defensie in staat om aan de meest uiteenlo-pende en in korte tijd wisselende situaties het hoofd te kunnen bieden en zijnbovendien een passend antwoord op de moderne uitingsvormen van terroris-me. Dit soort eenheden maakt het mogelijk om tussen het laagste geweldsdo-mein (5.8’s) en het hoogste geweldsdomein (mariniers) op een glijdende schaalte bewegen. De reden van een ==8-198 is ook daarin gelegen dat de ‘best ofboth worlds’ in een dergelijke eenheid zijn verenigd; men traint samen,ontwikkelt doctrines en treedt samen op.#%

Met de keuze voor het nieuwe stelsel en de expliciete afwijzing van de bedenkingendaartegen stelde de regering zich op het standpunt dat voor de oude en striktetweedeling tussen politie en krijgsmacht in de huidige veiligheidssituatie geenruimte meer is (Ducheine, !((%: %,).

Het huidige stelsel van de speciale eenheden – 5.8’s en de ==8’s – is weergegevenin figuur &.!.

Figuur !.#: Organisatie stelsel van speciale eenheden (Ducheine, #$$%: %))

KLPD

DSI

UE & OOAOEBSB

UnitInterventie

UIM

bijstandDefensie

AOEBSB

AOE

-../01234 &

!!%

Page 229: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Aan de ‘voorkant’ van het stelsel zijn de Aanhoudings- en ondersteuningseenheden(5.8’s of 52’s) gepositioneerd. Zij zijn geen ==8. Ze maken deel uit van de regionalepolitiekorpsen of de 4<ar#& en worden ingezet onder gezag van de hoofdofficiervan justitie. Indien noodzakelijk worden zij ingezet onder bevel van de comman-dant van de 019.

De drie ==8’s zijn ondergebracht in de 019. Tot de 019 behoren – naast de staf– beheersmatig slechts twee eenheden. In de Unit Expertise & OperationeleOndersteuning (38B..) is de scherpschutterscapaciteit ondergebracht. De capa-citeit is evenredig belegd over politie en krijgsmacht.$( Deze scherpschutterscapa-citeit dient ter ondersteuning van de andere speciale eenheden.$'

De Unit Interventie (39) is de ‘gemengde interventie-eenheid’ die voor tweederde uit militairen bestaat.$! Zij is de voortzetting van de in !((, opgerichte==8-198 die tussen de 5.8’s en de toenmalige ==8-Mariniers is komen te staan.$+

De regering bestreed expliciet de opgeworpen bezwaren tegen deze gemengdeeenheid en onderstreepte het nut (en de ratio) voor de trendbreuk met het verledenmet een verwijzing naar de flexibiliteit, complementariteit en effectiviteit van dezecombinatie (zie hiervoor).$,

De Unit Interventie Mariniers (39<) heeft tot taak ‘offensieve, grootschalige encomplexe manoeuvres’ uit te voeren.$" Deze eenheid valt beheersmatig onder hetCommando Zeestrijdkrachten. Zodoende kan (het personeel van) de 39< ‘blijvenbeschikken over specifieke militaire vaardigheden door gemeenschappelijke trai-ning en oefening binnen het totale Korps Mariniers’.$#

Indien noodzakelijk kunnen nog andere onderdelen van de krijgsmacht bijstandverlenen bij terreurbestrijding. In dat geval treden ook deze eenheden op onderbevel van de Commandant van de 019; ze zijn geen ==8. $$

Tabel !.#: Terreurbestrijdingsbeleid anno "!*# en #$$%

"!*# #$$%

Krachtige terreurbestrijding IdemPrimaat justitie IdemJustitiële gezagslijnen IdemPolitietaak OverheidstaakGevechtshandelingen: krijgsmacht Hybride: politie en krijgsmachtNeventaak, scherpschutters en Fulltime

Close Combat Unit Terrorismewetgeving: strafbaarstelling,Geen speciale (nood)wetgeving opsporing

Met de stelselwijziging en de voorafgaande incrementele aanpassingen heeft deregering afstand genomen van een aantal van de beginselen uit de Terreurbriefuit '&$+ (zie tabel &.!). Terreurbestrijding is ondertussen een hoofdtaak voor de

;87-28: .< 28**83*=812*9>09:?

!!&

Page 230: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

verschillende eenheden geworden. Ten tweede heeft terreurbestrijding een separaatjuridisch raamwerk gekregen, waaronder strafbaarstelling en bijzondere opspo-ringsbevoegdheden. De derde verandering is de meest fundamentele. Met destelselwijziging heeft de regering duidelijk gemaakt dat terreurbestrijding eenoverheidstaak is, waarbij zij zowel politie als militairen (nog immer onder poli-tieleiding en justitieel gezag) kan inzetten. Voorheen gold het uitgangspunt datciviel geweld in Nederland bij uitstek een politietaak was en slechts bij hogeuitzondering een militaire aangelegenheid. De scherpe tweedeling tussen politieen krijgsmacht is expliciet losgelaten. Dat blijkt vooral uit de oprichting van dehybride UI en de filosofie die daaraan ten grondslag ligt. Maar ook het feit dathet merendeel van het personeel van de 019 uit militairen bestaat, is veelzeggend.

!.% De coördinatie van het terrorismebeleid

Uit het bovenstaande komt duidelijk naar voren dat er een groot aantal organisatiesbij de terreurbestrijding is betrokken. Hoe dit te coördineren? Onder meer daartoeheeft het kabinet-Balkende 9; in april !(($ met de hierboven al aangehaaldeStrategie Nationale Veiligheid (paragraaf ") een plan neergelegd. Dit plan moet deregie van de rijksoverheid versterken waar het gaat om bedreigingen van denationale veiligheid. Deze bedreigingen kunnen variëren van milieurampen tot‘catastrofaal terrorisme’. De laatste term is in zwang geraakt na de aanslagen van'' september !((' op het World Trade Centre in New York, en staat voor eennieuwe vorm van terrorisme die er voor alles op gericht is zoveel mogelijkburgerslachtoffers te maken. In de jaren daarna toonden de eerdergenoemdeaanslagen in Madrid (!((,) en Londen (!(("), die honderden slachtoffers eisten,dat het terrorisme niet stopt aan de grenzen van Europa. Om deze en anderebedreigingen het hoofd te bieden, zo stelt de Strategie Nationale Veiligheid, moetenalle betrokken partijen (zoals de politie en de verschillende inlichtingendiensten)een aantal ‘beginselen van regie en aansturing’ onderschrijven en toepassen. Hetbelangrijkste beginsel is dat van ‘heldere rolverdeling en rolvastheid’, wat betekentdat de partijen zich aan hun eigen rol houden, op de hoogte zijn van elkaarsverantwoordelijkheden en bevoegdheden, en die ook respecteren (Ministerie vanBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, !(($).

Al ruim twee jaar voordat het kabinet zijn plannen lanceerde om meer samen-hang te brengen in de aanpak van de nationale veiligheid, is op ' januari !((" eennieuwe organisatie met haar werkzaamheden begonnen: de Nationaal CoördinatorTerrorismebestrijding (:72b). In hoeverre zien we het beginsel van heldere rol-verdeling en rolvastheid terug in haar opereren? De taak van de nieuwe organisatiebestaat, zoals de naam al zegt, uit het coördineren van de inspanningen die inNederland door diverse organisaties worden geleverd om het terrorisme te bestrij-den. Na de aanslagen van '' september !((' en de moord op Pim Fortuyn bestondde indruk dat de terreurbestrijding in Nederland was versnipperd, dat de diverse

-../01234 &

!+(

Page 231: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

bij terreurbestrijding betrokken organisaties hun informatie niet altijd voldoendedeelden, en dat om die reden meer afstemming nodig was. Over de aanslag van'' september !((' had de Amerikaanse Joint Intelligence Committee immers ineen negenhonderd pagina’s dik rapport geconcludeerd dat de inlichtingendienstende aanslagen weliswaar niet hadden kunnen voorkomen, maar dat zij anderzijdsgezamenlijk over meer informatie beschikten dan zij zelf beseften: die informatiewerd alleen niet snel genoeg gebruikt en onvoldoende gedeeld. Het is de taak vande :72b om een dergelijke situatie in Nederland te voorkomen. Daarbij is hetnadrukkelijk niet de bedoeling dat de :72b zelf inlichtingen verzamelt, wel datzij ervoor zorg draagt dat de informatie die bij de bestaande diensten aanwezig isbij elkaar komt.

Na anderhalf jaar werd het functioneren van de :72b voor het eerst geëvalueerddoor twee hoogleraren in de bestuurskunde (Bekke & De Vries, !(($). Zijconcludeerden in hun rapport U bent herkend dat de :72b geen vlekkeloze startheeft gehad. Verschillende organisaties die zijn betrokken bij de bestrijding vanhet terrorisme, voelden zich overvallen door het plotseling verschijnen van eencoördinator. Ook de positionering van de :72b onder twee ministers, namelijkdie van Justitie en die van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, leidde totenige verbazing (Bekke & De Vries, !(($: %). Die plaatsing gaat immers in tegende uitdrukkelijke wens van de :72b zelf om een ‘eenduidige politieke verankeringen plaatsing van de organisatie onder de verantwoordelijkheid van de coördi-nerende minister van Justitie’ (Bekke & De Vries, !(($: ''). Verder is het opvallenddat de rol van de coördinator zich dient te beperken tot precies dat: coördineren.De :72b heeft geen uitgebreide bevoegdheden en geen beslissingsmacht, en moetpartijen coördineren waar zij niet boven maar tussen staat – een constructie diede :72b zelf al eerder onwerkbaar achtte (Bekke & De Vries, !(($: '+).

Ondanks deze handicaps heeft de :72b goed werk verricht, zo stellen deonderzoekers, maar zij zien ook een aantal punten waarop verbetering mogelijkis. Zo is er bij verschillende partijen enige wrevel over het feit dat de :72b verdergaat dan haar taak voorschrijft, waardoor zij anderen in haar werkzaamhedenbeperkt, en is er irritatie over de media-aandacht die de :72b voor zichzelf genereert(Bekke & De Vries, !(($: !"). Zo liet zij onder het toeziend oog van de camera’sadvocaat Bram Moszkowicz door de politie in veiligheid brengen, omdat zijnleven gevaar zou lopen. Menigeen vroeg zich af of hier werkelijk een taak voor deterrorismecoördinator lag. De :72b wordt door sommigen dan ook gezien als eenbedreiging (Bekke & De Vries, !(($: ,#), en dat is niet helemaal onbegrijpelijk.Dat ligt volgens het rapport echter niet zozeer aan het functioneren van de :72b,maar aan een neiging die ambtelijke organisaties delen: ‘Organisaties die bureau-cratiseren hebben de neiging te streven naar uitbreiding van taken’ (Bekke & DeVries, !(($: ,"). De 59;0 is er van de weeromstuit nog maar moeilijk toe tebewegen informatie te delen. En in de rapportage Project Nationale Veiligheid, eeninventarisatie van de knelpunten en blinde vlekken op het gebied van de bestrijdingvan catastrofaal terrorisme, klaagt Justitie over het solistische optreden van de

;87-28: .< 28**83*=812*9>09:?

!+'

Page 232: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

:72b, waardoor het niet altijd tijdig bij de beleidsvorming wordt betrokken. OokBinnenlandse Zaken heeft het idee niet bijtijds te worden betrokken (Bekke &De Vries, !(($: !"-!#).

Het voornaamste kritiekpunt uit het evaluatierapport is echter de positioneringvan de coördinator onder twee ministeries. Je kunt niet twee heren dienen, is hetgevoel, en daarom leidt deze constructie tot de nodige competentiegeschillen. Demeeste ambtenaren die betrokken zijn bij de terreurbestrijding, ressorteren onderde minister van Binnenlandse Zaken, maar het is de minister van Justitie die isaangewezen als coördinerend minister (Bekke & De Vries, !(($: !#). Dat laatstebetekent in ieder geval dat bij een crisis Justitie de touwtjes in handen heeft.Volgens sommigen ligt door die keuze tevens de nadruk meer op repressie danop preventie (Bekke & De Vries, !(($: !$). Daar komt nog bij dat de relatietussen beide ministeries gespannen is en er voornamelijk op ambtelijk niveauwrijving lijkt te zijn (Bekke & De Vries, !(($: !%, ,%). Als medewerkers van de:72b de ene week bij Justitie hebben vergaderd, is de volgende week BinnenlandseZaken aan de beurt (Van Weezel, !(($). De onderzoekers adviseren daarom de:72b onder één minister te plaatsen, maar spreken zich niet uit over de vraagwelke minister dat zou moeten zijn. Daarnaast raden zij aan de :72b meerbevoegdheden te geven door er een Autoriteit Terrorismebestrijding van te makenin plaats van slechts een coördinator.

!.! Bureaupolitiek en bureaupolitisme

Als het evaluatierapport verschijnt, verdwijnt het in eerste instantie in een bureau-lade. Een reportage van de actualiteitenrubriek :.;5 vestigt de aandacht op hetrapport, dat vervolgens in de Tweede Kamer wordt besproken en inmiddels vooriedereen is in te zien. Voor de :.;5-camera’s verschijnen Kamerleden van 705en A;05 die er eveneens voor pleiten dat de :72b onder één minister komt, maarvan mening verschillen over de vraag welke minister dat moet zijn. De 705’erpleit voor Justitie, de voorkeur van de A;05’er gaat uit naar Binnenlandse Zaken.Niet toevallig is de minister van Justitie, Hirsch Ballin, van 705 huize, die vanBinnenlandse Zaken, Ter Horst, een A;05’er. Met die vaststelling raken we aanwat wel eens de kern van de zaak zou kunnen zijn. Veel van wat de evaluerendeonderzoekers aan verbeteringen aanbevelen, had op het eerste gezicht ook wel opvoorhand kunnen worden bedacht. De gekozen constructie is echter niet alleeningegeven door rationele, maar ook door bureaupolitieke overwegingen.

De term ‘bureaupolitiek’ staat voor het verschijnsel dat besluiten vaak niet hetbeste zijn te begrijpen als de uitkomst van een rationele besluitvormingsprocedure,maar als het duw- en trekwerk binnen de ambtenarij (Bovens et al, !(($: +'!-+'+).Waarvoor een ambtenaar ijvert, hangt af van waar hij in de overheidsorganisatiestaat. Zoals in het bedrijfsleven het streven naar winstmaximalisatie doorgaansleidend is, is dat bij de ambtenarij het streven de omvang, de macht en het budget

-../01234 &

!+!

Page 233: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

van de eigen afdeling te maximaliseren. Zo was – en is? – het niet ongebruikelijkdat een militair het belang van zijn eigen krijgsmachtdeel boven dat van anderekrijgsmachtdelen stelt, zeker in tijden van bezuinigingen. Min of meer vergelijkbaarzal een ambtenaar van Justitie soms datgene bepleiten wat goed is voor Justitie,en dat is niet per se dat wat goed is voor de publieke zaak. In het geval van Justitieen Binnenlandse Zaken is er al sinds jaar en dag sprake van enige bureaupolitiekerivaliteit als het gaat om de zeggenschap over de politie, een organisatie die ookonder de verantwoordelijkheid van deze twee ministeries valt. Bij de gang vanzaken rond de :72b zien we bureaupolitieke overwegingen op verschillende niveausterugkomen. Allereerst in de strijd tussen de beide ministeries om de zeggenschapover de :72b, eindigend in het door weinigen gewenste compromis waarbij beideverantwoordelijkheid dragen. In de tweede plaats in de positie die de :72b zichzelfheeft toegemeten met een inmiddels veelomvattend takenpakket en de bijbeho-rende menskracht (Bekke & De Vries, !(($: "(). Tot slot zien we bureaupolitiekeoverwegingen terug in het verzet van de inlichtingendiensten, die zich bedreigdvoelen in hun positie. Ter illustratie van dat laatste punt kan het commentaardienen dat op het functioneren van de :72b van Defensiezijde is geleverd, in hetbijzonder door de eigen inlichtingendienst.

De Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (<9;0) levert analyses aan de:72b ten behoeve van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland, dat driemaan-delijks uitkomt. Een door Defensie in het leven geroepen onderzoeksgroep, decommissie-Dessens, stelde in !((# in een rapport over de inlichtingen- en veilig-heidscapaciteit binnen Defensie dat de samenwerking tussen :72b en <9;0 in degroeifase zit (Ministerie van Defensie, !((#: '#&). Vanuit de :72b werd aangegevendat er enige twijfel bestond over de vraag of de <9;0 niet over meer relevanteinformatie beschikte dan zij leverde. Ongevraagd kwam er namelijk zelden ietsvan <9;0-zijde. Anderzijds vreesde de <9;0 dat de :72b als derde inlichtingen-dienst zou gaan fungeren, naast de <9;0 en 59;0. De precieze rolafbakening isniet helemaal helder. Er is zelfs sprake van enige concurrentie, en het is welvoorgekomen dat de twee inlichtingendiensten en de :72b alle drie met eenrapport over hetzelfde onderwerp kwamen. De onderzoekers spreken verder vaneen ‘begrijpelijke’ wens van de :72b om zich te profileren, die echter leidt totverwarring over de vraag of zij nu wel of niet een derde inlichtingendienst is(Ministerie van Defensie, !((#: '$(). De <9;0 is vooral bang dat die verwarringook ontstaat bij haar buitenlandse contacten. :72b heeft zelf ook buitenlandsecontacten, en over het hoe en wat van die contacten zijn afspraken gemaakt metde <9;0, maar onduidelijk is in hoeverre de :72b de grenzen van die afsprakenopzoekt. De <9;0 verwacht enerzijds dat de :72b weinig succesvol zal zijn inhaar pogingen tot het ontwikkelen van een buitenlands netwerk, maar vreestanderzijds wel dat die pogingen het eigen met zorg opgebouwde netwerk verstoren(Ministerie van Defensie, !((#: '$').

Op het eerste gezicht stemt bovenstaande schets niet vrolijk. In het evaluatierap-port over de :72b stellen de schrijvers dat sommige kritiek op de organisatie

;87-28: .< 28**83*=812*9>09:?

!++

Page 234: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

voorbijgaat aan de ernst van de terrorismedreiging en wellicht voortkomt uit enige‘jalousie de metier’ (Bekke & De Vries, !(($: ""). Ambtenaren laten soms depar-tementale belangen prevaleren boven het algemene belang. Daar staat tegenoverdat concurrentie en strijd tussen overheidsafdelingen de kwaliteit van het geleverdewerk ten goede kunnen komen, niet onvergelijkbaar met de wijze waarop con-currentie bedrijven in de particuliere sector scherp houdt. Ook voorkomt rivaliteittussen delen van de overheid dat te veel macht bij één speler komt te liggen. Zekerin het geval van terreurbestrijding is dat gevaar van machtsaccumulatie nietdenkbeeldig; het huidige compromis zou daar wel eens een goede oplossing voorkunnen zijn. Bureaupolitiek creëert zo haar eigen checks and balances. Precies omdie reden heeft 0## ervoor gepleit de bestaande constructie met gedeelde verant-woordelijkheid te handhaven. Om vergelijkbare en op zichzelf legitieme redenenheeft de A;05 bij de kabinetsformatie in !(($ het samenvoegen van Justitie enBinnenlandse Zaken tegengehouden (Colijn, !(($). Dat neemt niet weg datbureaupolitiek kan doorschieten,waarmeehetwel degelijk contraproductief wordt.We spreken dan niet van ‘bureaupolitiek’ maar van ‘bureaupolitisme’ (Bovens etal, !(($: +'+).

!."$ Integrale casus

Via een integrale casus en een fictief scenario willen we ten slotte een schets achter-laten van de verschillende dimensies die een militaire bijdrage aan terreurbestrijdingkan aannemen (Ducheine, !((%: '((-'(!). De casus is schematisch weergegevenin figuur &.+.

Zich baserend op inlichtingen van de 59;0 en de <9;0 concludeert de :72bdat er een zeer grote kans is dat zich meer terroristische aanslagen zullen voordoen.De terreurgroep Empire heeft het voorzien op een groot aantal potentiële objecten:zowel ‘harde’ militaire objecten als ‘zachte’ civiele.$% Conform het ingevoerde aler-teringssysteem geldt het dreigingsniveau als ‘kritiek’. In dat verband wordenpotentiële militaire en civiele doelen (extra) beveiligd en wordt, conform deafspraken van het 97<1 en de Modelregeling inzake militaire bijstand t.b.v. bewakenen beveiligen civiele objecten$&, (omvangrijke) militaire bijstand via de Politiewet'&&+ ingeroepen om aanslagen te voorkomen.%( De minister van Justitie is belastmet de algehele coördinatie. De ingezette militairen opereren onder leiding vande politie en onder gezag van Justitie.

Defensie levert in de eerste plaats militaire bijstand met personeel van de 4<ar.%'

Leden van de =1= worden ter ondersteuning van de Dienst Koninklijke en Diplo-matieke Beveiliging van het 46A0 ingezet voor (extra) beveiliging van de ledenvan het kabinet, fractievoorzitters en een aantal spraakmakende en prominenteNederlanders. Het 5.8 (‘arrestatieteam’) van de =1= staat paraat voor het verrichtenvan aanhoudingen en de Bijstandseenheid van de 4<ar, inclusief een aantalpantserwagenpelotons, ondersteunt de beveiliging van een aantal objecten. Bo-

-../01234 &

!+,

Page 235: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

vendien worden de politiekorpsen versterkt met personeel uit de drie regionale4<ar-districten.

Naast deze bijstandstaak heeft de 4<ar een aantal van haar eigen taken geïnten-siveerd. Voor de beveiliging van objecten wordt extra personeel beschikbaargemaakt. Het betreft de paleizen, het Catshuis, De Nederlandsche Bank en inter-nationale hoofdkwartieren.%! Ook grensbewaking, beveiliging van de burgerlucht-vaart, waaronder de inzet van sky marshals op risicovluchten, worden geïntensi-veerd.

Daarnaast levert Defensie ook nog bijstand met militairen van de overigeoperationele commando’s. Met name eenheden van het Commando Landstrijd-krachten en het Commando Zeestrijdkrachten (in casu het Korps Mariniers)worden belast met de beveiliging van aangewezen civiele objecten, routes engebieden. Zij beschermen zelfstandig kwetsbare maar afgelegen objecten, zoals dekerncentrale in Borssele en olie- en chemische installaties in Pernis, of treden opeen aantal plaatsen op in combinatie met marechaussees en/of politiepersoneel.

Figuur !.&: Fictieve integrale casus

F-16 BSBApache

Stinger

KL

Pantserwagens

Permanentmilitair object

Tijdelijkmilitair object

Persoon(sbeveiliging)

Observatie AIVD(Militaire)eenheid

Civiel object

KL

Kmar

KM

KCT BSB

BSB

UAV

UIM

UI

;87-28: .< 28**83*=812*9>09:?

!+"

Page 236: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van onbemande vliegtuigen van de landmachten grondradarsystemen. De marine levert een aantal detachementen voor debescherming van de Rotterdamse haven. Alle militairen opereren onder politie-leiding en onder civiel gezag.%+

Vanwege de specifieke dreiging via de lucht is de Quick Reaction Alert van hetCommando Luchtstrijdkrachten ook ingezet. Bij een terroristische dreiging vanuitde lucht staan deze /-'#’s via de Renegade-regeling onder gezag van de ministervan Justitie.

De 019 – in casu de Unit Interventie Mariniers (39<) – wordt ingezet voor debeveiliging van een aantal objecten.%, De Unit Interventie wordt centraal beschik-baar gehouden voor interventies met behulp van het Defensie Helikopter Com-mando.

De 019 wordt ondersteund door twee van de pantserwagenpelotons van de4<ar.%" Zij nemen preventief posities in. Ondanks de alarmering van de volledige39< – voorzien van scherpschutterscapaciteit uit de Unit Expertise & OperationeleOndersteuning – beschikt de 019 over onvoldoende capaciteit vanwege het groteaantal mogelijke doelwitten. Daarom worden zes contraterreurteams van het KorpsCommandotroepen, die normaliter een buitenlandse taakstelling hebben, eveneensin bijstand geroepen.%#

Op verzoek van de 59;0 worden bestaande observatieopdrachten die de =1=voor de 59;0 uitvoert%$, voorafgaand aan en tijdens de afgekondigde alerteringsfase,geïntensiveerd.%%

Defensie voorziet zelf in de bewaking en beveiliging van haar permanenteobjecten.%& De minister van Defensie en de Commandant Land- respectievelijkZeestrijdkrachten maken bovendien gebruik van de bevoegdheid uit de Rijkswetgeweldgebruik bewaking en beveiliging militaire objecten tot het aanwijzen van extratijdelijke militaire objecten.&( Het betreft objecten die naar hun bestemming vanbelang zijn voor een ongestoorde doorgang van internationale operaties (o.a. 915/)van Nederland en haar bondgenoten.

Om een aantal civiele objecten afdoende te kunnen beschermen, stelt de ministervan Verkeer en Waterstaat op verzoek van de politie met behulp van zijn bevoegd-heid uit de Wet luchtvaart een aantal no fly-zones in.&' Ook de minister van Defen-sie is – gelet op de aard van de inlichtingen over de dreiging – overgegaan tot hetinstellen van een aantal no fly-zones boven militaire objecten.&!

De no fly-zones worden, net als tijdens het bezoek van president Bush in !(("beveiligd door Apaches van het Commando Luchtstrijdkrachten en unmannedaerial vehicles en Stinger-luchtafweersystemen van de luchtverdedigingsorganisatie.Deze middelen verlenen bijstand voor de beveiliging van deze civiele objecten opgrond van de Politiewet.&+ Daarnaast zijn continu de twee /-'#’s van de C*5 paraat.Zowel de /-'#-&, en Apache-piloten als de Stinger-teams beschikken over instructiesom – onder omstandigheden of in opdracht van de minister van Justitie – bin-nendringende vliegtuigen neer te schieten.&"

-../01234 &

!+#

Page 237: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!."" Instrumentarium

De hiervoor geschetste vergaande fictieve casus bestaat bij nadere beschouwinguit een combinatie van verschillende binnenlandse inzetopties. Via het kortaangehaalde juridische instrumentarium kunnen militaire eenheden – autonoomof ten behoeve van andere overheidsorganen – taken vervullen die terreurbestrij-ding faciliteren. Deze instrumenten en taken worden achtereenvolgens kort belicht.

$.##.# Autonome politietaken KMarDe 4<ar is, in tegenstelling tot het gros van de civiele politie, een hiërarchischgeorganiseerde en centraal geleide nationale politieorganisatie. Ze heeft een mili-taire status en verricht zowel militaire als civiele politietaken. Het gaat in ditscenario met name om: de beveiliging van aangewezen personen en objecten, debeveiliging van de burgerluchtvaart (o.a. via sky marshals), politietaken voor dekrijgsmacht, politietaken op aangewezen burgerluchtvaarttereinen (o.a. Schiphol),en bijstand aan de politie. Met name doelwitten die een hoge (symbolische) waardebezitten, lopen risico bij terreurdreiging. De geschiedenis leert dat dit enerzijdsvliegtuigen en treinen zijn, anderzijds overheids- en diplomatieke objecten enpersonen. Recente terreurdaden wijzen ook op doelwitten in de vitale infrastruc-tuur of acties waarbij grote aantallen slachtoffers kunnen vallen (catastrofaalterrorisme). Objecten als Schiphol vallen hier zeker onder, maar ook de meer sym-bolische doelen die binnen het taakveld van de Koninklijke Marechaussee liggen(0:=, ambtswoning minister-president en de paleizen).

Net als de politie beschikt ook de 4<ar over een Aanhoudings- en ondersteu-ningseenheid (5.8). De =1= is belast met: de observatie en arrestatie van (vuur-wapengevaarlijke) verdachten, persoonsbeveiliging met een ‘hoog dreigingscena-rio’ in Nederland en daarbuiten (bijvoorbeeld bewindslieden op bezoek in Irak),én het uitvoeren van bijzondere opdrachten via de Commandant KoninklijkeMarechaussee.

In de uitoefening van de hierboven beschreven taken is de 4<ar bevoegd geweldtoe te passen. Deze bevoegdheid wordt verleend in de Politiewet '&&+. De gede-tailleerde geweldsinstructie – dezelfde als die voor de politie – is vervat in deAmbtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoonopsporingsambtenaar (hierna: Ambtsinstructie).

$.##.! Militaire bijstand aan de politie‘In bijzondere gevallen’, als geen van de !# politiekorpsen (inclusief 46A0) kwa-litatief dan wel kwantitatief in staat is in de verzorging van de politiefunctie tevoorzien, kan (personele of materiële) bijstand aan de krijgsmacht worden ge-vraagd. We spreken dan over militaire bijstand ten behoeve van de politietaak.&#

De Koninklijke Marechaussee is als eerste aangewezen.&$ Wanneer ook zij nietin bijstand kan voorzien, kan bijstand van de andere krijgsmachtdelen wordengevraagd.&% Speciale vormen van deze bijstandsvorm zijn debewaking en beveiliging

;87-28: .< 28**83*=812*9>09:?

!+$

Page 238: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

van civiele objecten en de bestrijding van luchtvaartterrorisme voor de C*5 metde /-'#’s. Een aparte, permanente voorziening is getroffen voor de bijstandseen-heden die belast zijn met specifiek aangewezen bijzondere onderdelen van depolitietaak (zie hierna).&&

Alle militairen die bijstand aan de politie verlenen, beschikken over dezelfdegeweldsbevoegdheden als politieagenten en marechaussees. Als geweldsinstructiegeldt ook voor hen de eerdergenoemde Ambtsinstructie (zie paragraaf &.''.'). Mili-tairen die bijstand leveren, staan – afhankelijk van het doel van de bijstand – ondergezag van de minister van justitie, de officier van Justitie dan wel de burgemees-ter.

Bijstand aan de politie door de KMarZoals gezegd is de Koninklijke Marechaussee het eerste krijgsmachtdeel ommilitaire bijstand te leveren. Uit de inleidende casus werden al enkele voorbeeldengenoemd. Hierna zullen we hier uitgebreider op ingaan.

Het eerdergenoemde ‘arrestatieteam’ van de =1= kan op verzoek bijstand leverenaan Justitie indien de civiele 5.8’n capaciteit tekort komen. De observatiesectievan de =1= komt hiervoor eveneens in aanmerking.'(( Personeel van de =1= kanook bijstand leveren aan de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging vande 46A0. Zij worden dan ingezet bij de beveiliging van leden van het KoninklijkHuis, kabinetsleden of overige politici, opiniemakers of diplomaten.'('

De pantserwagenpelotons van de 4<ar, uitgerust met de DA*-$#", wordenregelmatig in bijstand geroepen. Sinds de inzet op !$ september !((' bij de tunnelsvan Rotterdam en Amsterdam, worden zij gelijktijdig met de bijstandseenhedengealarmeerd. Eén van de pelotons is specifiek getraind en uitgerust voor inzet opburgerluchtvaartterreinen. Bij de Amerikaanse ambassade in Den Haag posterende DA*’en regelmatig bij verhoogde dreiging (o.a. december !((').

In principe zijn alle marechaussees (ongeveer #((() – van wie een groot aantaltevens opsporingsambtenaar is – beschikbaar voor bijstand aan politie en Justitie.Indien grootschalige marechausseebijstand noodzakelijk is, zal de prioriteitstellingvoor de normale marechausseetaken heroverwogen moeten worden. Bij grensbe-waking en reguliere beveiligingstaken is back fill vanuit de overige krijgsmachtdelenmogelijk.

Bijstand aan de politie door andere krijgsmachtdelenIndien ook de 4<ar niet over voldoende personeel, personeel met de gewenstekwaliteiten, voldoende materieel of het vereiste materieel beschikt, kan dit op ad-hocbasis van de andere krijgsmachtdelen betrokken worden. In beginsel kan iederemilitair (en ieder uitrustingstuk) ingezet worden om bijstand te leveren. Dat geldtook in het specifieke kader van terreurbestrijdingsoperaties. De toepassingsmoge-lijkheden laten zich indelen in een vijftal categorieën (Ducheine, !((,).'(!

-../01234 &

!+%

Page 239: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

'. Ondersteuning met specifieke expertise. Hierbij valt allereerst te denken aanexplosievenopruimers of duikers/kikkers/onderwaterverkenners. Maar ookhet uitlenen van een staf of het commandovoerings- en ondersteuningsele-ment van bijvoorbeeld een brigade is een mogelijkheid. Militaire stavenbeschikken immers over het vermogen om in crisis en chaos besluitvormingvoor te bereiden en leiding te geven aan complexe acties. Het uitlenen vanzo’n commandovoeringselement, bijvoorbeeld een brigadestaf inclusief hetIntegrated Staff Information System (9191), ter ondersteuning van het bevoegdeciviele gezag, laat overigens het primaat van het civiele gezag intact (Clingen-dael Centre for Strategic Studies, !((,).

!. Ondersteuning met specifiek materieel. Vliegtuigen van de luchtmacht kun-nen foto’s nemen van verdachte locaties, of, zoals tijdens de treinkaping in DePunt ('&$$), als afleidingsmanoeuvre worden ingezet tijdens de beëindigingvan een terreuractie. Militaire radarinstallaties of onbemande vliegtuigen(Unmanned Aerial Vehicles, 35;) kunnen het luchtruim monitoren en illegale(vlieg)bewegingen (bijv. illegale transporten of grensoverschrijdingen) regi-streren. Locaties of verdachten kunnen met behulp van een 35; wordenbewaakt.

+. Bewaking en beveiliging van civiele objecten en personen. Personeel kan –zoals de casus beschrijft – ingezet worden met 4<ar en/of politie voor debeveiliging van civiele objecten. Het kan soft targets betreffen, maar ook vitaleobjecten: stations, evenementen, openbaar vervoer, infrastructuur, energie- ofwatercentrales, communicatieknooppunten. Eenheden kunnen als geheel ookontplooid worden als cordon rondom de locatie van een terreuractie. Lucht-afweersystemen (Stinger, Patriot) kunnen worden opgesteld ter beveiligingvan kwetsbare objecten. Vliegtuigen en helikopters kunnen worden ingezetvoor het bewaken en beveiligen van verboden vlieggebieden (no fly-zones).

,. Ondersteuning van bijstandseenheden. Op materieelgebied valt met name tedenken aan de inzet van vlieg-, vaar- of voertuigen, bijvoorbeeld helikopters.Personele versterking van de bijstandseenheden kan geschieden door specialforces. Het gaat dan om specialistisch personeel dat normaliter werkzaam is bijhet amfibisch verkenningspeloton en/of het mountainleader peloton van hetKorps Mariniers, of de contraterreur (72)-teams van het Korps Comman-dotroepen. Hoewel deze laatste primair een buitenlandse taak hebben, kunnenze bij een omvangrijke dreiging of bij meerdere dreigingen adequaat dienstverrichten.

". Ondersteuning hoog in het geweldsspectrum.'(+ Een aansprekend en nieuwfenomeen is de inzet van jachtvliegtuigen tegen Renegades: gekaapte civielevliegtuigen. Via het gevechtsleidingsstation van de luchtmacht in Nieuw-Milligen kunnen – onder gezag van de minister van Justitie – /-'#’s van deQuick Reaction Alert (C*5) binnen tien minuten in de lucht zijn om onbekendevliegtuigen of vliegtuigen die zich niet aan de luchtverkeersleidingregelshouden te onderscheppen. In het uiterste geval dienen de piloten het burger-

;87-28: .< 28**83*=812*9>09:?

!+&

Page 240: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

vliegtuig – in opdracht van de minister van Justitie – neer te schieten. Per jaargaat de C*5 zo’n ,( keer de lucht in voor een potentiële Renegade-situatie.'(,

Bijzondere bijstandseenheden (BBE’s)In tegenstelling tot de hiervoor besproken ad hoc of semi-permanente bijstands-vormen (i.c. de Renegade-regeling) kent de Politiewet ook een permanente bij-standsvoorziening voor ‘bijzondere onderdelen van de politietaak’: de ==8’s. Dezespeciale eenheden treden niet uitsluitend op bij terrorisme of grootschalig of grofgeweld, maar ook bij het aanhouden van vuurwapengevaarlijke verdachten en hetbeëindigen van levensbedreigende situaties.'("

Net als in het oude stelsel bestaan er criteria voor de inzet van een ==8. Het betrefthet gewelds-, locatie- en effectiviteitscriterium (Ducheine, !((%: %%).'(# De ==8’streden op als ‘het geweldsniveau van de 5.8’s [van politie en 4<ar] wordt over-stegen’.'($ Dit geweldscriterium neemt – net als in het oude stelsel – het gewelds-niveau van en voor de 5.8’s als basis. De beginselen van proportionaliteit ensubsidiariteit komen hierin tot uitdrukking. Op basis van politiek-bestuurlijkeoverwegingen kan de inzet van bijvoorbeeld de 39 echter prevaleren boven dievan een 5.8 zonder dat er een situatie is die het geweldsniveau van de 5.8’soverstijgt.'(% Het locatiecriterium doelt op de locatie en het object van de inzet.Daarbij moet optimaal gebruik gemaakt worden van de kennis, kunde en ervaringvan de verschillende eenheden. Het effectiviteitscriterium ziet toe op situatieswaarin op grond van de eerste twee criteria de inzet van een bepaalde eenheidvoor de hand ligt, maar desondanks – bijvoorbeeld vanwege de inzetsnelheid –een andere wordt aangewezen.

De 39 zal zich in het algemeen (en qua training) richten op ‘kleinschalige situaties(veelal het dynamische optreden)’, terwijl de 39< zich zal blijven richten op‘grootschalige en/of complexe situaties (bijvoorbeeld de kaping van een passagiers-vliegtuig of een boorplatform)’.'(& Beide eenheden kunnen over vuursteun vanuitde 38B.. beschikken. Voor zover specifieke inzet- of transportmiddelen alshelikopters niet bij de politie zijn ingedeeld, kunnen deze via militaire bijstandop basis van de Politiewet bij de 4<ar (bijvoorbeeld pantserwagens) of anderekrijgsmachtdelen (vlieg- of vaartuigen) betrokken worden.''(

Voor reguliere inzet waarvoor een standaard inzetscenario bestaat, is de voorzittervan het college van Procureurs-Generaal gemandateerd om de bijstand op tedragen. De minister van Justitie neemt zelf beslissingen indien er – ook na kleineaanpassingen – geen standaard inzetscenario beschikbaar is, als de 39< moetworden ingezet, of als er een nationale inzetsituatie aan de orde is. Dat laatstegeldt als zich meerdere incidenten op verschillende locaties tegelijkertijd voordoen,waartussen vermoedelijk een verband bestaat, of als er een ‘groot nationaal belang’in het geding is.''' Dit hangt af van een aantal factoren, zoals ‘het aantal incidenten,het verband daartussen, de gelijktijdigheid, de plaats dan wel de kennelijkegerichtheid op bepaalde personen/functionarissen en/of objecten’.''! De minister

-../01234 &

!,(

Page 241: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

van Justitie overlegt met zijn collega van Defensie als het de inzet van de 39<betreft.''+

Bijstandseenheden opereren altijd onder civiel gezag. In reguliere situaties is ditde lokale hoofdofficier van justitie, die wordt bijgestaan door de landelijketerreurofficier van Justitie. In nationale situaties ligt het gezag bij de minister vanJustitie.'',

De Commandant van de 019 treedt ‘ter plaatse onder leiding – zonder tussen-komst van derden – van de plaatselijke korpschef [op] in de binnenring van deoperatie’.''" Hij is nevengeschikt aan de – door de korpschef aangewezen – alge-meen commandant die de leiding over de buitenring heeft.''#

De inzet van bijstandseenheden ter beëindiging van bijvoorbeeld een gijzelingof kaping geldt als het meest vergaande geweldsmiddel waarover de politie in onsrechtsbestel kan beschikken. De eenheden gebruiken trouwens ook dezelfdegeweldsinstructie als de politie en de 4<ar (de Ambtsinstructie), aangevuld metspecifieke aanwijzingen over bewapening, toegestane munitie, alarmering en au-torisatie. Het bevel te ‘schieten om te doden’ geldt – net als bij de Renegades – alseen prerogatief van de minister van Justitie.

$.##.% Bewaking en beveiliging militaire objectenHet mag duidelijk zijn dat, ondanks nieuwe trends, ook militaire objecten inNederland potentiële doelwitten voor terrorisme kunnen zijn. Zeker indien dekrijgsmacht in het buitenland (omstreden) operaties uitvoert, kan dit het gevalzijn. Onder meer vanwege dit soort dreigingen bewaakt en beveiligt de krijgsmachthaar eigen objecten. Zowel personeel als materieel (bijvoorbeeld een 35;) kanworden ingezet.

De bevoegdheden voor deze taak zijn vastgelegd in de Rijkswet geweldgebruikbewakers militaire objecten (hierna: de Rijkswet). De minister van Defensie isbevoegd objecten aan te wijzen.''$ Dit is geregeld in het Rijksbesluit houdendeaanwijzing van te bewaken en te beveiligen objecten. Het besluit onderscheidtpermanente objecten in de vorm van vaste (o.a. kazernes, vliegbases, zenderparken)en mobiele (o.a. tactische voertuigen, munitie- en wapentransporten) installaties.Daarnaast kunnen de bevelhebbers voor ten hoogste '! weken tijdelijke objectenaanwijzen''%: ‘bijvoorbeeld [...] tijdelijke opslag van munitie [en/of militaire uit-rusting] in een haventerrein’.''& Een voorbeeld hiervan zijn havens die gebruiktworden voor het beladen of lossen van zeetransport met militair materieel, ofGrand Hotel Huis ter Duin dat voor een :5;.-defensietop wordt gebruikt.

De geweldsinstructie is vervat in het Besluit geweldgebruik defensiepersoneelin de uitoefening van de bewakings- en beveiligingstaak. Deze geweldinstructiesluit ‘nauw aan […] bij de Ambtsinstructie’.'!(

$.##.' Bewaking en beveiliging luchtruimDe minister van Verkeer en Waterstaat kan – boven Nederland of gedeelten daar-van – het uitoefenen van het burgerluchtvaartverkeer tijdelijk of blijvend beperken

;87-28: .< 28**83*=812*9>09:?

!,'

Page 242: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

of verbieden om redenen van openbare orde en veiligheid of om andere dringenderedenen.'!' De minister van Defensie kan dit vanwege militaire noodzaak.'!! Hetgaat om zogeheten no fly-zones. Deze bevoegdheden worden niet alleen bij ‘nor-male’ gebeurtenissen als Dodenherdenking, zoek- of reddingsacties of een konink-lijk huwelijk toegepast, maar ook in bijzondere situaties.

Zo werd een no fly-zone ingesteld tijdens de :5;.-top in Noordwijk ('&&",!(($), tijdens (Host Nation Support) activiteiten in de Rotterdamse haven tenbehoeve van de Amerikaanse logistieke ondersteuning van Iraqi Freedom (!((+)en tijdens het bezoek van president Bush aan Margraten (!((").

Alhoewel de Wet luchtvaart een specifieke geweldsbevoegdheid ontbeert, geldthet instellen van een no fly-zone als een belangrijk ondersteunend instrument bijde beveiliging van civiele én militaire objecten. Voor het afdwingen van de zonemoet worden teruggegrepen naar de geweldsbevoegdheden uit de hierbovenbesproken Politiewet of de Rijkswet. Niet zozeer het binnendringen van een ver-boden vlieggebied, maar de dreiging die daarvan uitgaat zal de grondslag zijn voorgeweldsaanwending.

!."# Conclusie: Nederlandse krijgsmacht, terreur en terreurbestrijding

De centrale vraag van dit hoofdstuk luidde: op welke manier speelt de krijgsmachteen rol bij terreurbestrijding? De Nederlandse krijgsmacht heeft een grondwette-lijke doelomschrijving die verder reikt dan de klassieke externe verdedigingstaak(eerste hoofdtaak). Naast deelname aan crisisbeheersingsoperaties (ter bevorderingvan de internationale rechtsorde en stabiliteit) in het kader van de tweede hoofd-taak, ondersteunt zij (internationale en nationale) civiele autoriteiten bij rechts-handhaving, rampenbestrijding en verleent zij andere vormen van hulp (derdehoofdtaak).

Moderne veiligheidsrisico’s demonstreren echter dat er een vervlechting vaninterne en externe veiligheid optreedt, en dat het begrip ‘nationale veiligheid’ eenbeter aanknopingspunt is. Bovendien wordt zichtbaar dat de krijgsmacht via alhaar hoofdtaken bijdraagt aan terreurbestrijding en nationale veiligheid. De krijgs-macht neemt tegenwoordig de positie van een structurele veiligheidspartner in.

Nederland is sinds '&$( regelmatig geconfronteerd met vormen van binnenlandsen internationaal terrorisme, zij het op een relatief beperkte schaal. Beide catego-rieën bedienden zich van klassieke vormen van terreurdaden: gijzelingen, kapingenen (bom)aanslagen. Sinds de Terreurbrief ('&$+) draagt de krijgsmacht bij aan debestrijding van terreuracties. De primaire verantwoordelijkheid voor terreurbe-strijding ligt bij de minister van Justitie, de daadwerkelijke terreurbestrijders treden– via het Openbaar Ministerie – op onder zijn gezag.

Tot !((' gold terreurbestrijding waarbij geweld was voorzien, in de Nederlandsebinnenlandse situatie, primair als een politietaak, zij het met assistentie van dekrijgsmacht voor zover er gevechtshandelingen moeten worden verricht waarvoor

-../01234 &

!,!

Page 243: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

de politie niet is opgeleid en ook niet opgeleid behoort te worden. De primairekeuze voor de politie was verbonden aan het uitgangspunt dat de strijd tegen hetterrorisme niet ten koste van het open karakter van de Nederlandse samenlevingmag gaan. Terreurbestrijding dient bovendien volledig binnen de grenzen van derechtsstaat plaats te vinden.

Het terreurbestrijdingsbeleid heeft in de periode na !((' een incrementelewijziging ondergaan. In deze periode komt de dreiging in Nederland hoofdzakelijkvan nationale radicale bewegingen die zich door internationale groepen lateninspireren. De nieuwe golf van bedreigingen heeft wel tot een herschikking vande terreurbestrijdingseenheden van politie en krijgsmacht geleid. Onder normaleomstandigheden is en blijft de rol van dekrijgsmacht ondersteunend.Dezemilitairebijdrage heeft niet alleen vanwege de omvang, maar ook door de nieuwe veilig-heidsfilosofie aanzienlijk aan belang gewonnen.

Met de stelselherziening van !((# brak de regering met de tweedeling uit hetverleden. Tot die tijd gold het uitgangspunt dat civiel geweld in Nederland bijuitstek een politietaak en slechts bij hoge uitzondering een militaire aangelegenheidwas. Met de stelselwijziging heeft de regering duidelijk gemaakt dat terreurbestrij-ding een overheidstaak is, waarbij zij zowel politie als militairen (onder politielei-ding en justitieel gezag) kan inzetten. Die overheid treedt echter niet altijd op alséén actor. De gang van zaken rond de :72b laat zien dat er soms sprake is vanenig bureaupolitiek duw- en trekwerk waarbij verschillende departementen (Bin-nenlandse Zaken, Justitie, Defensie) hun invloed op het beleid proberen tevergroten, of toch in ieder geval zeker te stellen

Literatuur

Bekke, A.J.G.M. & J. de Vries. (!(($). U bent herkend: aantreden en optreden van deNationaal Coördinator Terrorismebestrijding NCTb. Apeldoorn.

Bovens, M.A.P., P ’t Hart & M.J.W. van Twist (!(($). Openbaar Bestuur. Beleid, organisatieen politiek. Alphen aan den Rijn: Kluwer.

Bruijn, J.C. de. (!(($). Een duivels dilemma. Juridische en ethische beschouwing van de Rege-ling bijstand bestrijding luchtvaartterrorisme. Den Haag: Unpublished Thesis HogereDefensie Vorming.

Bunk, K. ('&%$). Terrorisme en rechtstaat. Tijdschrift voor de politie, $/%, ++'-++!.Clingendael Centre for StrategicStudies. (!((,). Binnenlandse Veiligheid en Crisisbeheersing;

Coördinatie of commandovoering? (7711 Survey, Nr. ,, !& maart !((,). Den Haag: 7711.Clobus, A., P. A. L. Ducheine, P. H. Kamphuis, & N. A. Woudstra. (!((#). Empire strikes

back. Militaire Spectator, '$" (''), ,$!-,$#.Colijn, K. (!((#). Donners helse bevoegdheid. Vrij Nederland. !" februari.Colijn, K. (!(($). Zelfevaluatie Nationale Veiligheid. Vrij Nederland, !" augustus.Cuperus, J. & R. Klijnsma. ('&%(). Onderhandelen of bestormen. Het beleid van de Neder-

landse overheid inzake terroristische akties. Groningen: Polemologisch Instituut Rijksuni-versiteit Groningen.

;87-28: .< 28**83*=812*9>09:?

!,+

Page 244: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Ducheine, P.A.L. (!((,). De rol van de strijdkrachten bij binnenlandse terreurbestrijdings-operaties. Kernvraag (!((,/', nr. '+!), +(-,!.

Ducheine, P.A.L. (!((%). Krijgsmacht, Geweldgebruik en Terreurbestrijding: een onderzoeknaar juridische aspecten van de rol van strijdkrachten bij de bestrijding van terrorisme.Nijmegen: Wolf Legal Publishers (diss. UvA).

Ducheine, P.A.L. & Walgemoed, G. F. (!((,). Militairen na ‘rake’ zaken: de strafrechte-lijke positie van militairen na functioneel geweldgebruik. Militair Rechtelijk Tijdschrift,&$ ($), +(&-+!,.

Fijnaut, C.J.C.F. ('&&,). De Koninklijke Marechaussee oftewel de onvoltooide reorgani-satie van het politiebestel. Delikt en Delikwent, '(, &&%-'((#.

Frielink, P.M. (!((,). Terreurbestrijding en strafwetgeving. Strafblad, ! (,), !+&-!,".Kiffen, H. (!((#). Renegade, een effectieve bestrijding van luchtvaartterrorisme. ’s-Graven-

hage: Unpublished Thesis Hogere Defensie Vorming.Klerks, P. ('&%&). Terreurbestrijding in Nederland #$&"-#$((. Amsterdam: Ravijn.Koninklijke Landmacht. ('&&%). Landmachtdoctrinepublicatie II: Gevechtsoperaties, grond-

slagen (LDP II Deel A). ’s-Gravenhage: Koninklijke Landmacht.Middendorp, T.A. & F.J.J. Princen. (!((#). De krijgsmacht als structurele veiligheidspart-

ner. Militaire Spectator, '$"(''), "+#-",+.Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (!(($). Strategie Nationale

Veiligheid.Ministerie van Defensie en Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

(!(($). Catalogus Civiel-Militiare Samenwerking.Ministerie van Defensie. (!((#). Inlichtingen en Veiligheid Defensie: Kwaliteit, Capaciteit

en Samenwerking.Muller, E.R. ('&&,). Terrorisme en politieke verantwoordelijkheid: Gijzelingen, aanslagen en

ontvoeringen in Nederland. Arnhem: Gouda Quint.Muller, E.R. (!((+). The Netherlands: Structuring the Management of Terrorist Incidents.

In: M. van Leeuwen (ed.). Confronting terrorism: European experiences, threat perceptionsand policies. The Hague: Kluwer Law International, ',$-'#+.

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (!(("). Alerteringssysteem Terrrorismebestrij-ding. Den Haag: Ministerie van =@4.

Neuteboom, P.C.J. & P.A.L. Ducheine. (!(($). The Peel’s Principles of Policing revisited.Een herbezinning op de functionaliteit van de traditionele domeinafbakening tussenpolitie en krijgsmacht vanuit de huidige nationale en internationale veiligheidsproble-matiek. In: E.R. Muller (ed.). Politie: studies over haar werking en organisatie (herzieneeditie). Alphen a/d Rijn: Samson, '''&-''",.

Osinga, F. (!(('). Een nieuwe totale oorlog als dialectisch moment. Vrede en Veiligheid,+( (,), ,,$-,%(.

Schmid, A. ('&%&). Politiek geweld en terreurbestrijding in Nederland: enkele contouren.Tijdschrift voor criminologie, +' (,), +++-+"#.

Schrijver, N. & L. van de Herik. (!(($). Counter-terrorism strategies, human rights and inter-national law: meeting the challenges. Expert meeting counter-terrorism strategies (#"-#% April!""&). Poelgeest, The Netherlands.

Soetendal, E. ('&&$). Boeiend en geboeid, enige beschouwingen over de wijziging van dedefensiebepalingen in de Grondwet. Militair Rechtelijk Tijdschrift, &( (&), !%"-!&$.

-../01234 &

!,,

Page 245: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

3:. (!((,). A more secure world: our responsibility, Report of the Secretary Generals’ High-LevelPanel on Threats, Challenges and Change (footnote version), 3: Doc. A/"&/"#", Decem-ber !.

3:. (!(("). In larger freedom: towards development, security and human rights for all, Reportof the Secretary-General, 3: Doc. 5/"&, March !'.

Weger, M. de. (!((#). De binnenlandse veiligheidstaken van de Nederlandse krijgsmacht.Assen: Koninklijke Van Gorcum

Weger, M. de. (!((%). Continuïteit en verandering: het Nederlandse stelsel van antiter-reureenheden sinds zijn oprichting. In: E.R. Muller (eds.). Terrorisme: Studies over ter-rorisme en terrorismebestrijding in Nederland. Deventer: Kluwer, #'+-#,(.

Weezel, M. van. (!(($). Jalousie de métier. Vrij Nederland, !# juni.Welten, B.J.A.M. (!(((). Interne veiligheid vereist bundeling van krachten. Een verkenning

van de vervlechting tussen politie en krijgsmacht. Doctoraalscriptie Amsterdam: ;3.Welten, B.J.A.M. (!((#). Niet alleen in geval van nood. Militaire Spectator, '$" (''), ,&(-

,&&.Wijk, R. de. (!((,). Defensiebeleid in relatie tot veiligheidsbeleid. In: E.R. Muller, D.

Starink, J.M.J. Bosch & I.M. de Jong (eds.). Krijgsmacht, studies over de organisatie enhet optreden. Alphen a/d Rijn: Kluwer, ',$-'$$.

Wijk, R. de & C. Relk. (!((#). Doelwit Europa. Amsterdam: Mets en Schilt.Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. (!((!). De toekomst van de nationale

rechtsstaat (Rapporten aan de regering No. #+). Den Haag: Sdu Uitgevers.

;87-28: .< 28**83*=812*9>09:?

!,"

Page 246: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef
Page 247: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!".! Inleiding

De militaire praktijk krijgt vorm in het voorbereiden, faciliteren en concreetuitvoeren van het drieledige takenpakket van de krijgsmacht. Dit takenpakket,dat voortvloeit uit het door de staat aan de krijgsmacht toevertrouwde gewelds-monopolie, betreft, zoals bekend, het verdedigen van het eigen en bondgenoot-schappelijke grondgebied, de bescherming en bevordering van de internationalerechtsorde en stabiliteit, en de ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechts-handhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als interna-tionaal.

De verdediging, bescherming en bevordering van de ‘waarden’ waar in dittakenpakket aan wordt gerefereerd, kort gezegd de waarden ‘vrede’, ‘veiligheid’en ‘humaniteit’, maken duidelijk dat er per definitie een relatie is tussen de militairepraktijk en ethiek.

Er bestaan verschillende beroepspraktijken waarin de relatie met ethiek aanwezigis en bepaalde waarden van fundamenteel belang zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voorde medische praktijk, waarin lichamelijke en geestelijke gezondheid centraal staan,en voor de juridische praktijk, waarin rechtsgelijkheid en rechtsgeldigheid centraalstaan. Beroepen die bepaalde waarden als uitgangspunt nemen, hebben vaak eeneigen beroepsethiek, dat wil zeggen een vorm van toegepaste ethiek, en een eigenberoeps- of gedragscode. Dat heeft te maken met het feit dat in deze sectorenregelmatig ethische vragen en dilemma’s aanwezig zijn. Dit geldt ook voor demilitaire praktijk zoals met de hierna volgende voorbeelden zal worden verduide-lijkt.

!".!.! Drie morele dilemma’sHet eerste morele dilemma betreft een concrete praktijksituatie die is verwoorddoor één van de cursisten van de Nederlandse Defensieacadenie (!"#$), tijdenseen les militaire ethiek.

%&&'#()*+ ,-

Militaire ethiek

Werken aan vrede en veiligheid vanuit een humanitair ethos

D.(/0é. V.01./2

345

Page 248: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

#/".66$ *0*78$!

‘In de Afghaanse provincie Uruzgan was ik betrokken bij een aantal projecten vanhet Nederlandse 90) (Provincional Reconstruction Team). Ik bezocht regelmatigdorpen in de Area of Responsibility (AoR) van het 90) en probeerde met onze pro-jecten bij te dragen aan de opbouw van deze streek en daarmee tevens aan de “heartsand minds” campagne. Immers, alleen door acceptatie van de missie door de lokalebevolking kan de missie slagen. De rol van de dorpshoofden staat hierin centraal.De opbouw van relaties met lokale dorpshoofden geniet dan ook veel aandacht. Ditis tevens van belang vanwege de rol die zij spelen in het verzamelen van inlichtingenover mogelijke Taliban-activiteiten of andere tegen /($' gerichte activiteiten. Goedecontacten met dorpshoofden hebben al diverse keren hun nut bewezen doordat zijinformatie verstrekten waardoor aanslagen op /($' zijn voorkomen. Mijn voorgangerhad mij verteld dat hij een keer door een dorpshoofd op de hoogte was gebracht vaneen door de Taliban geplande hinderlaag op de terugweg uit het dorp. Door dezewaarschuwing kon tijdig actie worden ondernomen door de Nederlandse battle-group.

Ik was al meerdere keren in het dorp geweest en had op een bepaald moment ookmedische hulp georganiseerd voor een hoogzwangere vrouw bij wie ernstige compli-caties waren geconstateerd. Volgens de medische informatie en de artsen op hetkamp zouden deze vrouw en haar ongeboren kind niet overleven zonder medisch in-grijpen. Ik had daarom toestemming gekregen om de vrouw met een ziekenautonaar Tarin Kowt te vervoeren en haar daar te laten behandelen.

Voor ik de vrouw zou vervoeren, had ik eerst nog een gesprek met het dorps-hoofd. Bij dit gesprek was ook de :-jarige zoon van het dorpshoofd aanwezig, dieeen week eerder zijn arm had gebroken. Het bot was niet goed gezet en er warenzwellingen te zien. Het dorpshoofd stelde met nadruk dat ik eerst zijn zoon mee zoumoeten nemen naar Tarin Kowt voor behandeling. Ik had hier niet op gerekend enik kon maar één patiënt meenemen. Wat moest ik doen?’

Het tweede morele dilemma betreft eveneens een concrete praktijksituatie. Hetis een verhaal dat wordt verteld aan luitenant kolonel Gort door een kaderlid vande ($( tijdens zijn bezoek aan Hereford in Engeland (Gort, ,;;;).

#/".66$ <.01&!#/!8 <$! =&"".8$-6/"/)$/0

‘Tijdens een actie in Irak van een verkenningsgroep liep één van de verkenners opeen mijn. Hij liep hierbij ernstige beenverwondingen op en een verlamming vanbeide benen. Het voorval bracht de groep in gevaar. De “medic” van de groepkwam tot de conclusie dat specialistische hulp spoedig noodzakelijk zou zijn. Afvoermet een transportmiddel was niet mogelijk en de groep moest zo snel mogelijk ver-dwijnen. Hierbij zou de zwaargewonde achtergelaten moeten worden, met het risico

%&&'#()*+ ,-

34>

Page 249: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

tijdens ondervraging de positie en de opdracht van zijn kameraden vrij te geven. Opdat moment zijn overwegingen aan de orde geweest variërend van acute euthanasie(in de vorm van executie) tot de gewonde alsnog meenemen en hierdoor de op-dracht niet uitvoeren. Uiteindelijk is gekozen voor het stabiliseren en vervolgens ach-terlaten van de patiënt in de hoop dat de vijand de Conventies van Genève zou han-teren en de patiënt de behandeling zou geven die noodzakelijk was.’ Het kaderlidvertelt vervolgens dat er vanaf het moment dat de gewonde werd achtergelaten twij-fels zijn geweest over de aanpak. Deze twijfels verdwenen pas toen de verkennermaanden later in een rolstoel aankwam in Engeland.

Het derde morele dilemma betreft het verhaal van sergeant-majoor De Wildt, dieals specialist van de Explosieven Opruimingsdienst (.&#) in Cambodja, Rwanda,Angola en voormalig Joegoslavië is geweest (Gerhards, ,;;;). Hij vertelt:

%*6$!/)$/0 #/".66$

‘Ik was op een gegeven moment getuige van een opstootje en zag dat ze een vrouwletterlijk aan het doodtrappen waren. Nou wordt je op het hart gedrukt dat je jeniet moet mengen in lokale aangelegenheden. Maar wat moet je in zo’n situatie? Jebent ook een mens. Wij zijn er uiteindelijk tussen gesprongen en hebben die zaakuit elkaar gehaald. Nou, zeg maar uit elkaar geschopt met onze blauwe baret op. Devrouw werd door de militairen naar een ander dorp gebracht waar zij familie had.Naderhand bleken ze deze vrouw in het andere dorp te hebben opgezocht en is zijalsnog vermoord.’ De sergeant-majoor realiseert zich dat hij door zijn actie op ge-spannen voet is komen te staan met zijn militaire opdracht. ‘Maar als mens heb ikniet lijdzaam kunnen toekijken.’

In het Praktijkboek Militaire Ethiek (Van Baarda, Van Iersel & Verweij, 3--4)staan meer voorbeelden van morele dilemma’s waar militairen in de praktijk meegeconfronteerd worden. De hierboven genoemde voorbeelden maken duidelijkdat morele dilemma’s worden gekenmerkt door een conflict van waarden. Het isniet eenvoudig om in dit soort situaties een beslissing te moeten nemen, omdatbeide waarden op goede gronden verdedigbaar zijn. Wat doe je dan?

Dit is geen eenvoudige vraag. Zeker niet als je weet dat er een moreel verant-woorde reactie van je wordt verwacht. Maar wat houdt dat concreet in? Om eendergelijke reactie mogelijk te maken is inzicht in ethiek, in ethische begrippen enin de praktische toepassing hiervan in de militaire praktijk van groot belang.

Om dit inzicht te bereiken wordt in dit hoofdstuk de vraag naar het ‘wat’,‘waarom’ en ‘hoe’ van militaire ethiek beantwoord. Dat betekent dat in paragraaf3 in eerste instantie de vragen ‘wat is ethiek?’ en ‘waar komt ethiek vandaan?’beantwoord zullen worden. Het antwoord op de eerste vraag bestaat uit eendefinitie die wordt gevormd door verschillende schakels. In de achtereenvolgende

6/"/)$/0. .)%/.+

34;

Page 250: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

subparagrafen van paragraaf ? worden deze schakels van de definitie van ethieknader onderzocht. Hierbij zal steeds een verband worden gelegd met de militairepraktijk. Zo zal bij de bespreking van ‘moraal’ en ‘waarden en normen’ respec-tievelijk aandacht worden besteed aan ‘mensenrechten’, de ‘Conventies van Ge-nève’, het ‘oorlogsrecht’, de ‘traditie van de rechtvaardige oorlog’ en de discussieover ‘new wars’ en ‘human security’. Op basis hiervan kan in paragraaf 4 deaandacht gericht worden op de militaire ethiek, waarbij de niveaus van militaireethiek en de aspecten van morele competentie besproken zullen worden. Tevenszal aandacht worden besteed aan de hulpmiddelen die door de Defensieorganisatiezijn gecreëerd om moreel verantwoord handelen te stimuleren: de gedragscode enhet ‘ethisch bewustwordingsmodel’ (.@6). Om de noodzaak van bewustwordingen van een zorgvuldige afweging van belangen te illustreren, zal het .@6 toegepastworden op één van de morele dilemma’s van paragraaf ,.

!".# Wat is ethiek?

In deze paragraaf volgt een korte definitie van het begrip ‘ethiek’ waarbij degebruikte termen steeds verwijzen naar andere termen. In dat opzicht gaat het omeen definitie die bestaat uit verschillende schakels.

Ethiek: Systematisch nadenken over en expliciteren van moraal.

Moraal: Geheel van normen en waarden van een bepaalde groep mensen in eenbepaalde tijd.

Norm: Regel, richtsnoer voor het handelen. Normen zijn gebaseerd op waar-den.

Waarde: Een ideaal, een principe of een innerlijke overtuiging. Waarden vor-men de basis voor de ethiek.

Door deze verschillende schakels van de definitie van ethiek nader te onderzoekenkan zichtbaar gemaakt worden waar het om gaat in ethiek en wat het belang maartevens de complexiteit van militaire ethiek is. Daaraan voorafgaand zal eerstantwoord gegeven worden op de vraag naar de herkomst van ethiek.

!".#.! Waar komt ethiek vandaan?Aan de vraag ‘waar komt ethiek vandaan?’ ligt eigenlijk een andere vraag tengrondslag, namelijk de vraag ‘waarom hebben we een moraal?’, of anders gesteld:‘waarom zijn wij morele wezens?’. Op deze vragen zijn en worden veel verschillendeantwoorden gegeven. Niet alleen ethici maar ook wetenschappers uit anderewetenschapsgebieden hebben zich met deze vragen beziggehouden. Het zou te

%&&'#()*+ ,-

3A-

Page 251: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

ver voeren om in het kader van dit hoofdstuk uitvoerig de vele verschillendeantwoorden op deze vragen te bespreken. Hieronder worden enkele invalshoekenbehandeld.

Het behoeft weinig betoog dat bovengenoemde vragen vaak zijn en wordenbeantwoord vanuit een religieuze invalshoek. Er wordt gesteld dat moreel handelenhet in praktijk brengen van de wil van God is en dat door moreel te handelen demens toont dat hij geschapen is naar Gods gelijkenis.

Haaks hierop staan de antwoorden die geformuleerd worden vanuit een evolu-tiebiologische invalshoek. Het bestuderen van het sociale leven van dieren leverteen aantal – ook in ethisch opzicht – interessante gezichtspunten op, zoals Midgley(,;;5) en Ridley (,;;5) en ook De Waal (3--5) laten zien. Tegenover het beeldvan het egoïstische, calculerende individu plaatsen zij het beeld van de mens alseen sociaal wezen. Deze sociale natuur deelt de mens met veel andere diersoor-ten.

Ook de huidige ontwikkelingen in neurowetenschappelijk onderzoek en de vanhieruit gelegde verbinding met de filosofie leiden tot relevante inzichten voor deethiek (vgl. in dit verband Churchland, ,;>:, 3--3; Damasio, ,;;4; Den Boer,3--?). Er blijkt een duidelijke relatie te bestaan tussen emoties en moraliteit. Hetvermogen beide te ervaren is gesitueerd in de prefrontale hersengebieden., Debeschadiging van deze gebieden kan leiden tot emotionele vervlakking en hetverdwijnen van moreel besef, zoals Damasio (,;;4) laat zien. Onze emoties bepalendus mede ons oordeel over morele dilemma’s (Den Boer, 3--?: 3>-), of andersgezegd: in onze morele oordelen zijn onze emoties aanwezig. Zij zijn dus niet hetresultaat van een abstract en puur rationeel denkproces (vgl. Den Boer, 3--?: 3>>).

Na de korte bespreking van de bovenstaande invalshoeken wordt in de hierna-volgende paragrafen uitvoeriger ingegaan op de ontwikkelingspsychologische in-valshoek van Kohlberg en de sociologische invalshoek van De Swaan. Het betrefthier twee invloedrijke wetenschappers die respectievelijk de morele ontwikkelingop individueel niveau en op collectief niveau bespreken. De inzichten van dezebeide wetenschappers vormen nog steeds een belangrijke invalshoek in discussiesbinnen de sociale wetenschappen over morele ontwikkeling en moreel oordeels-vermogen

!".#.# Morele ontwikkeling op individueel niveauDe vraag naar de herkomst van moraal is door Kohlberg gekoppeld aan cognitievepsychologische ontwikkeling. Kohlberg signaleert een relatie tussen iemands cog-nitieve psychologische ontwikkeling en zijn of haar morele ontwikkeling. Innavolging van de ontwikkelingspsycholoog Piaget heeft ook Kohlberg onderzoekgedaan naar de verschillende fasen van morele groei. Kohlbergs breed opgezetteonderzoek was bedoeld om met behulp van de reacties van zijn proefpersonen opmorele dilemma’s antwoord te krijgen op twee vragen: hoe wordt een moreeldilemma beoordeeld door volwassenen en kinderen (Kohlbergs proefpersonen)en welke rechtvaardiging voeren zij vervolgens aan ter ondersteuning van hun

6/"/)$/0. .)%/.+

3A,

Page 252: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

morele oordeel? Op basis van zijn onderzoek kunnen er met betrekking tot moreleontwikkeling drie niveaus worden onderscheiden die alle drie bestaan uit tweefasen. Hij geeft daarbij nadrukkelijk aan dat het hier om een ideaaltypischeconstructie gaat. Kohlberg is ervan overtuigd dat de fasen achter elkaar doorlopenworden en dat iemand in het beste geval de zesde en tevens laatste fase bereikt.

Het eerste niveau van morele ontwikkeling noemt Kohlberg het ‘preconventio-nele niveau’. Dit niveau bestaat uit de fasen , en 3. De eerste fase is de fase waarinhet gaat om straf en gehoorzaamheid. Iemand is gehoorzaam omdat hij of zijanders gestraft wordt. Ongehoorzaamheid heeft straf tot gevolg, en dat is de enigereden waarom men van bepaalde handelingen afziet. In deze fase wordt iets als‘goed’ gezien als het geen straf oplevert. In de tweede fase van dit preconventioneleniveau wordt gehandeld vanuit eigenbelang. Men doet die dingen die in het eigenvoordeel zijn, hoewel men zich bewust is van het feit dat anderen ook belangenhebben. Men ervaart die dingen als ‘goed’ die primair het eigenbelang dienen.

Het tweede niveau van morele ontwikkeling noemt Kohlberg het ‘conventioneleniveau’. Dit niveau bestaat uit de fasen ? en 4. De derde fase is de fase waarin hetgedrag wordt afgestemd op de verwachtingen en dus ook de goedkeuring vananderen. Het oordeel van anderen (de groep waartoe men behoort) kan zelfszwaarder wegen dan het eigenbelang. Doen wat ‘goed’ is, is doen wat degenenmet wie je je identificeert goed vinden. De vierde fase is de fase van de regels vande samenleving (de wetten) en van sociale instituties binnen die samenleving.Doen wat ‘goed’ is, is doen wat de regels van de sociale instituties voorschrijven.

Het derde niveau van morele ontwikkeling noemt Kohlberg het ‘postconven-tionele en principiële niveau’; het bestaat uit de fasen A en :. Vanaf deze fasenzijn mensen in staat om in te zien dat regels en wetten niet per definitie moreelverantwoord zijn. De relatieve status van wetten en regels wordt erkend, maarook het verschil tussen wetten en regels met betrekking tot humaniteit. In fase Aheeft men de persoonlijke overtuiging ontwikkeld dat rechten als ‘het recht opleven’ en ‘het recht op vrijheid’ in iedere samenleving hoog gehouden dienen teworden. Doen wat ‘goed’ is, is doen wat de samenleving waarin deze rechten wor-den gewaarborgd nastrevenswaardig vindt. De zesde fase is de fase van universeleethische principes. Men heeft de persoonlijke overtuiging ontwikkeld dat erethische principes zijn die belangrijker zijn dan wetten en andere institutioneleverplichtingen. Doen wat ‘goed’ is, is handelen vanuit deze verinnerlijkte principes,zoals het principe van rechtvaardigheid, omdat men het belang en de waarde vandeze principes inziet en men zich geroepen voelt zich hiervoor in te zetten.

Zoals aangegeven doorloopt een individu de fasen in de genoemde volgorde.De fasen lopen parallel met de cognitieve ontwikkeling. Dat wil echter niet zeggendat iedereen ook de laatste – en in Kohlbergs optiek tevens hoogste – fase vanmorele ontwikkeling bereikt. Zijn onderzoek heeft uitgewezen dat veel mensenniet verder komen dan de vierde fase. De eerste tot en met de laatste fase lateneen toename van identificatie met de belangen en waarden van anderen zien. Metandere woorden: de cirkel waarmee de betrokkenheid bij anderen wordt aange-

%&&'#()*+ ,-

3A3

Page 253: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

geven, wordt steeds groter. Kohlbergs idee is dan ook dat morele ontwikkelingbegint vanuit een egocentrische positie en dat men, door verdere morele groei, intoenemende mate een altruïstische positie inneemt. Deze altruïstische positie komttot volle ontplooiing in de zesde fase. Kohlberg noemt Socrates en Martin LutherKing als voorbeelden van mensen die deze fase hebben bereikt. Het gaat hier ommensen die handelen vanuit een bepaalde innerlijke overtuiging en – zo geven devoorbeelden aan – die zelfs zijn gestorven voor de principes (waarden of idealen)waarin zij geloofden.

Later onderzoek van Kohlberg en Candee (,;>4) heeft aangetoond dat individuendie zich in een hogere fase van morele ontwikkeling bevinden consequenterhandelen op basis van een besef van rechten en verantwoordelijkheden. De matevan morele ontwikkeling lijkt dus een belangrijke graadmeter te zijn voor moreelverantwoord gedrag.

Met betrekking tot de hierboven besproken stadia kan nog worden opgemerktdat Kohlbergs stadia ‘hard’ zijn, in de zin dat de wijze van moreel redeneren isgekoppeld aan het morele stadium waarin men zich bevindt. Dit staat haaks opde opvatting van Rest (,;>:), die stelt dat men vanuit verschillende stadia kanredeneren afhankelijk van de omstandigheden. De stadia krijgen daarmee eenflexibelere structuur (vgl. ook Verweij, 3--5).

!".#.$ Morele ontwikkeling op collectief niveauMorele ontwikkeling op collectief niveau wordt door De Swaan gekoppeld (,;>;)aan twee maatschappelijke processen: het collectiveringsproces en het civilisatie-proces. De hedendaagse verzorgingsstaat is volgens hem het resultaat van eensteeds verdergaand collectiveringsproces. De Swaan bedoelt hiermee dat er in desamenleving steeds meer collectieve maatregelen zijn getroffen om te voorkomendat men het slachtoffer kan worden van allerlei tegenslagen en dat hetgeen menmet pijn en moeite heeft opgebouwd verloren gaat. Zo vormden bijvoorbeeld dearmen in vroegere tijden een bedreiging voor de boeren en burgers. Om zich tebeschermen tegen plundering en brandstichting door de armen ontwikkelden deboeren en burgers de armenzorg. Het betrof hier dus een gezamenlijke (collectieve)actie van de bezittende klasse om zichzelf en hun eigendommen te beschermen.Ook gezondheidszorg en onderwijs zijn een onderdeel van dit collectiveringsproces.De Swaan geeft aan hoe dit verbonden is met het civilisatieproces zoals beschrevendoor Elias (,;?;).

Het civilisatieproces is net als het collectiveringsproces verbonden met degroeiende samenwerking – en dus toenemende afhankelijkheid (interdependentie)– tussen mensen. Er ontstaan steeds dichtere en complexere afhankelijkheidsnet-werken. In de loop der tijd ontwikkelde zich een steeds sterker bewustzijn vandeze wederzijdse afhankelijkheid. Als veel wordt samengewerkt met mensen inandere landen, is die interdependentie niet alleen tussen groepen mensen, maarook tussen staten aanwezig. Wat men zich realiseert, is dat de tegenslag die de

6/"/)$/0. .)%/.+

3A?

Page 254: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

ene groep mensen, of de ene staat, treft ook gevolgen heeft voor de andere groepof staat.

Het collectiveringsproces en het civilisatieproces hebben direct invloed gehadop de vorming van gedragsnormen. Beide processen veranderden namelijk demanier waarop mensen elkaar zien en met elkaar omgaan. De wederzijdse afhan-kelijkheid vraagt om een sterke, maar wel subtiele, beheersing van emoties (af-fectbeheersing) en een toenemende aandacht voor de gevolgen die de eigenhandelingen kunnen hebben, zowel voordepersoon zelf als voor andere individuen.Deze veranderingen in de wijze waarop men zich weet te gedragen en zijn emotiesweet te beheersen, deden zich eerst voor in de aristocratische en burgerlijke lagenin de samenleving, om in latere tijden ook door te dringen tot de arbeidersklasse.

Emotioneel en impulsief gedrag werd niet alleen van buitenaf ingeperkt, maarook vanuit het individu zelf. Maatschappelijke dwang werd tot zelfdwang. Demens modelleert zelf zijn driften en schaamt zich als dit hem niet lukt. Men leertde directe bevrediging van emoties uit te stellen met het oog op verder verwijderdedoelen. Dit uit zich bijvoorbeeld in de neiging tot sparen.

Het besef van steeds verder reikende afhankelijkheidsnetwerken en de bereidheidbij te dragen aan het voorkomen van tegenslagen die anderen (en dus ook depersoon zelf) kunnen treffen, kan ‘sociaal bewustzijn’ genoemd worden. Hetbetekent dat men zich bewust is van mogelijke sociale gevolgen op lange termijnen dat men bereid is verantwoordelijkheid te nemen. Met andere woorden: hetbetekent dat men bereid is tot een morele stellingname (De Swaan, ,;>;: 3A>).

Na deze uiteenzetting over de herkomst van ethiek kunnen in de hiernavolgendeparagrafen de verschillende schakels van de definitie van ethiek, zoals hierbovenbesproken, verder uitgewerkt worden.

!".$ Nadere uitwerking van ‘ethiek’

Zoals eerder werd aangegeven, kan ‘ethiek’ gedefinieerd worden als ‘systematischnadenken over moraal’. Dit kan en gebeurt dan ook op veel verschillende manieren.Het gebeurt op een wetenschappelijke manier aan universiteiten en onderzoeks-instituten en het gebeurt op een heel praktische manier in allerlei organisaties.Steeds meer bedrijven en non-profitinstellingen houden zich bezig met bedrijfs-en beroepsethiek, en diverse beroepen hebben al sinds jaar en dag een eigen be-roepscode, zoals psychologen, juristen, maatschappelijk werkers en artsen. Ookde krijgsmacht heeft een officiële gedragscode.

Wat de verschillende vormen van beroepsethiek of toegepaste ethiek gemeen-schappelijk hebben, is dat ze gericht zijn op de praktijk: ethiek is praktisch. Ethiekis van oudsher een onderdeel van de filosofie dat expliciet op de praktijk is gericht.De vragen waar het voortdurend om draait, luiden: ‘Wat moet ik doen, hoe moetik handelen?’ Deze vragen naar het doel en naar de manier waarop dit doel bereiktmoet worden, maken duidelijk dat het in de ethiek gaat om concrete ervaringen.

%&&'#()*+ ,-

3A4

Page 255: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Het nadenken over deze vragen maakt dat iemand ook in staat is eigen ervaringenvorm te geven. Ethiek is een ‘weten’ en een ‘weten-te’. Het stellen van de vragen:‘wat moet ik doen?’ en ‘hoe moet ik handelen?’ vooronderstelt dat hier een taakligt. De vragen worden niet gesteld als duidelijk is dat er niets gedaan moet wordenof hoeft te worden, maar wel als iemand aanvoelt dat er iets gedaan dient te wordenen dat het wel degelijk uitmaakt of hij of zij iets of niets doet.

Er zijn verschillende ethische theorieën van waaruit de vragen ‘wat moet ikdoen?’ en ‘hoe moet ik handelen?’ beantwoord worden. De drie belangrijkstefilosofische theorieën zijn: de deugdethiek, de plichtethiek (of deontologie) en hetutilitarisme (of consequentionalisme). (Zie voor een uitgebreide bespreking vandeze theorieën bijlage A van het Praktijkboek Militaire Ethiek, Van Baarda, VanIersel & Verweij, 3--4)

De vraag ‘wat moet ik doen?’ is een nijpende vraag geworden voor veel mensen.Voor sommigen is het zelfs een kwellende vraag geworden, vooral in beroepenwaarin handelingen worden verricht die verregaande en ingrijpende consequentieskunnen hebben. Dat geldt zeker ook voor militairen en met name voor leiding-gevende militairen. Bij hen kan het gaan om beslissingen over leven en dood, endat is, welbeschouwd, de meest ingrijpende beslissing die genomen kan worden.Dat impliceert een enorme verantwoordelijkheid, waar militairen op voorbereidmoeten worden.

Beroepen die een eigen beroepsethiek en een eigen beroepscode hebben, wordenook wel professies genoemd. De vraag die hier onmiddellijk op volgt, is de vraagof ook het militaire beroep als professie gezien kan worden. Diverse auteursbeantwoorden deze vraag bevestigend. Het zijn vooral de centrale waarden vrede,veiligheid en humaniteit die het belang van deze professie en van de hieraangekoppelde professionaliteit aangeven (Verweij, 3--5).

!".$.! Nadere uitwerking van ‘moraal’‘Moraal’ is in paragraaf 3 gedefinieerd als het geheel van normen en waarden vaneen bepaalde groep mensen in een bepaalde tijd. De laatste twee toevoegingenbrengen een duidelijke relativering aan. Waarden en normen verschillen van groeptot groep en zijn tegenwoordig anders dan bijvoorbeeld in de periode vlak na deTweede Wereldoorlog. Dat waarden met betrekking tot seksualiteit en huwelijkdit verschil duidelijk illustreren, behoeft geen betoog. Daarnaast kunnen ook deverschillen in normen en waarden tussen mensen groot zijn, zoals de soms heftigedebatten in onze multiculturele samenleving laten zien.

Als waarden en normen, zeden en gewoonten blijkbaar van plaats tot plaats envan periode tot periode verschillen, dan kan daar onmiddellijk de vraag aan wordengekoppeld of dat betekent dat er geen waarden en normen zijn die voor iedereenen altijd gelden. Hoe zit het dan bijvoorbeeld met de mensenrechten? Want erwordt toch verondersteld dat die voor iedereen gelden? Vandaar toch de naamUniversele Verklaring van de Rechten van de Mens?

6/"/)$/0. .)%/.+

3AA

Page 256: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

De rechten van de mensDe huidige mensenrechten hebben hun wortels in het Europa van de zeventiendeen achttiende eeuw, in de ideeën over ‘natuurrecht’ van diverse filosofen en in deUniversele Verklaring van de Rechten van de Mens aan de vooravond van deFranse Revolutie. De lijst van de rechten van de mens, waar wij ons tegenwoordigop beroepen, werd op ,- december ,;4> vastgesteld door de Algemene Vergaderingvan de Verenigde Naties – die nog in hoge mate werd gedomineerd door westerselanden. De ?- artikelen zijn gebaseerd op de gedachte dat ‘erkenning van deinherente waardigheid en van de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle ledenvan de mensengemeenschap grondslag is voor de vrijheid, gerechtigheid en vredein de wereld’.

De rechten gelden voor iedereen zonder onderscheid naar ‘ras, kleur, geslacht,taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijkeafkomst, eigendom, geboorte of andere status’. Het gaat daarbij om onder andere:‘het recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon’ (artikel ?),‘het recht zich vrijelijk te verplaatsen en te vertoeven binnen de grenzen van elkestaat’ (artikel ,?), ‘het recht asiel te zoeken’ (artikel ,4), ‘het recht op een natio-naliteit’ (artikel ,A), ‘het recht op vrijheid van meningsuiting’ (artikel ,;), ‘hetrecht op arbeid’ (artikel 3?), ‘het recht op een levensstandaard die hoog genoeg isvoor de gezondheid van zichzelf en van zijn gezin’ (artikel 3A) en ‘het recht oponderwijs’ (artikel 3:).

Naast ‘rechten’ staan er ook een aantal ‘verboden’ in de Universele Verklaringvan de Rechten van de Mens. Bijvoorbeeld: ‘Niemand zal in slavernij of horigheidgehouden worden. Slavernij en slavenhandel zijn verboden’ (artikel 4) en ‘Niemandzal onderworpen worden aan folteringen, noch aan een wrede, onmenselijke ofonterende behandeling of bestraffing’ (artikel A).

De rechten en verboden zijn gebaseerd op de vooronderstelling dat ieder mens,op grond van het feit dat hij of zij een mens is, waarde heeft. Een mens is eenwaardevol wezen en verdient op grond daarvan een behandeling die getuigt vanrespect. Dat was ook de mening van Henri Dunant, die bijna een eeuw eerder alpleitte voor erkenning van de menselijke waardigheid in oorlogssituaties. Zijninzichten liggen aan de basis van de Conventies van Genève, die nog steeds alsrichtinggevend worden beschouwd

De Conventies van GenèveHenri Dunant had persoonlijk de slechte toestand gezien van de zieke en gewondesoldaten op het slagveld van Solferino (Italië) in ,>A;. Enkele jaren later publiceerdehij zijn bevindingen in Un souvenir de Solferino. Met deze publicatie werd de basisgelegd voor de oprichting van het internationale Rode Kruis – en later de RodeHalve Maan – en de eerste Conventie van Genève. Tijdens deze internationaleconferentie in ,>:4 werd vastgesteld dat de negatieve effecten van de oorlog zoveelmogelijk verzacht moesten worden en het lot van de gewonde soldaten verbeterddiende te worden. Er werden ,- artikelen geformuleerd waarin onder andere werd

%&&'#()*+ ,-

3A:

Page 257: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

gesteld dat ambulances en militaire hospitalen erkend dienen te worden als neutraalen dus beschermd gebied (artikel ,), en dat zieke en gewonde soldaten van beidestrijdende partijen verzorgd dienen te worden (artikel :). Artikel > gaf aan dat deafspraken van de Conventie erkend dienen te worden door de bevelhebbers vande oorlog voerende partijen. Een rood kruis tegen een witte achtergrond was vanafdit moment het officiële symbool van het Rode Kruis.

In ,>:> vond de tweede Conventie van Genève plaats. Hierin werd een aantalrechten verder uitgewerkt, zoals de procedures voor het behandelen van oorlogs-gevangenen. Dit resulteerde uiteindelijk tijdens de Conventie van ,;3; in nieuweregelgeving betreffende de gevangenneming, evacuatie en opsluiting van oorlogs-gevangenen. Gevangenen verdienen een humane behandeling (artikel 3) en dienendus niet te worden blootgesteld aan geweld of te worden ondergebracht in ruimteszonder daglicht (artikel 4:). In de jaren na de Tweede Wereldoorlog werd duidelijkdat de Conventie van ,;3; niet meer voldeed, zodat in ,;4; vier nieuwe Conventiesin Genève werden gehouden. Overeengekomen werd dat onder ernstige schen-dingen van de rechten van mensen onder andere wordt verstaan: het moedwilligdoden, martelen, onmenselijk behandelen (o.a. door middel van biologischeexperimenten) en de vernietiging of toe-eigening van eigendom zonder dat er vanmilitaire noodzaak sprake is. Met betrekking tot de bescherming van burgers intijd van oorlog wordt ook de bescherming van vrouwen tegen verkrachting engedwongen prostitutie genoemd (Barnes, ,;;:: ;3).

Hoewel de Conventies van Genève de status van internationaal recht hebben,worden zij niet door iedereen als verplichtend ervaren. Door irreguliere strijdersen milities worden ze vaak bewust overschreden, maar ook de regulier strijdendepartijen nemen soms hun toevlucht tot handelingen die haaks staan op de Con-venties van Genève, zoals de voorbeelden van Guantánamo Bay en Abu Ghraib(zie ook hoofdstuk ,, over normvervaging) laten zien. Daarmee laten ze een dubieusgebrek aan morele professionaliteit zien.

OorlogsrechtHet formuleren van regels met betrekking tot oorlogvoering impliceert dat alsdeze regels overtreden worden, er maatregelen genomen dienen te worden, opdezelfde wijze waarop ook de overtreding van nationale wetten consequentiesheeft. Dit idee van ‘oorlogswetten’ bestond al in de klassieke oudheid bij Thucy-dides, Aristoteles en Cicero. Om in oorlogstijd, of na afloop, daadwerkelijk mensenter verantwoording te kunnen roepen, zijn niet alleen wetten nodig maar is ookeen rechtbank vereist. Vanaf de zestiende eeuw hebben verschillende juristen zichtoegelegd op het formuleren van internationale wetten met betrekking tot oor-logvoering, onder hen de Nederlander Hugo de Groot. Al in ,>54 pleitte FrancisLieber voor de oprichting van een instituut voor internationaal recht.

Oorlogsrecht is gebaseerd op de rechten van mensen (zie hierboven) en opandere geschreven en ongeschreven regels die door de internationale gemeenschapals richtinggevend worden ervaren. Veel van deze regels zijn geformuleerd tijdens

6/"/)$/0. .)%/.+

3A5

Page 258: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

internationaal overleg, zoals tijdens de hierboven besproken Conventies vanGenève. Er zijn echter op meer plaatsen conventies gehouden, zoals in Den Haagin ,>;; en ,;-5 (Barnes, ,;;:: ,-; Van Genugten & Zegveld, ,;;>).

Zoals aangegeven impliceert het formuleren van regels dat er maatregelen wordengenomen ten opzichte van degene die deze regels overtreedt. Dat gebeurt bijvoor-beeld tijdens de verschillende oorlogstribunalen. Deze vonden onder andere plaatsin Leipzig na de Eerste Wereldoorlog, in Neurenberg na de Tweede Wereldoorlog,en momenteel in Den Haag (het ‘Joegoslaviëtribunaal’). Interessant in dit verbandis het artikel van Dixon (,;;>) dat laat zien hoe de regels van het internationaleoorlogsrecht inzake de verantwoordelijkheid van commandanten worden toege-past tijdens de tribunalen van voormalig Joegoslavië en Rwanda.

De basisgedachte van deze tribunalen is dezelfde als die van de verschillendeinternationale conventies en van de Universele Verklaring van de Rechten van deMens: het is de morele overtuiging dat een mens precies omdat hij of zij een mensis een waardevol en waardig wezen is, en dat om die reden zijn of haar lichamelijkeen psychische integriteit niet geschonden mag worden. Hoe mooi dit ook klinkt,de praktijk laat een ander beeld zien. De regels van het oorlogsrecht garanderenhelaas niet dat er geen schending van mensenrechten plaatsvindt. Dit wordtduidelijk uit de overtreding van de Conventies van Genève die in het begin vande jaren negentig onder andere plaatsvond in Bosnië-Herzegovina. Daar wasbijvoorbeeld de verkrachting van moslimvrouwen door Servische strijders onder-deel van de politiek van ‘etnische zuivering’ (Barnes, ,;;:: ;?). Maar er zijn helaasmeer voorbeelden van etnische zuivering en genocide te noemen die in de afgelopeneeuw hebben plaatsgevonden (Power, 3--3). Degenen die de regels van hetoorlogsrecht hebben geschonden, moeten zich in principe verantwoorden tegen-over een internationaal hof. Dit is echter nog geen algemeen erkend en onder-schreven beleid. Bovendien laat de praktijk zien dat economische en politiekemotieven bij het uitleveren en berechten van ‘oorlogsmisdadigers’ een grote rolspelen. Zo laat bijvoorbeeld de nasleep van de oorlog in voormalig Joegoslaviëzien dat men bereid is oorlogsmisdadigers uit te leveren als dit economischevoordelen oplevert, maar dat men dit minder snel doet als deze personen in eigenland als helden worden gezien en hun uitlevering tot politieke spanningen leidt.De zwakte van het internationale oorlogsrecht wordt daarmee op pijnlijke wijzezichtbaar. Het formuleren van regels en de dreiging van veroordeling door inter-nationale strafhoven blijken dus niet voldoende te zijn om rechten van mensente garanderen.

!".$.# Nadere uitwerking van ‘normen en waarden’De laatste schakels in de definitie van ethiek betreffen de begrippen ‘normen’ en‘waarden’. Een norm is een regel, een richtsnoer voor het handelen. Zoals eerderaangegeven zijn normen gebaseerd op waarden. Dat betekent dat idealiter achteriedere norm, achter iedere regel, een waarde ligt. Helaas kan maar al te vaakgeconstateerd worden dat niet alle normen of regels naar achterliggende waarden

%&&'#()*+ ,-

3A>

Page 259: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

verwijzen. Deze ‘lege’ regels en normen zijn geen onbekend verschijnsel. De vraagdie dan gesteld kan worden, is waar deze norm eigenlijk toe dient. Wat heeft zevoor zin? Is ze niet letterlijk waardeloos? Als bijvoorbeeld de verschillende artikelenuit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de Conventies vanGenève niet onderschreven worden door mensen die daadwerkelijk geloven in,en zich willen inzetten voor, waarden als ‘menselijke waardigheid’, ‘vrijheid’,‘vrede’ en ‘veiligheid’, dan zijn het slechts mooie woorden op papier die op geenenkele manier realiteit kunnen worden.

De term ‘waarde’ werd in paragraaf 3 omschreven als een ideaal, een principeof innerlijke overtuiging. Het gaat dus om iets waar je naar streeft, iets wat jeprobeert te realiseren. Dus iets wat je waardevol vindt en waar je dus ook emotioneelbij betrokken bent. Dit betekent ook dat als waarden die mensen belangrijk vindenworden geschonden, er morele verontwaardiging ontstaat. Mensen worden boosen oordelen: ‘Dit is schandalig!’, ‘Dit kan echt niet!’, ‘Hoe is het mogelijk dat ditkan gebeuren!’. Maar deze morele verontwaardiging wordt niet altijd door iedereengedeeld. Sommige mensen halen hun schouders op voor de morele verontwaar-diging van anderen, omdat ze de waarden waar het om gaat zelf niet belangrijkvinden. Bijvoorbeeld omdat ze, zoals Kohlberg laat zien, alleen hun eigen belangof dat van hun groep voor ogen hebben, of omdat ze geen besef van waardenhebben en in die zin moreel blind zijn. Dat maakt de discussies over waardenmoeilijk. De moeilijkheid wordt veroorzaakt door het feit dat waarden dingenzijn die vaak ongrijpbaar zijn, die soms moeilijk onder woorden te brengen zijnen waarvan soms moeilijk aan te geven is waarom ze nu zo belangrijk zijn. Datneemt niet weg dat ze wel als belangrijk kunnen worden ervaren. Waarden zijnkwetsbaar. Lucebert heeft dat uitgedrukt met de woorden: ‘Alles van waarde isweerloos.’ Misschien dat er daarom mensen zijn die zich willen inzetten ombepaalde waarden te verdedigen.

Door sommigen wordt de krijgsmacht gezien als instantie bij uitstek om bepaaldewaarden te beschermen die anders verloren zouden kunnen gaan. Deze opvattingwordt verwoord in de traditie van de rechtvaardige oorlog (vgl. Johnson, ,;>4),die hieronder uitvoerig zal worden besproken.

De traditie van de rechtvaardige oorlogOorlogen zijn oorlogen en zijn per definitie gewelddadig en dodelijk. Een oorlogmoet je dus niet willen, zei de Chinese wijsgeer Sun Tzu al. Maar toch moet ersoms gevochten worden. Iedereen die wel eens een voormalig concentratiekampuit de Tweede Wereldoorlog heeft bezocht, zal beamen dat het goed en rechtvaardigis dat er strijd tegen de nazi’s is gevoerd. Maar of een, in principe rechtvaardige,strijd ook op een rechtvaardige manier gevoerd wordt, is een andere kwestie.Walzers (,;55) kritiek in zijn boek Just and Unjust Wars op de geallieerdebombardementen op Duitse steden aan het eind van de Tweede Wereldoorlogmaakt duidelijk dat dit niet altijd het geval is.

6/"/)$/0. .)%/.+

3A;

Page 260: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Om ervoor te zorgen dat oorlogen op een rechtvaardige manier gevoerd worden,zijn er in de loop van de geschiedenis regels geformuleerd zoals hierboven is aan-gegeven. Deze restrictie van geweld is vanuit ethisch perspectief ook wenselijkomdat, zoals Von Clausewitz stelt, oorlog neigt naar extremen. Volgens hem isoorlog een rationele actie, ondanks de emoties en sentimenten die eraan ten grond-slag liggen. De verbinding die Von Clausewitz hier legt tussen de door emotiesgevoede rationaliteit, geeft mijns inziens precies het probleem aan, of wellicht devalkuil. Niet alleen in de betekenis dat oorlogen rationalisaties kunnen zijn vandubieuze emoties en sentimenten, maar ook in de betekenis dat in het voeren vanoorlog emoties en driften vrij makkelijk de overhand kunnen krijgen. Vandaar detendens om oorlog aan regels te binden. Dat dit natuurlijk nooit volledig lukt, isevident. Maar dat wil niet zeggen dat de noodzaak daardoor afneemt. We besluitenimmers ook niet om ons wetboek af te schaffen omdat er dagelijks wetten overtredenworden. De regels met betrekking tot oorlog voeren zijn direct gerelateerd aan deafspraken die op internationaal niveau zijn gemaakt en aan de daarmee samenhan-gende noodzaak van professioneel optreden, ook en juist in oorlogssituaties.

Dat oorlog aan regels gebonden moet worden, is een inzicht dat niet alleen ver-woord is in de traditie van de rechtvaardige oorlog, zoals Walzer terecht opmerkt.Sterker nog, in zijn voorwoord bij Griffiths vertaling van Sun Tzu’s boek The Artof War stelt Liddell Hart (een Britse kapitein en militair strateeg) dat de interna-tionale samenleving zich veel van het leed van de beide wereldoorlogen had kunnenbesparen als de invloed van Von Clauzewitz was vermengd met de inzichten vanSun Tzu.

De traditie van de rechtvaardige oorlog kent vele teksten waarin de auteursproberen te laten zien dat en hoe een oorlog rechtvaardig kan zijn. Deze tekstenzijn door verschillende filosofen in uiteenlopende periodes in de geschiedenisgeschreven. In dat opzicht is het een lange traditie. Haar wortels liggen in deGriekse oudheid en inhoudelijk sluit de traditie aan bij veel niet-westerse principesvan oorlog voeren en het gebruik van geweld, zoals ook Walzer (3-->) recentelijkheeft aangegeven.

De traditie van de rechtvaardige oorlog kan geplaatst worden tegenover detraditie van de zogenaamde ‘realisten’. Deze realisten, die eveneens vanaf de klas-sieke oudheid (Thucydides) via de zeventiende eeuw (Hobbes) tot in onze tijdaanwezig zijn, geloven niet in rechtvaardige oorlogen. Oorlog is een hel op aarde.Het is een situatie die achteraf inhumaan genoemd wordt, maar, stellen de realisten,humaniteit in oorlogstijd bestaat niet. Vandaar de uitdrukking ‘inter arma silentleges’: in tijden van oorlog zwijgen de wetten. Wat ‘inhumaan’ genoemd wordt,is slechts humaniteit onder te grote druk, want oorlog ontdoet de mens van zijndunne laagje beschaving (vgl. Walzer, ,;55: 4).

In de huidige discussies over de rechtvaardigheid van oorlogen wordt voorna-melijk verwezen naar de ius ad bellum- en ius in bello-criteria, die hieronder naderworden besproken. Recent is de noodzaak van een derde set criteria gebleken: deius post bellum-criteria. Het gaat hier om criteria met het oog op de sociale en

%&&'#()*+ ,-

3:-

Page 261: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

economische wederopbouw van een door oorlog geteisterd gebied. Ook Walzerheeft hier in zijn boek Arguing about War aandacht aan besteed. Omdat de iuspost bellum-criteria nog verder ontwikkeld moeten worden en dus nog niet naderzijn geëxpliciteerd, richt ik mij met name op de ius ad bellum- en ius in bello-criteria.Met beide sets criteria is de basis gelegd voor de Conventies van Genève en hethumanitair oorlogsrecht. De criteria zijn gerelateerd aan het primaat van depolitiek. De politiek bepaalt waar en wanneer haar krijgsmacht wordt ingezet (iusad bellum) en vervolgens verwachten zij dat deze krijgsmacht de oorlog op eenrechtvaardige wijze voert (ius in bello) en daarna op een rechtvaardige wijze bijdraagtaan de sociale en economische wederopbouw van het land (ius post bellum).

Ius ad bellumOm te kunnen spreken van een rechtvaardige oorlog moet er zowel sprake zijnvan rechtvaardige redenen om ten strijde te trekken als van een rechtvaardige wijzevan oorlog voeren. Dat is eenvoudig gezegd, maar wat betekent dat concreet?Wanneer is er sprake van rechtvaardige redenen? Het is rechtvaardig om oorlogte voeren als er waarden op het spel staan die door de aanval of de agressie vananderen verloren zouden kunnen gaan. De verdediging van waarden en rechtenis een reden om geweld te gebruiken. Walzer noemt dit zelfs de enige reden(Walzer, ,;55: 53). Als bijvoorbeeld bepaalde bevolkingsgroepen dreigen te wor-den uitgemoord of als de vrijheid van een volk in gevaar komt mag worden in-gegrepen. Een rechtvaardige oorlog is een oorlog waarvan de overwinning moreelnoodzakelijk is omdat het leven of de vrijheid van individuen bedreigd wordt.

In de afwegingen die op politiek niveau worden gemaakt alvorens de krijgsmachtten strijde trekt (ad bellum) dienen de volgende zes ius ad bellum criteria centraalte staan: juiste reden, juiste autoriteit, juiste intentie, laatste redmiddel, realiserenlangdurige vrede en proportionaliteit. Ik zal deze criteria kort bespreken.

,. Juiste reden. Oorlogen dienen om de juiste reden gevoerd te worden. Datwil zeggen, zoals ook Walzer in zijn boek Just and Unjust Wars aangeeft,dat de rechtvaardige oorlog een oorlog is ter verdediging tegen agressiegericht tegen het eigen land en andere landen. Het gaat hier om de agressiedie belangrijke waarden, zoals vrijheid en gelijkheid, aantast.

3. Juiste autoriteit. Het besluit om daadwerkelijk ten strijde te trekken dientgenomen te worden door de juiste autoriteit. Dat betekent door diegenendie het vertrouwen van het volk genieten dat zij vertegenwoordigen.

?. Juiste intentie. De intentie om ten strijde te trekken dient juist te zijn, indie zin dat men gericht dient te zijn op het tegengaan van de agressie enhet herstel van de hierdoor aangetaste waarden. Oorlog voeren op grondvan motieven als wraak of economisch gewin vormt dan ook geen ‘juiste’intentie; het betreft hier oneigenlijke motieven.

4. Laatste redmiddel. Oorlog dient het laatste redmiddel te zijn. Dat wil zeg-gen dat men op allerlei manieren moet hebben geprobeerd om de agressie

6/"/)$/0. .)%/.+

3:,

Page 262: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

tegen te gaan. Men moet alles in het werk stellen om oorlog te voorkomenen alleen ten strijde trekken als er geen andere opties meer zijn.

A. Langdurige vrede. Oorlog dient alleen gevoerd te worden als daardoorvoorwaarden worden gecreëerd die een langdurige vrede mogelijk maken.

:. Proportionaliteit. Ten slotte dient het criterium van proportionaliteit aan-dacht te krijgen. Proportionaliteit impliceert het zoeken naar een balans.Dat wil zeggen dat de negatieve consequenties van de oorlog niet grotermogen zijn dan de positieve resultaten die beoogd worden. Als de verliezen,zowel wat betreft doden en gewonden als wat betreft verliezen in econo-mische en culturele zin, niet opwegen tegen het doel dat met de oorlogbereikt wordt, is de prijs die voor de oorlog betaald moet worden te hoog.

Ius in belloDat er in oorlogen vaak te veel en onnodig geweld wordt gebruikt, is door velenaangetoond. Er zijn alleen al in de twintigste eeuw vele voorbeelden te vinden vanexcessief geweld, zoals het neerschieten van soldaten en officieren nadat zij zichhebben overgegeven en het uitmoorden van hele dorpen door buiten zinnengeraakte militairen (Walzer, ,;55). Voor deze vormen van onnodig geweld wordengeen excuses geaccepteerd en de daders worden dan ook veroordeeld. Hoewel dekrijgsmacht een geweldsmachine genoemd wordt, zijn de leden van deze krijgs-macht geen machines maar denkende wezens die morele afwegingen kunnen enmoeten maken. ‘The trigger is always part of the gun, not part of the man’ (Walzer,,;55: ?,3). Eerst nadenken en dan handelen, dat is wat de samenleving van iederlid van de krijgsmacht verwacht.

Het gebruik van geweld in tijden van oorlog, ook al is het in de juiste mate enom de juiste redenen, betekent echter altijd een schending van de rechten vandegene die het slachtoffer is van het geweld, namelijk de tegenstander. Ook detegenstander heeft rechten, ook de tegenstander is immers een mens (vgl. debespreking van de Conventies van Genève in paragraaf ,-.?.,). Om nu te voor-komen dat het gebruik van geweld excessieve vormen aanneemt, zijn er regelsgeformuleerd (zoals weergegeven in paragraaf ,-.?.,).

In de afwegingen die binnen de krijgsmacht tijdens een oorlog worden gemaakt,dienen volgens het ius in bello drie criteria centraal te staan: immuniteit vannon-combattanten, dubbel effect, proportionaliteit. Ook deze criteria zal ik kortbespreken.

,. Immuniteit van non-combattanten. Wat betreft de immuniteit van non-combattanten dient er onderscheid gemaakt te worden tussen diegenen diewel en niet aangevallen mogen worden. Dit betekent dat burgers niet hetslachtoffer mogen worden van oorlogshandelingen.

3. Dubbel effect. Het criterium van het dubbele effect impliceert dat, hoewelhet doden en verwonden van onschuldige burgers niet de bedoeling magzijn van oorlogshandelingen, dit niet betekent dat er nooit burgerslachtof-

%&&'#()*+ ,-

3:3

Page 263: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

fers kunnen vallen in oorlogen. Het doden en verwonden van burgerslacht-offers kan de veroorzaker hiervan niet aangerekend worden als deze slacht-offers het onbedoelde gevolg zijn van bepaalde oorlogshandelingen.

?. Proportionaliteit. Het principe van proportionaliteit betreft, ook in de iusin bello-context, het zoeken naar een balans. Ook hier geldt dat de negatieveconsequenties, in dit geval van bepaalde oorlogshandelingen, niet groterdienen te zijn dan de positieve resultaten die met deze handelingen beoogdworden.

4. De principes van rechtvaardigheid en humaniteit die in de traditie van derechtvaardige oorlog centraal staan, spelen ook een cruciale rol in de dis-cussie over new wars. In deze discussies wordt ook duidelijk waar in de iuspost bellum-context aandacht aan besteed moet worden.

Oude en nieuwe oorlogenVerscheidene auteurs maken een verschil tussen de huidige conflicten en de ‘oudeoorlogen’; vandaar de introductie van het begrip new wars vanaf het midden vande negentiger jaren. De term ‘new wars’ verwijst naar oorlogen en conflicten dieplaatsvinden in gebieden waarin vaak sprake is van de desintegratie van één ofmeerdere staten. De gewelddadige conflicten in deze gebieden worden vaakuitgevochten tussen groepen die voor een deel bestaan uit mensen die geen militaireopleiding hebben gehad. Dit heeft natuurlijk direct gevolgen voor de wijze waaropde strijd wordt gestreden. Er worden geen uniformen gedragen, de hierbovenbesproken professionaliteit (en dus de Conventies van Genève en het humanitairoorlogsrecht) worden niet als richtinggevend gezien en er wordt dus volop ge-moord, geplunderd en verkracht. Het onderscheid tussen combattant en non-com-battant is verdwenen, evenals het onderscheid tussen legitiem geweld en crimineelgedrag. In new wars worden bewust alle conventies van ‘oude oorlogen’ geschon-den. Natuurlijk is het nieuwe van new wars betrekkelijk, omdat intrastatelijk ge-weld en burgeroorlogen vroeger ook vaak voorkwamen. Maar de term wordtvooral gebruikt in relatie tot globalisering, hetgeen is gekoppeld aan de verande-rende rol van de staat (zie hoofdstuk , over staatsvorming). Kaldor (3--5: ,3)omschrijft new wars als een mix van oorlog, grootschalige mensenrechtenschen-dingen en georganiseerde misdaad.

New wars vragen om een andere aanpak. Niet alleen vertonen de preconflictfaseen de postconflictfase veel overeenstemming, new wars hebben tevens de neigingzich te verspreiden door middel van criminele netwerken, vluchtelingenstromenen ideologieën (Kaldor, 3--5: 5,). De aanpak van de new wars die door Kaldorwordt beschreven, betreft een benadering waarin de rechten van individuen bovendie van staten worden gesteld.

In deze benadering wordt een verbinding gelegd tussen veiligheid en ontwik-keling. Zoals eerder is aangegeven, betreft human security de veiligheid vanindividuen en gemeenschappen en niet primair de veiligheid van de staat. Daarmeelegt Kaldor ook een verbinding tussen mensenrechten en menselijke ontwikkeling.

6/"/)$/0. .)%/.+

3:?

Page 264: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

In haar boek Human Security; Reflections on Globalization and Intervention (3--5)bespreekt zij vijf principes voor de implementatie van een human security policy.

,. Het primaat van mensenrechten. Het gaat hierbij zowel om sociale rechtenals om economische, politieke en burgerrechten. Dit impliceert dat mili-tairen in eerste instantie gericht zijn op de bescherming van burgers en pasin tweede instantie op uitschakeling van de tegenstander. De hulp is gerichtop het individu in een land met een falend bestuur. Economisch geziengaat het in eerste instantie om menselijke ontwikkeling en niet zozeer omde groei van de nationale economie.

3. Legitieme politieke autoriteit. Kaldor merkt terecht op dat human securityafhankelijk is van legitieme instituties die het vertrouwen van de bevolkinggenieten. Dit hoeft niet per se een staat te zijn; het kan om regionale ofinternationale politieke arrangementen gaan, zoals protectoraten en der-gelijke. Er wordt ruimte gecreëerd voor een vreedzaam politiek proces. Hetkan noodzakelijk zijn militairen in te zetten als dit proces door middel vanetnische zuivering of genocide wordt verstoord. De inzet van militairenkan in dit geval alleen succesvol zijn als de militairen op lokale steunkunnen rekenen. Ook in dit verband benadrukt Kaldor dat de rol vanmilitairen eerder voorwaardenscheppend is en niet gericht is op het ver-slaan van de vijand. Het creëren van safe havens en no fly-zones is dan ookeen belangrijk onderdeel van de human security-benadering.

?. Multilateralisme. Dit betekent allereerst een commitment aan internatio-nale instituties. Een human security-benadering is ingebed in het globali-seringsproces. Legitieme politieke autoriteit bestaat alleen in een multila-terale context. Dat betekent ook dat er een goede coördinatie moet zijntussen verschillende actoren, zoals Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssa-menwerking, Europese Unie, Verenigde Naties, Wereldbank en /6'.

4. Bottom-up aanpak. Communicatie, consultatie en dialoog spelen een cru-ciale rol. Het gaat niet alleen om het winnen van de ‘hearts and minds’,maar om het daadwerkelijk ontwikkelen van kennis van en inzicht in delokale omgeving en bevolking. De focus ligt op de basale behoeften dieworden gedefinieerd door de mensen die direct getroffen zijn door hetgeweld en de onveiligheid. Er wordt dus niet voor deze mensen gedachtvanuit de veronderstelling dat ‘wij wel weten wat goed voor hen is’. Kaldorwijst in dit verband op de belangrijke sociale rol die vrouwen hebben, ookin conflictsituaties. Dit betreft zowel het omgaan met de dagelijkse conse-quenties van het conflict als de mogelijkheid conflicten binnen de samen-leving op te lossen. Kaldor stelt expliciet dat luisteren naar en afstemmenmet de lokale bevolking niet alleen een morele kwestie is, maar ook eenkwestie van effectiviteit.

A. Regionale focus. Nieuwe oorlogen houden zich niet aan de grenzen vaneen land. Zij verspreiden zich via vluchtelingen en via criminele en

%&&'#()*+ ,-

3:4

Page 265: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

extremistische netwerken. Als voorbeeld noemt Kaldor de oorlog in SierraLeone, die niet beëindigd kon worden zonder aandacht te besteden aan deoorzaak van de conflicten in Liberia. Zij verwijst eveneens naar de huidigeoorlog in Afghanistan. Ook hier kan alleen een oplossing worden gevondenals ook de buurlanden, met name Pakistan, bij deze oplossing wordenbetrokken.

Deze vijf principes voor een human security policy hebben een aantal politiekeimplicaties. In een human security-benadering wordt gestreefd naar het stabiliserenvan conflicten en het aandacht besteden aan de oorzaken van de onveiligheid.Dus is er een aantal consequenties voor multilaterale instituties, zoals de EuropeseUnie en de Verenigde Naties. Kaldor noemt achtereenvolgens:

Een uitgebreide internationale aanwezigheid in onveilige gebieden. Dit houdtonder andere in dat human intelligence, die is gebaseerd op contact met enbetrokkenheid bij de lokale bevolking, de hoeksteen van informatieverzamelingmoet worden. Dat informatieverzameling op afstand niet goed werkt, hebben weinderdaad in Irak en Afghanistan gezien.

Nieuwe human security forces. Deze nieuwe ‘krijgsmacht’ ziet Kaldor als een mixvan militairen, burgers en politie. Hun primaire taak is het beschermen van debevolking en het zorg dragen voor veiligheid. Concrete voorstellen voor eendergelijke Human Security Response Force voor de Europese Unie zijn beschrevenin het rapport van de Study Group on Europe’s Security Capabilities (Kaldor, 3--5:,;3). De human security forces zijn geen traditionele peacekeepers en geen tradi-tionele legers. Het zijn eerder politie-eenheden die, indien nodig, robuust kunnenoptreden. Er zijn wel randvoorwaarden voor de inzet van dit soort troepen.

,. Een juridisch kader. Het is belangrijk om een multilateraal juridisch kaderte creëren voor internationale human security-missies. Dit kader kan delegaliteit van de inzet van een internationale troepenmacht verhelderen engaranderen.

3. Het combineren van humanitaire hulp en ontwikkelingshulp. Dit isnoodzakelijk omdat in regio’s waarin sprake is van slechte sociale en eco-nomische omstandigheden, makkelijk conflicten kunnen ontstaan. Metde combinatie van een hoog percentage aan werkeloze jonge mensen engoedkope wapens binnen handbereik ontstaat er al snel een ontvlambaresituatie.

?. Het creëren van legale werkgelegenheid. Veel mensen zoeken hun toe-vlucht bij paramilitaire en criminele organisaties, omdat ze geen anderemogelijkheid hebben om in hun onderhoud te voorzien.

4. Het ontwikkelen van instituties gericht op wet- en regelgeving. Dit kan dehervorming van overheidsinstellingen inhouden, waaronder ook de krijgs-macht en de politie.

6/"/)$/0. .)%/.+

3:A

Page 266: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

A. Aandacht voor de infrastructuur en openbare werken. Dat wil onderandere zeggen aandacht voor energievoorziening, communicatie en trans-port. Op deze wijze kan werkgelegenheid gecreëerd worden en kan dooreen gezamenlijke aanpak gewerkt worden aan verzoening tussen de strij-dende partijen.

:. Onderwijs en sociale voorzieningen. Beide dragen bij aan het reducerenvan onveiligheid en verdere sociale en economische ontwikkeling. Kaldormerkt in dit verband terecht op dat de ideologische invloed van extremis-tische groeperingen in bepaalde gebieden vaak samenhangt met de socialedienstverlening waar deze extremistische groeperingen vaak als enige zorgvoor dragen. Met de hulp wordt dan al snel ook de ideologie aangenomen.

5. Het genereren van belastinginkomsten. Belastingopbrengsten zijn essenti-eel voor een legitieme politieke autoriteit. Het is duidelijk dat hier pas aanvoldaan kan worden als het gebied zich in sociaal en economisch opzichtheeft ontwikkeld.

De door Kaldor voorgestelde human security policy en de hieraan gekoppeldeimplicaties hebben ingrijpende gevolgen, zowel op politiek als militair terrein. Debasis voor deze andere aanpak, waarbij de verbinding tussen humanitaire hulp enontwikkelingshulp cruciaal is, betekent ook een andere houding ten opzichte vande huidige schuldenlast van ontwikkelingslanden. Hoewel Kaldor dit niet noemt,lijkt het evident dat de, door de schuldenlast ontstane, vicieuze cirkel van desillusie,armoede, milieudegradatie, geweld, crises en wanhoop, doorbroken wordt, zoalsook (Hertz, 3--4: ,>>) bepleit.

Men hoeft het niet in alle opzichten met Kaldor eens te zijn om de relevantievan de nieuwe benadering te kunnen zien. Er kunnen zeker kritische kantteke-ningen bij geplaatst worden. Bijvoorbeeld ten aanzien van Kaldors stelling datoorlogen tussen staten een anachronisme vormen (Kaldor, 3--5: ,3-). Deze stellingimpliceert eerder een vorm van ‘oud denken’ dan van ‘nieuw denken’, omdat zegeen blijk geeft van de erkenning van de hoge mate van onvoorspelbaarheid vande toekomst. Grootschalige en interstatelijke conflicten behoren niet per definitietot het verleden. Ook de veronderstelling dat in de huidige conflicten de principesvan de traditie van de rechtvaardige oorlog niet meer, of in ieder geval minder,relevant zouden zijn, is mijns inziens een te snel getrokken conclusie. De principesvan rechtvaardigheid, zowel vooraf, tijdens als na afloop van een conflict, blijvenrelevant. Dat neemt niet weg dat Kaldors human security-benadering een interes-sante benadering is en zeker relevant is met betrekking tot de huidige conflictenen de verdere ontwikkeling van criteria voor de ius post bellum-context.

Het zal duidelijk zijn dat de verschillende punten die genoemd zijn metbetrekking tot ius ad bellum, ius in bello en het human security-beleid, niet eensimpele checklist voor optreden van militairen kunnen vormen die in korte tijdkan worden afgewerkt. Het laatste woord over de rechtvaardigheid ‘van’, ‘in’ en‘na’ oorlogen is nog niet gesproken. Dat maakt het des te meer noodzakelijk om

%&&'#()*+ ,-

3::

Page 267: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

de dialoog hierover gaande te houden. De traditie van de rechtvaardige oorlogkan daarbij dienen als oriëntatiepunt. De uitwisseling van gedachten over dewaarde van de rechtvaardige oorlog en de criteria die daaruit voortvloeien, zijndus van wezenlijk belang.

Met deze laatste constatering kan de verbinding gelegd worden met de beroeps-groep die in de bespreking van de diverse schakels van het begrip ethiek steedseen centrale rol heeft gespeeld: de militairen. In de volgende paragrafen zal hetdan ook expliciet gaan om de ethiek in de militaire praktijk.

!".% Militaire ethiek

Militaire ethiek is een vorm van toegepaste ethiek, net zoals medische ethiek. Ditbetekent dat de algemene en fundamentele ethiek wordt toegepast op de be-roepspraktijk. Dit levert belangrijke kennis en inzichten op.

Militaire ethiek speelt zich af op drie niveaus: het micro-, meso- en macroniveau.Het micro- of individuele niveau betreft de militair als individu. Het meso- oforganisatie niveau betreft het niveau van de krijgsmacht als overheidsorganisatie.Het macro- of (inter)nationale politieke niveau betreft het niveau van de inter-nationale betrekkingen tussen staten en door deze staten ingezette krijgsmachten(Verweij, 3--3). Deze driedeling kan verder onderverdeeld worden (zie Van Iersel& Van Baarda, 3--3). Het belangrijkste is echter dat op alle niveaus waarden ennormen, en dus morele vragen en dilemma’s, aanwezig zijn en dat in bepaaldesituaties de waarden en normen van de verschillende niveaus lijnrecht tegenoverelkaar kunnen komen te staan. Daarom is het van belang om in het militaireethiek onderwijs aandacht aan de verschillende niveaus te besteden. Dit betekentdat op het microniveau of individuele niveau aandacht wordt besteed aan bewust-wording van eigen waarden en normen en aan de rol die waarden en normen,vaak onbewust, spelen in de wijze waarop mensen in het leven staan en hun werkdoen.

Op het meso- of organisatieniveau wordt aandacht besteed aan onderwerpendie ook in de bedrijfs- en organisatie-ethiek aan de orde zijn. De bedrijfs- enorganisatie ethiek is eveneens een vorm van toegepaste ethiek, maar deze heefteen veel langere traditie. In dat opzicht kan er dus door Defensie iets geleerdworden van de inzichten die zijn ontwikkeld in de bedrijfs- en organisatie-ethiekmet betrekking tot maatschappelijke verantwoordelijkheid en goed werkgever-schap.

Op het macro- of (inter)nationale politieke niveau gaat het om het primaat vande politiek. De politiek besluit immers waar en wanneer zij haar krijgsmachtuitzendt. Het zal duidelijk zijn dat in dit opzicht politici ook een grote moreleverantwoordelijkheid dragen. De eerder besproken traditie van de rechtvaardigeoorlog en de daarbij behorende ius ad bellum-, ius in bello- en ius post bellum-crite-ria spelen op dit niveau een belangrijke rol.

6/"/)$/0. .)%/.+

3:5

Page 268: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Om op een verantwoorde wijze te kunnen omgaan met de waarden en normendie op de verschillende niveaus aanwezig zijn, wordt er in de militaire ethiekgewerkt aan morele professionalisering. De ontwikkeling en stimulering hiervanis noodzakelijk, zoals de drie dilemma’s die beschreven zijn aan het begin van dithoofdstuk al duidelijk maakten. Wil je op een moreel verantwoorde manier kunnenhandelen in dit soort situaties, dan moet je beschikken over morele professionaliteit.Morele professionalisering omvat een aantal vermogens en eigenschappen welkehieronder besproken worden.

,. Herkennen van de morele dimensie. Dat wil zeggen dat je je bewust bentvan de waarden die een rol spelen in een bepaalde situatie. Je weet duswelke waarden, regels en daaraan gekoppelde belangen op het spel staan.Dat betekent bijvoorbeeld dat je je realiseert dat er mensenrechten ge-schonden zullen gaan worden of dat iemands integriteit wordt aangetast.

3. Moreel oordeelsvermogen betekent dat je in staat bent om een adecwaatoordeel te kunnen vellen. Je kunt dus aangeven of iets wel of niet goed ofjuist is om te doen en waarom.

?. Waarden communicatie. Wanneer je het vermogen hebt te communicerenover je morele bewustzijn en oordeelsvermogen, ben je bijvoorbeeld in staatanderen uit te leggen dat in een bepaalde situatie mensenrechten geschon-den dreigen te worden, of dat iemands integriteit wordt aangetast en jekunt aangeven waarom dit een kwalijke zaak is. Het vermogen te commu-niceren betekent ook dat je in staat en bereid bent om te luisteren naar demorele oordelen en inschattingen van anderen.

4. Het vermogen en de bereidheid te handelen. Dit betekent dat je op basisvan je morele bewustzijn, je morele oordeelsvermogen en je communicatiehierover met anderen bereid en in staat bent om bijvoorbeeld op te treden,of juist af te zien van optreden.

5. Het vermogen en de bereidheid verantwoording af te leggen. Dit betekentdat je bereid en in staat bent uit te leggen waarom je bijvoorbeeld bepaaldehandelingen hebt verricht (of juist niet hebt verricht).

6. Morele veerkracht. Dit betekent dat je niet alleen moreel verantwoordhandelt, maar dat je ook in staat bent om te kunnen gaan met ingrijpendeen soms tragische morele keuzes die helaas soms gemaakt moeten worden.Dat wil niet zeggen dat je je gevoel volledig uitschakelt en van jezelf eenrobot maakt. Robotten zijn moreel blind en morele blindheid is het tegen-overgestelde van morele professionaliteit. De morele veerkracht verwijstnaar het vermogen te kunnen omgaan met de pijn die per definitie ver-bonden is aan tragische morele keuzes.

!".%.! Gedragscode en EBM

Naast het onderwijs in militaire ethiek, waarin gewerkt wordt aan het ontwikkelenen stimuleren van morele professionaliteit, zijn er door de Defensieorganisatie

%&&'#()*+ ,-

3:>

Page 269: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

twee hulpmiddelen gecreëerd die bedoeld zijn als handvat bij het ontwikkelen enstimuleren van morele professionalisering.

De Defensiebrede gedragscode die in 3--5 is geformuleerd en alle voorafgaandecodes vervangt, is gebaseerd op vijf pijlers:

,. Ik maak deel uit van een professionele organisatie.Ik houd mijn kennis en vaardigheden, zowel vakinhoudelijk als sociaal, ophet vereiste peil. Daardoor kan ik, ook onder moeilijke omstandigheden,mijn taken goed uitvoeren.

3. Ik ben lid van een team met een gemeenschappelijke taak.Ik werk samen met collega’s en ben medeverantwoordelijk voor hen en hetteam. Ik spreek anderen aan op hun gedrag en accepteer dat anderen mijop mijn gedrag aanspreken.

?. Ik ben mij bewust van mijn verantwoordelijkheid.Ik schaad de belangen van Defensie niet en geef in houding, voorkomenen gedrag het goede voorbeeld. Ik ga verantwoord om met defensiemid-delen en gebruik deze zorgvuldig en rechtmatig.

4. Ik ben integer en behandel iedereen met respect.Ik accepteer geen ongewenst gedrag zoals discriminatie, (seksuele) intimi-datie en pesten, niet ten aanzien van mijzelf of anderen. Ik houd mij aande geldende wetten en regels en misbruik mijn macht of positie niet.

A. Ik zorg voor een veilige werkomgeving.Ik voel mij verantwoordelijk voor de veiligheid van anderen en mijzelf. Ditgeldt voor alle vormen van veiligheid, zoals operationele veiligheid, infor-matieveiligheid en veilige arbeidsomstandigheden. Ik laat mij niet in metdrugs. Alcohol mag nooit invloed hebben op mijn functioneren.

!".%.# Het ethisch bewustwordingsmodelHet ethisch bewustwordingsmodel (.@6) is in het begin van de jaren negentiggemaakt door de Koninklijke Landmacht om de regels uit de gedragscode en deregels die op internationaal niveau zijn vastgesteld toe te kunnen passen in situatieswaarin zich morele dilemma’s voordoen. Het betreft een model dat bestaat uiteen aantal vragen die helpen een moreel problematische situatie zorgvuldig tedoordenken en dus op basis daarvan een weloverwogen besluit te nemen. Daarnaastkan het .@6 een belangrijk hulpmiddel zijn bij het – achteraf – verantwoordingafleggen voor een genomen beslissing, iets wat in toenemende mate van leiding-gevende militairen wordt verwacht.3

Het .@6 omvat de volgende vragen:

,. Wat is het kernprobleem? (Herformuleer het kernprobleem als een vraag.Wanneer er meerdere problemen zijn, geef ze dan een prioriteitsvolgordeen bepaal daarna het kernprobleem.)

6/"/)$/0. .)%/.+

3:;

Page 270: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

3. Wie zijn de partijen in het dilemma en wat zijn hun belangen??. Benoem de mogelijke oplossingen en toets deze aan de volgende vragen:

a. Heb ik alle belangen van de partijen gewogen en welke prioriteit hebik hieraan gegeven?

b. Welke oplossing vind ik het meest rechtvaardig en waarom?c. Is de oplossing wettelijk toegestaan?

4. Neem een besluit!

Van Dongen (,;;>) stelt in zijn toelichting op het .@6 dat het goed is dat deeerste stap de definiëring van het kernprobleem betreft. Hierdoor krijgt de militairzijn dilemma duidelijk voor ogen. Het betekent ook dat als er meerdere militairenbij de definiëring betrokken zijn, zij allemaal op hetzelfde dilemma gericht zijn.Het is altijd raadzaam om het dilemma met iemand te bespreken. Dit werktverhelderend en het voorkomt dat de eigen visie, wellicht de eigen vooroordelen,het zicht op de situatie belemmeren. Daarnaast is het van belang om de vraag ofde oplossing legaal is niet als eerste toetssteen te gebruiken. Om een goede afwegingte kunnen maken van wat goed en rechtvaardig is in de gegeven situatie, is eenbepaalde mate van ‘morele volwassenheid’ noodzakelijk (vgl. in dit verband ookparagraaf ,-.3.3 over Kohlberg).

Hoewel er op deze versie van het .@6 kritiek gegeven kan worden (vgl.bijvoorbeeld Heijster, ,;;;), is het niet de bedoeling hier uitvoerig bij stil te staan.In het kader van dit hoofdstuk is het van meer belang om een illustratie te gevenvan de toepassing van het .@6 op één van de morele dilemma’s uit de inleiding.Het .@6 is immers geen doel op zich. Eerst echter nog enkele kanttekeningen.In de eerste plaats is het toepassen van het .@6 op concrete praktijksituaties ietswat in eerste instantie in het onderwijs in militaire ethiek thuishoort (bij dilem-matrainingen bijvoorbeeld). De discussie en de dialoog tussen de aanwezigen overhet betreffende dilemma en de toepassing van het .@6 vormen namelijk eenwezenlijk bestanddeel van het verwerven van inzicht in morele dilemma’s enbewustzijn van eigen waarden en normen met betrekking tot de problematiek inkwestie. In de tweede plaats dienen, juist met het oog op de noodzaak van discussieen dialoog, de antwoorden die hieronder op de vragen van het .@6 worden gegevenniet gezien te worden als definitieve antwoorden. Dat betekent dus dat er ookandere antwoorden en wellicht meer opties mogelijk zijn, hetgeen door de stip-pellijnen in de tekst wordt aangegeven.

)&.9$((/!8 <$! %.) .@6 &9 %.) #.0#. 6&0.". #/".66$*/) 9$0$80$$' ,

,. Wat is het kernprobleem? Geformuleerd als vraag: moet ik ingrijpen om te voor-komen dat iemand doodgetrapt wordt en daarmee mijn militaire opdracht nege-ren, of moet ik mij – zoals mijn opdracht luidt – niet mengen in lokale aangele-

%&&'#()*+ ,-

35-

Page 271: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

genheden? Mogelijke aanscherping: omdat het in een moreel dilemma gaat omeen conflict van waarden, is het relevant om bij deze eerste stap ook expliciet tebenoemen welke waarden in het geding zijn. In dit geval gaat het om ‘gehoor-zaamheid aan een militaire opdracht’ versus ‘het redden van een mensenleven’.

3. Wie zijn de partijen in het dilemma en wat zijn hun belangen?a. De vrouw. Het is in haar belang dat er wordt ingegrepen, zodat zij niet zwaar

gewond raakt en wellicht sterft.b. Sergeant-majoor De Wildt. Het is in zijn belang dat hij zijn opdracht zo goed

mogelijk uitvoert. Het is in zijn belang dat hij wordt gerespecteerd door zijneenheid. Daarnaast is het in zijn belang dat hij zijn eenheid duidelijk kan ma-ken wanneer wel en niet ingegrepen wordt.

c. De eenheid van sergeant-majoor De Wildt. Het is in hun belang hun op-dracht zo goed mogelijk uit te voeren. Het is tevens in hun belang dat duide-lijk is wanneer wel en niet wordt ingegrepen.

d. De mensen die de vrouw mishandelen. Zij willen de vrouw bestraffen en daarniet bij gestoord worden.

e. De Defensie-organisatie, de Nederlandse overheid en de internationale ge-meenschap. Als er een keuze wordt gemaakt die door de genoemde autoritei-ten als ‘verkeerd’ wordt gezien, kan dit het imago en de belangen van de ge-noemde autoriteiten aantasten.

f. …

Aanscherping: omdat hier de verschillende belangen op een rijtje worden gezet, is devraag welke belangen in eerste instantie van doorslaggevende betekenis lijken te zijnen waarom hier wellicht op zijn plaats. Dit antwoord kan dan vervolgens naast deantwoorden van vraag ? gezet worden, zodat een extra afweging kan plaatsvinden.Bedenk dat er altijd meer belangen op het spel staan dan op het eerste gezicht hetgeval lijkt te zijn. In dit geval blijkt dat voor sergeant-majoor De Wildt het belangvan de vrouw van doorslaggevende betekenis is, omdat het redden van een mensenle-ven van meer belang wordt geacht dan gehoorzaamheid aan de militaire opdracht.

?. Benoem de mogelijke oplossingen en toets ze aan drie subvragen. Oplossingen:a. Er wordt ingegrepen.b. Er wordt niet ingegrepen.c. …

Aanscherping: bedenk dat het gevaar van een moreel dilemma ook is dat je je blindstaart op de twee mogelijkheden die elkaar uitsluiten. Dit betekent dat je niet meercreatief kunt denken en dus geen derde oplossing kunt vinden, waarmee je het pro-bleem misschien zou kunnen oplossen. Dus creatief kunnen (blijven) denken is ookals het gaat om morele dilemma’s van cruciaal belang. Om vervolgens een goede af-weging te kunnen maken, is het tevens belangrijk om hier expliciet aan te geven watvoor en wat tegen de verschillende oplossingen pleit.

6/"/)$/0. .)%/.+

35,

Page 272: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

ad a. Wat pleit voor ingrijpen?• Het leven van de vrouw wordt gered.• Er wordt duidelijk gemaakt wat wel en niet getolereerd wordt, zodat herha-

ling van een dergelijke situatie voorkomen kan worden.• Je hoeft niet lijdzaam toe te kijken hoe iemand wordt doodgetrapt, hetgeen

bij de meeste mensen indruist tegen de eigen waarden en normen en de aan-wezige neiging hulp te willen bieden aan een mens in nood.

ad b. Wat pleit tegen ingrijpen?• Men houdt zich aan de militaire opdracht zich niet te mengen in lokale aan-

gelegenheden.• Het is voor de lokale bevolking duidelijk dat men zich niet mengt in lokale

aangelegenheden en dat men zich onpartijdig opstelt.

Eerste subvraag: heb ik alle belangen van de partijen gewogen en welke prioriteitheb ik hieraan gegeven?

Zoals aangegeven blijkt dat voor sergeant-majoor De Wildt het belang van devrouw van doorslaggevende betekenis is, omdat hij het redden van een mensenlevenin deze situatie van hoger belang acht dan gehoorzaamheid aan de militaire op-dracht en de veronderstelde onpartijdigheid.

Tweede subvraag: welke oplossing vind ik het meest rechtvaardig en waarom?Uit de casus blijkt dat sergeant-majoor De Wildt ingrijpen en daarmee het redden

van het leven van de vrouw in deze situatie als het meest rechtvaardig ziet. Het uit-voeren van de militaire opdracht is weliswaar belangrijk, maar dit mag volgens ser-geant-majoor De Wildt niet inhouden dat ‘lijdzaam toegekeken moet worden’ hoeiemand wordt doodgetrapt.

Derde subvraag: is de oplossing wettelijk toegestaan?Aanscherping: om een goede afweging te kunnen maken, is het wellicht van be-

lang om expliciet aan te geven welke wetten, regels en codes in het geding zijn.De oplossing, het ingrijpen en daarmee het redden van een mensenleven zijn niet

illegaal. Maar het ingrijpen impliceert dat men zich niet houdt aan de militaire op-dracht. Het niet uitvoeren van een militaire opdracht kan verregaande consequentieshebben. Hier staat echter tegenover dat het redden van het leven van de vrouw eenactie is die gerechtvaardigd wordt door de gedragscode voor de Nederlandse krijgs-macht en die vanuit de optiek van de mensenrechten en de Conventies van Genèveeveneens gerechtvaardigd kan worden.

%&&'#()*+ ,-

353

Page 273: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

4. Neem een besluit. Uit de casus blijkt dat besloten is om in te grijpen en daarmeegeen gehoor te geven aan de militaire opdracht.

Het zal duidelijk zijn dat het .@6 op zich geen garantie biedt dat ook daadwerkelijkmoreel verantwoorde beslissingen worden genomen. Bovendien, als er in een splitsecond een beslissing moet worden genomen, is er geen tijd voor het beantwoordenvan de verschillende vragen. Zoals eerder aangegeven, is het .@6 in eerste instantievan belang voor het onderwijs in de militaire ethiek, want door het trainen in hettoepassen van dit model op allerlei morele vragen en dilemma’s in veel verschillendepraktijksituaties, worden militairen in ieder geval goed voorbereid, en dat draagtbij aan het ontwikkelen van morele competentie en morele professionaliteit.

Dat dit van wezenlijk belang is, omdat er bij het concreet uitvoeren van op-drachten veel meer komt kijken dan ‘slechts’ het toepassen van regels, maken VanGenugten en Zegveld (,;;>) duidelijk. Zij bespreken het mandaat, en dus ook deverplichtingen die commandanten hebben gekregen in recente resoluties van deVeiligheidsraad met betrekking tot de peacekeeping-operatie in voormalig Joego-slavië: *!90&'&0. In resolutie >,; (,: april ,;;?) is expliciet sprake van de ver-oordeling van alle schendingen van internationaal humanitair recht, in het bij-zonder van ‘etnische zuivering’ (Van Genugten & Zegveld, ,;;>: :?). Op heteerste gezicht lijkt het duidelijk waar het hier om gaat. Maar zo eenvoudig is hetniet. Van Genugten en Zegveld plaatsen terecht enkele kanttekeningen bij detoepassing van deze resolutie in de praktijk.

In de eerste plaats is het van belang dat een commandant op de hoogte is vande resoluties van de Veiligheidsraad. Dat is geen simpele zaak aangezien de Veilig-heidsraad met betrekking tot voormalig Joegoslavië tussen ,;;, en ,;;A bijna hon-derd resoluties heeft aangenomen.

Daar komt bij dat deze resoluties zijn geformuleerd in vrij algemene termen.Wat wordt bijvoorbeeld precies bedoeld met ‘alle schendingen van het interna-tionale humanitaire recht’?

De derde kanttekening die wordt geplaatst, betreft het vaak problematischekarakter van de concrete praktijk. Wie wordt nu beschermd door de humanitairewetgeving? Als voorbeeld worden de vluchtelingenkampen in het begin van dejaren negentig in Zaïre besproken. In deze kampen bevonden zich vele Hutu’sdie betrokken waren bij de genocidevan deTutsi’s in Rwanda in ,;;4. Tutsirebellengijzelden de kampen en het Zaïrese leger bewapende de Hutuvluchtelingen. Wiehad in deze situatie recht op bescherming? De Miliano, toentertijd de voorzittervan de Nederlandse afdeling van Artsen zonder Grenzen, merkte in dit verbandop dat humanitaire hulp geen werktuig mag worden in handen van crimineleleiders.

De vraag blijft natuurlijk wat je in zo’n situatie als commandant moet doen.Hoe kun je ervoor zorgen dat commandanten weten hoe ze resoluties van deVeiligheidsraad op een goede manier moeten toepassen? Zij dienen in ieder geval

6/"/)$/0. .)%/.+

35?

Page 274: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

op de hoogte te zijn van de regels ter bescherming van de meest fundamentelerechten van de mens, en ook van de regels die in dit kader worden geschonden.Een goede samenwerking met organisaties als Amnesty International, het RodeKruis en Artsen Zonder Grenzen is daarom belangrijk. Het belang van eenpolitieke, economische, humanitaire en militaire samenwerking wordt door velenonderstreept. Daarnaast is het eveneens van wezenlijk belang dat militairen, enzeker leidinggevende militairen, ook in ethisch opzicht goed worden voorbereid.De resoluties van de Veiligheidsraad zijn in algemene termen geformuleerd, endat betekent dat de militair zelf deze algemene regels op de concrete situatie moettoepassen. Dat is geen eenvoudige zaak en kan alleen op een goede en verantwoordemanier gebeuren als de militair in kwestie beschikt over morele competentie.

!".& Tot slot

In de voorafgaande paragrafen is duidelijk geworden dat er zich in de militairepraktijk vele ethische vragen en dilemma’s voordoen. De vraag die hieraan gekop-peld kan worden, is of de waarden en normen die aan deze vragen en dilemma’sten grondslag liggen ook een duidelijke betekenis hebben voor iedere militair, enof het voor hen duidelijk is op welke wijze deze waarden en normen toegepastdienen te worden in concrete praktijksituaties. Daar kan nog een andere vraagaan gekoppeld worden: impliceert de veranderende taak van de krijgsmacht tevenseen oriëntatie op andere waarden en/of een nieuwe invulling van oude waarden?Deze vraag is zeker ook relevant met het oog op de door Kaldor besproken nieuwebenadering van de huidige new wars. Nieuwe taken alleen benaderen vanuit oudewaardepatronen lijkt niet realistisch. De nieuwe taken lijken ook te vragen omnieuwe waarden en/of een herdefiniëring van oude waarden. De militair is nietlanger meer alleen militair, maar ook politieagent, hulpverlener, opbouwwerkeren diplomaat. Deze nieuwe rollen maken een oriëntatie op de aan deze rollengekoppelde normen en waarden noodzakelijk.

Waarom is militaire ethiek van belang? Omdat het leger een geweldsmachineis die wordt ingezet ter verdediging van bepaalde waarden. Dat maakt het nood-zakelijk na te denken over het belang en de betekenis van die waarden en na tegaan in welke mate geweld gebruikt mag worden ter verdediging van die waarden.Hoe zit het met de geweldsuitoefening bij peace enforcing? Waar liggen de grenzenvan geweld? Wat betekent het ‘niet bovenmatig gebruik van geweld’? Een vraagdie ook dagelijks speelt bij +6ar en politie. Wat doe je als je met een moreeldilemma wordt geconfronteerd?

Het systematisch nadenken over moraal (ethiek) is geen eenvoudige zaak. Hetvereist een bepaalde houding, kennis en inzicht. Het vraagt om inzicht in eigenwaarden en normen, in dat waar je voor staat. Dat is een wezenlijk aspect vanprofessionaliteit. Aristoteles noemde dit ‘phronèsis’, wat vertaald kan worden met‘praktisch inzicht’ of ‘praktische wijsheid’. Het betreft een ‘wijze van optimaal

%&&'#()*+ ,-

354

Page 275: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

functioneren’ omdat je weet hoe je moet handelen (Ethica Nicomachea, boek :,,,4- b3A). Dat neemt overigens niet weg dat er met betrekking tot morele dilemma’svaak geen sprake is van ‘één juiste manier’ van handelen. Beslissingen over levenen dood blijven altijd problematisch. Dé juiste beslissing bestaat niet, maar eenmoreel verantwoorde beslissing wél. De ‘phronèsis’ van Aristoteles betekent danook dat je je die vorm van inzicht eigen maakt die ervoor zorgt dat je in een ge-geven situatie kunt bepalen wat een moreel verantwoorde beslissing is. Dat is hetkenmerk van morele professionaliteit.

Literatuur

Aristoteles. (,;;5). Ethica Nicomachea. Amsterdam: Kalias. Vertaald en toegelicht door Ch.Hupperts en B. Poortman.

Baarda Th.a. van, A.H.M. van Iersel & D.E.M. Verweij (red.). (3--4). Praktijkboek Mili-taire Ethiek. Ethische vraagstukken, morele vorming, dilemmatraining. Budel: Damon.

Barnes jr., R.C. (,;;:). Military Legitimacy. Might and right in the new millennium. London:Cass & Co dt.

Boer, J.A. den. (3--?). Neurofilosofie. Hersenen, bewustzijn, vrije wil. Amsterdam: Boom.Carré. (,;;;). Themanummer over ethiek, nummer ,.Christopher, P. (,;;4). The ethics of war and peace. An introduction to legal and moral issues.

Englewood Cliffs New Yersey: Prentice Hall.Churchland, P.S. (,;>:). Neurophilosophy. Toward a unified science of the mind/brain. Mas-

sachusetts: 6/) Press.Churchland, P.S. (3--3). Brain-Wise. Studies in neurophilosophy. Massachusetts: 6/) Press.Damasio, A.R. (,;;4). De vergissing van Descartes. Gevoel, verstand en het menselijk brein.

Amsterdam: Wereldbibliotheek.Dixon, R. (,;;>). Prosecuting the Leaders: the Application of the Doctrine of Superior

Responsibility before the United Nations International Criminal Tribunals for theformer Yugoslavia and Rwanda. In: A.L.W. Vogelaar et al (eds.). The commander’s respon-sibility in difficult circumstances, NL ARMS !&&'. Tilburg: +6$/ Gianotten.

Dongen, M.A.D. van. (,;;>). Leiderschaptrilogie //. Inspirerend leiderschap en bedrijfs-ethiek. Militaire Spectator, ,:5, 3-;>.

Elias, N. (,;>3). Het Civilisatieproces. Sociogenetische en psychogenetische onderzoekingen.[Oorspronkelijke titel: Über den Prozess der Zivilisation. Sociogenetische und Psychogene-tische Untersuchungen, ,;?;]. Utrecht: Het Spectrum.

Genugten, W.J.M. van & L. Zegveld. (,;;>). The military commander, *! operations andhuman rights. In: A.L.W. Vogelaar et al (eds.). The commander’s responsibility in difficultcircumstances, NL ARMS !&&'. Tilburg: +6$/Gianotten.

Gerhards, R. (,;;;). In zes maanden kun je de wereld niet verbeteren. Carré, ,-;;, 3--3,.Gilligan, C. (,;>3). In a different voice: Psychological theory and women’s development. Cam-

bridge (Mass.): Harvard University Press.Gort, G.J. (,;;;). Medische en militaire ethiek. Carré, ,-;;, 3>-?-.Heijster, W.H.Th. (,;;;). Militaire ethiek is onethisch zonder een militaire ethische toet-

singscommisssie. Carré, ,-;;.

6/"/)$/0. .)%/.+

35A

Page 276: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Hertz, N. (3--4). I Owe You. Het gevaar van de internationale schuldenlast. Amsterdam/Ant-werpen: Contact.

Iersel, A.H.M. van & Th.A. van Baarda. (red.). (3--3). Militaire ethiek. Morele dilemma’svan militairen in theorie en praktijk. Budel: Damon.

Johnson, J.T. (,;>4). Can modern war be just? New Haven and London: Yale UniversityPress.

Kaldor, M. (3--5). Human Security. Reflections on Globalization and Intervention. Cam-bridge: Polity Press.

Kohlberg, L. (,;>,). Essays on moral development: Vol. !, The philosophy of moral development:moral stages and the idea of justice. New York: Harper and Row.

Kohlberg, L. & D. Candee. (,;>4). The relationship of moral judgement to moral action.In: L. Kohlberg (ed.). Essays on moral development: Vol. #, The Psychology of moral develop-ment: the nature and validity of moral stages. New York: Harper and Row.

Midgley, M. (,;;5). The origin of ethics. In: P. Singer (eds.). A companion to ethics. Oxford:Blackwell.

Power, S. (3--3). A probleem from hell. America and the age of genocide. New York: HarperCollins.

Rest, J. (,;>:). Moral Development. Advances in Research and Theory, in corporation withR. Barnett et al. New York/London: Praeger Publishers.

Ridley, M. (,;;5). De oorsprong van de moraal. [Oorspronkelijke titel: The origins of virtue,,;;:]. Amsterdam/Antwerpen: Contact.

Swaan, A. de. (,;>;). Zorg en de Staat. Welzijn, onderwijs en gezondheidszorg in Europa ende Verenigde Staten in de nieuwe tijd. [Oorspronkelijke titel: In care of the state: Healthcare, education and welfare in Europe and the USA in the Modern Era, ,;>>]. Amsterdam:Bert Bakker.

Verweij, D. (3--3). De complexiteit van militaire ethiek. Tijdschrift voor Humanistiek,Thema ‘Krijgsmacht: ethiek en zorg’, nr. ;, ?, april.

Verweij, D. (3--5). Morele professionaliteit in de militaire praktijk. In: J. Kole & D. deRuyter (red.).Werkzame Idealen. Ethische Reflecties op Professionaliteit. Assen: KoninklijkeVan Gorcum, ,3:-,?;.

Verweij, D., K. Hofhuis, & J. Soeters. (3--5). Moral Judgement within the Armed Forces.Journal of Military Ethics, :, ,, ,;-4-

Vogelaar, A. et al. (,;;5). Leiderschap in crisisomstandigheden. Het functioneren van pelotons-en groepscommandanten in UNPROFOR. Den Haag: (#*.

Vroom, C.W. (,;55). Doen wat er gezegd wordt, of toch even nadenken? Maatschappij enKrijgsmacht, ->-55.

Waal, F. de. (3--5). De aap en de filosoof. Hoe moraal is ontstaan. Amsterdam/Antwerpen:Contact.

Walzer, M. (,;55). Just and Unjust Wars. A moral argument with historical illustrations. NewYork: Harper Collins.

Walzer, M. (3-->). Oorlog en Dood. Over de rechtvaardige oorlog in onze tijd. Met essaysvan M. Becker, D. Verweij en Th. Mertens. Budel: Damon.

Wecke, L. (,;;5). Gedragscode voor de krijgsmacht: effectief hulpmiddel of overbodigealgemeenheid? Jaarboek Vrede en Veiligheid. Nijmegen: Katholieke Universiteit.

Wells, D.A. (ed.). (,;;:). An Encyclopedia of war and ethics. Westport: Greenwood Press.

%&&'#()*+ ,-

35:

Page 277: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!!.! Inleiding

‘In liefde en oorlog is alles toegestaan’ is een gezegde. Toch gaat dat niet helemaalop, voor liefde niet, maar ook niet voor oorlog. Oorlog bestaat uit het toepassenvan geweld. Het is een van de weinige situaties waarin geweld gelegitimeerd is.Toch vindt er ook veel illegaal geweld plaats. Er zijn vele militairen die voor hetplegen van oorlogsmisdaden veroordeeld zijn. Waarschijnlijk worden nog veelmeer misdaden nooit ontdekt, laat staan veroordeeld. Dat militairen daden plegendie volgens het oorlogsrecht niet door de beugel kunnen, komt omdat de psycho-logische grens tussen legaal en illegaal gedrag in het vuur van de strijd vaak ergklein is. Het ene moment zijn soldaten volgens hun opdracht verplicht geweldtegen de vijand te gebruiken, terwijl het volgende moment het gebruik van geweldvolgens het oorlogsrecht verboden is als deze zelfde vijand zich heeft overgegeven.Het zal duidelijk zijn dat de emoties en het vuur waarmee de strijd gevoerd is,zeker wanneer het om ‘man tegen man gevechten’ gaat, bij de overwinnende sol-daten niet ineens weggeëbd zijn. Deze emoties zijn vooral een probleem wanneerde vijand verantwoordelijk is voor velerlei wreedheden tegen eigen troepen.Alhoewel het bij acties van de Mobiele Eenheid (!") van de politie niet om oorloggaat, is daar goed te zien hoe de emoties bij politiemensen hoog kunnen oplopenwanneer zij bijvoorbeeld een heftige strijd voeren of gevoerd hebben met stenengooiende demonstranten. Vaak is dan – voor het oog van de camera’s – goed tezien hoe enkele leden van de !" een op de grond liggende weerloze demonstrantnog enkele schoppen of slagen met de wapenstok geven. Dit gedrag ontstaat omdatook zij zich dan niet geheel in de hand hebben, alhoewel ze daarvoor goed getraindzijn.

Er zijn in de strijd ook andere situaties waarin de grens tussen legaal en illegaalgedrag moeilijk te trekken is. Wat bijvoorbeeld te denken van een oorlog waarbijhet onderscheid tussen combattanten en non-combattanten erg klein is, zoals de#$%&-militairen in Afghanistan meemaken? Van de soldaten wordt echter verwachtdat zij een duidelijk onderscheid weten te maken tussen Taliban-strijders enburgers. Ze moeten proberen de vijand uit te schakelen zonder slachtoffers onderde burgers te maken. Maar wat als de vijandelijke militairen zich tussen de burgers

'&&()*+,- ..

Normvervaging

A) V&/"0$$1 en D"*21é" V"13"24

566

Page 278: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

ophouden en er vanuit die locaties aanslagen plaatsvinden op de #$%&-militairen?Het zal duidelijk zijn dat het onder dit soort omstandigheden uiterst moeilijk isom te voorkomen dat er slachtoffers onder de burgerbevolking vallen. Walzer(.775) beschrijft hoe Amerikaanse soldaten met vergelijkbare omstandigheden inVietnam omgingen. Hij stelt dat er bij de Amerikaanse militairen informele rulesof engagement ontstonden die inhielden dat niets en niemand ontziende maatre-gelen genomen werden om toch maar zoveel mogelijk vijanden uit te schakelenen zelf zo weinigmogelijk risico te lopen.Een voorbeeld daarvan ishet bombarderenvan dorpen van waaruit de Amerikanen vuur ontvingen. Zo zijn er vele redenenwaarom er in alle oorlogen sprake zal zijn van gedrag dat als misdadig gekenschetstkan worden.

Niet alleen in oorlog, maar ook bij vredesondersteunende operaties vallen doorillegale agressieve acties van vredesmilitairen slachtoffers onder non-combattanten.Het zal duidelijk zijn dat leden van krijgsmachten die non-combattanten in elkaarslaan, terwijl zij stabiliteit in een gebied proberen terug te brengen, hun doelvoorbijschieten.

In onderstaand kader wordt een aantal situaties geschetst waarin militairenillegaal geweld hebben gebruikt tegen de burgerbevolking. In sommige van dezesituaties waren de militairen bezig met een oorlogsoperatie, in andere situatieswaren ze betrokken bij een stabiliseringsoperatie.

%&&18""0)"# %$# #&1!&%"1+1")2#/"# )&&1 %1")"*!$9'+"#

‘In .7:; heeft een compagnie Amerikaanse militairen honderden vrouwen, bejaar-den en kinderen in het Vietnamese dorp My Lai gedood. Tijdens de operatie, dievier uur duurde, hebben zij geen enkel vijandelijk vuur ontvangen. Zij hebben deburgers niet alleen gedood, maar een aantal werd ook verkracht en mishandeld.Door de leiding is deze actie gerapporteerd als een grote overwinning op de vijand.Pas één jaar na de gebeurtenissen kwam de waarheid naar buiten’. (televisiedocumen-taire ‘< hours in My Lai’, .7;;).

‘In .776 kwam aan het licht dat Belgische para’s in de Operatie Restore Hope inSomalië in .77= wandaden hebben begaan. Zo zijn er foto’s waarop een para op hethoofd van een gesneuvelde Somaliër staat te urineren; een tweede soldaat zet zijnwoestijnlaars op het hoofd van een eveneens dode Somaliër; twee andere soldatenstaan een Somalische jongen boven het vuur te roosteren. Over al deze daden warende soldaten “bijzonder fier” aldus getuigen van de incidenten. Verder pochten enke-le militairen dat ze de Somaliërs van kant hadden gemaakt. Nadien riepen ze dat zezouden teruggaan om er nog wat meer neer te maaien’ (de Volkskrant, .6 april .776).

‘Militairen van het Canadian Airborne Regiment worden ervan verdacht gevangenSomalische burgers mishandeld te hebben. Deze werden aangehouden terwijl ze het

'&&()*+,- ..

56;

Page 279: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Canadese kamp in Belet Huen binnenslopen met als doel om materiaal en voedselte stelen. Officieren en onderofficieren zouden de andere kant opgekeken hebben.De zaak escaleert pas echt als de mishandeling, met als gevolg de dood, van de So-malische tiener Shidane Arone aan het licht komt. In de nacht van .: maart .77=

wordt deze gevangen genomen terwijl hij het kamp binnensluipt. Na een mishande-ling van enkele uren, die midden in het kamp plaatsvindt, sterft hij aan zijn verwon-dingen. Er kan geen twijfel over bestaan dat vele militairen getuige zijn geweest vande mishandelingen en dat ook de leiding op de hoogte was’ (Muller, .77;: =;).

‘In de Abu Graib gevangenis in Irak hebben Amerikaanse soldaten Irakese gevange-nen in 5>>= systematisch vernederd en mishandeld. Van deze activiteiten zijn velefoto’s gemaakt. Het doel van deze wandaden was om de gevangenen – in een grootaantal gevallen kleine criminelen of mensen die bij checkpoints of doorzoekingen op-gepakt waren, zonder dat duidelijk was of zij misdaden begaan hadden – rijp te ma-ken voor verhoor door de militaire inlichtingendienst’ (The New Yorker, .> mei5>><).

‘Op .7 november 5>>? is bij de plaats Haditha in Irak een Amerikaanse humvee ge-troffen door een “improvised explosive device”. Daarbij is de chauffeur gedood entwee mariniers gewond. Volgens de lezing van Amerikaanse militairen zijn bij deexplosie .? Irakese burgers omgekomen en vielen vervolgens schutters het konvooiaan. Daarbij werd teruggeschoten en zijn ook Iraki’s gedood. Een onderzoekscom-missie van het Amerikaanse leger heeft echter achterhaald dat alle 5< Irakese slachtof-fers omgekomen waren door schotwonden en dat veel van deze slachtoffers nog innachtkleding waren. Een video die gemaakt is door een student journalistiek in Ha-ditha toont kogelgaten en bloedvlekken binnen de huizen en niet aan de buitenkantvan de huizen’ (Time Magazine, < september 5>>:).

Deze en andere incidenten werpen een schaduw op het vele goede werk dat desoldaten tijdens oorlogs- en vredesmissies verrichten.

In dit hoofdstuk wordt geanalyseerd hoe normvervaging onder militairen ontstaat.Onder normvervaging wordt hier een proces verstaan waarin het gedrag van eenbepaalde groep mensen geleidelijk en voor de betrokkenen zelf soms ongemerktonacceptabel wordt. Er wordt in dit hoofdstuk daarbij voornamelijk ingegaan opnormvervaging en het daaruit resulterende wangedrag dat te maken heeft metagressie tegen non-combattanten – agressie die in extreme gevallen zelfs kanontaarden in geweldsexcessen. In de analyse zullen vijf soorten van factoren derevue passeren die in hun onderlinge samenhang verantwoordelijk geacht kunnenworden voor het merendeel van geweldsexcessen: persoonlijkheidsfactoren, situ-ationele factoren, dehumanisering van de lokale bevolking, groepsdynamischefactoren en inadequate leiding.

#&1!%"1%$/2#/

567

Page 280: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

In dit hoofdstuk wordt verklaard hoe normale mensen in een niet-crimineleorganisatie kunnen vervallen tot onacceptabel agressief gedrag, zonder dat zij zichvolledig van het onacceptabele van hun gedrag of van de consequenties daarvanbewust zijn. Er wordt daarbij van uitgegaan dat vrijwel iedereen in staat is totagressief gedrag wanneer de omstandigheden gunstig – of liever gezegd, ongunstig– zijn. De drempel hiervoor ligt bij iedereen namelijk wel anders. In de analysewordt onder andere gebruikgemaakt van de incidenten die in het bovenstaandkader beschreven zijn.

Nadat de vijf factoren geschetst zijn, worden enkele maatregelen gepresenteerddie de militaire organisatie of commandanten ter plaatse zouden kunnen nemenom onacceptabel geweld of ander laakbaar gedrag ten aanzien van de lokalebevolking te voorkomen of tegen te gaan. Het moet benadrukt worden dat ergeen simpele maatregelen zijn die alle problemen in één keer oplossen. De oplossingvan het probleem moet eerder gezocht worden in een combinatie van allerleimaatregelen.

!!." Verklaringen voor agressief gedrag en geweldsexcessen

!!.".! De geselecteerde en gevormde persoonlijkheidDe eerste groep van factoren die verantwoordelijk kan worden geacht voornormvervaging, betreft dekenmerken van de soldaten dieop vredesmissies gestuurdworden. Veel van deze kenmerken hebben te maken met enerzijds de werving enselectie, en anderzijds met trainings- en socialisatieprocessen.

In een beroepskrijgsmacht zoals de Nederlandse zullen mensen geworven moetenworden die zich op de een of andere manier tot de organisatie of tot de werk-zaamheden aangetrokken voelen. Voor veel functies binnen de krijgsmacht geldtdat mensen zich eerder aangetrokken kunnen voelen tot de civiele dan tot demilitaire aspecten van het werk. Het gaat daarbij om vele soorten van functies,zoals vliegers, matrozen, administrateurs, vrachtwagenchauffeurs, monteurs, ge-wondenverzorgers en constructeurs. Soms zullen zij de militaire aspecten van hunwerk zelfs eerder als een bijkomstigheid ervan zien. Er zijn echter ook functieswaarbij men bewust voor de militaire aspecten van het werk kiest. Dit is het gevalbij gevechtseenheden, zoals de infanterie, de mariniers of de luchtmobiele eenhe-den. Mensen die bij deze eenheden gaan werken, moeten – en daar zijn de velereclamespots ook op gericht – wel houden van zekere avontuurlijke en spannendeaspecten van het werk of van de mentale en fysieke hardheid die van de soldatenbij die onderdelen gevraagd wordt. Houden zij niet van deze aspecten, dan kanrustig gesteld worden dat zij een verkeerd beroep gekozen hebben. De soldatenmoeten bereid zijn om ver van huis te gaan en uitgezonden te worden naaronherbergzame gebieden, en daarnaast moeten ze daar onder grote fysieke enmentale druk kunnen opereren. Als er in dergelijke omstandigheden hard tegeneen onwillige partij opgetreden moet worden, zijn zij degenen die daarvoor als

'&&()*+,- ..

5;>

Page 281: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

eerste ingezet zullen worden. Avonturisme en gehardheid zijn dus eigenschappendie in zekere zin functioneel zijn voor iedere militair, maar zeker voor die militairendie als eerste bij acties ingezet zullen worden, zoals de gevechtseenheden. Echter,deze zelfde eigenschappen kunnen ook disfunctioneel zijn als de situatie waarvoorde militairen getraind zijn totaal afwijkt van wat zij verwachten van militairoptreden. Als de soldaten verwachten dat zij met avontuurlijke en spannendeverhalen thuis kunnen komen terwijl er niets te beleven valt in het gebied vaninzet, kunnen zij op zoek gaan naar actie. Zo zijn er in dat soort situaties altijdmilitairen die risico’s gaan opzoeken (Vogelaar et al .776; 5>>.). Ook zijn er mili-tairen die, wanneer het rustig is, agressief gedrag gaan vertonen (bijv. Kernic, .77;:=<).

Militaire eenheden trachten zelfvertrouwen bij hun soldaten te kweken doormiddel van skills and drills. De soldaten van de gevechtseenheden krijgen eenharde training, zodat ze weerbaarder worden en daardoor zo goed mogelijk ophet gevechtsveld kunnen overleven. De meeste eenheden, en vooral elite-eenhedenzoals paracommando’s en mariniers, zullen verder een hoge mate van esprit decorps en binding aan de eenheid proberen te bewerkstelligen. Een soldaat zal zichbijvoorbeeld pas na langdurige training en het slagen voor een moeilijke testvolwaardig lid van de eenheid mogen noemen. Deze praktijken die onderdeeluitmaken van de socialisatie van de militairen, zijn functioneel omdat ze zelfver-trouwen, vertrouwen in elkaar en een zekere trots om bij de eenheid te mogenbehoren garanderen. Door dit soort kenmerken voelen de soldaten zich in staatom met vele gevaarlijke situaties om te gaan en zullen zij hun eenheid nooit teschande willen maken door op te geven. Er is echter ook een andere, disfunctionelekant van deze zelfde medaille. Wanneer soldaten erg trots zijn op hun eenheid,kunnen ze het idee krijgen dat ze deze trots koste wat het kost moeten bewaren.Iemand van binnen of van buiten de eenheid die de integriteit van de eenheidbedreigt, kan dan als een vijand van de eenheid worden beschouwd (Winslow,.776). Daarnaast kunnen eventuele misstanden heel lang verborgen blijven, omdatleden van de ‘elite-eenheden’ hun eenheid niet graag te schande maken door zakennaar buiten te brengen. Daardoor ontstaat een ‘doofpotcultuur’.

Selectie en socialisatie kunnen voor een deel verklaren waarom soldaten deneiging vertonen om agressief of avontuurlijk gedrag te vertonen. Ze scheppenals het ware de randvoorwaarden voor het disfunctionele gedrag. Ze vormen echtereen verre van afdoende verklaring. Er zijn vele situaties waarin soldaten metdezelfde kenmerken nauwelijks normoverschrijdend gedrag vertonen. Ongeoor-loofde agressie en geweldsexcessen zullen in de meeste gevallen namelijk nietzonder enige aanleiding spontaan ontstaan. De oorzaak moet eerder in anderefactoren gezocht worden.

!!."." Situationele factorenEen factor die agressie sterk beïnvloedt, is frustratie. Frustratie wordt gedefinieerdals ‘the blocking of an ongoing, goal-directed activity’ (Berkowitz, .7;:: =.>).

#&1!%"1%$/2#/

5;.

Page 282: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Soldaten die bijvoorbeeld verwachten dat zij in het missiegebied door de lokalebevolking gesteund zullen worden in hun activiteiten, maar vervolgens niets anderservaren dan mensen die medewerking weigeren, stenen naar hen gooien of dingenvan hen stelen, zullen grote ergernis voelen en zich gefrustreerd voelen. VolgensLeman (.77;) is het een kwestie van doelen. In zijn rapport over de excessen vande Belgische militairen in Somalië beschrijft hij dat het essentieel is om eenonderscheid te maken tussen verlies van controle en gebrek aan controle. Eenvredesmacht die met ambitieuze doelen ingezet wordt en verwacht dat zij desituatie zal beheersen, zal zich gefrustreerd voelen wanneer die verwachte controleuitblijft. Wanneer militairen van diezelfde vredesmacht echter verwachten dat zijde situatie niet zullen beheersen maar dat zij daar zijn om een aantal duidelijkeen afgebakende taken te verrichten, zullen zij zich niet gefrustreerd voelen,tenminste als de militairen goed zijn voorbereid op het gebrek aan controle (Leman,.77;: .?). Frustraties zullen ook eerder optreden wanneer militairen niet goed zijnopgeleid voor een bepaalde situatie en zij er derhalve geen raad mee weten. Soldatendie bestolen worden en niet weten hoe zij dat effectief moeten tegengaan, kunnensnel overgaan tot mishandeling van dieven.

Een ernstige vorm van frustratie doet zich voor wanneer eigen militairensneuvelen door een onzichtbare vijand die niet te bevechten is. Zo zijn degebeurtenissen in My Lai te verklaren doordat de eenheid die werd ingezet in MyLai bij eerdere patrouilles recentelijk een aantal doden en gewonden had tebetreuren als gevolg van snipers en booby traps. Zij hadden tot dusverre geen contactgehad met een zichtbare vijand en leken nu eindelijk de kans te krijgen om metdie vijand te vechten. Dat zij een oorlogsmisdaad aan het begaan waren, zagen zijtoen niet meer. Ook het incident in Haditha komt voort uit frustratie over devoortdurende aanslagen door middel van bermbommen waarbij telkens collega’somkomen. De mariniers wilden terugslaan.

Frustraties kunnen leiden tot verschillende soorten van reacties, waarvan agressieeen belangrijke is (zie de onderstaande kadertekst).

'"+ &!/$$# !"+ (1,*+1$+2" 2# #")"10$#)*-2#)2ë

‘De ervaring die men geleidelijk opdoet is niet toereikend. Men beweegt zich met teweinig troepen in een te groot gebied. Men is veroordeeld zich passief te laten be-schieten op de verbindingswegen; men grijpt er telkens naast als men uit de bevol-king de verzetslieden tracht te isoleren. Kortom: men faalt als infanterie in een veldwaarvoor men niet is opgeleid en waarmee men geen raad weet. Er ontstaan nu ver-schillende reactiewijzen. De eerste is die van een berustende houding, welke vooraltroepen in relatief veilige gebieden zich kunnen aanmeten. Zij lopen hun routinepa-trouilles en geloven het verder wel. Zij laten de “bewerking” van het gebied over aanspecialisten: de politioneel optredende 2)-groepen die met behulp van Indonesischehandlangers en alarmsystemen de zaak “onder controle” houden. Een andere reactie-

'&&()*+,- ..

5;5

Page 283: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

wijze, die in gevaarlijke gebieden kan gaan overheersen, is het wild en ongericht“terugslaan”. Men komt tot het nemen van represailles voor beschietingen waarbijslachtoffers vallen; men gaat schieten op alle vluchtenden en alle “verdachten”; mentracht door dilettantistisch opgevoerde druk op de bevolking informatie te verkrij-gen’ (Van Doorn & Hendrix, .76>: 5>.-5>5).

De frustratie-agressiehypothese (Berkowitz, .7;:) suggereert dat gefrustreerdemensen geneigd zijn om zich agressief te gedragen om hun negatieve emoties kwijtte raken. Als bijvoorbeeld, zoals in Somalië gebeurde, kinderen keer op keer hetkamp binnenkomen om goederen van de soldaten te stelen, zullen deze soldatenzich daarover erg gefrustreerd voelen. In hun boosheid kunnen zij die kinderenslaan, wanneer zij hen te pakken krijgen. Emoties maken dat men zichzelf somsniet helemaal meer in de hand heeft, zoals in het eerdergenoemde voorbeeld metde ME reeds is aangehaald. Ook een voetballer die in zijn opmars naar het doelvan de tegenpartij door een tegenstander onderuitgehaald wordt, kan zich ‘ver-liezen’, hoe onverstandig dat ook is. In dergelijke situaties kan agressie gezienworden als de uiting van een sterk negatieve emotie, die in deze agressie haarontlading vindt. Deze ontlading kan op korte termijn een positief gevoel geven,omdat men het idee heeft niet over zich heen te laten lopen.

Daarnaast suggereren frustratietheorieën dat de negatieve emotie als eerstegericht wordt op die mensen die de ergernis of frustratie veroorzaken, zoals depersonen die goederen van de soldaten stelen. Echter, wanneer de persoon ofpersonen die de frustraties veroorzaakt hebben te sterk of ongrijpbaar zijn, of alser andere omstandigheden zijn waardoor het onmogelijk is zijn agressie tegen dedaders te uiten, dan kan het voorkomen dat de agressie uiteindelijk op andereslachtoffers wordt gericht. In het geval van het incident in Haditha waren ditbewoners van huizen die zich in de buurt van de bermbom bevonden, in het gevalvan My Lai waren dat de aanwezige dorpelingen.

Een andere verklaring voor ongeoorloofd agressief gedrag heeft een meer ratio-nele dan emotionele reden. Als mensen hun doelen niet op een legale manierkunnen bereiken, zullen ze zich mogelijk gedwongen voelen om die doelen opandere, illegale manieren te bereiken. Tijdens de Vietnamoorlog werd bijvoorbeeldde body count gezien als een maat voor de effectiviteit van een eenheid. Hoe meerVietcongstrijders door een eenheid werden gedood, des te beter werd die eenheidgeacht te functioneren. Als een eenheid nu vanwege allerlei omstandigheden eenlage body count had en die wilde opschroeven, kon dat in een aantal gevallengepaard gaan met een verschuiving van doelen. Zij doodden dan niet alleenVietcongstrijders, maar ook burgers die werden geacht te sympathiseren met deVietcong (Smeets, .77=). Ook de mishandelingen die in Abu Ghraib plaatsvonden,werden ingegeven door de overweging dat de gevangenen op deze manier welzouden gaan praten.

Angst kan leiden tot onacceptabel geweld. Soldaten die voor hun leven vrezen,of dat nu gebaseerd is op de realiteit of alleen is ingebeeld, kunnen op een voor

#&1!%"1%$/2#/

5;=

Page 284: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

hen acceptabele maar voor de hogere leiding of voor het grotere publiek wellichtonacceptabele manier overreageren. Gedurende de oorlog in Libanon in de jarentachtig hadden Israëlische militairen er bijvoorbeeld een gewoonte van gemaaktom hevig schietend door sjiitische dorpen heen te rijden. Volgens de militairenwas dit de enige manier om veilig door de dorpen heen te komen. Op deze manierverschoof het gedrag van deze Israëlische soldaten van een oorspronkelijk hogemorele standaard – genaamd the purity of the arms, waarbij wapens alleen gebruiktworden binnen een strikte, morele code die past binnen de geest van de Conventievan Genève – naar een andere standaard, cynisch the purity of the finger genaamd(Shalit, .7;;). Deze verschuiving in normen kwam voort uit angst. Ook VanDoorn en Hendrix (.76>) beschrijven vele situaties waarin militairen op ongeoor-loofde wijze geweld toepassen omdat zij vrezen anders zelf het leven te laten. Heteerdergenoemde voorbeeld waarin het Amerikaanse leger informele rules of enga-gement hanteerde door dorpen al snel te bombarderen alvorens verdere actie teondernemen (Walzer, .775), past eveneens in deze categorie.

Het is bekend dat het gebruik van alcohol en drugs agressie of ander onacceptabelgedrag kan stimuleren. Als mensen onder invloed van alcohol of drugs verkeren,hebben zij onvolledige controle over hun gedrag. De meeste gevallen van zinloosgeweld worden dan ook gepleegd door daders die onder invloed van deze middelenverkeren. Het is echter niet zo dat een hoge consumptie van deze middelen perdefinitie tot geweld leidt. Linsky et al (.77?: ..5) betogen dat ‘heavy drinking andphysical aggression are most likely to occur together in a society with a culturalconfiguration that supports or tolerates both types of behaviour’. Dat betekentdat als in een militaire eenheid het drinken van veel alcohol en een bepaalde matevan onderling geweld, of geweld tegen anderen als acceptabele gedragingen wordengezien, een gezellig avondje stappen en drinken gemakkelijk kan uitlopen op eenruwe vechtpartij. De moord op de Somalische jongen door de Canadese militairenbijvoorbeeld vond plaats nadat de daders te veel alcohol hadden gedronken(Winslow, .776).

Kortom er kunnen veel omstandigheden zijn waardoor onacceptabel agressiefgedrag ontstaat. Frustratie is een negatieve emotie die ontstaat als men de doelendie men nastreeft niet bereikt. Frustratie kan resulteren in een gerichte of ongerichteagressieve ontlading van negatieve emoties of in een zoektocht naar een – mogelijkagressief – middel om het geblokkeerde doel wel te bereiken. Hoewel deze relatietussen frustratie en agressie algemeen is, zullen sommige mensen zich eerdergefrustreerd voelen dan andere. Frustratie treedt eerder op wanneer men de doelenonrealistisch hoog stelt, maar ook wanneer men weinig relativeringsvermogenheeft. Sommige mensen accepteren gemakkelijker tegenslagen dan andere. Ookverschillen mensen in de manier waarop ze met frustraties omgaan. Sommigenzullen op een positieve, probleemoplossende manier omgaan met frustraties, terwijlanderen er direct op reageren met agressie. Soldaten die bijvoorbeeld het imagowillen uitstralen dat er met hen niet valt te spotten, zullen zich eerder agressiefgedragen wanneer zij door kinderen uit de buurt beroofd worden dan soldaten

'&&()*+,- ..

5;<

Page 285: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

die beseffen dat deze zelfde kinderen dit uitsluitend doen omdat zij gewoon nietshebben. Deze laatste categorie van militairen zal wellicht anders en wat beheerstermet deze diefstallen omgaan dan de eerste categorie. Een andere emotie die doorde situatie ontstaat en die kan leiden tot geweld is angst. Soldaten die bang zijnzullen deze angst proberen te reduceren door maximale veiligheid voor zichzelfin te bouwen tijdens operaties. Dit kan gepaard gaan met geweld en dan ten kostegaan van de veiligheid van de lokale bevolking die zich midden in het conflictbevindt.

!!.".# Beeld van de lokale bevolkingMilitaire operaties vinden vaak plaats ver van het land waar de soldaten vandaankomen. De soldaten komen derhalve op plaatsen waar ze nog nooit zijn geweesten maken kennis met culturen die voor hen volledig onbegrijpelijk zijn. Vanwegedeze verschillen tussen de cultuur van de soldaten zelf en de cultuur van de lokalepopulatie moeten de soldaten voor zichzelf regels vinden om het gedrag van delokale bevolking te duiden, maar ook om op een verstandige manier met debevolking te kunnen omgaan, wanneer zij ermee in aanraking komen. De meestevan deze regels zullen gebaseerd zijn op stereotiepe beelden. Stereotypen zijn gene-raliserende ideeën over de eigenschappen van bepaalde groepen mensen (Van denBos, 5>>;). Stereotypen van een groep worden gebruikt om gedrag te interpreterenvan een individueel lid van die groep. Op basis van die stereotiepe beelden zullenmensen met leden van die andere groep omgaan. Wanneer we bijvoorbeeld hetbeeld hebben dat mensen van een bepaalde cultuur onhygiënisch zijn, zullen wewel uitkijken als ze ons hun voedsel voorschotelen.

We gebruiken stereotypen om de wereld om ons heen beter te kunnen begrijpen(Van den Bos, 5>>;). Echter, stereotiepe beelden bevatten in ieder geval tweevertekeningen. Ten eerste zijn ze erg generaliserend, omdat ze gebaseerd zijn opslechts enkele kenmerken. Daarom suggereren ze dat mensen die tot één en dezelfdegroep behoren allemaal hetzelfde zijn. Dit is per definitie onjuist. Binnen groepenis er altijd sprake van een grote mate van variatie, vaak zelfs zo dat de verschillenbinnen groepen groter zijn dan de verschillen tussen groepen. Ten tweede zijnstereotiepe beelden meestal negatief. Dit heeft te maken met het feit dat de meestemensen de behoefte hebben aan een positief zelfbeeld. Iemand krijgt een positiefzelfimago als hij vindt dat de groep waartoe hij behoort beter is dan andere groepen.Om die reden zet men zich veelal af tegen andere groepen.

Uit onderzoek weten we dat agressie van mensen uit de ene groep (de ingroup)ten aanzien van mensen die tot een bepaalde andere groep behoren (de outgroup)meer voorkomt onder bepaalde condities. Een eerste conditie is als de ingroup hetidee opvat dat de outgroup hen op een bewuste manier hindert. Daarnaast kan dieagressie versterkt worden wanneer men weinig van de outgroup begrijpt, en tenslotte wanneer het beeld dat men van mensen uit de outgroup heeft erg negatiefis (Rabbie, .7;7).

#&1!%"1%$/2#/

5;?

Page 286: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

In sommige gevallen kan dit negatieve beeld zich zodanig ontwikkelen datmensen van de outgroup gedehumaniseerd worden. Dehumanisering betreft ‘Theidea that people are sometimes denied their proper humanness’ (Heslan, Lough-nan, Reynolds & Wilson, 5>>6). Het resultaat is uiteindelijk dat men leden vande outgroup niet meer als volwaardige mensen ziet: ze zijn minder dan mensen.Soms is dat heel expliciet, zoals wanneer die groep mensen met dieren vergelekenwordt. In een dergelijke situatie van culturele en morele superioriteit voelt deingroup een emotionele afstand die het gemakkelijker maakt om allerlei soortenvan wangedrag ten aanzien van de outgroup te vertonen. Bijvoorbeeld, gedurendede Tweede Wereldoorlog was het voor de Duitsers gemakkelijker om de Jodendaadwerkelijk naar de gaskamers te brengen door hun zichzelf ervan te overtuigendat zij geen mensen waren. Zoals Joseph Goebbels, Hitlers minister van propa-ganda, het bracht in een radio-uitzending in .7=;: ‘Ik blijf stemmen horen diezeggen dat Joden ook mensen zijn. Tot hen zou ik dit willen zeggen: wandluizenzijn ook dieren, maar wel erg onaangename’ (Gleitman, .7;.).

In de Abu Ghraib-gevangenis werden gevangenen gedehumaniseerd door hennaakt allerlei standen in te laten nemen (bijvoorbeeld zeven mensen in eenpiramidevorm) en hen zo te fotograferen. De lachende Amerikaanse soldaten opde foto’s die in de kranten verschenen, maken duidelijk dat zij de gevangenenniet meer als gelijkwaardige mensen zagen. Ook Nederlandse militairen die in.77<-.77? in Srebrenica werkten, hadden moeite om de moslims ter plaatse alsmensen te blijven zien: ‘We waren keihard. We sloten weddenschappen af.’‘Wedden dat die daar niet meer leeft als ik over een half uur terugkom?’ ‘Daarpoepten ze tegenaan. Zo vies. Ik kon hen niet meer als mensen zien.’ ‘Ik ging hentreiteren. En lol dat ik dan had.’ (Viva, 5>>5, nr. 5=, =<-=;). De betrokken militairenverbazen zich er achteraf over hoe ze zo hebben kunnen reageren.

Als soldaten zich gefrustreerd voelen door de lokale bevolking, kan de neigingontstaan om zich agressief tegen hen te gedragen. Agressief gedrag zal gemakkelijkeren heftiger zijn als de soldaten een erg negatief en eenzijdig beeld hebben van dezelokale bevolking.

!!.".$ Groepsdynamische factorenIn de bovenstaande paragrafen is een aantal factoren geïntroduceerd die onaccep-tabel agressief gedrag stimuleren. Deze factoren hebben betrekking op zowelindividuen als groepen. Onderzoek heeft echter aangetoond dat groepsprocesseneen belangrijke rol spelen bij agressie (Rabbie, .7;7). Groepen zijn volgens hemover het algemeen heftiger en extremer dan individuen in hun agressieve reacties,en daarnaast zijn ze moeilijker te stoppen wanneer ze eenmaal bezig zijn met eendaad van agressie. Deze verschillen tussen groepen en individuen kunnen verklaardworden door groepsdynamische factoren. In het nu volgende zullen enkele vandie groepsfactoren besproken worden. Benadrukt moet worden dat deze factoreneen sterker effect hebben als groepen relatief geïsoleerd optreden. Dat kan bij-voorbeeld het geval zijn bij operaties waarbij soldaten hun taken op een afgelegen

'&&()*+,- ..

5;:

Page 287: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

locatie verrichten. Deze isolatie maakt het gemakkelijker dat groepsnormen gaanafwijken van normen van de maatschappij of van de organisatie. In het onder-staande worden zes processen beschreven die agressief gedrag kunnen stimuleren:polarisatie, druk tot conformiteit, sociale definitie van de werkelijkheid, interac-tiemechanismen, deïndividuatie en het bystander-effect.

Polarisatie-effectVeel studies naar besluitvorming in groepen hebben laten zien dat ‘the averagepostgroup response will tend to be more extreme in the same direction as theaverage of the pregroup responses’ (Myers & Lamm, .76:: :>=). Dat wil zeggendat een groep bijvoorbeeld riskantere beslissingen neemt of riskanter gedragvertoont dan ieder van de samenstellende individuen op zichzelf zou hebben latenzien. Dit gebeurt alleen als individuen die onderdeel uitmaken van die groep alenigszins geneigd zijn om risico’s te nemen. Als de groepsleden er daarentegentoe neigen om behoedzaam te werk te gaan, dan zullen de groepsbeslissingen ofhet gedrag van de groep voorzichtiger zijn dan dat van de groepsleden afzonderlijk.De groepsleden stimuleren elkaar als het ware in de richting van hun tendentie.

Dit effect, dat het ‘polarisatie-effect’ wordt genoemd, kan verklaren waaromgroepen hun normen op velerlei gebied geleidelijk veranderen, soms zelfs zonderdat zij dat zelf merken. Bijvoorbeeld, als de leden van een militaire groep vanzichzelf al de neiging hebben om avontuurlijk gedrag te vertonen, kunnen zij opzoek gaan naar wat spanning wanneer zij die tijdens hun uitzending niet vinden.Ze kunnen bijvoorbeeld patrouilleren op plaatsen die niet veilig zijn, blijven staankijken terwijl granaten op kleine afstand ontploffen of foto’s maken van lokalestrijders (zie Vogelaar et al, .776). Als de soldaten de spanning die dit soort actiesmet zich meebrengt prettig vinden en ze eenmaal aan het niveau van spanninggewend zijn, zullen ze daarna op zoek gaan naar nieuwe en zelfs gewaagdere acties.Op deze manier ‘verkennen’ zij de grenzen van het toelaatbare en kunnen zij daarzelfs ruimschoots overheen gaan. Tenminste, een relatieve buitenstaander zal dezeoverschrijding van grenzen kunnen constateren. Voor de groep zelf echter kanhet gedrag heel normaal gevonden worden, omdat men eraan gewend is geraakt.De groep kan zich dan soms verbaasd afvragen waar deze buitenstaander zich zodruk over maakt. Deze verschuiving in normen wordt verder gestimuleerd doorde winst aan status en respect die verdiend kan worden door het groepslid dat hetverst durft te gaan. Deze mogelijke toename van status kan verklaren waaromsommige jonge officieren en onderofficieren zich soms uitgedaagd voelen om hetmeest riskante gedrag te vertonen wanneer de groep daarom vraagt.

Het polarisatie-effect kan ook verklaren waarom militaire groepen soms vanlicht agressief gedrag kunnen vervallen tot grove geweldsexcessen, zonder dat zedat zelf goed in de gaten hebben. Als de groep veel frustraties ervaart, kan hetdoor de groep als acceptabel gezien worden dat zij agressief gedrag ten aanzienvan die leden van de lokale bevolking vertonen die op de een of andere manierals veroorzaker van deze frustraties gezien worden. Het kan dan beginnen met

#&1!%"1%$/2#/

5;6

Page 288: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

pesterijen en lichte vormen van geweld. Als dat vervolgens door iedereen goedge-keurd lijkt te worden, kan het gedrag jegens de lokale bevolking steeds extremerworden. Op deze manier kan het geleidelijk normaal worden gevonden dat hetstelen door mensen van de lokale bevolking bestraft wordt met behoorlijke mis-handelingen van diegenen die men in handen weet tekrijgen.Dat het een geleidelijkproces is waarin geweld steeds extremer wordt, blijkt bijvoorbeeld uit een citaatdat gebruikt is ter verdediging van de Canadese militairen die een Somalischejongen gedood hebben: ‘In Somalia, serious incidents did not come out of theblue, but were somehow provoked in a permissive atmosphere’ (Winslow, .776:5<=). Kortom, de leiding keurde het wellicht goed dat sommigen op eigen initiatiefmaatregelen namen om het stelen tegen te gaan. Ook Van Doorn en Hendrix(.76>: 5><-5>?) maken melding van dit verschijnsel. Zij zeggen dat de situatievan een gevechtseenheid of de ‘stemming’ in een dergelijke eenheid van belang ister verklaring van wat zich aan geweldsuitoefening of -ontsporing voordeed. Welconstateren zij dat die situatie of stemming vaak terug te voeren is op enkelingendie beslissend optreden. Vaak zijn dit de leidinggevende of de sluipschutter diebehoort tot de categorie van semicommando’s en bestemd is voor zware opdrach-ten.

Druk tot conformiteitGroepen soldaten die geïsoleerd opereren in een vreemde of vijandige omgevingontwikkelen vaak een hoge cohesie, omdat de groepsleden zich sterk op elkaaraangewezen voelen. Leden van cohesieve groepen zijn over het algemeen sterkgeneigd om zich te conformeren aan de heersende groepsnormen. Zich sterkaangetrokken voelend tot hun groep zijn zij verder geneigd om te denken dat demanier waarop de groep handelt en de problemen aanpakt de enige juiste is.Hooguit zullen zij in het begin bij zichzelf enige twijfel ervaren als die handelwijzeafwijkt van wat zij thuis gewend waren, maar zij zullen deze twijfel niet snel uitenuit vrees de goede interne band binnen de groep teniet te doen of door hunmedegroepsleden buitengesloten te worden. Zoals bij het verschijnsel polarisatieal beschreven is, is de kans groot dat de groepsleden het gedrag normaal gaanvinden.

Het is duidelijk dat deze druk tot conformiteit functioneel is, omdat het deonderlinge band en het wederzijdse vertrouwen in de groep stimuleert, iets wathet onder moeilijke omstandigheden gemakkelijker maakt om te kunnen blijvenwerken en daarbij op elkaar te kunnen terugvallen. Het kan ook disfunctioneelworden als de groep zich afsluit voor kritiek. Zij kunnen elkaar bevestigen in hetidee dat zij het goede gedrag vertonen en dat anderen niet weten hoe het is omte opereren onder dergelijke omstandigheden en dat de critici niet in een positiezijn om hierover te kunnen oordelen. Daardoor zal de noodzakelijke zelfcorrectieuitblijven. Het kan er daarnaast toe leiden dat men ernstige wandaden nietrapporteert en dat ze geheim blijven. Van Doorn en Hendrix (.76>: 5.;-5.7)beschrijven het als volgt: ‘In Indonesië had ieder onderdeel ‘een geschiedenis’. Er

'&&()*+,- ..

5;;

Page 289: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

bestonden ‘pelotonsgeheimen’, niet bestemd voor buitenstaanders, zelfs niet voorgedetacheerd personeel zoals verbindingsmensen. Uiteindelijk moest iedereenzichzelf dekken. Als eenmaal een daad gesteld is, wordt die daad een gegeven.Men wil er achteraf niet over discussiëren, en men wil zeker geen kritiek. Tegeninsiders wil men wel toegeven dat het mis was, tegen outsiders is dat onmogelijk.Zij beschrijven ook dat geweld vooral werd gepleegd op verafgelegen detachemen-ten en bij patrouilles in het binnenland, bij geïsoleerde gevechtseenheden. (VanDoorn & Hendrix, .76>: ..?). Winslow (.77;) maakt naar aanleiding van haaronderzoek onder Canadese airborne-eenheden duidelijk dat het creëren van zeerhechte relaties in gevechtseenheden ertoe kan leiden dat allerlei incidenten binnende eenheid worden getolereerd en niet naar buiten worden gebracht. Men houdtalle ‘vuile was’ binnen. Dit heeft volgens Winslow voor een belangrijk deel temaken met de centrale plaats die dergelijke groepen in het leven van de militaireninnemen.

Correctie vindt vaak plaats wanneer het te laat is en de zaak breed in de krantgerapporteerd is. Het is opvallend dat veel ernstige incidenten vaak pas uitkomenlang nadat ze hebben plaatsgevonden, en dat meestal als gevolg van een soldaatdie spijt krijgt of als gevolg van iemand die over het gedrag van de groep opschept.Het doden van de honderden burgers in My Lai door Amerikaanse militairen in.7:; werd pas een jaar later bekend toen een soldaat van buiten de desbetreffendecompagnie er een brief over gestuurd had naar enkele congresleden. Hij hoordevan het incident omdat een vriend van hem, die er in My Lai bij was, eroveropgeschept had (televisiedocumentaire ‘< uur in My Lai’, .7;;). De incidenten inSomalië door de Belgische militairen bereikten de kranten ook pas drie jaar na degebeurtenissen, toen een van de paracommando’s spijt kreeg van wat er gebeurdwas. Vanaf dat moment pas zijn de daders vervolgd.

Sociale definitie van de werkelijkheidSituaties zijn vaak voor meerdere uitleg vatbaar. Als een slecht geklede manbijvoorbeeld languit op de stoep ligt, kunnen mensen met walging over hem heenstappen omdat ze denken dat hij dronken is. Even zo goed echter kan diezelfdeman zojuist een hartaanval hebben gehad en nu dringend hulp nodig hebben.Het is voor mensen op het eerste gezicht vaak moeilijk om precies te bepalen water aan de hand is en, als gevolg daarvan, te bepalen hoe ze zich in die situatiemoeten gedragen. Veel sociaalpsychologische studies hebben laten zien dat mensenmet deze onzekerheid omgaan door hun reactie af te laten hangen van die vananderen. Als niemand zich bijvoorbeeld om de man op de stoep lijkt te bekom-meren, is een persoon geneigd te denken dat er wel niets aan de hand zal zijn. Deregel die mensen daarbij hanteren is simpel: als de meeste mensen denken dat ietscorrect is, dan is het waarschijnlijk ook zo. Vervolgens passen ze hun gedrag aandat van die andere personen aan, ervan uitgaande dat het de juiste manier is ommet die situatie om te gaan. Mensen zijn dus geneigd de situatie waarin ze verkerente definiëren zoals anderen dat doen.

#&1!%"1%$/2#/

5;7

Page 290: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Thomas en Thomas (.75;: ?65) gaan hierin nog een stap verder. Zij beschrijvende gevolgen van de manier waarop mensen hun situatie definiëren. Thomas enThomas stellen: ‘If men define situations as real, they are real in their consequences.’Deze stelling geldt sindsdien als het Thomas-theorema. Het houdt in dat mensenniet alleen reageren op de objectieve kenmerken van een situatie, maar ook, ensoms vooral, op de betekenis die deze situatie voor hen heeft. En wanneer zeeenmaal een bepaalde betekenis aan die situatie hebben toegekend, worden hundaaropvolgende gedragingen en sommige gevolgen daarvan door de toegekendebetekenis bepaald. Zo zal een leidinggevende die een crisissituatie rustig tegemoettreedt en handelt alsof er niets ergs aan de hand is, zijn mensen onbewust latenzien dat het wel meevalt. Vervolgens zullen de meeste leden van de groep desituatie als relatief weinig bedreigend ervaren en deze dus rustig tegemoet treden.En daardoor kan vervolgens ook de spanning uit een oorspronkelijk bedreigendesituatie verdwijnen. In feite is er op die manier sprake van de-escalerend optreden.Een leidinggevende die daarentegen in paniek raakt, maakt de situatie erger dandie is doordat zijn mensen denken dat die paniek niet voor niets is. Als de soldatenzich vervolgens ook paniekerig gaan gedragen, kan de situatie daardoor juist steedsmeer gespannen worden.

De sociale definitie van de werkelijkheid heeft een enorme impact op het gedragvan mensen in situaties waarmee ze totaal geen ervaring hebben (vgl. Weick, .77?),zoals wanneer soldaten op een missie in een verafgelegen land zijn. Gedurendeeen dergelijke missie moeten soldaten allerlei soorten regels zelf ‘uitvinden’ omzich adequaat te gedragen. Daarbij vertrouwen zij op de mensen om hen heen,die hen vertellen of laten zien hoe zij zich moeten gedragen. Deze mensen kunnenleidinggevenden zijn of collega-soldaten, of mensen van de lokale bevolking diezij vertrouwen. Zo hebben de militairen in Abu Ghraib hoogstwaarschijnlijk vandeskundigen gehoord dat zij hun werk het best zouden kunnen doen door deIrakese gevangenen te vernederen door hen naakt te laten zijn in aanwezigheidvan anderen. Zij zijn dat als nuttig gedrag gaan zien. Na verloop van tijd realiserende militairen zich niet meer dat hetgeen zij doen volledig onacceptabel is voor hetthuisfront.

InteractiemechanismenDe drie genoemde groepsdynamische factoren – polarisatie, druk tot conformiteiten sociale definitie van de werkelijkheid – impliceren dat een militaire eenheidnormen kan ontwikkelen in isolatie van de lokale bevolking. Er is echter een veelsterker mechanisme dat de ontwikkeling van normen stimuleert, namelijk deinteractie tussen soldaten en de lokale bevolking. De soldaten nemen de rol aandie volgens hen bij hun mandaat past en vervullen die rol op een manier die hetmeest gepast lijkt in de situatie, hun missie en de rules of engagement waarmeezij te maken hebben. Het initiële gedrag van de eenheid beïnvloedt echter deattituden en het gedrag van de lokale bevolking en de strijdende partijen, en hetgedrag daarvan beïnvloedt op zijn beurt weer het gedrag van de militairen, et

'&&()*+,- ..

57>

Page 291: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

cetera. Dit betekent dat een bepaalde manier van optreden zichzelf kan versterken,omdat de andere groep zich daarnaar gaat gedragen. Dit fenomeen staat bekendonder de term selffulfilling prophecy (Merton, .766). Deze zichzelf waarmakendevoorspelling maakt dat een oorspronkelijk mogelijk onware voorstelling van zakenwaar wordt. Dit houdt dan de oorspronkelijke vergissing in stand. Bijvoorbeeld,als een uitgezonden eenheid weggaat met het idee dat een van de partijen deaanstichter is van al het kwaad en zich daarnaar gaat gedragen, kan er een situatieontstaan waarin die partij zich inderdaad erg vijandig opstelt tegenover de vre-desmacht. Op die manier kan agressie ten aanzien van die partij weer extragerechtvaardigd worden. En zo houdt zich dat in stand. Leman (.77;) heeft hethierbij over het spiegeleffect, dat wil zeggen dat als wij een partij als onze vijandzien, zij ons op dezelfde manier zullen gaan beschouwen. In het onderstaandekader wordt een experiment beschreven waarin naar voren komt hoe het gedragvan de ene partij het gedrag van de andere partij kan bepalen op een manier dievoor beide partijen uiteindelijk disfunctioneel kan zijn.

@2!8$1)&’* *2!,0$+") A12*&# "BA"12!"#+

In een van de bekendste experimenten uit de sociale psychologie werd door 5< man-nelijke vrijwilligers tussen de .6 en => jaar het gevangenisleven in de kelders van eenpsychologisch instituut, compleet met tralies en cellen, nagebootst. Zij zouden tegeneen beloning van .? dollar per dag gedurende twee weken ofwel de rol van gevange-ne ofwel die van bewaker spelen. De 5< vrijwilligers werden allen gescreend op fysie-ke gesteldheid, emotionele stabiliteit en het afwezig zijn van een strafblad. Daarnawerden zij aselect aangewezen ofwel als gevangene ofwel als bewaker. De bewakerskregen als instructie mee om law and order te bewaren en om geen onzin van de ge-vangenen te accepteren. Daarnaast kregen zij als instructie mee dat fysiek geweld ver-boden was. Toen kon het experiment beginnen.

Gekleed in vormloze gevangeniskleding en met kettingen aan de enkels waren degevangenen geheel aan de bewakers overgeleverd. De bewakers stelden daarbij voorzichzelf diensten van ; uur in en roosterden zich daarnaast vrij.

De gevangenen daarentegen moesten de meeste tijd in de cel doorbrengen. Zijmochten alleen naar buiten om te eten, oefeningen te doen, naar het toilet te gaanen voor nog enkele andere zaken. Ook werd de regel ingesteld dat de gevangenen’s nachts niet naar het toilet mochten. Na een kleine opstand van de gevangenen opde tweede dag, die vervolgens met brandblussers werd bedwongen, accepteerden degevangenen vrijwel alles. Zij werden volledig passief. Bij navraag na het experimentzeiden ze dat ze zich in die situatie steeds meer inferieur en machteloos gingen voe-len. Voor de bewakers daarentegen gold dat zij allen misbruik maakten van de situa-tie die hen geboden werd. Ook stelden ze een isoleercel in. Bij navraag na het experi-ment zeiden de bewakers dat ze de gevangenen als vee gingen zien en dat men vanhen ging walgen. Naarmate de tijd verstreek werden enerzijds de wreedheden en het

#&1!%"1%$/2#/

57.

Page 292: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

misbruik door de bewakers steeds erger en werden anderzijds de passiviteit en de de-humanisering van de gevangenen steeds groter. De onderzoekers hadden uiteindelijkhet idee dat ze het experiment niet meer onder controle hadden: eerst werd één ge-vangene en later nog een andere uit het experiment ontslagen vanwege depressieveof psychotische symptomen. Men besloot derhalve het experiment na zes dagen testoppen (Haney, Banks & Zimbardo, .76=).

Uit dit experiment kunnen twee conclusies worden getrokken. Ten eerste kunnenmensen die volmacht krijgen om een positie naar eigen believen in te vullen, dat opeen manier gaan doen die niet bedoeld was. Deze vrijheid en interpretatie van de ge-geven rol kan positief, maar – zoals hierboven is getoond – ook negatief uitpakken.Niet iedereen kan verantwoord met een bepaalde hoeveelheid macht over anderenomgaan. Ten tweede kunnen er daardoor interacties met andere partijen gaan ont-staan die een zichzelf bevestigende disfunctionele interactie tot stand brengen, een in-teractie waarvan op de lange duur beide partijen schade kunnen ondervinden.

Een fenomeen dat via een soortgelijk principe werkt, is het zogenaamde weapons-effect. Onderzoek heeft aangetoond dat mensen agressief reageren op anderemensen die hun wapens agressief dragen (Berkowitz, .7;:). Als bijvoorbeeldmilitairen hun wapens te agressief dragen, kunnen zij daardoor agressie bij delokale bevolking oproepen, waardoor op hun beurt de militairen zich weeragressiever zullen moeten opstellen. Een benadering waarbij men de bevolkingopen tegemoet treedt zonder wapen in de aanslag zal een opener reactie van debevolking teweegbrengen.

DeïndividuatieDeïndividuatie houdt in dat mensen zuiver handelen als groepslid en daarbij doenwat de groep doet zonder zelf na te denken. Dit kan natuurlijk positieve effectenhebben als de groep als een geoliede machine haar taken verricht. Het kan echterook negatieve consequenties hebben als groepsleden zich bij allerlei kwalijke actiesanoniem lid van de groep voelen en zich daarom niet persoonlijk verantwoordelijkvoelen voor wat zij doen. Onder sommige condities kunnen groepsleden zichgedragen alsof zij hun vermogen tot zelfbeheersing verloren hebben. Er kan eensituatie ontstaan waarin alle groepsleden gedrag vertonen dat zij niet zouden latenzien als zij zich persoonlijk verantwoordelijk hadden gevoeld. Uit onderzoek naardit fenomeen van deïndividuatie komt een aantal factoren naar voren die ditversterken (Forsyth, .7;=). Deïndividuatie gebeurt ten eerste relatief vaker als ledenvan een groep zich anoniem voelen, bijvoorbeeld doordat zij vermomd zijn, zoalsde Ku Klux Klan, of in uniform lopen. Een ander aspect dat deïndividuatie ver-oorzaakt, is het gevoel van de groepsleden dat de groep niet verantwoordelijk isvoor de acties die door de groep uitgevoerd worden. De groepsleden voelen opde een of andere manier dat het door de leiding of door anderen geaccepteerd isdat zij zich op een illegale manier gedragen. Een andere factor is de context waarineen groepslid het normafwijkende gedrag gaat vertonen. Het feit dat iedereen

'&&()*+,- ..

575

Page 293: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

hetzelfde normoverschrijdende gedrag vertoont, maakt dat het gedrag eerder alsacceptabel gezien wordt. Als bijvoorbeeld op een gezellige avond in het uitzend-gebied iedereen veel te veel alcohol drinkt, lijkt dat veel legaler dan wanneeriemand dat in zijn eentje doet. Als iedereen in Abu Ghraib meedoet aan de ver-nederingen van de gevangenen, lijkt het individu zich veel minder verantwoordelijkte voelen voor wat hij aan het doen is.

Bystander-effectAls groepen soldaten gedrag vertonen dat onacceptabel is, bestaat het probleemhoe dit gedrag gestopt kan worden en wie dit moet doen. De meest voor de handliggende figuur daarvoor is vanzelfsprekend de leidinggevende. Daartoe is hijvolgens de regelgeving zelfs verplicht (Van Gorp & Jofriet, .77;). Maar het ismogelijk dat hij niet in de buurt is of, wat nog veel erger is, hij meedoet aan hetnormoverschrijdende gedrag. Een dergelijke situatie deed zich voor in My Lai,waar luitenant Calley opdracht gaf om weerloze mensen neer te schieten. Natuurlijkkunnen groepsleden zelf proberen om het gedrag te stoppen, speciaal wanneer datgedrag ernstige consequenties kan hebben.

Zoals aan de hand van enige van de hiervoor genoemde groepsdynamischefactoren echter duidelijk zal zijn geworden, is het stoppen van groepsgedrag ergmoeilijk. Een van de grootste problemen is dat de groepsleden het gedrag alsafwijkend van de normen zijn gaan zien, maar passend bij deze situatie. Ze kunnendenken dat dit de beste manier is om met die situatie om te gaan. Ze kunnen hungedrag als gerechtvaardigd beschouwen, omdat de meeste groepsleden het ermeeeens lijken te zijn en meedoen. Een individueel groepslid dat het gedrag van degroep innerlijk afkeurt, durft niet snel te interveniëren, omdat hij daardoor goedevrienden of collega’s zal verliezen. Sommige van de soldaten in My Lai hebbenbijvoorbeeld niet geschoten op de burgers, omdat zij inzagen dat het verkeerd waswat ze aan het doen waren. Maar ze hebben zich toch ook niet in staat gevoeldom hun collega’s daarvan te overtuigen, laat staan om hen te doen ophouden.Het moorden kon pas gestopt worden door een relatieve buitenstaander, namelijkde Amerikaanse helikopterpiloot die zijn mensen in de helikopter opdracht gafom hun wapens te richten op hun Amerikaanse collega-militairen die aan hetmoorden waren. Slechts met deze drastische maatregelen konden zij het dodenvan weerloze burgers stoppen (televisiedocumentaire ‘< hours in My Lai’, .7;;).Een laatste probleem is dat mensen zich kunnen afvragen waarom juist zij moeteningrijpen en anderen niet (zie kadertekst).

'"+ 8C*+$#)"1-"(("9+

Toen Kitty Genovese op een vroege ochtend van haar werk terugkwam, werd zijvlak voor haar woning aangevallen. Hoewel zij bloedde als gevolg van vele steekwon-den, slaagde zij erin om naar de hoek van de straat te lopen waar zij om hulp

#&1!%"1%$/2#/

57=

Page 294: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

schreeuwde. Terwijl de lichten in de omliggende appartementen aangingen, keerdehaar belager terug en stak haar opnieuw. Meer dan een half uur nadat zij was aange-vallen, stierf Kitty Genovese. Bij latere navraag in de buurt bleek dat minstens =;

mensen haar gehoord hadden of zelfs een deel van de aanval gezien hadden. Ookbleek dat niemand iets gedaan had om haar te helpen. Men had zelfs niet eens depolitie gebeld (Smith & Mackie, .77?).

Over het algemeen blijkt dat hoe meer mensen op de plaats van het onheil aanwezigzijn, des te minder kans het slachtoffer op hulp heeft (vgl. Darley & Latané, .7:;).Een drenkeling is er dus bij gebaat dat er niet te veel mensen langs de kant staan.Dit verschijnsel wordt verklaard door twee factoren. Ten eerste kunnen degenendie erbij staan het idee opvatten dat hier geen sprake is van een noodsituatie. Ditidee kunnen ze afleiden uit het feit dat niemand reageert. Ten tweede speelt degedeelde verantwoordelijkheid in dergelijke situaties een rol. Een persoon kanzich afvragen waarom juist hij en niet anderen het risico moet nemen om in tegrijpen.

De in deze paragraaf beschreven groepsdynamische factoren zijn op zichzelfneutraal. Zij kunnen tot extreem positief maar ook extreem negatief gedrag leiden.Op zichzelf zijn zij niet de oorzaak van wangedrag. Zij werken slechts als factorendie bepaalde attituden of gedragstendenties van de groepsleden versterken.

!!.".% De commandantCommandanten hebben de taak om de normen en het daaruit voortvloeiendegedrag van hun mensen te beheersen en te kanaliseren. Er zijn echter in de militairegeschiedenis vele voorvallen bekend waarin de commandant zelf zijn mensenaanzet tot agressief of gewelddadig gedrag. Zo beschrijft Green (.776: :5) datsommige Canadese militairen Somalische kinderen, die bij hen op het kampkwamen stelen, mishandelden omdat een superieur zijn mensen instructies zouhebben gegeven om de eerstvolgende die het kamp binnen zou komen een lesjete leren of ervoor te zorgen dat ze het niet meer zouden doen. Het probleem isvolgens Green dat elke soldaat zou moeten weten dat een dergelijke opdrachtillegaal is en niet opgevolgd zou mogen worden, terwijl daarnaast elke officier zoumoeten weten dat hij een dergelijke opdracht niet zou mogen geven. Dat onder-geschikten echter niet snel geneigd zijn om een door een autoriteit gegeven opdrachtnaast zich neer te leggen, ook al is die opdracht nog zo discutabel, bewijst hetexperiment dat in onderstaand kader beschreven staat.

!20/1$!* &#)"1@&"- #$$1 /"'&&1@$$!'"2)

Uit een zekere fascinatie voor de vele oorlogsmisdaden die door de Duitsers tijdensde Tweede Wereldoorlog begaan zijn, louter en alleen omdat zij daartoe opdrachtgekregen hadden, wilde Milgram onderzoeken waarom en onder welke condities

'&&()*+,- ..

57<

Page 295: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

men opdrachten die door autoriteiten gegeven worden klakkeloos opvolgt. Hij wierfdaartoe vrijwilligers voor een leerexperiment. De deelnemers aan het experiment wer-den door een proefleider in een witte doktersjas toegesproken. Hij legde uit dat hetexperiment tot doel had het effect van straffen op het leervermogen van mensen tebestuderen. De deelnemer werd daarbij tevens voorgesteld aan een andere persoondie ook met het experiment meedeed (in werkelijkheid een medewerker van de on-derzoeker). Daarbij werd de deelnemer uitgelegd dat hij als ‘leraar’ zou fungeren. Deandere persoon was de ‘leerling’ die woordparen moest leren.

De ‘leerling’ werd in een aangrenzende kamer op een stoel vastgebonden en kreegdaarbij elektroden om zijn pols. De ‘leraar’ kreeg de verdere procedure uitgelegd.Hij had een paneel voor zich met => hendels die varieerden van .? volt tot <?> volt.Hij kreeg te horen dat wanneer de ‘leerling’ een fout maakte hij hem een stroom-stoot moest toedienen. De eerste keer moest daarbij het eerste hendeltje overgehaaldworden, waardoor de ‘leerling’ een stroomstoot van .? volt zou krijgen. De tweedestroomstoot zou => volt zijn, de derde <? volt, et cetera. Hij kreeg verder te horendat de stroomstoten pijnlijk konden zijn maar geen permanente schade aan hetlichaam zouden kunnen toebrengen. De proefleider stond achter de ‘leraar’ terwijldeze zijn taak deed. De eerste stroomstoten die gegeven werden waren mild, maaral snel kwamen er uitroepen van pijn van de ‘leerling’. Op dit punt vertoonde de‘leraar’ een zekere mate van stress en probeerde het experiment te stoppen. Deproefleider herhaalde echter dat het experiment door moest gaan. Bij =>> voltschreeuwde de ‘leerling’ in paniek en zei dat hij het niet meer volhield. Daarop rea-geerde de ‘leerling’ niet meer op de aangeboden woordparen. De proefleider zei ver-volgens dat het geven van geen antwoord beschouwd moest worden als een fout ant-woord en dat volgende stroomstoten toegediend moesten worden. Daarbij zei hij te-gen de ‘leraar’: ‘U hebt geen keuze, u moet gewoon doorgaan.’ Ten slotte stopte hetschreeuwen en werd het stil. Toen de ‘leraar’ zei dat de ‘leerling’ misschien wel be-wusteloos was, bleef de proefleider zeggen dat hij door moest gaan met het toedie-nen van stroomstoten. Hij zei er echter wel bij dat hij zelf alle verantwoordelijkheidop zich nam. Zoals bekend ging :;% van de deelnemers uiteindelijk door tot hetmaximale niveau van <?> volt.

De vraag die naar aanleiding van dit experiment gesteld kan worden, is waarommensen zo ver gaan in hun gehoorzaamheid aan een autoriteit, zoals de proefleider.De eerste reden is dat degene die de opdracht geeft, daartoe gerechtigd is of lijkt tezijn. De deelnemers in bovenstaand experiment hadden zich vrijwillig voor het expe-riment opgegeven en de proefleider zag er in zijn witte jas uit als een dokter die leekte weten wat hij deed. De tweede reden om te gehoorzamen aan vergaande opdrach-ten is wanneer degene die de opdracht geeft ook duidelijk maakt dat hij de verant-woordelijkheid op zich neemt. De derde reden is dat de autoriteit de onzekerheid,die ontstaat bij de persoon over of het juist is wat er gebeurt, weet weg te nemen.De rust die de proefleider uitstraalde en het consequent en zonder aarzeling gevenvan dezelfde opdrachten, maakten dat de deelnemers aan het experiment dachtendat hij wist wat hij deed. De vierde reden is dat de autoriteit weet duidelijk te ma-

#&1!%"1%$/2#/

57?

Page 296: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

ken dat er in deze situatie geen conflicterende normen zijn, zoals ethiek en mededo-gen, maar dat in deze situatie maar één ding telt, namelijk het experiment (Mil-gram, .76<; Smith & Mackie, .77?).

Commandanten zijn de hoofdoorzaak van wangedrag van hun mensen wanneerzij hen daartoe een directe opdracht geven. In het geval van My Lai was er deopdracht om het dorp te zuiveren en daarbij iedereen te doden. De gewonedorpelingen zouden op dat tijdstip immers allen naar de markt zijn. In degevangenis Abu Ghraib was de opdracht volgens generaal Karpinski om degevangenen als ‘honden’ te behandelen en te martelen om op die manier deondervragers te helpen.

Er is ook een ander, meer indirect en sluipend proces waardoor commandantenverantwoordelijk kunnen zijn voor het wangedrag van hun ondergeschikten,namelijk wanneer zij vermeende opdrachten of vermeende goedkeuring voorbepaald gedrag geven. Het gaat hierbij dus niet om expliciete opdrachten, maarom opmerkingen, gedragingen of andere signalen van zijn kant waaruit onderge-schikten menen te kunnen opmaken dat hij bepaald normoverschrijdend gedraggoedkeurt. Op de een of andere manier denken zij daarmee in de lijn van huncommandant te handelen. Als een commandant bijvoorbeeld duidelijk maakt datde eenheid geen krijgsgevangenen kan gebruiken vanwege de snelheid van deoperatie, kan de commandant er later achter komen dat zijn mensen de gemaaktekrijgsgevangenen vermoorden vanuit de idee dat hun commandant dat met zijnopmerkingen wel bedoeld zal hebben. Of als een commandant denigrerendeopmerkingen maakt over de lokale populatie, kan hij constateren dat zijn mensende lokale bevolking op die manier behandelen. Of als een commandant zijnmensen duidelijk maakt dat hij ‘the toughest warlord on the hill’ wil zijn, kan hijdaarmee zijn soldaten aanzetten om op een agressieve manier om te gaan metallerlei frustraties die de lokale bevolking de eenheid aandoet (Winslow, .776:5<<). Dit sluipende proces suggereert dat een commandant erg voorzichtig moetzijn met het uitdrukken van zijn intenties. Maar ook als een commandant nietreageert op wangedrag, kan daaruit worden afgeleid dat hij het kennelijk goedkeurt.

Bovenstaande bevindingen leggen een grote druk op de commandant. Hij moetzich realiseren dat expliciete maar ook impliciete opdrachten opgevolgd zullenworden. In de meeste gevallen is dat natuurlijk gewenst, maar het kan er ook toeleiden dat er misdaden plaatsvinden, omdat de commandant daar bewust of minderbewust opdracht voor heeft gegeven.

!!.# Het tegengaan van agressief gedrag

In de voorgaande paragraaf is een aantal factoren besproken die in onderlingesamenhang verklaren hoe agressief gedrag ontstaat. In deze paragraaf wordtbesproken hoe normoverschrijdend gedrag kan worden tegengegaan door respec-

'&&()*+,- ..

57:

Page 297: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

tievelijk de militaire organisatie en door de commandant ter plaatse. Benadruktmoet worden dat er geen gemakkelijke oplossingen bestaan, maar dat oplossingenveelal gezocht zullen moeten worden in een combinatie van maatregelen.

!!.#.! De rol van de organisatieHet is verleidelijk om incidenten toe te schrijven aan de individuen die erbijbetrokken waren. De gebeurtenissen in My Lai zouden toegeschreven kunnenworden aan luitenant Calley en zijn peloton, en de gebeurtenissen in Abu Ghraibaan de bewakers. Deze personen worden dan beschouwd als ‘rotte appels’ in eenverder goed werkend systeem. Reason (5>>>) noemt dit de person approach. Indeze benadering wordt ervan uitgegaan dat deze mensen niet deugen, slechtgetraind of niet goed gemotiveerd zijn. De maatregelen die volgens deze benaderingvereist zijn, zijn dat deze militairen gestraft worden, dat andere militairen eventueelbeter getraind worden en dat betere gedragsregels geïntroduceerd worden omverdere incidenten te voorkomen.

Deze maatregelen zijn vanzelfsprekend nodig (zie verder), maar dit is zeker niethet enige. Volgens Reason (5>>>) is het immers ook zinvol om incidenten tebenaderen vanuit een system approach. Deze benadering gaat ervan uit dat mensenfeilbaar zijn en blijven, en dat incidenten derhalve altijd op de loer liggen als deomstandigheden ongunstig zijn. Vanuit deze benadering is het minder interessantom na te gaan wie bij het incident betrokken was, belangrijk is hoe en waaromhet heeft kunnen gebeuren. Dat wil zeggen dat allerlei verborgen factoren in deorganisatie en de omgeving in beschouwing worden genomen. Uit dergelijkonderzoek kan bijvoorbeeld blijken dat het incident het gevolg is van een opeen-stapeling van allerlei zaken die een veel bredere impact kunnen hebben. Het isdan maar toeval dat de situatie op deze plaats en bij deze personen uit de hand isgelopen, omdat dit net zo goed ergens anders had kunnen gebeuren. Zo zou hetincident in My Lai bijvoorbeeld geweten kunnen worden aan het beleid omonervaren officieren en soldaten een gevecht in te sturen waarop zij niet warenvoorbereid en hen daarbij min of meer aan hun lot over te laten (vgl. Gabriel &Savage, .76;), en ook aan de hogere legerleiding die na een teleurstellende periodeeindelijk eens overwinningen wilde laten zien. Als het incident in My Lai zobenaderd wordt, ziet men in dat iets dergelijks op veel andere plaatsen in Vietnamook had kunnen gebeuren. In andere vormen is dat ook zeker gebeurd (vgl. Walzer,.775). Al met al kunnen er vele latente condities aanwezig zijn die ervoor zorgendat dergelijke gewelddadige incidenten voorkomen. En het is belangrijk om dezecondities achteraf vast te stellen, alsook preventief te veranderen.

Omdat militaire organisaties hun personeel in situaties brengen waarbij frus-traties een angst voortdurend op de loer liggen, is naast de hierboven beschrevensystem approach ook de person approach belangrijk. In dat kader moet gewerktworden aan de morele competentie van de militairen.

Ten eerste moet de organisatie beleid formuleren waarin zij stelt dat geweld tenaanzien van de lokale bevolking te allen tijde onacceptabel is. Dit beleid moet

#&1!%"1%$/2#/

576

Page 298: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

vervolgens expliciet uitgedragen worden, in woorden en in daden. Daarmeekunnen wandaden worden tegengegaan. Van Baarda en Van Iersel (5>>5: 6; e.v.)noemen vier antwoorden op de vraag hoe normoverschrijdend gedrag en mogelijkeoorlogsmisdaden voorkomen kunnen worden. Allereerst moeten militairen on-derwezen worden in het oorlogsstrafrecht. Dit oorlogsstrafrecht, waarin delictenals genocide en misdaden tegen de mensheid worden omschreven, vormt deondergrens. Strafrecht is een repressief middel en werkt in die zin preventief, maarhet biedt onvoldoende garantie om normoverschrijdend gedrag te voorkomen.Vandaar dat het oorlogsstrafrecht aangevuld moet worden met trainingen, drillsen *&A’s (standard operating procedures), waarin de principes van het oorlogsstraf-recht en de Conventies van Genève worden vertaald naar concrete praktijksituaties.In het onderwijs wordt hiermee getraind. Ten derde worden waarden en normenopgelegd aan leden van de krijgsmacht. Het dragen van een uniform impliceertdat bepaalde waarden en normen gerespecteerd worden. Omdat dit echter nogsteeds geen garantie biedt dat dit ook daadwerkelijk gebeurt, is er tenslotte meernodig. De aandacht dient gericht te worden op het individu. De militair wordtzich er dan van bewust welke waarden hij belangrijk vindt en dus bereid is teverdedigen. Het in stand houden van deze waarden vergt persoonlijk commitment.Met andere woorden: als een militair vanuit zichzelf de waarde ‘respect vooriemands geestelijke en lichamelijke integriteit’ als belangrijk en nastrevenswaardigziet, zal hij niet snel vervallen tot schending van deze waarde. De vier antwoordenvullen elkaar aan en laten een opbouw zien waarbij de regels die van buitenafworden opgelegd, steeds meer van binnenuit, vanuit de persoon zelf, als richting-gevend worden ervaren. Werken aan bewustwording is dus van cruciaal belang(zie ook hoofdstuk .> over militaire ethiek).

Ten tweede moet de organisatie achteraf in staat en bereid zijn om incidentensnel aan te pakken. Alle incidenten die in het eerste kader beschreven staan(Somalië, My Lai, Abu Ghraib, Haditha), hebben veel extra schade kunnen aan-richten omdat zij niet snel en adequaat zijn aangepakt door de leiding of demilitaire organisatie. Door adequaat te handelen kan de organisatie toekomstigwangedrag tegengaan. Soldaten en commandanten moeten niet het idee hebbendat zij met hun wangedrag kunnen wegkomen. Daarnaast heeft een snelle en openaanpak ook een publicrelationsaspect: het is beter om een korte periode vannegatieve publiciteit te hebben, maar waarin ook aangegeven wordt dat men eriets mee doet, dan een pers die constant aanvullende bewijzen of cover-ups vindt.

Ten derde moeten soldaten, en in het bijzonder officieren en onderofficieren,zich bewust worden van de sluipende mechanismen waarmee morele principeskunnen verschuiven, zonder dat men er erg in heeft. Dit kan bereikt worden doorcases te bespreken waarin soldaten te ver zijn gegaan en door de onderliggendeprocessen daarin te onderkennen. De meeste gevallen zullen te maken hebbenmet een combinatie van de factoren die hierboven beschreven zijn.

Ten slotte zullen soldaten realistisch geïnformeerd moeten worden over hetinzetgebied, over de strijdende partijen en over de gewoonten en gebruiken van

'&&()*+,- ..

57;

Page 299: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

de lokale bevolking. In deze briefings moet benadrukt worden waarom de somsonbegrijpelijke gewoonten van de lokale bevolking zijn zoals ze zijn. Deze briefingshebben als uiteindelijk doel dat soldaten begrip krijgen voor het gedrag van delokale bevolking en dat zij hen gaan zien als mensen met bepaalde voor hunomstandigheden begrijpelijke waarden, behoeften en wensen.

!!.#." De rol van de commandant ter plaatseDe detachementcommandant en zijn ondercommandanten zijn de personen diede maatregelen zoals ze in bovenstaande subparagraaf zijn beschreven, moetenimplementeren. Zij moeten erop toezien dat soldaten zich houden aan hungedragscode, dat soldaten adequaat getraind en voorbereid zijn, dat de soldatenadequate informatie over het inzetgebied hebben, dat de soldaten zich vastberadenmaar niet agressief gedragen, dat er adequaat tegen incidenten wordt opgetreden,et cetera. Er zijn echter nog andere aspecten waarop deze commandanten gerichtmoeten zijn.

Ten eerste moeten commandanten ervoor zorgen dat ze in nauw contact methun mensen blijven. In vredesoperaties zullen kleine eenheden mogelijk ver vanhun commandanten optreden. In een dergelijke situatie is een hoog niveau vanwederzijds vertrouwen tussen commandant en ondergeschikten essentieel om tegaranderen dat ondergeschikte commandanten in de lijn van hun commandantblijven handelen. In een systeem waarin zelfstandig handelen en wederzijdsvertrouwen centraal staan, is het moeilijk en ongewenst om strakke controle uitte oefenen. Daarentegen is belangstelling voor wat er gebeurt wel belangrijk. Overbrigadegeneraal Karpinsky wordt gezegd dat zij zich nauwelijks in de Abu Ggraib-gevangenis liet zien en geen aandacht had voor de dagelijkse operaties in degevangenis. Een commandant die geen goed contact met zijn mensen onderhoudten geen belangstelling toont voor hun problemen, zal mogelijk niets horen vanwat er allemaal gebeurt. Daarnaast moet de commandant zich betrokken tonenbij de problemen die zijn mensen ervaren. Hij moet bereid zijn om ook daadwer-kelijk iets te doen aan die problemen, zoals de eerder besproken diefstallen doorde lokale bevolking. Een commandant die zijn mannen met de problemen laatzitten, hoort mogelijk ook niets over de manier waarop zij dat ‘oplossen’.

Ten tweede moet een commandant zich realiseren dat hij de plicht heeft omte weten wat er gebeurt binnen zijn eenheid (Dixon, .77;). Als hij het vermoedenheeft dat er iets ongeoorloofds plaatsvindt of zou kunnen plaatsvinden, moet hijdat uitzoeken. Een commandant kan zich niet verdedigen met het feit dat hij vanniets wist.

Ten derde moet de commandant symptomen van stress en frustratie herkennenen erkennen. Validering van negatieve emoties (Kirkland, Halverson & Bliese,.77:) is erg belangrijk. Validering houdt in dat de commandant zijn mensen hetgevoel weet te geven dat hij begrijpt wat zij doormaken of doorgemaakt hebben.Daarnaast moet soldaten ook rust en recuperatietijd gegund worden wanneer zijte veel stress en frustratie opgelopen hebben. Dit kan effectief zijn om te voorkomen

#&1!%"1%$/2#/

577

Page 300: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

dat mensen instorten. Om dit alles te bewerkstelligen moet een commandant eenopen communicatielijn hebben met deskundigen, zoals militair-psychologen,maatschappelijk werkers en geestelijken, om zich te laten assisteren bij het nemenvan preventieve en probleemoplossende maatregelen.

Een vierde aspect dat belangrijk is om te voorkomen dat soldaten normenoverschrijden, is dat commandanten zelf geen enkel verwijtbaar gedrag vertonen.Commandanten van hoog tot laag moeten het goede voorbeeld geven en daarbijgeen concessies doen aan waarden en normen. Als ze dat niet goed doen, zullenze minder geloofwaardig zijn. Een commandant zal bijvoorbeeld niet meer alcoholmoeten drinken dan is toegestaan. Doet hij dat wel, dan is hij voor zijn mensenminder geloofwaardig. Ook zal een commandant ervoor moeten zorgen dat hijgeen opdrachten geeft die uitgelegd kunnen worden als goedkeuring van geweld.Dat wil zeggen dat hij er altijd alert op moet zijn wat hij uitdraagt, omdat hetmogelijk verkeerd geïnterpreteerd kan worden.

Een vijfde maatregel heeft te maken met de situatie. Commandanten kunneneen rotatieschema voor groepen soldaten instellen, zodat zij telkens vanuit eenandere locatie werken. Rotaties voorkomen dat soldaten ‘koning’ in een bepaaldgebied worden en op die manier allerlei vormen van ongewenste interacties metde lokale bevolking of strijders gaan ontwikkelen, zonder dat de buitenwereld datdoorheeft. Deze maatregel heeft als bezwaar dat hij negatieve gevolgen heeft voorde specifieke kennis die de soldaten van het terrein en de bewoners van dat gebiedkunnen opbouwen. De maatregel vereist derhalve een goede afweging als dit laatsteeen belangrijke factor is.

Een zesde aspect dat genoemd moet worden, is dat wanneer een commandantnormovertredingen constateert, hij direct moet ingrijpen en ze niet door de vingersmoet zien (zero tolerance). Als hij niet ingrijpt en de soldaten zien dit, kunnen zijdenken dat het geaccepteerd of misschien zelfs goedgekeurd wordt. Met ingrijpenwordt niet bedoeld dat er direct gestraft dient te worden. Bij een lichte overtreding,bijvoorbeeld wanneer er in het vuur van de emoties wat klappen vallen, kan decommandant dit tot het onderwerp van bespreking maken. Hij moet ieder gevaliedereen die getuige is geweest van het gedrag laten weten dat het niet zomaarpasseert. Als de commandant daarentegen een grove overtreding signaleert, moethij direct het straf- en tuchtrecht toepassen (Van Gorp & Jofriet, .77;).

!!.$ Samenvatting

In dit hoofdstuk zijn vijf groepen van factoren besproken die in onderlingesamenhang kunnen leiden tot (versterking van) wangedrag. Het is naar vorengebracht dat bepaalde persoonskenmerken van soldaten de kans vergroten opavontuurlijk, riskant of ruw gedrag. Deze persoonskenmerken zijn functioneelaangezien ze juist vereist worden van de soldaten die uitgezonden worden naargebieden waarin ze te maken krijgen met zware en gevaarlijke omstandigheden.

'&&()*+,- ..

=>>

Page 301: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Dezelfde kenmerken kunnen echter ook disfunctioneel worden, dat wil zeggendat mensen die deze kenmerken in ruimere mate bezitten, dit normoverschrijdendegedrag, als de condities daarvoor aanwezig zijn, eerder zullen vertonen dan anderemensen.

De persoonskenmerken vormen maar voor een beperkt deel een verklaring voorincidenten. Belangrijkere aspecten in dezen zijn de kenmerken van de situatie ofde omgeving waarin de soldaten moeten optreden. Bijvoorbeeld, onacceptabelagressief gedrag is een reactie die soldaten kunnen vertonen wanneer zij zichgefrustreerd voelen over de missie, over het verliezen van de controle over desituatie en over het ondankbare en irritante gedrag van de lokale bevolking.Frustratie is een van de belangrijkste bronnen van agressie. Deze agressie tenaanzien van de lokale populatie zal nog gemakkelijker op de voorgrond tredenwanneer de soldaten een zeer negatief beeld van hen koesteren. Het is nu eenmaalgemakkelijker om zich te buiten te gaan aan mensen die gedehumaniseerd zijndan aan mensen die worden gezien als vergelijkbaar met henzelf. Groepsdynami-sche factoren zullen op hun beurt bevorderen dat agressie als normaal wordt gezien.Ook zullen deze stimuleren dat agressie heftiger tot uitdrukking komt en die hetmoeilijker te stoppen is. Een factor die eraan bijdraagt, is gewenning aan steedsextremer gedrag door een proces van polarisatie. Ook de gedeelde sociale definitievan de werkelijkheid, die zich ontwikkelt in interacties met de bevolking, en deweerstand tegen kritiek van buitenaf zullen ertoe bijdragen dat groepsleden hetgedrag steeds meer als normaal gaan zien. Daarnaast zullen deïndividuatie en dedaarmee gepaard gaande gedeelde verantwoordelijkheid bewerkstelligen dat dedaders opgaan in de groep, waardoor de groep dus als één groep lijkt te handelen.Ten slotte kunnen leidinggevenden bewust of onbewust bijdragen aan de over-tredingen. Vanwege het sluipende karakter van het proces is het belangrijk dat deleidinggevenden erg alert zijn op eventuele kleine overtredingen en ingrijpenwanneer dat nodig is. Daarnaast moet agressief gedrag voorkomen worden dooreen set van maatregelen die door de organisatie en de commandant ter plaatseworden genomen. Het zal duidelijk zijn dat agressief gedrag van militairen tenaanzien van de lokale bevolking niet te tolereren is, onder wat voor druk demilitairen ook staan.

Literatuur

Baarda, Th.A. van & A.H.M. van Iersel. (5>>5). Militaire ethiek en het beeld van de mili-tair. In: A.H.M. van Iersel & Th.A. van Baarda (red.). Militaire ethiek: Morele dilemma’svan militairen in theorie en praktijk. Budel: Damon.

Berkowitz, L. (.7;:). A survey of social psychology (third edition). New York: Holt, Rinehartand Winston.

Bos, A., van den. (5>>;). Why we stereotype influences how we stereotype: Self-enhancementand comprehension effects social perception. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.

#&1!%"1%$/2#/

=>.

Page 302: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Darley, J.M. & B. Latané. (.7:;). Bystander interventions in emergencies: Diffusion ofresponsibility. Journal of Personality and Social Psychology, ;, =66-=;=.

Dixon, R. (.77;). Prosecuting the leaders: The application of the doctrine of superiorresponsibility. In: A.L.W. Vogelaar, K.F. Muusse & J.H. Rovers (eds.). NLARMS: Thecommander’s responsibility in difficult circumstances. Breda: Royal Military Academy.

Doorn, J.J.A. van & W.J. Hendrix. (.76>). Het Nederlands-Indisch/Indonesisch conflict.Ontsporing van geweld. Rotterdam: Rotterdam University Press.

Forsyth, D.R. (.7;=). An introduction to group dynamics. Pacific Grove (9$): Brooks/Cole.Gabriel, R.A. & P.L. Savage. (.76;). Crisis in command: Mismanagement in the army. New

York: Hill and Wang.Gleitman, H. (.7;.). Psychology, 5nd edition. New York: Norton.Gorp, A.M van & J.R.G. Jofriet. (.77;). Dutch legal aspects concerning the correction of

undesirable behaviour under difficult circumstances. In: A.L.W. Vogelaar, K.F. Muusse& J.H. Rovers (eds.). NL ARMS: The Commander’s Responsibility in difficult circumstances.Breda: Royal Netherlands Military Academy.

Green, L.C. (.776). War crimes, crimes against humanity, and command responsibility’Naval War College Review, Spring, Vol. L, no. 5, 5:-:;.

Haney, C., C. Banks & P. Zimbardo. (.76=). Interpersonal dynamics in a simulated prison,International Journal of Criminology and Penology, ., :7-76.

Heslan, N., S. Loughnan, C. Reynolds & S. Wilson. (5>>6). Dehumanization: A new per-spective. Social and Personality Compass, . (.), <>7-<55.

Kernic, F. (.77;). ‘Peace angels’ versus ‘warriors for peace’? The Austrian experience in preparingsoldiers for UN peacekeeping missions. Paper presented at the International SociologicalAssociation, Montreal, July .77;.

Kirkland, F.R., R.R. Halverson & P.R. Bliese. (.77:). Stress and psychological readinessin post-cold war operations, Parameters, summer, 67-7..

Leman, J. (red.). (.77;). Onderzoek naar de mechanismen die kunnen leiden tot racisme bijde Belgische strijdkrachten. Brussel: Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racis-mebestrijding.

Linsky, A.S., R. Bachman & M.A. Strauss. (.77?). Stress, culture and aggression. New York(9+): Yale University Press.

Merton, R.K. (.766). De zichzelf waarmakende voorspelling. In: J. Goudsblom, B. vanHeerikhuizen, A. de Keyser & C.T. Marijnen (red.). Hoofdstukken uit de sociologie.Utrecht: Het Spectrum.

Milgram, S. (.76<). Obedience to authority. New York: Harper & Row.Muller, E. (.77;). Geweldsexcessen bij vredesoperaties. Breda: Afstudeerscriptie -!$.Myers, D.G. & H. Lamm. (.76:). The group polarization phenomenon. Psychological Bul-

letin, ;=, :>5-:56.Rabbie, J.B. (.7;7). Group processes as stimulants of aggression. In: J. Groebel & R.A.

Hinde (eds.). Aggression and War: their biological and social bases. Cambridge: CambridgeUniversity Press.

Reason, J. (5>>>). Human error: models and management. British Medical Journal, March.;, 6:;-66>.

Shalit, B. (.7;;). The psychology of conflict and combat. New York: Praeger.Smeets, H.L.H. (.77=). My Lai. Breda: Afstudeerscriptie -!$.Smith, E.R. & D.M. Mackie. (.77?). Social psychology. New York: Worth Publishers.Televisiedocumentaire ‘< hours in My Lai’. (.7;;). Yorkshire Television.

'&&()*+,- ..

=>5

Page 303: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Thomas, W.I. & D. Thomas. (.75;). The child in America. New York: Harper & Row.Vogelaar, A.L.W., F.J. Kramer, M.V. Metselaar, A.A. Witteveen, J. Bosch, H. Kuipers &

V.F. Nederhof. (.776). Leiderschap in crisisomstandigheden. Den Haag: Sdu Uitgevers.Vogelaar, A.L.W., F.J. Kramer, T.P. op den Buijs & N.W.C. Peters. (5>>.). Leiderschap

bij vredesoperaties: Onderzoek naar de ervaringen van militairen bij een SFOR-missie. Breda:-!$/(!8/-&9.

Walzer, M. (.775). Just and unjust wars (5nd edition). New York: Basic Books.Weick, K.E. (.77?). Sensemaking in organizations. Thousand Oaks (CA): Sage.Winslow, D. (.776). The Canadian Airborne Regiment in Somalia. A Socio-cultural inquiry.

Minister of Public Works and Government Services. Ottawa, Canada.Winslow, D. (.77;). Misplaced Loyalties. The Role of Military Culture in the Breakdown

of Discipline in Peace Operations. The Canadian Review of Sociology and Anthropology,=? (=), =<?-=:6.

#&1!%"1%$/2#/

=>=

Page 304: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef
Page 305: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!".! Inleiding

De Amerikaanse columniste Susan Sontag (!""#) schreef twee weken na de aan-slagen van ## september dat de daders, anders dan vaak werd beweerd, geen lafaardswaren. Door zich niet te laten leiden door angst voor de dood, hadden zij duidelijkmoed getoond – in ieder geval meer moed dan de piloot die van veilige hoogtezijn bommen afgooit. Haar opmerking leidde tot een storm van protest in deVerenigde Staten. Een aanslag die drieduizend onschuldige slachtoffers maakt,was in de ogen van veel Amerikanen juist ontegenzeglijk een laffe aanval. Sontagliet het doel en de gevolgen van de aanslag echter buiten beschouwing, omdatmoed volgens haar ‘moreel neutraal’ was, en noemde de plegers van de aanslagmoedig omdat zij bereid waren te sterven om anderen te doden.

Dit voorbeeld laat zien dat wat iemand moedig noemt, afhangt van zijn definitievan moed. Doet, bijvoorbeeld, het doel waarvoor iemand risico’s loopt er wel ofniet toe? En is iemand die geen angst kent moedig, of is moedig juist degene diewel angst kent maar deze weet te overwinnen? En als moed de bereidheid omrisico’s te nemen inhoudt, in hoeverre valt een zelfverkozen dood zoals die vande bovengenoemde terroristen daar eigenlijk nog onder?

Hoewel iedereen onder moed net iets anders zal verstaan, zijn er twee hoofdstro-men te onderscheiden, waaronder respectievelijk de bovengenoemde verontwaar-digde Amerikanen en Susan Sontag vallen. Die hoofdstromen zijn een ethischebenadering, waarbinnen moed een deugd is en waarbij het doel waarvoor moedwordt getoond er zeker toe doet, en een meer wetenschappelijke benadering diemoed gelijkstelt aan het overwinnen van angst en om die reden moed als moreelneutraal beschouwt.

In het vervolg van dit hoofdstuk wordt, nadat kort iets gezegd is over moed ende krijgsmacht, allereerst de ethische benadering uiteengezet. Daartoe wordenAristoteles’ ideeën over moed behandeld en wordt uitgelegd waarom deze ideeën,ondanks hun blijvende populariteit, nog maar ten dele bruikbaar zijn voor demoderne krijgsmacht. Hierna wordt de opkomst beschreven van meer weten-schappelijke benaderingen van moed, die onder andere het belang van socialecohesie benadrukken, en de problemen die dat met zich meebrengt. Vervolgens

$%%&'()*+ #!

Moed

P,),- O.()$%%-/

0"1

Page 306: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

wordt ingegaan op morele moed. Hoewel volgens veel auteurs fysieke en morelemoed nauw met elkaar verbonden zijn, is de relatie tussen beide in de krijgsmachtop zijn minst problematisch, juist door het belang dat deze hecht aan socialecohesie. Tot slot komt het culturele aspect aan bod: in hoeverre heeft het zin omte spreken van moedige en minder moedige samenlevingen? En wat in dat verbandte denken van ons nationale zelfbeeld, de hardnekkige idee dat Nederlandersrelatief weinig krijgshaftig zijn?

!"." Moed en de krijgsmacht

Moed scoort traditioneel hoog op de lijstjes van deugden die veel krijgsmachtenhanteren. De Nederlandse krijgsmacht heeft een dergelijk lijstje niet, maar inbijvoorbeeld het eerste deel van de Landmacht Doctrine Publicaties staat wel telezen dat elke leidinggevende, ongeacht rang of verantwoordelijkheid, over fysiekeen geestelijke moed dient te beschikken (Ministerie van Defensie, #223: ##4). Datlijkt erop te wijzen dat er verschillende soorten moed bestaan, in ieder geval twee:fysiek en geestelijk (de laatste vorm wordt meestal morele moed genoemd). Ookin de nieuwe Visie Leidinggeven staat onder het kopje ‘Moedig’ het een en anderdat suggereert dat moed niet eenvormig is: ‘We durven risico’s te nemen tendienste van onze missie en ons team. Dit geldt in een bestuurlijke of bedrijfsmatige,maar ook onder gevaarlijke operationele omstandigheden. We staan voor onzemensen en we durven ons kwetsbaar op te stellen’ (Werkgroep Staal, !""5). Zowelbij de doctrine als bij de visie wordt feitelijk onderscheid gemaakt tussen fysiekeen morele moed. Over die laatste vorm komen we nog te spreken, maar het isduidelijk dat van militairen van oudsher in ieder geval fysieke moed wordt verlangd,iets wat met een niet al te fraaie term ook wel ‘sneuvelbereidheid’ wordt genoemd.De vraag hoever die bereidheid moet gaan, komt neer op de vraag waar moedstopt en roekeloosheid begint. Het is ook de waarschijnlijk lastiger vraag naar watte weinig is, waar moed tekortschiet, en van lafheid sprake is.

In !""6 schreef de toenmalige minister van Defensie Kamp dat een militair lafis:

als zijn handelen uitsluitend wordt bepaald door angst voor het verlies van lijfen leden. Hij vertoont dan vluchtgedrag en kan als militair onmogelijk goedfunctioneren. Een militair die roekeloos is, kent juist een tekort aan angst.Ook hij functioneert niet zoals het hoort. Hij is vooral een gevaar voor zichzelfen anderen. Een moedig militair is in staat tot een rationele beoordeling vanhet eigen kunnen en de situatie waarin hij verkeert (Kamp, !""6).

Deze definitie is niet het resultaat van origineel denkwerk. De oud-minister waste rade gegaan bij, zoals hij het zelf zegt, de ‘oude Grieken’. Nu lagen hunhoogtijdagen in de vierde eeuw voor Christus, en daarom is de vraag op zijn plaats

$%%&'()*+ #!

0"3

Page 307: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

waarom zij nog steeds worden aangehaald. Eén van de redenen is ongetwijfelddat, waar de meeste hedendaagse filosofen en sociaalwetenschappers het onderwerpwat hebben laten liggen, zij wel hebben geschreven over moed.

!".".! Aristoteles over moedVolgens Plato was moed een van de vier kardinale deugden, naast wijsheid,rechtvaardigheid en gematigdheid. Hij was ervan overtuigd dat deze vier deugdenmet elkaar samenhingen. Het is immers – zo stelde hij – evident onzinnig om tespreken van een weliswaar wijze maar onrechtvaardige daad. Ook moed staat innauwe relatie tot de drie andere kardinale deugden, omdat het bezit ervan nietveel waarde heeft als moed ontbreekt. De deugd rechtvaardigheid, bijvoorbeeld,veronderstelt dat iemand ook durft op te komen voor wat hij of zij rechtvaardigvindt. Anderzijds is moed zonder wijsheid, of voor een onrechtvaardig doel, ookvan weinig waarde. Dat is in zekere zin nog steeds zo.

In een ander opzicht is er wel het nodige veranderd. Voor de oude Griekenvormde het al dan niet hebben van moed ook de legitimatie voor de grote socialeongelijkheid in hun samenlevingen. Wie zichzelf durfde te verdedigen en niet tezeer aan het leven hing was vrij, wie zijn zelfbehoud voorop stelde en zich doorangst liet leiden, was dat niet. De eersten vormden de aristocratie, zo meendenzij, de tweede groep was het volk (Miller, !""": ##).

In onze op gelijkheid gebaseerde samenleving wordt moed niet meer zo vaakgevraagd en vormt die niet langer een onderscheidend criterium. In zekere zin ismoed tegenwoordig uitbesteed aan organisaties als brandweer, politie en krijgs-macht. Maar hoewel moed een centralere plaats innam in zijn Griekse samenlevingdan in de onze, besluit Plato zijn verhandeling over moed, Laches, met de conclusiedat hij er uiteindelijk niet is achter gekomen wat moed is. Zijn leerling Aristotelesdeed het beter.

Aristoteles omschreef in zijn Ethica een deugd als een juiste houding die doormiddel van oefening kan worden eigen gemaakt. Deugden verwerf je door ze tepraktiseren; het zijn geen aangeboren eigenschappen die deel uitmaken van eendoor God of de natuur gegeven persoonlijkheid. Deugden komen voort uit nurture,niet uit nature. Moreel gedrag bestaat daarmee niet zozeer uit het overwinnen van‘slechte’ neigingen – een nogal calvinistische opvatting – maar uit het handelenvanuit een ‘juiste’ neiging, gevormd door het cultiveren van de deugden. Bij hetter hand nemen van de eigen karaktervorming tot een voorbeeldig persoon, diendeje volgens Aristoteles voor ogen te houden dat de deugd in het midden ligt tussenexces en deficiëntie, tussen te veel en te weinig. Een rekenkundig midden is datoverigens niet, omdat de deugd soms dichter bij het exces, soms dichter bij dedeficiëntie ligt. Moed, bijvoorbeeld, ligt voor de meeste mensen wat dichter bijroekeloosheid dan bij lafheid. Moed, lafheid en roekeloosheid zijn dan ook nietzozeer verschillende zaken; lafheid is een teveel aan angst, roekeloosheid een tekort,en moed het juiste midden.

7%,'

0"5

Page 308: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Louter kennis van wat moed is, leidt echter niet tot het bezit van de deugd. Eendeugd als moed ontwikkel je door gewend te raken aan gevaar en daadwerkelijkmoed te tonen in riskante situaties, waarbij het midden wordt gehouden tusseneen teveel en een te weinig aan durf. Deze te ontwikkelen moed heeft volgensAristoteles hoe dan ook betrekking op de angst voor de dood. Moed is, in anderewoorden, de juiste houding ten opzichte van de dood, waarmee hij bedoelde datdeze niet moet worden gevreesd. Mits eervol, want moed wordt getoond in eervolleomstandigheden. Daarbij dacht Aristoteles weliswaar vooral aan oorlog, maar nietom het even welke oorlog. Moed dient volgens Aristoteles altijd een moreel juistdoel, en je kunt daarom niet op moedige wijze voor een onrechtvaardig doelvechten. Net als Plato geloofde Aristoteles dat de verschillende deugden uiteindelijkéén zijn.

!"."." Relevantie van Aristoteles’ definitieHet voordeel van Aristoteles’ deugdethiek is duidelijk: je kunt je deugden eigenmaken, je bent geen willoos slachtoffer van je aangeboren neigingen. Een andervoordeel van de deugdethiek is dat het een ideaal stelt en daarmee maant tot hetgoede, terwijl een ethiek gebaseerd op plichten of regels eerder een minimumaangeeft en je alleen weerhoudt van het slechte. Deze twee eigenschappen makendat deze deugdethiek volgens sommigen zeer geschikt is voor militairen. De meestekrijgsmachten baseren hun ethiekonderwijs er dan ook op (Robinson, !""5a), deNederlandse incluis. De auteurs bijvoorbeeld van het in !""! verschenen boekMilitaire ethiek, een boek dat is bedoeld voor het ethiekonderwijs aan militairen,stellen in navolging van Aristoteles dat een militair de gulden middenweg moet‘bewandelen tussen enerzijds roekeloosheid en anderzijds lafheid. Vergeleken metdeze twee alternatieven vertegenwoordigt de moed van de militair een tot be-roepshouding geworden bezonnen bereidheid om risico te nemen’ (Iersel & VanBaarda, !""!: !4#). Zo gaat het meestal als het over moed handelt. Zelden wordter iets over het onderwerp geschreven zonder een saluut te brengen aan dezefilosoof uit de vierde eeuw voor Christus.

Bij Aristoteles’ definitie van moed kunnen toch wel enige kanttekeningenworden geplaatst. Ten eerste is de definitie nogal beperkt. Het gaat alleen overfysieke moed, niet over morele moed, en bij fysieke moed is dat weer beperkt totde oorlog. Andere beperkingen zijn dat aan moed een weloverwogen keuze tengrondslag ligt; impulsieve moed was geen echte moed volgens Aristoteles. Ookmoed die voortkomt uit de angst voor gezichtsverlies, voldoet niet, omdat in datgeval er eerder sprake is van het dienen van een verkapt eigenbelang. En omvergelijkbare redenen – hij vecht voor een salaris en daarmee voor zichzelf – is eenberoepssoldaat in ieder geval nooit moedig volgens Aristoteles. Er zijn, kortom,tegenwoordig waarschijnlijk niet veel militairen die aan deze strikte maatstavenvoldoen.

Het is daarnaast niet toevallig dat precies het element van Aristoteles’ definitiedat moed een moreel juist doel moet dienen, ontbreekt in hedendaagse definities

$%%&'()*+ #!

0"4

Page 309: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

als die van voormalig minister Kamp en uit Militaire ethiek. Er zijn voor datontbreken twee plausibele redenen aan te voeren. In de eerste plaats: het criteriumdat moed een rechtvaardig doel moet dienen, was misschien op zijn plaats inAristoteles’ tijd, toen het leger bestond uit burgersoldaten die zelf, in hun hoeda-nigheid van burger, beraadslaagden over het wel of niet ten oorlog gaan voordatzij als soldaat ten strijde trokken. Tegenwoordig gaan militairen niet over dedoelen waarvoor zij worden ingezet, maar zijn zij ondergeschikt aan politici dievoor hen die doelen kiezen. Als je stelt dat moed een moreel juist doel moetdienen, dan ga je voorbij aan die taakverdeling. Ook een militair die vindt dat hijniets in Afghanistan of Irak te zoeken heeft en de argumenten van de politiek nietovertuigend vindt, moet gaan. ‘Militairen die een opdracht van de politiek wei-geren, dat is onacceptabel’, stelde een woordvoerder van de Koninklijke Landmachtnaar aanleiding van de weigering van twee Nederlandse militairen om naar Uruzgante gaan. En juist omdat militairen geen zeggenschap hebben over de zaak waarvoorzij worden ingezet, vinden we een Duitse soldaat die vocht in de Tweede We-reldoorlog soms toch moedig, ook al vocht hij voor een onrechtvaardig doel. Voorde plegers van de aanslagen van ## september geldt dat niet, zij kozen wel zelf hundoel.

Een tweede verklaring ligt in het verschil tussen Aristoteles’ tijd en de onze.Destijds was er, meer dan nu, sprake van een gemeenschappelijke moraal. Er waseen zekere mate van overeenstemming over hoe je hoorde te leven, wat goed was,en wat niet. Tegenwoordig gaan veel mensen ervan uit dat er geen objectievecriteria bestaan voor een keuze tussen waarden, vormen van moraal en manierenvan leven (zie bijvoorbeeld MacIntyre, #24!). Dat zie je ook in de regelmatigterugkerende discussie over normen en waarden. Iedereen is vóór normen enwaarden, maar niemand is het eens over wat die normen en waarden dan zijn.Op wereldschaal zie je dat wat de een terrorist noemt, volgens een ander eenvrijheidsstrijder is.

!".# De wetenschappelijke benadering van moed

Al met al legt Aristoteles de lat wel erg hoog. De eis dat moed beredeneerd moetzijn en moet voortkomen uit een juiste intentie (Miller, !""": #"), betekent ookdat veel daden die we moedig vinden dat, volgens deze eis, niet zijn. Op sommigeandere punten had Aristoteles het waarschijnlijk bij het verkeerde eind: uit allerleionderzoek uit vooral de Tweede Wereldoorlog blijkt bijvoorbeeld dat moed,anders dan hij dacht, geen kwestie van gewenning is maar, in plaats van toeneemt,juist opraakt naarmate die vaker op de proef wordt gesteld. Dit inzicht is vooralbekend geraakt door het werk van Lord Moran, een Britse arts die in beidewereldoorlogen zowel in de loopgraven als bij de marine zijn werk deed. Hij steldedat moed een kapitaal was dat soms langzaam, soms snel wordt gespendeerd, maardat hoe dan ook op zeker moment uitgeput raakt (Moran, #261: x, 35-5#).

7%,'

0"2

Page 310: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Dat Lord Moran een arts was, is niet zonder belang: zijn opvattingen zijn hetresultaat van een meer wetenschappelijke benadering van moed, waartoe rond deEerste Wereldoorlog de eerste aanzetten zijn gegeven en waarvan Moran zelf eenvan de grondleggers is. Deze benadering paste in een bredere trend om de socialewerkelijkheid te bestuderen met de wetenschappelijke methode die in de natuur-wetenschappen succesvol was gebleken, en uiteindelijk de filosofische overbodigmoest maken (Winch, #214: 5#). Ook de periode is relevant: de Eerste Wereldoorlogtoonde dat het in moderne, grootschalige oorlogen lastig is om nog van moed enlafheid te spreken. Het geestelijk instorten van militairen werd destijds voor heteerst gezien als een mogelijk gevolg van aanhoudende beschietingen, shell shock,waarmee de wetenschap zich begaf op het gebied dat tot dan toe was voorbehoudenaan de ethiek. Overigens had dat vooralsnog weinig gevolgen en werd het onder-scheid tussen helden en lafaards toentertijd nog wel degelijk gemaakt. Moransidee dat zelfs de sterksten een breekpunt hebben, was niet representatief voor hoeindertijd werd gedacht (Wessely, !""3: !5#). Na de Eerste Wereldoorlog werd hetbegrip ‘shell shock’ zelfs in de ban gedaan, omdat het een medische term zou zijnvoor een niet-medische toestand: karakterzwakte (Wessely, !""3: !5!). Hulp,pensioenen en andere ‘voordelen’ van instorten werden afgeschaft om simulerente voorkomen. Een paniekaanval werd nog steeds als een moreel falen gezien ende ontluikende militaire psychiatrie nog voornamelijk gebruikt om militairen weerzo snel mogelijk naar het front te krijgen. Behandelingen met elektroshocks endoor onderdompeling deden dat front velen spontaan alweer aantrekkelijkervoorkomen. Ook stress die werd veroorzaakt door het moeten doden van vijan-delijke militairen, werd gezien als een verwijtbare zwakheid (Bourke, #222: !3").

In de Tweede Wereldoorlog dacht men door de toegenomen invloed vanpsychologen en psychiaters inmiddels wel iets genuanceerder. De Amerikaansegeneraal George Patton werd bijna ontslagen nadat hij in augustus #260 tweegetraumatiseerde soldaten sloeg en voor lafaards uitmaakte. Pas nu werd de doorangst overmande militair daadwerkelijk met wat meer mededogen bezien. In dieoorlog vond dan ook de term battle fatigue ingang. Een geruststellende term diesuggereert dat rust als remedie volstaat om de militair die het tijdelijk aan moedontbreekt militair weer terug aan het front te krijgen, maar die tegelijkertijd welrecht doet aan het feit dat moed soms uitgeput raakt. Later, ten tijde van de oorlogin Vietnam, sprak men van combat stress reaction voor hetzelfde verschijnsel (zieook Bourke, #222: 4!).

Vooral door psychologen is sindsdien het nodige over moed geschreven, en danin het bijzonder over de oorzaken van angst en over de mogelijke remedies dieeraan kunnen bijdragen dat mensen niet aan hun angst toegeven. Daartoe isvoornamelijk veel onderzoek gedaan naar militairen in oorlogssituaties, omdat jedaar zaken als angst en moed in hun meest extreme verschijningsvormen vindt.Opvallend is daarbij dat psychologen ervan uitgaan dat gedrag moedig of nietmoedig is. Het blijkt heel moeilijik te zijn om over moedige personen te spreken,omdat soms een en dezelfde persoon helemaal niet bang is voor bepaalde zaken

$%%&'()*+ #!

0#"

Page 311: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

en voor andere juist buitensporig angstig, of op het ene moment niet bang is enin een andere periode juist heel erg. In tegenstelling tot wat Aristoteles dacht, ismoed geen stabiele karaktereigenschap (Rachman, #22": ix).

Deze wetenschappelijke benadering laat het doel waarvoor moed wordt getoondbuiten beschouwing en vermijdt daardoor het morele moeras waarin de ethischebenadering ons soms brengt. De keerzijde is dat moed ‘moreel neutraal’ wordt.Als we moed in navolging van de meeste psychologen definiëren als het zich nietlaten leiden door angst, heeft de in de inleiding aangehaalde Susan Sontag gelijken waren de plegers van de aanslagen van ## september inderdaad moedig. Tochzullen velen haar conclusie niet voor hun rekening willen nemen. Waarschijnlijkhechten we nog steeds aan de klassieke idee dat deugden onderling samenhangen,en vinden we dat moed gepaard moet gaan met enige wijsheid en een rechtvaardigdoel moet dienen. Nederlandse dapperheidsonderscheidingen als de BronzenLeeuw, het Bronzen Kruis en het Kruis van Verdienste worden niet voor nietsuitgereikt voor moedige, beleidsvolle daden.

Een tweede belangrijk gevolg van deze wetenschappelijke benadering van moedis dat lafheid en moed vaak niet meer worden gezien als alternatieven waartussenmen kan kiezen, en een gebrek aan moed daarmee niet altijd als verwijtbaar. Bijeen wetenschappelijke benadering van gedrag verschuift ‘the credit as well as theblame’ van de actoren naar de omgeving (Skinner, #25#: !#). Gedragingen waaropeerder executie stond, worden inmiddels beschouwd als psychiatrische aandoe-ningen die om behandeling vragen. Iemand ‘breekt’ maar had dat zelfwaarschijnlijkook liever anders gezien. Dat betekent dat niet alleen buiten beschouwing wordtgelaten of het doel waarvoor men moed toont juist is, maar dat ook het gebruikvan etiketten als moed en lafheid moeilijk wordt. Je kunt niet in iemands hoofdkijken, en daarom geen oordeel vellen over of iemand wel of niet verder kon.Hooguit kan men iets zeggen over de mate waarin iemand in ieder geval geprobeerdheeft zijn angst te overwinnen. Heeft iemand zich tegen zijn angst proberen teverzetten maar is hij uiteindelijk toch bezweken, dan is er sprake van een goodcoward (Miller, !""": #-6). Het is overigens opvallend dat in veel recente literatuurde term ‘lafheid’ niet meer wordt gebruikt, maar de term ‘moed’ nog wel (ziebijvoorbeeld Castro, !""1; Daddis, !""6; Horn, !""6; Rachman, #22"). Waarvoor de term lafheid medische begrippen in de plaats zijn gekomen, is dat bijmoed niet het geval. De term moed lijkt zelfs steeds vaker te worden gebruikt, envan enige inflatie lijkt sprake (denk bijvoorbeeld aan het gebruik van de termmoedig voor het jezelf kwetsbaar durven opstellen in de hierboven aangehaaldeVisie Leidinggeven). Het is trouwens de vraag in hoeverre je moed nog als lovens-waardig kunt zien zonder lafheid als verwijtbaar te beschouwen.

Het was onder meer op bovenstaande gronden geweest dat 0"3 Britse militairendie in de Eerste Wereldoorlog vanwege lafheid waren geëxecuteerd, in !""3eerherstel hebben gekregen. Volgens de Britse regering leden zij aan een PostTraumatic Stress Disorder en viel hen daarom niets te verwijten. Enkele Britsehistorici hebben bezwaar gemaakt tegen het anachronistisch stellen van de diagnose

7%,'

0##

Page 312: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

8)(' (deze term verscheen pas in #24" in de handboeken), en wezen er tevens opdat sommigen van de ter dood veroordeelden zich wel degelijk laf hadden gedragen.In de Verenigde Staten heeft de toename van het aantal 8)('-gerelateerde uitke-ringen voor Vietnamveteranen inmiddels geleid tot een discussie over de vraag ofde omvang van het aantal 8)('-gevallen niet wordt overdreven door een coalitievan veteranen en traumatologen, twee groepen die daar tenslotte belang bij hebben.Achtergrond van de discussie is de vrees dat veel Irakveteranen zullen probereneen uitkering te krijgen op basis van 8)(', een angst die enigszins ver- gelijkbaaris met de vrees na de Eerste Wereldoorlog dat het erkennen van shell shock hethebben van geestelijke problemen zou belonen. Ook onder Nederlandse militairenlijkt het begrip voor de getroebleerde collega’s grenzen te kennen. Journalist JoeriBoom (!""#) beschreef in De Groene Amsterdammer hoe een aantal Nederlandsemilitairen in Uruzgan zich in de steek gelaten voelde door twee infanteristen diedoor gevechtsstress waren uitgeschakeld.

Dat in de steek laten is een gevoelig punt. Een te begripvolle Defensieorganisatiebiedt een makkelijke uitweg aan militairen die vooraf al hun bedenkingen hadden(Wessely, !""3: !46, !43; Bourke, #222: !10). De opvatting dat moed en lafheidsubjectieve begrippen zijn, heeft hier zijn grens: er is geen krijgsmacht die hiertussengeen onderscheid maakt en op zijn minst zo nu en dan moed beloont en lafheidstraft. De wetenschappelijke benadering van moed is niet in de plaats gekomenvan de ethische benadering, maar is daarnaast komen te staan. Zo is één van beidebovengenoemde Uruzganweigeraars vrijgesproken, omdat hij 8)(' had overge-houden aan een eerdere uitzending naar Irak, terwijl de ander op !2 december!""3 tot twee maanden cel is veroordeeld. In Engeland en de Verenigde Statenzijn Irakweigeraars oneervol ontslagen.

Dat beide benaderingen soms op gespannen voet staan, ondervond de Ameri-kaanse sergeant Andreas Pogany toen hij in oktober !""0 op zijn tweede dag inIrak werd geconfronteerd met een dode Irakees bij wie alles tussen hoofd en middelwas weggeschoten. De sergeant kreeg een paniekaanval en vertelde zijn comman-dant niet meer te kunnen functioneren. Hij kreeg twee slaappillen en werd eenpaar dagen later teruggevlogen om als eerste Amerikaanse militair sinds de oorlogin Vietnam te worden aangeklaagd vanwege ‘lafheid als gevolg van angst’. In demedia werd hij wel voorgesteld als een tegenpool van Jessica Lynch, de Amerikaansesoldate die in datzelfde jaar in een Irakese hinderlaag liep en gevangen werd ge-nomen. Volgens het Pentagon was zij een heldin die, hoewel gewond, zich moedighad geweerd en op de tegenstander was blijven vuren. Eenmaal bevrijd uit eenIrakees hospitaal en voldoende hersteld, meldde Lynch echter helemaal niet in degelegenheid te zijn geweest om zich dapper te weren doordat haar wapen diensthad geweigerd. Haar verwondingen waren bovendien het gevolg van een aanrijdingvoorafgaand aan de hinderlaag. Volgens Lynch had het Amerikaanse leger bewustgelogen om een held te creëren. Het verhaal over Pogany bleek ook anders te zijndan het zich op het eerste gezicht had laten aanzien. Na onderzoek heeft menuiteindelijk de aanklacht moeten intrekken, omdat de paniekaanval vermoedelijk

$%%&'()*+ #!

0#!

Page 313: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

een (wel vaker voorkomende) bijwerking was van Pogany’s antimalariapillen.Pogany mocht op clementie rekenen.

79.9):9-, ;9..,7(-%-',

Ook de Nederlandse krijgsmacht beloont moed. Op #" februari !""2 kondigde hetMinisterie van Defensie aan dat kapitein Marco Kroon, pelotonscommandant bijhet Korps Commandotroepen, de Militaire Willems-Orde zal krijgen – de hoogstedapperheidsonderscheiding die Nederland kent. Kroon heeft niet alleen moed in destrijd tegen de Taliban getoond, maar zich ook verzet tegen normvervaging onderzijn ondergeschikten. Daarmee gaat voor het eerst in ruim vijftig jaar deze onder-scheiding naar een individu. Wel werd in !""1 de Militaire Willems-Orde uitgereiktaan de #e Onafhankelijke Poolse Parachutistenbrigade voor haar inzet in de Slag omArnhem. Dat betekende eerherstel voor de Poolse militairen die een gebrek aan in-zet bij de mislukte slag was verweten.

!".$ Cohesie

Wetenschappelijk onderzoek naar moed en lafheid heeft, naast begrip, ook allerleiinzichten opgeleverd over hoe angst ontstaat en op welke wijze de individuelemilitair daar overheen kan worden geholpen. Dat laatste is overigens niet per sein zijn of haar eigen belang. Eén van die inzichten is hierboven al genoemd: moedis geen kwestie van gewenning. Onderzoek heeft het idee van de geharde veteraandie geen angst meer kent naar het rijk der fabelen verwezen (Horn, !""6: #").Het zijn over het algemeen juist verse troepen die de minste angst kennen, vandaarhet belang van tijdige rotaties. Een ander inzicht is dat men militairen actief moethouden om hen een gevoel van controle over de situatie te geven (Daddis, !""6:!0). Ook zijn voldoende voeding en rust van groot belang (Horn, !""6: 4). Enhoewel moed geen kwestie van gewenning is en daarom niet toeneemt doorblootstelling aan werkelijk gevaar, helpt realistisch trainen wel (Horn, !""6: #!).Het belangrijkste inzicht is echter dat moed wordt bevorderd door de socialecohesie tussen militairen te vergroten.

In de Tweede Wereldoorlog was de kans dat een bemanningslid van een Britseof Amerikaanse bommenwerper een tour van dertig vluchten overleefde niet meerdan ongeveer 1"%, maar de Royal Airforce kampte op zeker moment zelfs meteen overlevingspercentage van slechts #"% (Rachman, #22": 03). Doordat debemanningsleden nauwelijks contact hadden met de buitenwereld en volledig inhun kleine groep leefden, werden slechts weinigen door angst overmand (Rachman,#22": 05-04). Of anders gezegd: de angst buiten de groep te vallen of als lafaarddoor het leven te moeten gaan, was groter dan de angst dood te gaan (Dollard,#266: 63; Miller, !""": #54). Dit is in lijn met de bevindingen van onderzoekers

7%,'

0#0

Page 314: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

die in de Tweede Wereldoorlog met het Amerikaanse leger meereisden en ont-dekten dat soldaten als het erom spant zichzelf niet zien als een onderdeel vaneen militaire organisatie die vecht voor abstracte idealen als vrijheid en democratie,maar als lid van een kleine groep van hooguit zes of zeven gelijken. Zij hieldenvol omdat hun eigen overleven afhing van het overleven van de groep, en omzichzelf niet de reputatie van lafaard te bezorgen bij hun groepsgenoten (Marshall,#265: #62). Meer verheven motieven, zoals de vrijheid van eigen of andermansvolk en vaderland, leken nauwelijks een rol te spelen. Desgevraagd noemde slechts1% van de Amerikaanse militairen die meevochten in de Tweede Wereldoorlogidealistische redenen als motiverende factor. Bij de gevechtstroepen rustte zelfseen taboe op het schermen met dergelijke motieven (Stouffer, #262: #"4, #1").

Een onderzoek naar de motieven van de tegenstander destijds wijst in dezelfderichting. De aanleiding voor deze studie was het hoge moreel van de DuitseWehrmacht in de Tweede Wereldoorlog. Aanvankelijk was de veronderstelling datdit kwam door het succesvol indoctrineren van de Duitse soldaten met nazipro-paganda. Hoewel hier geen sprake is van lovenswaardige idealen, zou het betekenendat militairen soms wel degelijk worden gemotiveerd door abstracte noties. Uitinterviews met gevangen genomen Duitse militairen bleek echter dat de ge-vechtsmotivatie van fervente tegenstanders van het naziregime weinig onderdeedvoor die van hun collega’s die het regime wel steunden. Het hoge moreel van deDuitse troepen gedurende de Tweede Wereldoorlog moest eerder worden toege-schreven aan de sterke groepsbinding dan aan ideologische bevlogenheid. Deenigen die deserteerden waren degenen die buiten de groep vielen (Shils &Janowitz, #264). Recent Amerikaans onderzoek uit !""0 naar de gevechtsmotivatiein Irak bevestigde de eerdere bevindingen nog eens: op het moment dat hetgevaarlijk is, putten de soldaten geen moed uit het vooruitzicht van een vrij Irak,een stabiel Midden-Oosten of een wereld zonder massavernietigingswapens, maaruit elkaars nabijheid. De onderzoekers, in dienst van het Amerikaanse leger, pleittener daarom voor dat soldaten veel tijd met elkaar doorbrengen, liefst onder moeilijkeomstandigheden (Wong et al, !""0).

Nu doen krijgsmachten sinds het verschijnen van de eerste studies naar ge-vechtsmotivatie vlak na de Tweede Wereldoorlog er al alles aan om degroepscohesiete vergroten. Dat sociale cohesie helpt angst te overwinnen, is een geloofsartikelgeworden, nog eens versterkt door Hollywoodfilms (MacCoun et al, !""3: !1")en de televisieserie Band of Brothers. De laatste jaren is er echter steeds meer kritiekgekomen op het versterken van de groepsband als middel om fysieke moed tebevorderen. Zo is het merendeel van het onderzoek naar de rol van sociale cohesieniet alleen oud, maar tevens methodologisch onder de maat. In de jaren tachtigvan de vorige eeuw werd bijvoorbeeld al duidelijk dat een van de belangrijkste eninvloedrijkste onderzoekers naar de rol van sociale cohesie, S.L.A. Marshall, zijnonderzoeksresultaten zoals beschreven in zijn beroemde Men against Fire, goeddeelsheeft gefabuleerd. Het is juist dit boek dat de gedachte populair heeft gemaaktdat sociale cohesie van het allergrootste belang is, en als het gaat over de rol van

$%%&'()*+ #!

0#6

Page 315: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

sociale cohesie wordt Marshalls werk nog steeds als gezaghebbend aangehaald(Daddis, !""6: !5; Horn, !""6: #6; Noy, #22#: 1#6; Wong et al, !""0). Het onder-zoek naar de motivatie van leden van de Wehrmacht heeft op zijn beurt alstekortkoming dat het wat naïef is om te veronderstellen dat Duitse krijgsgevangende waarheid spreken: dat groepscohesie de motiverende factor was en niet denazi-ideologie, was op dat moment een sociaal wenselijk antwoord.

Het hierboven aangehaalde onderzoek uit !""0 naar de gevechtsmotivatie vanAmerikaanse militairen in Irak is eveneens bekritiseerd op methodologische gron-den, maar ook omdat de auteurs eraan voorbijgaan dat uit veel recent onderzoeknaar sociale cohesie naar voren is gekomen dat deze vorm van cohesie lang nietaltijd tot betere prestaties leidt. Zeker als de normen in een groep haaks staan opde doelstellingen van de organisatie, leidt sterke groepsbinding juist tot mindereprestaties (MacCoun et al, !""3: 365). Taakcohesie, waarbij groepsleden allenhetzelfde doel onderschrijven, leidt doorgaans wel tot betere prestaties (MacCounet al, !""3: 364). De Israëlische krijgsmacht heeft de laatste jaren veel ervaringopgedaan met samengestelde eenheden, en daaruit bleek dat de geringe socialecohesie de prestaties niet negatief beïnvloedde (Ben-Shalom e.a., !""1).

Niet alleen worden de voordelen van het bevorderen van sociale cohesie intoenemende mate betwist, ook is er tegenwoordig meer oog voor de nadelen vaneen sterke groepsbinding, iets waaraan in het verleden vaak minder aandacht isbesteed. Want zelfs als het zo is dat groepen met een grote mate van sociale cohesieeffectief zijn op het slagveld, dan is dat tegen een prijs: soms gaat dat groepsgevoelten koste van buitenstaanders. In maart #220, bijvoorbeeld, gingen in SomaliëCanadese Airbornes, bekend om hun sterke groepsbinding en heftige initiatieriten(Winslow, #222), ernstig de fout in. Twee van hen mishandelden een Somalischetiener die het Canadese kamp was binnengedrongen zodanig dat hij er aan overleed.In datzelfde jaar kwamen Belgische paratroopers in opspraak toen foto’s verschenenwaarop was te zien hoe enkelen van hen een Somaliër boven een vuur hielden enanderen over een dode Somaliër urineerden (zie ook hoofdstuk #"). Dergelijkegevolgen van zogenaamde ingroup-outgroupprocessen vormen een probleem, te-meer nu reguliere oorlogvoering niet meer de regel is en militairen steeds vakerhun werk doen te midden van burgers. Onderzoek in de jaren negentig, ook alin Somalië, liet zien dat naar ras en geslacht gemengde teams, met wat geringerecohesie, minder vaak escalerende contacten met de lokale bevolking hadden danhomogene teams (Miller & Moskos, #221: 306). In een tijd dat krijgsmachtenvooral strijden om de hearts and minds van de lokale bevolking, is het de vraag ofhet vergroten van de groepsbinding wel altijd op zijn plaats is.

Je kunt je ten slotte afvragen in hoeverre van moed sprake is als deze voortkomtuit een sterke groepsband. Volgens Aristoteles was moed die voortkwam uitbezorgdheid om wat anderen van je dachten geen echte moed. Dat is erg streng.Daar staat tegenover dat als moedig gedrag volledig wordt bepaald door socialedruk, de term ‘moed’ wat aan waarde verliest. Moed veronderstelt toch wel eenzekere vrijwilligheid. In de Tweede Wereldoorlog maakte Japan gebruik van

7%,'

0#1

Page 316: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

zogenaamde ‘Kaitens’, torpedo’s die ten behoeve van de nauwkeurigheid werdenvoorzien van een bestuurder van vlees en bloed. Deze bestuurder werd hoe danook opgeofferd, omdat moedwillig missen geen zin had; de piloot kon niet uitzijn torpedo en zou van honger en dorst omkomen indien hij zijn doel miste. Eenoverbodige voorzorgsmaatregel, omdat de sterke Japanse eer- en schaamtecultuurmaakte dat er veel animo was voor het vervullen van deze functie. In die gevallendat een torpedo door een technisch mankement uiteindelijk niet kon wordenafgevuurd, schaamde de piloot, eenmaal bevrijd uit zijn benarde positie, zich diep.Een van hen zei: ‘Toen ik weer uit de torpedo moest, toen wilde ik pas echt dood’(Miller, !""": !56). Het is de vraag of dergelijke opofferingsgezindheid die uitsociale druk lijkt voort te komen, het predicaat ‘moed’ verdient. Anderzijds zijnmoed en schaamte onlosmakelijk met elkaar verbonden, en het zou al te striktzijn om iedere daad die mede is ingegeven door bezorgdheid om de eigen reputatiealleen daarom het predicaat moedig te onthouden. Vergelijkbare complicatiesspelen bij de Japanse militairen die zich liever doodvochten dan overgaven. Warenzij moedig, of is dat toch eerder de incidentele Japanse militair die de sociale drukweerstond en zich wel overgaf?

De positie van de Kaitenpiloot is overigens wel enigszins vergelijkbaar met dievan de moderne zelfmoordterrorist, die ook vaak onder grote sociale druk tot zijndaad wordt gebracht. De videotestamenten die dikwijls worden gemaakt, dienenniet alleen een propagandadoel, maar maken ook dat de dader niet terug kanzonder groot gezichtsverlies. Met de moeite die veel mensen hebben met hetweerstaan van peer pressure (de druk van vrienden, leeftijdsgenoten, e.d.) komenwe meteen bij een van de voornaamste nadelen van het bevorderen van fysiekemoed door het versterken van sociale cohesie, namelijk dat het ten koste kan gaanvan de morele moed.

!".% Morele moed

De Amerikaanse generaal en diplomaat Horace Porter schreef eind negentiendeeeuw dat morele moed de belangrijkste vorm van moed is, en noemde het een‘dagelijkse noodzaak’ (#444). Zelfs in de krijgsmacht wordt minder vaak een beroepgedaan op fysieke moed. Fysieke moed is natuurlijk belangrijk, maar het is vooraliets waar collega’s en superieuren van profiteren. Morele moed heeft een groterereikwijdte, en betreft niet zozeer het zijn van een goede militair maar – pretentieusals het klinkt – een beter mens (Robinson, !""5a: !!). Morele moed is het op hetspel zetten van de eigen goede naam, reputatie en vaak ook carrière voor een hoger,moreel doel. Deze vorm van moed is belangrijk voor de krijgsmacht, omdat ookzij behoefte heeft aan militairen die een collega op zijn of haar gedrag aanspreken.Maar het zijn vaak niet-militairen – de burgers – die bescherming door militairenbehoren te genieten, die daar baat bij hebben. Een bekend voorbeeld is helikop-terpiloot Hugh Thompson, die in #234 de slachting van Vietnamese burgers door

$%%&'()*+ #!

0#3

Page 317: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Amerikaanse militairen stopte door tussen de bedreigde burgers en soldaten telanden en zijn boordwapens op zijn landgenoten te richten. Thompson is daarnanog jarenlang bedreigd en zijn loopbaan kwam erdoor op een dood spoor. Pasdertig jaar later volgde eerherstel.

Terwijl bij fysieke moed het ‘fysieke’ slaat op wat in gevaar wordt gebracht,namelijk lijf en leden, refereert het morele in de term ‘morele moed’ aan hetmoreel juiste doel. Morele moed dient daarmee weliswaar per definitie een moreeljuist doel, maar logisch noodzakelijk is dat niet: het is immers denkbaar dat iemandzijn goede naam op het spel zet voor een immoreel doel. Dit onderscheid tussenmorele en fysieke moed is van relatief recente datum. Tot niet al te lang geledenwaren beide vormen van moed niet goed te scheiden. Wie zijn goede naam ophet spel zette door tegen de gevestigde mening in te gaan, bijvoorbeeld op hetgebied van religie, bracht daarmee dikwijls ook zijn leven in gevaar. Dat is nuover het algemeen anders (Miller, !""": !30), maar volgens veel auteurs gaanfysieke en morele moed nog steeds hand in hand. Morele moed wordt dan gezienals een afgeleide van fysieke moed, en wie het laatste in overvloed heeft, zal ophet eerste ook niet laag scoren, is daarbij de gedachte. Het is de vraag of dat binnende huidige krijgsmacht ook altijd opgaat.

Ten eerste is daar het geval van de militair die weigert op uitzending te gaanomdat hij of zij het doel van de missie niet onderschrijft. Volgens sommigen isdat een voorbeeld van morele moed, terwijl veel anderen er een gebrek aan fysiekemoed in zullen zien. Zoiets deed zich voor bij Pablo Paredes, een onderofficierdie op 3 december !""6 weigerde aan boord te gaan van een transportschip datmariniers naar Irak moest brengen. Paredes vond de oorlog in Irak immoreel enillegaal, maar was om economische redenen bij de marine gegaan en had nietverwacht ooit in een oorlogsgebied te worden ingezet. Links Amerika vindt hemeen voorbeeld van morele moed, rechts een lafaard op het gebied van fysieke moed.We zien hier ook dat morele moed een ingewikkelde categorie is: wie uitzendingweigert, zal zijn goede naam bij zijn collega’s wellicht verspelen, maar tegelijkertijdbij anderen aanzien winnen – iets wat afbreuk doet aan het gehalte aan morelemoed. Dit voorbeeld laat ook de problematische kanten zien van het gebruik vanKohlbergs model van morele ontwikkeling (zie hoofdstuk #" in dit boek) binnende krijgsmacht. Als Paredes’ weigering voornamelijk zou zijn voortgekomen uitzijn bezwaren tegen de oorlog in Irak, zou hij zich wellicht in de hoogste fase vanmorele ontwikkeling hebben bevonden. Tegelijkertijd is de heersende opvattingdat het niet aan een militair is om dit soort afwegingen te maken, en kan hij erbovendien door in problemen komen. Paredes is uiteindelijk veroordeeld tot tweemaanden gevangenisstraf op de basis en degradatie van onderofficier derde klastot gewoon marinerekruut.

In de tweede plaats: zoals we zagen proberen krijgsmachten de fysieke moed tevergroten door de groepsbinding te versterken. Dat nu lijkt de morele moed niette bevorderen: naarmate de groepsbinding sterker is, wordt het uiteraard moeilijkertegen de groep in te gaan. De wijze waarop (fysieke) moed wordt bevorderd,

7%,'

0#5

Page 318: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

maakt het daarmee minder waarschijnlijk dat iemand morele moed toont. Hetsaillante daarbij is dat morele moed dicht tegen integriteit, het handelen naareigen normen en waarden, aanligt en dat integriteit even vaak voorkomt op delijstjes van deugden van de verschillende krijgsmachten als moed. Stelden weeerder dat Aristoteles de lat te hoog legde met zijn eis dat moed een moreel juistdoel moet dienen, nu blijkt dat het geheel buiten beschouwing laten van de intentiedie achter moed schuilgaat zijn eigen problemen oproept. Als die intentie eruitbestaat dat men voornamelijk hecht aan het oordeel van groepsgenoten, dan zijnmorele moed en integriteit mogelijk het kind van de rekening.

Om twee bekende voorbeelden te noemen: in de Tweede Wereldoorlog schotenDuitse politieagenten in Polen weerloze Joden dood, hoewel het duidelijk wasdat er geen sancties stonden op het niet meewerken aan de slachting. De agentenvreesden uitgestoten te worden door de groep (Robinson, !""5b). Bij het hierbovenaangehaalde voorval van een Somalische tiener die door Canadese Airborneszodanig werd mishandeld dat de dood erop volgde, toonde een reconstructie aandat zeker veertien van hen het geschreeuw moeten hebben gehoord, maar nietingrepen. Het Canadese Ministerie van Defensie probeerde het voorval in eersteinstantie in de doofpot te stoppen. Toen het incident toch naar buiten kwam,hief Canada de militaire eenheid op.

!".& Culturele verschillen

Door de opkomst van een meer wetenschappelijke benadering is het denken overmoed en lafheid veranderd. Moed wordt tegenwoordig gezien als iets subjectiefs,wat verschilt van persoon tot persoon. Het feit dat er, naast een wetenschappelijkeopvatting van moed, een oudere, ethische opvatting van bestaat, suggereert bo-vendien dat wat onder moed wordt verstaan ook tijd- en plaatsgebonden is. Datmoed steeds meer als subjectief en relatief wordt gezien, heeft als consequentiedat we er minder toe genegen zijn mensen als laf of moedig te kenschetsen. Moedis maar tot op zekere hoogte een keuze. Tegelijkertijd lijkt de neiging om uitsprakente doen over verschillen in moed tussen samenlevingen niet veranderd te zijn. Datis ook wel te verklaren: als de mate waarin iemand moedig is wordt bepaald doorzijn genen en door zijn omgeving, dan komt de vraag al snel op wat voor soortsamenleving mensen moedig ‘maakt,’ en of verschillende samenlevingen verschil-lende vormen van moed cultiveren.

Om met die laatste vraag te beginnen: hierboven werd al vermeld dat Nederlandsedapperheidsonderscheidingen worden uitgereikt voor moedige, beleidsvolle da-den. Een uitzondering vormde het Kruis voor Moed en Trouw, dat tot #2!5 werdtoegekend aan inlanders voor daden van moed en trouw in Nederlands-Indië.Beleid was blijkbaar geen vereiste, of waarschijnlijk dichter bij de waarheid: werdwellicht niet verwacht. Dat sluit aan bij een oud idee over niet-westerse strijders,namelijk dat zij wellicht wel moedig zijn, maar minder goed zijn in het bewaren

$%%&'()*+ #!

0#4

Page 319: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

van de formatie, het gezamenlijk optrekken en het ordentelijk terugtrekken. Ooksommige hedendaagse auteurs onderscheiden een niet-westerse traditie op hetgebied van oorlog voeren en een Western Way of War die daaraan superieur zouzijn. Die niet-westerse traditie betreft een vorm van oorlog voeren zonder duidelijkbegin of einde, zonder beslissende momenten en vaak zonder al te veel bloedver-gieten. Ontwijken en vertragen zijn belangrijker dan beslissende veldslagen, enveel schermutselingen hebben vooral een ritueel karakter. Het grootste verschil isechter dat oorlog wordt gezien als iets waaraan de tegenstander dood moet gaan,en niemand anders. De drang tot zelfbehoud krijgt alle ruimte. Maar hoe invoelbaardeze niet-westerse strijdwijze daarmee ook mag zijn, tegen een naar westerseprincipes georganiseerde krijgsmacht is zij volgens sommige auteurs volstrektkansloos (zie bijvoorbeeld Hanson, !""!). De oude Grieken zouden voor het eerstde principes hebben gehanteerd waarop alle westerse krijgsmachten zich tegen-woordig baseren (Hanson #242, !""!).

In de tussen 4"" en 1"" voor Christus ontstane Griekse legers stond de infanteristcentraal. Hij maakte, voorzien van een groot schild aan zijn linkerarm en eenzware lans in zijn rechterhand, deel uit van een lineaire formatie, de falanx, vanhonderden meters breed en acht rijen diep. Bij het aanbreken van de slag rendedeze falanx frontaal af op de tegenstander. Als de eerste rij viel, nam de rij erachterhet over, en zo verder tot een van beide partijen het begaf. Dergelijke veldslagenwaren kort, bloedig en – als het goed was – beslissend. Het genoemde schildbeschermde daarbij de eigen linkervoorkant, maar liet de rechtervoorkant openen bloot. Die werd beschermd door het schild van de persoon ter rechterzijde.Het betekende dat een soldaat zijn eigen positie nooit mocht verlaten, omdatdaarmee zijn linkerbuurman bloot werd gegeven. Aristoteles’ definitie van moedals het midden tussen lafheid en roekeloosheid was daarom op maat gesnedenvoor deze strijdwijze: lafheid en roekeloosheid ondermijnden de eenheid in gelijkemate. Standhouden was het devies, ook als je daar dood aan ging. Daarmee werdverondersteld dat de deelnemers bij oorlogsvoering hun natuurlijke instincten,zoals het streven naar zelfbehoud en het vluchten bij dreigend gevaar, verloochen-den.

Hoewel veel van deze kenmerken, zoals organisatie en discipline, sindsdien zijnterug te vinden in de westerse oorlogvoering, is volgens critici de scheidslijn tussenhet Westen en de rest vaak toch niet zo scherp. Het onderscheid tussen georga-niseerd en niet georganiseerd maakt het grootste verschil, en dat onderscheid valtniet per se samen met het onderscheid tussen West en Oost. In Azië voerde mensoms oorlog op een wijze die aan het Westen zou zijn voorbehouden, terwijl menin datzelfde Westen vaak helemaal niet streefde naar de beslissende slag die nujuist zo kenmerkend voor hem zou zijn.

Vandaag de dag worden westerse krijgsmachten in Afghanistan en Irak gecon-fronteerd met een strijdwijze die weliswaar niet-westers is, maar desalnietteminwel succesvol is. Onder meer doordat deze niet-westerse tegenstanders niet altijdde eigen overlevingskansen vooropstellen, is het moeilijk er een adequaat antwoord

7%,'

0#2

Page 320: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

op te vinden (zie ook De Wijk, !""1: #25-!6#). ‘They love Pepsi-Cola, but welove death’, stelde een Talibanstrijder over het verschil tussen hen en ons (Buruma& Margalit, !""6: 62). Het verzet lijkt zich vooral te richten op het ondermijnenvan de publieke steun door zoveel mogelijk slachtoffers aan westerse zijde te maken,in de veronderstelling dat het Westen niet bereid is die prijs te betalen. Het isook deze veronderstelling die Osama Bin Laden op de gedachte bracht dat Amerikamakkelijker te verslaan zou zijn dan de Sovjet-Unie in Afghanistan. Als moslim-strijders de Russen konden verslaan, dan moest dat met de Amerikanen zekerlukken. In een interview met :<= News in #224 refereerde hij aan de ‘schaamtevolle’aftocht van de >( uit Libanon en Somalië, iets waar volgens hem menig moslim-jongere moed uit putte.

!".#.! Een New Western Way of War?Zeker nu oorlogen ver van het eigen grondgebied worden uitgevochten voordoelen die minder duidelijk zijn dan vroeger, lijkt er inderdaad sprake te zijn vaneen toegenomen gevoeligheid voor slachtoffers onder eigen militairen. Dit is dezogenaamde ‘body bag-hypothese’, waarvan de strekking is dat als de lijkenzakkenbinnenkomen de steun onder de bevolking voor een missie snel afneemt. Eenaantal voorbeelden van buiten de landsgrenzen lijkt deze hypothese te onderschrij-ven. Toen in #226 tien Belgische militairen in Rwanda door Hutu’s werden gedood,trok België haar troepen terug. Achttien gedode Amerikaanse Rangers luidden eenjaar eerder al het einde in van de Amerikaanse aanwezigheid in Somalië. Ook nulijkt de steun van de bevolking in sommige westerse landen voor de militaireaanwezigheid in Afghanistan af te nemen naarmate het dodental oploopt.

Westerse krijgsmachten nemen om die reden steeds meer hun toevlucht tot deinzet van bommenwerpers en kruisraketten om zo de kans op slachtoffers aaneigen zijde te minimaliseren. Er wordt zelfs al gesproken van een New WesternWay of War. Na de oorlog in Kosovo, bestaande uit 54 dagen van bombardementenop militaire en civiele doelen als infrastructuur, telde de /:>% nul doden aan eigenzijde (Shaw, !""1: !!). Het omverwerpen van het Talibanregime in Afghanistan,dat werd overgelaten aan de Afghaanse oppositie die werd geholpen door Ameri-kaanse en Britse bombardementen, kostte één Amerikaan het leven. Naar aanlei-ding van het testen van een ‘elektrisch kanon’ (de railgun), met een bereik van6"" kilometer, stelde de Amerikaanse admiraal Roughead onlangs dat hij nooitmeer een Amerikaanse matroos of marinier in een eerlijk gevecht wilde zien. Deconsequentie van dit vechten op afstand is dat de kans op burgerslachtoffers onderde lokale bevolking groter wordt, hoeveel men ook doet om dat te vermijden(Shaw, !""1: !5). Er is sprake van risk transfer; de risico’s worden verplaatst vanwesterse militairen naar de lokale bevolking (Shaw, !""1: 52-44). Waarschijnlijkvormt dit de achtergrond van Susan Sontags bewering dat de zelfmoordterroristmoediger is dan de piloot van een westerse bommenwerper.

Ook op het niveau van de individuele militair lijkt zich zo’n transfer voor tedoen. De verschuiving van het verdedigen van het eigen grondgebied als primaire

$%%&'()*+ #!

0!"

Page 321: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

taak van de krijgsmacht naar het uitvoeren van operaties in verre landen, lijktgepaard te zijn gegaan met een verschuiving van war-winning- naar soldier-saving-moed. De eerste term staat voor daden die de overwinning dichterbij brengen, detweede voor moed getoond bij het redden van collega’s. Uit onderzoek blijkt datde eerste vorm vaker voorkomt bij officieren, de tweede bij onderofficieren enmanschappen (Blake & Butler, #253). Maar waarschijnlijk komt soldier-saving-moed ook vaker voor in missies ver van huis. Zo kregen van de vijf in !""5 methet Kruis van Verdienste (voor getoonde moed) onderscheiden militairen inUruzgan in ieder geval vier die onderscheiding voor het in veiligheid brengen vancollega’s.

!".#." Ons nationale zelfbeeldGing het in het voorgaande om verschillen tussen het Westen en de rest, ooktussen westerse samenlevingen zien sommigen cultureel bepaalde verschillen, juistook in de bereidheid risico’s te nemen. Zo berichtte eind !""3 de Nederlandsepers, die altijd al een scherp oog heeft gehad voor hoe men in het buitenland overons denkt, dat Britse en Canadese officieren twijfelen aan de Nederlandse bereid-heid de Taliban aan te pakken. In NRC Handelsblad stond beschreven hoe op #november !""3, bij het aanvaarden van het commando over de 9(:&-missie in hetzuiden van Afghanistan, brigadegeneraal Van Loon een wat ongebruikelijk pre-sentje kreeg van zijn Canadese voorganger: een foto van een schietende Leopard-tank. De foto was bedoeld als aanmoediging aan het adres van de Nederlandersom niet al te terughoudend op te treden, iets waar bij de Canadezen blijkbaarenige vrees voor bestond (Derix, !""3). De Britten en Canadezen, die aan eigenzijde veel slachtoffers tellen, leken vooralsnog niet overtuigd van de merites vande in hun ogen nogal omzichtige Dutch Approach. Hun kritiek is uiteraard nietneutraal. Achter het verschil in inzicht over de beste aanpak – de harde hand ofeen voorzichtigere aanpak – gaat een moreel verwijt schuil: het zou de Nederlandersaan moed ontbreken. Toen vervolgens een jaar later de Amerikaanse minister vanDefensie op zijn beurt de /:>%-troepen in het zuiden van Afghanistan – leesBritten, Canadezen en Nederlanders – onder veel meer verweet de eigen veiligheidte veel voorop te stellen, reageerden de Nederlandse politici nog een tandjeverontwaardigder dan hun Britse en Canadese collega’s. De reden hiervoor iswellicht dat de verwijten aansluiten bij een ook in eigen gelederen soms sluimerendetwijfel, want over de moed van zowel de Nederlandse militair als de Nederlandsesamenleving is al het nodige te doen geweest.

De historicus Johan Huizinga schreef lang geleden al dat de Nederlandsevolksaard niet zo krijgshaftig is, terwijl volgens de socioloog Jacques van DoornNederlanders vanuit hun natuur meer geschikt zijn voor internationale tribunalenen vredespaleizen dan voor krijgshaftige avonturen. De socioloog Abraham deSwaan blies (#221) na de val van Srebrenica deze oude discussie nieuw leven inmet een geruchtmakend stukje in NRC Handelsblad getiteld ‘Zijn wij laf?’. DeSwaan beantwoordde zijn vraag zevenenhalf jaar later in een rede opeen symposium

7%,'

0!#

Page 322: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

van de Stichting Maatschappij en Krijgsmacht bevestigend (!""!). De Swaannoemt twee oorzaken. Ten eerste is Nederland slechts zelden bij oorlogen betrok-ken. En als Nederland er wel bij betrokken was, heeft zij die oorlogen in iedergeval de laatste paar eeuwen altijd verloren. Aristoteles’ gedachte dat deugdenworden verworven door ze te praktiseren, leeft blijkbaar nog steeds: het vermoedegebrek aan moed van de Nederlander zou zijn te herleiden tot het weinig krijgs-haftige vaderlandse verleden. De tweede door De Swaan gegeven reden heeft nietmet militairen specifiek te maken, maar met onze over het algemeen vrij vreedzamesamenleving: Nederlanders zouden daardoor volgens De Swaan naïef en heelweinig geweld gewend zijn. De Swaan maakt een vergelijking met onze seksuelemoraal: zo vrij als Nederlanders zijn op seksueel gebied, zo preuts en terughoudendzijn zij als het op vechten aankomt. Op geweld heerst in Nederland een taboe.De commotie over zinloos geweld wijst daar wel een beetje op: die commotie isnatuurlijk terecht, maar zij geeft ook aan dat geweldloosheid de normale toestandin Nederland is. Ieder geweld wordt als hoogst uitzonderlijk beschouwd. VolgensDe Swaan is er een verband te leggen met het optreden van zowel politici in DenHaag als de Nederlandse militairen in Srebrenica. Wat deze laatsten betreft zoudendeze onvoldoende voorbereid zijn geweest op de gewelddadigheid van de tegen-stander.

De verschijning van het /9%'-rapport, dat de Nederlandse militairen vanDutchbat vrijpleitte en de politiek als hoofdschuldige aanwees, heeft aan diediscussie geen einde gemaakt. In januari !""6, bijvoorbeeld, stond er een grootstuk in de Volkskrant met de kop ‘Leger zonder ballen’ (Koelé & Ramdharie,!""6). Het artikel ging meer over de terughoudendheid van de Nederlandsesamenleving bij het inzetten van militairen in het hoogste geweldsspectrum danover een gebrek aan moed bij de krijgsmacht. Toch viel het stuk slecht bij detoenmalige minister van Defensie Henk Kamp. De Volkskrant zou het bij hetverkeerde eind hebben, en De Swaan ook: de Nederlandse militair is volgensKamp wel moedig (!""6). Maar toen de Nederlandse militairen in Uruzgan inhet najaar van !""5 versterking kregen van Gurkha’s, Nepalese soldaten in Britsedienst die bekend staan om hun moed en meedogenloosheid, leidde dat toch totop het oog enigszins afgunstige berichtgeving in de pers, waarin werd benadruktdat deze strijders liever doodgingen dan als lafaard door het leven te gaan.Desalniettemin lijkt het zelfbeeld door de uitzendingen naar Irak en vooral Uruzganinmiddels weer positiever: zo riep Elsevier de soldaat in Uruzgan uit tot Nederlandervan het jaar !""3. Ook de Volkskrant-wetenschapsredacteur Peter Giesen probeertin het in !""5 verschenen Land van lafaards? het beeld dat Nederlanders het ge-bruik van geweld schuwen, bij te stellen.

De Nederlandse samenleving heeft ondertussen wel degelijk moeite met de inzetvan de krijgsmacht in het hoogste geweldsspectrum. Uit een opiniepeiling in heteerdergenoemde artikel ‘Leger zonder Ballen’ van de Volkskrant blijkt dat 5"%van de Nederlanders niet wil dat elite-eenheden uit Nederland meevechten in eenconflict. Ongeveer 3"% van de bevolking ziet graag dat de Nederlandse krijgsmacht

$%%&'()*+ #!

0!!

Page 323: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

slechts humanitaire taken uitvoert en vooral niet aan vredesafdwingende missiesmeedoet. Cijfers die mogelijk wijzen op een geringe bereidheid slachtoffers aanNederlandse zijde te accepteren, wat de body bag-hypothese zou ondersteunen.Opinieonderzoek uitgevoerd door Defensie nuanceert dit beeld echter. Het per-centage van de bevolking dat de Nederlandse militairen wil terugtrekken als er inUruzgan slachtoffers vallen, schommelt rond de 0"%.

Je kunt je ten slotte afvragen of de Nederlandse preoccupatie met de eigen moedwel op haar plaats is. Moed staat weliswaar nog steeds hoog op de lijstjes metdeugden die de krijgsmachten van bijvoorbeeld de bovengenoemde Canadese ende Britse officieren hanteren, en het is ook de deugd waar de Gurkha’s vooral omworden geroemd. Maar moed is ook een deugd die militairen vooral graag bijelkaar zien, omdat ze daar zelf baat bij hebben; het is niet per se een deugd waarinde belangen van de lokale bevolking centraal staan. De Nederlandse krijgsmachtheeft, zoals gezegd, een dergelijk lijstje van deugden niet. Zou zij daar behoefteaan hebben, dan horen daar wellicht ook deugden op thuis die ontbreken op detraditionele lijstjes van andere krijgsmachten. Te denken valt aan respect voorandermans cultuur, terughoudendheid in het gebruik van geweld, en het eerbie-digen van de (internationale) rechtsregels. Allemaal zaken die passen bij de aanpakdie Nederland voorstaat en die nadrukkelijk werden genoemd in de oude ge-dragscode van Defensie uit #223. De nieuwe, in !""5 van kracht gewordengedragscode is veel minder uitgesproken over wat van uitgezonden militairen magworden verwacht: die code beoogt vooral ongewenst gedrag tussen collega’s tevoorkomen.

!".' Conclusie

Dit hoofdstuk begon met Aristoteles’ nog altijd invloedrijke definitie van moedals het juiste midden tussen lafheid en roekeloosheid, ten dienste van een moreeljuist doel, en te ontwikkelen door moedig gedrag daadwerkelijk in de praktijk tebrengen. Onderzoekers uit de vorige eeuw ontdekten dat het laatste in ieder gevaleen misvatting is: eerder is het zo dat moed uitgeput raakt bij langdurige ofherhaaldelijke blootstelling aan gevaar. In deze meer wetenschappelijke benaderingspeelt Aristoteles criterium dat moed een moreel juist doel moet dienen geen rolmeer, en dat betekent dat deze benadering een aantal problemen niet kent die webij Aristoteles wel tegenkwamen. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat militairenhun doelen niet zelf kiezen, en dat abstracte doelen over het algemeen ook nietmotiveren. De keerzijde is dat moed moreel neutraal wordt en niet meer behelstdan het overwinnen van angst. Het doel waarvoor men dat doet, is binnen dezebenadering niet van belang.

De wetenschappelijke benadering heeft wel de nodige inzichten opgeleverd overde oorzaken van angst en de remedies ertegen. De belangrijkste daarvan is datmet een sterke sociale cohesie kan worden voorkomen dat militairen mentaal

7%,'

0!0

Page 324: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

instorten of vermijdend gedrag gaan vertonen. Dit wordt inmiddels echter intoenemende mate betwist: dat er een positieve relatie bestaat tussen sociale cohesieen prestaties wordt betwijfeld, en aan de nadelige effecten van sterke groepsbindingvoor buitenstaanders wordt meer aandacht besteed. Ook morele moed wordt erniet door bevorderd. Die opeenvolging van theorieën over wat moed is en waaruitde achterliggende motivatie bestaat, maakt duidelijk dat er op dit punt geenuniversele waarheden zijn, maar dat theorieën over moed zelf onderwerp vanhistorisch onderzoek zijn geworden (Wessely !""3: !43).

Literatuur

Aristoteles. (#222). Ethica. Groningen: Historische Uitgeverij.Ben-Shalom, U., Z. Lehrer & E. Ben-Ari. (!""1). Cohesion during Military Operations:

A Field Study on Combat Units in the Al-Aqsa Intifada. Armed Forces & Society, 0!,30-52.

Blake, J.A. & S. Butler. (#253). The Medal of Honor. Combat Orientations and LatentRole Structure in the United States Military. The Sociological Quarterly, #5, 13#-135.

Boom, J. (!""5). Van de westbank geen nieuws. De Groene Amsterdammer, #3 maart.Bourke, J. (#222). An Intimate History of Killing: Face-to-Face Killing in "$th Century

Warfare. New York: Basic Books.Buruma, I. & A. Margalit. (!""6). Occidentalism. The West in the Eyes of Its Enemies. New

York: The Penguin Press.Castro, C.A. (!""1). Military Courage. In: T.W. Britt, C.A. Castro & A.B. Adler (ed.).

Military Life: The Psychology of Serving in Peace and Combat. Westport: Praeger, 3"-54.Daddis, G.A. (!""6). Understanding Fear’s Effect on Unit Effectiveness. Military Review,

46, July/August, !!-!5.Derix, S. (!""3). Nederlandse angsthazen. NRC Handelsblad, #3 november.Dollard, J. (#266). Fear in Battle. Washington '=: The Infantry Journal.Giesen, P. (!""5). Land van lafaards? Een geschiedenis van angst in Nederland. Wormer:

Inmerc.Hanson, V.D. (#242). The Western Way of War. Oxford: Oxford University Press.Hanson, V.D. (!""!). Carnage and Culture. New York: Anchor Books.Horn, B. (!""6). The Worm Revisited: An Examination of Fear and Courage in Combat.

Canadian Military Journal, Summer, 1-#3.Iersel, A.H.M. van & Th.A. van Baarda. (!""!). Militaire ethiek. Budel: Damon.Kamp, H.G.J. (!""6). De toekomst van de krijgsmacht. Militaire Spectator, #50, #20-!"!.Koelé, T. & S. Ramdharie. (!""6). Leger zonder ballen. De Volkskrant, #5 januari.MacCoun, R.J., E. Kier, & A.Belkin. (!""3). Does Social Cohesion Determine Motivation

in Combat? An Old Question with an Old Answer. Armed Forces & Society, 0!, 363-316.MacIntyre, A. (#24!). After Virtue. Londen: Ducksworth.Marshall, S.L.A. (#265). Men against Fire. New York: William Morrow & Company.Miller, I. (!"""). The Mystery of Courage. Harvard: Harvard University Press.Miller, L.L. & C.C. Moskos. (#221). Humanitarians or Warriors? Race, Gender, and

Combat Status in Operation Restore Hope. Armed Forces and Society, !#, 3#1-305.Ministerie van Defensie. (#223). Landmacht Doctrine Publicatie 9.

$%%&'()*+ #!

0!6

Page 325: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Moran, Lord (#261). The Anatomy of Courage. London: Constable.Noy, S. (#22#). Combat Stress Reactions. In: R. Gal & A.D. Mangelsdorff (eds.). Handbook

of Military Psychology. Chichester: John Wiley, 62#-1"3.Pick, A. du. (#265). Battle Studies. Harrisburg, PA: The Military Publishing Company.Porter, H. (#444). The Philosophy of Courage. The Century, 03, !63-!16.Rachman, S. J. (#22"). Fearandcourage (!nd ed.). New York:W.H.Freeman andCompany.Robinson, P. (!""5a). Ethics Training and Development in the Military. Parameters, 05,

Spring, !!-03.Robinson, P. (!""5b). Magnanimity and Integrity as Military Virtues. Journal of Military

Ethics, 3, !12-!32.Shaw, M. (!""1). The New Western Way of War. Cambridge: Polity Press.Shils, E. & M. Janowitz. (#264). Cohesion and Disintegration in the Wehrmacht in World

War 99. Public Opinion Quarterly, #!, !4"-0#1.Skinner, B.F. (#25#). Beyond Freedom and Dignity. New York: Alfred A. Knopf.Sontag, S. (!""#). Talk of the Town. The New Yorker, !6 september.Stouffer, S. (#262). The American Soldier Vol. 99. Princeton: Princeton University Press.Swaan, A. de. (#221). Zijn wij laf? NRC Handelsblad, !! juli.Swaan, A. de. (!""!). Weerbare Democratie. Civiel/Militair, !, winter, #!-#4.Werkgroep Staal. (!""5). Visie Leidinggeven.Wessely, S. (!""3). Twentieth-century Theories on Combat Motivation and Breakdown.

Journal of Contemporary History, 6#, !34-!43.Wijk, R. de. (!""1). The Art of Military Coercion. Why the West’s Military Superiority Scarcely

Matters. Amsterdam: Mets & Schilt.Winch, P. (#214). The Idea of a Social Science. London: Routledge & Kegan Paul.Winslow, D. (#222). Rites of Passage and Group Bonding in the Canadian Airborne. Armed

Forces & Society, !1, 6!2-615.Wong, L., T.A. Kolditz, R.A. Millen, & T.M. Potter. (!""0). Why They Fight: Combat

Motivation in the Iraq War. Carlisle Barracks, 8:: Strategic Studies Institute, *.(. ArmyWar College.

7%,'

0!1

Page 326: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef
Page 327: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Voorwoord

! Burk, J. ("##!). The Military’s Presencein American Society, !$%#-"###, in: P.D.Feaver & R.H. Kohn (eds.), Soldiers and Ci-vilians. Cambridge: MIT Press, !&&-!%'.

Hoofdstuk !

! NB: etnische diversiteit is geen verkla-ring voor geweld. Het gaat in het onder-zoek van Wimmer et al om mobilisatie opbasis van etniciteit die tot uitsluiting vanandere groepen leidt en niet om de diversi-teit aan etnische groepen. Wimmer, Ceder-man en Min ("##$) concluderen: ‘Etnischdiverse landen kennen niet meer conflictendan etnisch homogene landen, het wordtpas vechten als een groot deel van de bevol-king buiten de regering wordt gehouden.’

Hoofdstuk "

! Andere auteurs (De Wijk, "##() zijnminder expliciet." Het verdient aanbeveling alle Kamerstuk-ken over bijvoorbeeld een nieuwe wet te le-zen, evenals de memories van toelichting,discussies in het parlement, etc. Deze wor-den hier niet allemaal aangehaald, maarvaak bevatten ze onderbouwingen van keu-zes, de bedoelingen van regering of parle-ment of toepassingsdetails die voor uitvoe-rende organisaties, zoals de krijgsmacht,van belang zijn.& Achtereenvolgens: op !) januari "##" en"$ mei "##'.

( De laatste daarvan stamt uit !$$$: Defen-sienota !""", brief van de ministers van De-fensie en van BZ en de staatssecretaris vanDefensie aan de Tweede Kamer van "$ no-vember !$$$.% Politiewet, oorspronkelijke versie vastge-steld op $ december !$$&. Te vinden opwww.overheid.nl over wet- en regelgeving.' Voor delen van de krijgsmacht die inbinnen- én buitenland kunnen werken, zo-als de Explosieven Opruimingsdienst, deantiterreureenheden van het Korps Mari-niers, de Brigade Speciale Beveiligingsop-drachten en de bijstandseenheden van deKMar levert dit verschil wel capaciteitspro-blemen op.* Zie voor de meest recente verruimingvan mogelijkheden voor opsporing en ver-volging de wijzing van artikel !"' Wetboekvan Strafvordering: Tweede Kamer, verga-derjaar "##(-"##%, &#.!'(, nr. ".) Soms staat de krijgsmacht of een deeldaarvan niet expliciet in de documenten ge-noemd, maar draagt zij toch bij. Het zouuiteraard om het belang van de krijgsmachtte verduidelijken (voor de krijgsmacht)wenselijker zijn dat zij wel vermeld zoustaan.$ Een vaak genoemde doelstelling van hetNederlandse buitenlandse veiligheidsbeleidis het bevorderen van de internationalerechtsorde (Minister van BZ, "##*; Ministervan Defensie, "##*; Minister van Justitie,"##*; Grondwet artikel $*; Defensiestaf,"##%). Een middelmatig machtig land alsNederland, zo is de redenering, is veiligerals sterkere landen zich houden aan redelij-

Noten

&"*

Page 328: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

ke, internationale afspraken. Met name hetMinisterie van BZ probeert dus steedsmeer internationale afspraken (VN-verdra-gen, conventies, bilaterale verdragen, etc.)te maken en deze te laten naleven door an-dere landen, bijvoorbeeld door uitsprakenvan de Veiligheidsraad van de VN of inter-nationale strafhoven. De krijgsmacht is weleen instrument om de naleving van interna-tionale afspraken af te dwingen. Dit kanechter op veel manieren gebeuren. Daaromis internationale rechtsorde hieronder nietopgenomen, maar wordt op aspecten inge-gaan bij ‘falende’ staten, mensenrechten, risi-colanden, territoriale integriteit en versprei-ding van CBRN-wapens.!# In Afghanistan mag niet tegen het ver-bouwen van opium worden opgetreden omde steun van de bevolking niet (verder) teverliezen als ook om binnenlands politiekeredenen, zoals de Amerikaanse strijdkrach-ten al decennia wel tegen cocaïneplantagesin Colombia doen.!! Verdrag van Schengen van !( juni !$)%.Officiële naam: Akkoord tussen de regerin-gen van de staten van de Benelux Economi-sche Unie, van de Bondsrepubliek Duits-land en van de Franse Republiek betreffen-de de geleidelijke afschaffing van de contro-les aan de gemeenschappelijke grenzen.!" Non-proliferatie Verdrag van !$'), hetsinds de jaren zeventig onderhandelde, uit-eindelijke Verdrag tot verbod van de ont-wikkeling, de productie, de aanleg van voor-raden en het gebruik van chemische wa-pens en inzake de vernietiging van deze wa-pens uit !$$", Verdrag inzake BiologischeWapens uit !$*". Overigens komt deCBRN-dreiging sinds de jaren negentigveel meer uit de hoek van terroristische or-ganisaties, niet van andere krijgsmachten,zoals tijdens de Koude Oorlog en daarvoor.

Hoofdstuk #

! De liberalistische theorie als verklarings-model voor internationale samenwerkingmoet men niet verwarren met de politiekestroming het liberalisme, waarvan de VVDeen exponent is.

" Andere stromingen van binnen de leervan de internationale betrekkingen zijn, on-der andere, het radicalisme/constructivis-me. Echter omwille van het overzicht en deomvang van dit stuk zijn andere stromin-gen buiten beschouwing gelaten.& Door de Tweede Wereldoorlog en deKoude Oorlog heeft een aantal liberalenzich de kritiek van de realisten ter harte ge-nomen en is er een neo-liberale stromingontstaan die ten aanzien van een aantal as-pecten veel overeenkomsten vertoont methet realisme.( Enkele initiatieven: Rapport ‘Responsibi-lity to protect’ ("##!) waarin de randvoor-waarden van interventie in kaart zijn ge-bracht. Hierbij werd gesteld dat staten nietlanger over een onherroepelijke soevereini-teit beschikken, maar dat deze status moetworden verdiend door behoorlijk gedrag.Rapport ‘In larger Freedom; towards deve-lopment, security and human right for all’("##%) met betrekking tot de gewenste her-vormingen binnen de VN, voorafgaand aanhet '#-jarige bestaan van de VN.% Voorstel van de toenmalige secretaris-ge-neraal in het rapport ‘An agenda for peace’(!$$%) voor een VN High Readiness Force ge-baseerd op het UN Standby ArrangementSystem (UNSAS). In !$$' werd hieraan ge-volg gegeven door Oostenrijk, Canada, De-nemarken (HQ), Noorwegen, Polen, Zwe-den en Nederland. Er zijn nu zestien lan-den en zeven landen als waarnemers.' Zie paragraaf over de Europese Unie.* IFOR – Implementation Force in Bosnië-Herzegovina vanaf !$$%, SFOR – Stabilisa-tion Force in Bosnië-Herzegovina vanaf!$$', KFOR – Kosovo Force sinds !$$$.) De eerste twee hebben hun oorsprong inde jaren negentig, GME dateert van "##(.$ Zo zou een eventuele nucleaire aanval opRotterdam niet alleen Nederland aangaanen zou een overstroming van de rivier deRijn zeker voor vijf Europese staten conse-quenties hebben.!# De Petersbergtaken (!$$"), van oor-sprong behorend tot die van de West-Euro-pese Unie, totdat ze onder de tweede pijlervan de EU zijn gezet (!$$*), omvatten het

+,-.+ /,,012-34 (

&")

Page 329: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

gehele geweldsspectrum, van humanitairemissies, evacuatie van onderdanen en vre-deshandhaving tot aan Peace Enforcing, ex-clusief collectieve defensie.!! De eerste Headline Goal, de zogenaamde‘Helsinki Headline Goal’, dateert van !$$$en is ten aanzien van de militaire capacitei-ten verder ontwikkeld.!" Voorbeelden van Berlijn plus operatieszijn Althea (Bosnië, vanaf eind "##() enConcordia (Macedonië, "##&).!& Vijf EU-landen hebben hoofdkwartierenbeschikbaar gesteld: Verenigd Koninkrijk,Griekenland, Frankrijk, Italië en Duits-land. Artemis is een voorbeeld van een der-gelijke missie.!( Joint en combined gevechtseenheden van!### tot !%## man, binnen % tot !# dagen,met unanimiteit gevechtsklaar. Streven van!& BG eind "##* gereed.!% Van juni tot september "##&.!' Crises zijn binnen de EU in drie fasenonderverdeeld: de pre crisisfase (preventievediplomatie, justitie, ontwikkeling), de stabi-lisatiefase (battlegroups) en de transitiefase(overgang naar civiele organisaties, waaron-der politie).!* Politie, versterking van de rechtsstaat("## experts), versterking van het openbaarbestuur, civiele bescherming, monitorenvan (pre/post)conflictsituaties en steun voorspeciale vertegenwoordigers van de EU.!) Zie bijvoorbeeld VN Veiligheidsraad re-solutie !!'#, &! maart !$$) en !!$$, "& sep-tember !$$).!$ Spanje heeft in het noorden te makenmet de afscheidingsbeweging van de Bas-ken, de ETA. Turkije strijd tegen de Koer-den die een eigen staat willen in het oostenvan Turkije."# Dit waren out of area en non-article fiveoperations."! De spanningen namen nog verder toe na$ mei, toen de Chinese ambassade in Bel-grado doelwit was van de bombardementen."" Bedoeld wordt de aanval van de Japan-ners op de Verenigde Staten (!$(!) waar-mee de VS de Tweede Wereldoorlog werdin getrokken."& De VS hebben met de operatie Enduring

Freedom tot doel internationaal terroristi-sche netwerken te bestrijden."( In eerste instantie bestond deze uitGroot-Brittannië, Australië, Canada, Fran-krijk, Duitsland, Japan, Rusland, China, In-dia, Zuid-Korea, de Verenigde ArabischeEmiraten en Pakistan."% Enduring Freedom is gebaseerd op artikel%! en behoeft daarom eigenlijk geen resolutie."' Brief Tweede Kamer, "% februari "##%.Resolutie !%"', &# januari "##(. Resolutie!%'&, !* september "##(. Resolutie !%'', )oktober "##(."* Zie paragraaf ".") Resolutie !&*)."$ De Taliban werden hierbij niet uitgeno-digd.&# Resolutie !&)'. De eerste inzet bedraagtongeveer &### tot %### man afkomstig uitdertien verschillende landen.&! Vanaf midden "##' werd ISAF in hethele land ontplooid.&" http://www.europa.eu.int/geninfo/keyis-sues/!!#$#!/index.htm&& Een van de meest vergaande maatregelenis het Europese aanhoudingsbevel. Anderemaatregelen zijn het opstellen van een ge-meenschappelijke definitie van terroristi-sche misdaden, de uitbreiding van het man-daat van Europol en het opzetten van geza-menlijke onderzoeksteams.&( Vanaf eind "##* is er een EU-politie-macht van ongeveer !)# man in Kabul ge-stationeerd.&% Naast de bijdrage van de marine aan deNAVO-operatie Active Endeavour in deMiddellandse Zee en de bemanning van deAWACS-vliegtuigen voor het bewaken vanhet Amerikaanse luchtruim direct na $/!!.&' LMB en KCT, als onderdeel van eenDuitse BG voor drie maanden tot eind juli"##&.&* Zie hiervoor ook hoofdstuk *.&) Nederland neemt bijvoorbeeld geen deelaan de ad-hoccontactgroep.

Hoofdstuk $

! NB: Er bestaan ook ministers zonder eeneigen ministerie, zoals de minister van Ont-

+,-.+ /,,012-34 %

&"$

Page 330: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

wikkelingssamenwerking, die is onderge-bracht bij het Ministerie van BuitenlandseZaken." Artikel (%.& Grondwet artikel ('.".( http://www.mindef.nl/organisatie/ambte-lijk/index.aspx.% Voor de commandant van de Koninklij-ke Marechaussee gelden – gezien zijn poli-tiebevoegdheden en de taken die de Ko-ninklijke Marechaussee (KMar) in het bin-nenland uitvoert – andere regels. De KMarvalt direct onder de secretaris-generaal vanhet Ministerie van Defensie.' MvD nummer D"##!##"$!$, dd. ")-#$-"##!.* Adviescommissie opperbevelhebberschap"##".) ‘Defensie en het Strategisch Akkoord’,brief Ministerie van Defensie, ) november"##" (Kamerstuk ")'## X, nr. !#).$ Tweede Kamer, vergaderjaar "##&-"##(,"$ "## hoofdstuk X, nr. ", !&.!# Tweede Kamer, vergaderjaar "##&-"##(,"$ "## hoofdstuk X, nr. ", p. !".!! Vgl. Jacues de Winter, ‘Luchtmacht wilde JSF vooral uit eigenbelang’, de Volkskrant!% september "##); ‘Vergelijken van papie-ren gevechtsvliegtuigen’, NRC Handelsblad$ september "##); Bert Kreemers ("##$).!" Zo heeft een van de hoogste ambtenarenvan het Ministerie van Defensie in !$$", J.de Winter, een belangrijke toespraak voorde minister geschreven, die deze hield tij-dens een bijeenkomst van het NederlandsGenootschap voor Internationale Zaken.Met deze toespraak sloeg de minister een pi-ketpaaltje voor de Prioriteitennota !$$& ensloot hij voor het eerst in het openbaar nietmeer uit dat de dienstplicht allicht zou wor-den afgeschaft (Noll, "##%).!& Voor deze kadertekst werd gebruikge-maakt van artikelen in NRC Handelsblad,de Volkskrant en Vrij Nederland, en van eendocumentaire van het programma Tegen-licht.!( Generaal D.L. Berlijn in een interviewmet defensiespecialist Ko Colijn, Vrij Ne-derland !$ augustus "##', !*.!% Tegenlicht, VPRO, "! april "##).

!' ‘Je moet ook af en toe buigen’; GeneraalDick Berlijn neemt afscheid als hoogstebaas krijgsmacht, NRC Handelsblad, !*april "##).

Hoofdstuk %

! In mijn eigen bijdrage aan het boek Thepost-modern Military heb ik betoogd dat deNederlandse publieke opinie na de KoudeOorlog i.p.v. als ‘indifferent’ beter gety-peerd kan worden als ‘pragmatic, with anundercurrent of idealism’ (p. !!(). Inmid-dels zou ik het op ‘pragmatic’ zonder meerhouden. De idealistische onderstroom konnog wel de haperende vredesmissies van dejaren negentig verdragen, maar was niet op-gewassen tegen de War on terror." Aldus de samenvatting plus kop in DeTelegraaf, !' februari "##$, van uitkomstenvan de kwartaalmeting Burgerperspectieven(Sociaal en Cultureel Planbureau, "##$).& Via een maandelijkse monitor in op-dracht van het Ministerie van Defensie kande publieke opinie over Uruzgan wordengevolgd. Zie http://www.defensie.nl/mis-sies/afghanistan/actueel/monitor_publie-ke_opinie. Zie voor een interpretatie vande gegevens ook die uit andere peilingen,Van der Meulen & Vos, "##* en "##).( Cijfers over in Afghanistan gesneuveldemilitairen behorend tot ISAF en EnduringFreedom, zijn te vinden op de site:http://icasualties.org/oef/

Hoofdstuk &

! NRC Handelsblad, "# december "##%." Debat over de Nederlandse deelname aande International Security Assistance Force(ISAF) in Zuid-Afghanistan, HandelingenTweede Kamer (HTK) "##%-"##', nr. (%,&#"%.& Ibid.( In het Engels spreekt men over een ‘gap’(Feaver & Kohn, "##!; Caforio et al,"##*), Nederlandse auteurs spreken overeen ‘kloof’ (bijvoorbeeld Van der Meulen& Vos in het vorige hoofdstuk).% Rijkswet van "" juni "### tot verande-

+,-.+ /,,012-34 '-*

&&#

Page 331: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

ring in de Grondwet van de bepalingen in-zake de verdediging, Staatsblad "###, "$(.' Rijkswet van "" juni "### tot verande-ring in de Grondwet van de bepalingen in-zake de verdediging, Staatsblad "###, "$(.* Artikel $# (voorheen artikel %)) van deNederlandse Grondwet, "##(.) Deze alinea is ontleend aan Born & Met-selaar, ("##&: )%).$ Het zijn tegenwoordig vooral ‘warlords’die belang hebben bij langdurige socialeconflicten. Professionele krijgsmachten pro-beren langdurige gevechtssituaties zoals tij-dens de Eerste Wereldoorlog bij voorkeurte vermijden.!# Report of the panel on United NationsPeace Operations ("###), http://un.org/pe-ace/reports/peace_operations/ Accessed!$#("##$.!! Rijkswet van "" juni "###, Staatsblad"###, "$(.!" Artikel ') (voorheen artikel !#() van deNederlandse Grondwet ("##() luidt: ‘Deministers en de staatssecretarissen geven dekamers elk afzonderlijk en in verenigde ver-gadering mondeling of schriftelijk de dooreen of meer leden verlangde inlichtingenwaarvan het verstrekken niet in strijd ismet het belang van de staat.’!& Betrokkenheid van het parlement bij de uit-zending van militaire eenheden, HTK !$$(-!$$%, "&%$!, nr. %.!( Betrokkenheid van het parlement bij de uit-zending van militaire eenheden, HTK !$$(-!$$%, "&%$!, nr. %.!% Betrokkenheid van het parlement bij de uit-zending van militaire eenheden, Besluitvor-ming uitzendingen, HTK "###-"##!, "&%$!en "'(%(, nr. *.!' Betrokkenheid van het parlement bij de uit-zending van militaire eenheden, Besluitvor-ming uitzendingen, HTK "###-"##!, "&%$!en "'(%(, nr. *.!* Het Toetsingskader "##! kwam medetot stand op basis van het Rapport van deTijdelijke Commissie Besluitvorming Uitzen-dingen, de Commissie-Bakker, HTK,"'(%(, nr. ).!) Betrokkenheid van het parlement bij de uit-zending van militaire eenheden. Besluitvor-

ming uitzendingen, HTK "###-"##!, "&%$!en "'(%(, nr. *.!$ Betrokkenheid van het parlement bij de uit-zending van militaire eenheden. Besluitvor-ming uitzendingen, HTK "###-"##!, "&%$!en "'(%(, nr. *."# Inzet met instemming – De rol van deTweede Kamer bij het uitzenden van militai-ren; Rapport van de Werkgroep NATO Res-ponse Force (NRF) (’s-Gravenhage, !$ juni"##', Tweede Kamer, vergaderjaar "##%-"##', &#!'", nrs. "-&), "'."! Brief van de ministers van BuitenlandseZaken, van Defensie en voor Ontwikkelingssa-menwerking (Den Haag, "" december "##%,Tweede Kamer, vergaderjaar "##%-"##',"*$"%, nr. !$&), "."" D'' tegen nieuwe missie Afghanistan, deVolkskrant !' december "##%, http://www.volkskrant.nl/den_haag/arti-cle!%#$%).ece/D''_tegen_nieuwe_mis-sie_Afghanistan, geraadpleegd ( mei "##$."& Brief van de ministers van BuitenlandseZaken, van Defensie en voor Ontwikkelingssa-menwerking aan de Voorzitter van de Twee-de Kamer der Staten-Generaal, !#$!%, nr.&$', Den Haag, "" december "##%."( Brief van de minister van Buitenlandse Za-ken aan de Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal, !#$!%, nr. &$%, DenHaag, "* december "##%."% Verslag van de Handelingen in de TweedeKamer, Uitzending Nederlandse militairen, "februari "##', (%-&#!&."' Verslag van een Algemeen Overleg gehou-den op ! februari !""(, vastgesteld "" febru-ari "##' (Tweede Kamer, vergaderjaar"##%-"##', "*$"%, nr. "#*), !$."* Verslag van de Handelingen in de TweedeKamer, Uitzending Nederlandse militairen, "februari "##', (%-&#&".") Verslag van de Handelingen in de TweedeKamer, Uitzending Nederlandse militairen, "februari "##', (%-&#"%."$ Ibid.&# Motie van de leden Van Aartsen en Bos,voorgesteld " februari "##', Tweede Ka-mer der Staten-Generaal, "*$"%, nr. "#&.&! Onderzoek NATO Response Force, Lijstvan vragen en antwoorden (Den Haag, !"

+,-.+ /,,012-34 *

&&!

Page 332: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

september "##), Tweede Kamer, vergader-jaar "##*-"##), &#!'", nr. !#), (.&" Inzet met instemming – De rol van deTweede Kamer bij het uitzenden van militai-ren; Rapport van de Werkgroep NATO Res-ponse Force (NRF) (’s-Gravenhage, !$ juni"##', Tweede Kamer, vergaderjaar "##%-"##', &#!'", nrs. "-&), '$.&& Brief prof.mr. P.P.T. Bovend’Eert aande Werkgroep NRF, gepubliceerd in: Inzetmet instemming – De rol van de Tweede Ka-mer bij het uitzenden van militairen. Bijla-gen bij het rapport van de Werkgroep NATOResponse Force (Tweede Kamer, vergader-jaar "##%-"##', &#!'", nrs (-%), %!.&( Inzet van de krijgsmacht. Wisselwerkingtussen nationale en internationale besluitvor-ming, Advies %(, uitg. Adviesraad Internatio-nale Vraagstukken, Den Haag, mei "##*.&% NRC Handelsblad !)-#"-#$, %, !(.

Hoofdstuk '

! Het acroniem SMART staat voor: sup-porting human rights, monitoring the per-formance of local law enforcement, advi-sing local police, reporting on the situation& training of local police officers." Tot de veiligheidssector in enge zin beho-ren de Ministeries van Binnenlandse Zaken,Justitie en Defensie, de politie, krijgsmacht,paramilitaire eenheden, grenstroepen, in-lichtingendiensten, het Openbaar Ministe-rie, rechtbanken en het gevangeniswezen.& Tot de veiligheidssector in brede zin be-horen tevens milities, private veiligheidsor-ganisaties en -bedrijven, bevrijdingslegers,NGO’s, de advocatuur, media en belangen-organisaties (vakbonden).( Na het einde van de Koude Oorlog is dekerntaak van de meeste westerse krijgsmach-ten echter nog maar voor een deel explicietgericht op de directe toepassing van geweld(Van der Meulen & Soeters, "##(, ""().De meeste westerse massalegers zijn sinds-dien omgevormd tot kleine, flexibele, expe-ditionaire machten (Dandeker, "##(; Halti-ner, "##(). Zij zijn veranderd in wat Mos-kos, Williams en Segal ("###) een ‘post-moderne krijgsmacht’ noemen.

% In !$$% had bijvoorbeeld )$% van de po-litiekorpsen in gemeenten met meer dan%#.### inwoners een Special Weapons andTactics (SWAT)-team. Ten opzichte van!$)# was dat bijna een verdubbeling. Aan-vankelijk werden de SWAT-teams alleen in-gezet bij gijzelingen en het aanhouden vangevaarlijk geachte verdachten. Tegenwoor-dig hebben zij ook een meer proactieve rol.Zij patrouilleren in volledig ‘gevechtstenue’en met automatische wapens op zogenaam-de hot spots om de orde te bewaken of teherstellen (Kraska, !$$$: "!!-!!").' Het begrip ‘constabulary force’ verwijstoorspronkelijk naar de Britse civiele politie-organisatie en is afgeleid van constable, hetEngelse woord voor politieagent. De titelconstabulary force wordt nog steeds gevoerddoor een groot aantal Britse politiekorpsen.Het begrip ‘constabulary force’ heeft ookeen paramilitaire connotatie. De verwijzingnaar de (para)militaire organisatie is te ver-klaren omdat de Britten in Ierland en inhun koloniën hun politiekorpsen organi-seerden naar militair model. Voorbeeldenhiervan zijn de Royal Irish Constabulary,Royal Ulster Constabulary, Royal Canadi-an Mounted Police en Jamaica Constabula-ry Force.* De gendarmerieorganisatie stamt uit deFranse politietraditie. Toen de napoleonti-sche legers in het begin van de negentiendeeeuw grote delen van Europa bezetten,werd in die landen ook gendarmerie inge-voerd. Na de Franse bezetting is in veel vandie landen de gendarmerie gehandhaafd.Naast Frankrijk (Gendarmerie Nationale)zijn er onder andere in Italië (Carabinieri),Spanje (Guardia Civil), Portugal (GuardaNacional Republicana), Oostenrijk (Bun-desgendarmerie) en Nederland (Koninklij-ke Marechaussee) gendarmeriekorpsen te-rug te vinden. De gendarmerie is van oor-sprong een militair korps dat onder cen-traal gezag belast is met de politiezorg rond-om de steden, op het platteland en op door-gaande wegen (Van Creveld, !$$$: !'',"#$). Bij alle gendarmeriekorpsen vindenwij de historische militaire organisatieken-merken terug: ze worden centraal aange-

+,-.+ /,,012-34 )

&&"

Page 333: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

stuurd, hebben een militaire structuur encultuur, en beschikken over gespecialiseer-de uitrusting en zwaarder materieel dan re-guliere politiekorpsen. Voor zover zij nogsteeds tot de krijgsmacht behoren, kennenze een dubbele gezagstructuur waarbij hetbeheer in handen is van het Ministerie vanDefensie en het gezag is toegewezen aan ci-viele autoriteiten (Lutterbeck, "##(: (*).Het personeel heeft naast een politieoplei-ding ook een militaire opleiding en traininggevolgd. Hierdoor zijn zij toegerust om opte treden in crisis- of oorlogssituaties enzijn zij bekend met de militaire organisatie,commandovoering, logistiek en cultuur.) Hoewel de EGF in eerste aanleg gelieerdis aan de EU, kan zij ook worden ingezetvoor operaties van de NAVO, VN ofOVSE.$ Gedurende de aanvangsfase van de opera-tie zou de EGF tegelijk met de militairemacht het operatiegebied kunnen betredenvoor de uitvoering van politietaken. Gedu-rende de overgangsfase zou de EGF haar ta-ken zelfstandig of samen met een militairemacht kunnen voortzetten om de samen-werking en coördinatie met plaatselijke ofinternationale politie-eenheden te bevorde-ren. Bij het vertrek van de militaire machtuit het crisisgebied zou de EGF – indiennodig – de overdracht van verantwoordelijk-heden aan de civiele autoriteiten en de orga-nisaties die deelnemen aan de samenwer-king, kunnen vergemakkelijken.!# De Koninklijke Marechaussee heeft voorciviele uitzenddoeleinden een pool van !%&marechaussees beschikbaar, van wie (# tot'# snel inzetbaar zijn (Govaarts, "##': !").

Hoofdstuk (

! Kamerstukken II "##'-#*, &# )"!, nr. !,&." Kamerstukken II !$$)-$$, "' &)", nr. !.& Kamerstukken II !$$$-"###, "' )## X,nr. ('.( Met behulp van taken wordt invullingaan de doelomschrijving gegeven. Een doelis dus van een hogere en abstractere ordedan een taak.

% Kamerstukken II !$$$-"###, "' )## X,nr. (', (!.' Kamerstukken II "##!-#", "* $"%, nr. "(.* Handelingen II !$$*-$), !& januari !$$),(#, &"(&-&"*$, &"*".) Zie: Kamerstukken II "##&-#(, "$ "##X, nr. (.$ International Security Assistance Force(for Afghanistan).!# Kamerstukken II !$$'-$*, "% &'* (R!%$&), nr. & (MvT), &.!! Hierna zullen we de Koninklijke Mare-chaussee (als organisatie) aanduiden als‘KMar’. Om de militairen van de KMar tetyperen, gebruiken we ‘marechaussee(s)’. Incitaten (van wetsteksten) volgen we de schrijf-wijze van het betreffende moederdocument.!" Kamerstukken II !$$$-"###, "' )## X,nr. (', (&-((.!& Handelingen II !$$*-$), !& januari !$$),(#, &"(&-&"*$, &"'$.!( Ibid., &"*"; Handelingen II !$$$-"###,"!, !'#(-!'!!; Handelingen I !$$$-"###, &",!%!#-!%"%.!% Kamerstukken II "##(-#%, "$ )## X, nr.)(. Zie ook: CMBA (Kamerstukken II"##(-#%, "$ )## X, nr. &*) en Intensiveringciviel militaire samenwerking ICMS (Ka-merstukken II "##%-#', &# !*', &# &## X,nr. !#').!' Kamerstukken II "##(-#%, "$ )## X, nr.)(, !.!* Ibid., &.!) Kamerstukken II "##%-#', &# !*', &#&## X, nr. !#' (ICMS).!$ Zie o.a. Kamerstukken II "##(-#%, "$)## X, nr. &* (Civiel militaire bestuursafspra-ken, CMBA), !; Kamerstukken II "##(-#%,"$ )## X, nr. )( (Nota Defensie en Nationa-le Veiligheid), !; Kamerstukken II "##%-#',&# !*', &# &## X, nr. !#' (ICMS), !; Minis-terie van Defensie en Ministerie van Bin-nenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties("##*), Catalogus Civiel-Militiare Samen-werking, '."# Zie ook de moord op VN-onderhande-laar voor Palestina, Graaf Folke Bernadot-te, door leden van de joodse verzetsgroepLehi (een afscheiding van Irgun, waarvanMenachim Begin de leider was), de rol van

+,-.+ /,,012-34 $

&&&

Page 334: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

het ANC, de PLO en Yassar Arafat (net alsBegin een latere Nobelprijswinnaar)."! UN. ("##(, December "). A more secureworld: our responsibility, %", § !'(; cfm.UN. ("##%, March "!). In larger freedom, §$!."" Wij hanteren hier de term terreurbestrij-ding als synoniem voor terrorismebestrijding."& De derde component van terreurbestrij-ding – effectbestrijding – laten we hier bui-ten beschouwing."( Een militaire operatie wordt onder mili-taire leiding uitgevoerd en heeft een militai-re doelstelling. Een politiële operatie wordtonder leiding en gezag van politie of justi-tie uitgevoerd en heeft een civiele doelstel-ling (bijvoorbeeld misdaadbestrijding)."% Kamerstukken II "##!-#", "* $"%, nr.(#, (-%; Kamerstukken II !""&-"!, "* $"%,nr. (#, "."' Hoewel de daders vervolgd werden."* Republik Maluku Selatan.") Kamerstukken II !$*"-*&, !" ### VI, nr.!(; Bijlagen Kamerstukken II !$*"-*&, "$maart !$*&, AA, AA-!#."$ Kamerstukken II !$*"-*&, !" ### VI, nr.!!.&# Zie ook de parlementaire behandeling:Kamerstukken II !$*"-*&, !" ### VI, nr.!(; Bijlagen Kamerstukken II !$*"-*&, "$maart !$*&, AA; Handelingen II !$*%-*', !"februari !$*', ")#'-")%$.&! Bijlagen Kamerstukken II !$*"-*&, "$maart !$*&, AA, AA-!#.&" Handelingen II !$*%-*', !" februari!$*', ")#'-")%$, ")(&.&& Ibid.&( Voor een analyse van toedeling van deBBE’s: zie Weger ("##') en Weger ("##)).&% Bijlagen Kamerstukken II !$*"-*&, "$maart !$*&, AA, "!.&' Handelingen II !$*(-*%, !& !*), nr. !.&* D.d. %-!#-"##!, Kamerstukken II "##!-#", "* $"%, nr. !#.&) Kamerstukken II "##%-#', "$ *%(, nr. $)bijlage, '.&$ Daarnaast leidden de aanslagen ook in in-ternationaal verband tot maatregelen. Ne-derland nam deel aan Enduring Freedom enISAF.

(# Kamerstukken II "##"-#&, ") &*(, nr. !&,!&. Het stelsel zoals beschreven in Kamer-stukken II "##"-#&, ") $*(, nr. " trad injuli "##( in werking. Hoewel de moord opFortuyn niet als een terreuraanslag gold,was de impact op de veiligheidsdiscussie inbredere zin enorm.(! Kamerstukken II "##!-#", "* $"%, nr. '', %.(" "(-'-"##&, Kamerstukken II "##"-#&, "*$"%, nr. $(, ! e.v. Het kabinet kondigde be-stuurlijke en juridische maatregelen aan,waaronder de oprichting van de Raad voorde Veiligheid (een onderraad van de Minis-terraad) en een (ambtelijk) Gezamenlijk Co-mité Terrorismebestrijding (Justitie (!%-'-"##(), Instellingsbesluit Gezamenlijk Comi-té Terrorismebestrijding).(& Kamerstukken II "##&-#(, "* $"%, nr.!"&, &.(( Handelingen II "##&-#(, !( april "##(,'', (&#"-(&'#, (&&&.(% Minister van Justitie P.H. Donner, Ibid.,p. (&&&.(' Aanhangsel Handelingen II "##&-#(,!*$', &)#&; Kamerstukken II "##(-#%, "$*%(, nr. (, bijlage.(* Kamerstukken II "##(-#%, "$ *%(, nr. !, !.() Per juli "##% ingevoerd. Zie o.a. Hande-lingen II "##&-#(, !( april "##(, '', (&#"-(&'#; Nationaal Coördinator Terrorismebe-strijding ("##%), Alerteringssysteem Terrro-rismebestrijding &; Kamerstukken II "##%-#', "$ *%(, nr. $), bijlage, &*.($ Regeling van de ministers van Justitie envan Binnenlandse Zaken en Koninkrijksre-laties van "$ juni "##%, nr. DDS%&%*"#$,houdende instelling van de NationaalCoördinator Terrorismebestrijding; Kamer-stukken II "##(-#%, "$ *%(, nr. !, !; Kamer-stukken II "##%-#', "$ *%(, nr. $), bijlage, !.%# Besluit van !(-!"-"##%, houdende tijdelij-ke herindeling van ministeriële taken in ge-val van een terroristische dreiging met eenurgent karakter.%! Kamerstukken II "##!-#", ") ('&, nr. "en opvolgende nummers.%" Zie Kamerstukken II "##%-#', &# #(!,nr. & (MvT).%& Regeling bijstand bestrijding luchtvaart-terrorisme (Renegades) (zie hierna).

+,-.+ /,,012-34 $

&&(

Page 335: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

%( Kamerstukken II "##"-#&, ") $*(, nr. ";Kamerstukken II "##%-#', &# #(!, nr. '(Nota nav Verslag).%% Kamerstukken II "##(-#%, "$ *%(, nr. "&.%' Kamerstukken II "##(-#%, "$ )%(, nr. !,!, en opvolgende nummers.%* Kamerstukken II "##%-#', "$ *%(, nr.$), bijlage, !'.%) Voor een overzicht: Kamerstukken II"##&-#(, "* $"%, nr. !"&; Kamerstukken II"##(-#%, "$ *%(, nr. !; Kamerstukken II"##(-#%, "$ *%(, nr. %; Kamerstukken II"##%-#', "$ *%(, nr. '#.%$ Handelingen II "##(-#%, "", !! novem-ber "##(.'# Kamerstukken II "##%-#', "$ *%(, nr.$), bijlage, !&.'! Kamerstukken II "##(-#%, "$ *%(, nr. %.'" Kamerstukken II "##"-#&, "* $"%, nr. *&,!$.'& Unit Expertise & Operationele Onder-steuning (o.a. scherpschutterscapaciteit)%#%, Unit Interventie (UI, voorheen deBBE-SIE) ongeveer ''%, en de Unit Inter-ventie Mariniers (UIM, voorheen de BBE-Mariniers) !##%.'( Kamerstukken II "##(-#%, "$ *%(, nr. "&,", fn. !; zie Wijziging van "%-'-"##% Rege-ling Bijzondere Bijstandseenheden (BBE-SIE) (vervallen).'% Wijziging van '-'-"##% Regeling Bijzon-dere Bijstandseenheden (BBE-SIE) (verval-len): Toelichting.'' Ibid. Toelichting.'* Kamerstukken II "##(-#%, "$ *%(, nr. "&,%.') Ibid., p. %.'$ Ondergebracht in de Brigade Speciale Be-veiligingsopdrachten (BSB).*# Kamerstukken II "##(-#%, "$ *%(, nr. "&,(.*! Ibid., p. (.*" Ministerie van Defensie and Ministerievan Binnenlandse Zaken en Koninkrijksre-laties ("##*), p. "#.*& Wijziging '-'-"##% Regeling BijzondereBijstandseenheden (BBE-SIE)(vervallen).*( Kamerstukken II "##(-#%, "$ *%(, nr. "&,%. Zie de citaten supra noot '$.*% Ibid., p. (.

*' Ibid., p. (.** Niet tot de DSI behoort de Bijstandseen-heid van de KMar (zie hierna). Deze levertwel bijstand, maar is geen BBE.*) Zie voor een vergelijkbaar scenario: Clo-bus, Ducheine, Kamphuis & Woudstra("##').*$ Kamerstukken II "##(-#%, "$ )## X, nr.&*, bijlage, )!-)(.)# Zie ook Catalogus Civiel-Militiare Samen-werking, p. "%.)! Ex art. %) Politiewet.)" Ex art. ' lid ! Politiewet.)& Ex art. %$ Politiewet.)( Ex art. '# Politiewet.)% Ex. art. %) Politiewet.)' Ex art. %$ Politiewet.)* Zie Kamerstukken II !$$*-$), "% )**, nr.& (MvT), *(; Kamerstukken II !$$*-$), "%)**, nr. ) (Nota nav Verslag), &*; Aanwij-zingsregeling van !-!!-"##& bijzonderedienst Koninklijke Marechaussee.)) Ex art. '# WIV "##".)$ Ex Rijkswet geweldgebruik.$# Ex art. & Rijkswet jo. art. " Rijksbesluit.$! Ex art. %.!# lid ! Wet luchtvaart.$" Ex art. %.!# lid " Wet luchtvaart.$& Art. %$ Politiewet.$( Ex Regeling bijstand bestrijding lucht-vaartterrorisme van "#-(-"##%, (Renegades)jo. art. ) lid ! jo. art. ) lid ' Politiewet.$% Ex. art. ) lid ! jo. art ) lid ' Politiewet.$' Op basis van de Politiewet. De militairebijstand op basis van de Wet rampen enzware ongevallen is hier niet aan de orde.$* Art. %) lid ! Politiewet !$$&.$) Art. %$ lid ! Politiewet !$$&.$$ Art. '# lid ! Politiewet !$$&.!## Daarnaast kan de observatiesectie van deBSB ook opdrachten voor de AIVD vervul-len. Daarbij ontberen ze echter geweldsbe-voegdheden aangezien ze in die gevallen on-der de Wet op de inlichtingen- en veilig-heidsdiensten "##! vallen.!#! De BSB verzorgt regulier de persoonsbe-veiliging in risicogebieden in het buiten-land.!#" Sommige bijstandsopties kunnen inmeerdere categorieën ingedeeld worden.!#& De inzet van de bijstandseenheden zou

+,-.+ /,,012-34 $

&&%

Page 336: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

je als een speciesvariant van deze categoriekunnen aanmerken.!#( Zie www.mindef.nl voor de verschillen-de persverklaringen na zo’n inzet. Zie ookKiffen ("##') en De Bruijn ("##*), Colijn("##') en Ducheine ("##)), p. *)-)!.!#% Wijziging van ")-'-"##' Regeling Bij-zondere Bijstandseenheden (in verband metde herziening van het stelsel van specialeeenheden, DSI), Toelichting. Art. " tweedelid Regeling BBE.!#' Zie art. ( lid & Regeling BBE.!#* Wijziging van ")-'-"##' Regeling Bij-zondere Bijstandseenheden (in verband metde herziening van het stelsel van specialeeenheden, DSI), Toelichting.!#) Ibid., Toelichting.!#$ Ibid., Toelichting.!!# Zie Kamerstukken II !""'-"%, "$ *%(, nr."&, p. ).!!! Zie art. % Regeling BBE.!!" Wijziging van ")-'-"##' Regeling Bij-zondere Bijstandseenheden (in verband metde herziening van het stelsel van specialeeenheden, DSI), Toelichting.!!& Zie art. ( lid ( Regeling BBE.!!( Kamerstukken II "##(-#%, "$ *%(, nr. "&,p. '-*.!!% Ibid., p. '-* en Wijziging van ")-'-"##' Regeling Bijzondere Bijstandseenhe-den (in verband met de herziening van hetstelsel van speciale eenheden, DSI).!!' Zie Wijziging van ")-'-"##' RegelingBijzondere Bijstandseenheden (in verbandmet de herziening van het stelsel van specia-le eenheden, DSI), Toelichting.!!* Art. " Rijkswet.!!) Art. " lid ! Rijksbesluit houdende aan-wijzing van te bewaken en beveiligen objec-ten.!!$ Toelichting bij Rijksbesluit, Stcrt. "###,!)%, p. !'.!"# Kamerstukken II !$$&-$(, "& *)* (R!%#'), nr. & (MvT) p. ".!"! Art. %.!# lid ! Wet luchtvaart.!"" Art. %.!# lid " Wet luchtvaart.

Hoofdstuk !)

! De prefrontale cortex (cortex praefronta-lis) is een gebied in de hersenen, gelegen inhet voorste gedeelte van de frontale kwab-ben." Om van het EBM een daadwerkelijkgoed hulpmiddel te maken voor het door-denken van een moreel problematische situ-atie, is er gewerkt aan de verbetering vanhet EBM. Hieronder wordt de tweede ver-sie besproken. Daarnaast is er een derde ver-sie verschenen (Van Iersel & Van Baarda,"##"). Deze derde versie wordt hier echterniet besproken, omdat deze in eerste instan-tie voor onderwijsverantwoordelijken en of-ficieren bedoeld is (o.c.p.*). Daarnaastvergt ze meer achtergrondinformatie enwordt er minder mee gewerkt dan met detweede versie.

+,-.+ /,,012-34 !#

&&'

Page 337: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

!"-benadering !#, $%, &', (%##/)) )), !$, $*, *+, *#, &), &(, )%*, ))*, ))&,

)(%, )($, (%!, ()%, ()', ()+, ((%, ((*, (!%

Aanhoudings- en ondersteuningseenheden((#

Aaron, David &%, '%Abrahamsson, Bengt $(Abu Graib gevangenis &), )*&, (*', ('#,

(+!, (+&, (#%, (#!, (#&, (#', (#+, (##Adler, Amy !($Adolfsen, Anna )$', )&%Adviesraad voor Internationale Vraagstuk-

ken &', '%, )*+, )&%, )&$, )+&Afghanistan )*, (', !%, !!, !$, !+, *%, *&,

&%, &), &$, &', ++, #&, )%*, ))%, ))*, ))&,))', ))+, ))#, )(%, )(), )((, )(!, )!*, )$),)*!, )*$, )*&, )*+, )*#, )&), )&!, )&#, )+%,)+), )+(, (%+, ()#, (&*, ('', !%#, !)#, !(%,!()

,-." '+, +%, +), ++, ()#, (!), (!!, (!$, (!&Al Fatah (((, ((*Al Qaeda *+, &%, &), &(, &', '), #+, ))&,

)*&, ((&Aldrich, Richard &), '!allochtonen !&, )*), )*(all-volunteer-force )$&Anderson, Benedict )+, ($, (+, $%angst (+*Arbatova, Nadezhada ))(, )(!Aristoteles (*', ('$, ('*, !%*, !%', !%+,

!%#, !)), !)*, !)+, !)#, !((, !(!, !($Armitage, David (%&, ()%Arone, Shidane ('#Arquilla, John $#, *%, '%Artikel * (*&Artikel &+ )'+

Artikel #% )&&Artikel #& )+%, )+*Artikel #' )$!, )&&, ()+Artikel )%% )'&, )'', )'+, )+), )+(, )+$, )+*

Baarda, Ted ($#, (**, (&', ('*, ('&, (#+,!%), !%+, !($

Bachman, R. (+$, !%(Banks, C. (#(, !%(Barber, Benjamin !*, $%, *!, '%Barnes, Rudolf (*', (*+, ('*Barnett, Micheal )##, ()%Bayley, David )#+, (%(, ()%Baylis, J. #', )(!, )($, )(*Beck, Ulrich &', &+, '%Beek, Relus ter )'&Beernink, Stella !+, $%Bekke, A.J.G.M. (!), (!(, (!!, (!$, ($!Bekkers, Victor )*+, )&%belangstelling voor de krijgsmacht )$+belastingmonopolie )&, (), (!Belkin, Aron !($Bellamy, Alex ))), ))(, ))!, )(!Bellamy, Ch. )#+, ()%Ben-Ari, Eyal !($Ben-Shalom, Uzi !)*, !($Berg, A.H. van den (%), ()!Berinsky, Adam )*$, )&%Berkman, Tobias )#!, ()%Berkowitz, Leonard (+), (+!, (#(, !%)Beunders, Henri )*+, )&%Bijzondere Bijstandseenheden ()#, ((%,

(((, ((!, (($, ((*, ((&, ((', ((+, ((#, ($%Bildt, Carl )#+, (%', ()%Bin Laden, Osama &%, '!Binnendijk, H. )#!, ()%Biscop, Sven )%#, )(!

Register

!!'

Page 338: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Bittner, Egon (%(, ()%Blake, Joseph !(), !($Bliese, Paul (##, !%(Boer, Johan (*), ('*Boom, Joeri !)(, !($Boot, Max *%, '%Born, Hans !(, $%, )!+, )&&, )'%, )'), )++Bos, Arne van den (+*, !%)Bosch, Hans ()), ($*Bosch, Jolanda !%!Bosman, Femke )*(, )&%Bourke, Joanna !)%, !)(, !($Bovens, Marc )!$, )!*, )!&, )!', )$%, )$(,

)$$, )&%, )&$, )&*, )++, (!(, (!$, ($!Boyer, Yves ))#, )($Braam, Gerard (', $%Brahimirapport )'$, )#*, ()!Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten

(!$, (!&, (!', (!+Brimmer, Esther )%$, )($Brinkel, Theo )&!Briquemont )'!Brocades Zaalberg, Thijs )#+, )##, (%#, ()%Broer, H. )#!, ()%Brons, Maria !%, $%Bronson, Rachal )#+, ()%Brouwershaven, Willeke van )!$, )$(Bruijn, J.C. de ($!Bryden, A. )#', ()%Buijs, Tessa op den !%!Buitenhuis, Maarten !&, $%Bunk, K. (($, ($!Bunker, Robert *', '%bureaupolitiek )$%, (!(, (!$, ($!Burema, L. )*', )&)Burk, James !!, $), )$&, )&%, !('Buruma, Ian !(%, !($Bush, George &%, &), '%, )'%, )#), (!&, ($(Butler, Sueellen !(), !($Buzan, Barry *', &$, '%

Caforio, Giuseppe )$(, )&), )&#, )'%, )++,()%, ())

Call, Chuck )#(, )##, ()%Cammaert, Patrick )*!, )&%Carruthers, Susan )*', )&%Castells, Manuel (#, $)Castro, Carl !)), !($/012-wapen +), ++, +#, #%/"3 )!%, )!), )!(, )!', )$), )$(

Cederman, Lars-Erik !%, $!Chomsky, Noam !(, $)Christopher, Paul *), ('*Churchland, Patricia (*), ('*Chyba, C.F. *', '%civilisatieproces (*!, (*$civil-military gap )'%Clark, Wesley ))), )#+, ()%Cline, Lawrence )#$, ()%Clingendael Centre for Strategic Studies

(!#, ($!Clobus, A. ($!Cohen, E.A. $#, '%Cohen, Richard )%%, )($cohesie *!, )%&, ))#, (++, !%*, !)!, !)$, !)*,

!)&, !(!Coker, Christopher *), &+, '%, ')Coletta, Damon )++Colijn, Ko (!$, ($!collectieve defensie )%%, )%', ))&, )(), )((,

)(!Commandant der Strijdkrachten )!%, )!!,

)$), )$(commissie Franssen )!%, )!(, )!', )$), )$(comprehensive approach !#, &', #*, )%$,

)%', )%#, ))!, ))*, ))+, )(%, )(), )(!constabulary force )(, )&+, )#), (%$, (%*,

(%&, (%', (%+, ()(controle )&&

objectieve civiele controle )&&, )&'subjectieve civiele controle )&&, )&'

Conventies van Genève ($#, (*%, (*&, (*',(*+, (*#, (&(, ('(

convergentiemodel )!+, )&+, )'%coöperatieve veiligheid )%%, )%'Couzy, Hans )!+, )'(, )'!, )'$, )'&Creveld, Martin van (#, $), *(, **, *&, *',

'), ()%criminaliteit !%, *$, &&, '&, +(, +!, +$, #%,

#(, )%', )#(, (%!Crince Le Roy, René )&*, )++Cuperus, Joke (((, ($!Curtis, Devon )%(, )(*

"&& )&!, )+), )+(, )+!, )+$, (!$Daddis, Gregory !)), !)!, !)*, !($Damasio, Antonio (*), ('*Dandeker, Christopher ()%dapperheidsonderscheidingen !)), !)+Darley, J.M. (#$, !%(

145-3641

!!+

Page 339: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Darwin, John )+, $)Defensienota (%%% (#, &&, #!, )(+, ()+, !('Defensiestaf +(, +!, +*, +&, +', ++, #!, )$),

)$(, )'(, !('Dehumanisering (+&, (#(Derix, Steven !(), !($Detrez, Raymond !%, $), ))), ))(, ))!, )($deugden !%&, !%', !%+, !)), !)+, !((, !(!

kardinale !%'Deutsch, Karl $', ')Dienst Speciale Interventies ()#, (('dienstplicht )&, (+, )!+, )!#, )$$, )$*, )$&,

)$+Dittrich, Boris )&!, )&$, )+%, )+), )+$divergentiemodel )!+, )&&, )&', )'%Dixon, R. (*+, ('*, (##, !%(Dobbins, J. )#', ()%Dollard, John !)!, !($Dongen, M.A.D. ('%, ('*Doorn, Jacques )$*, )&%, (+!, (+$, (++,

(+#, !%(, !()Doyle, Michael $', ')draagvlak )), )(, )!, !$, *), )$), )$!, )$$, )*!,

)*$, )*&, )*+, )*#, )&%, )&), )&#Dublik, James $#, '!Ducheine, Paul '&, #!, )++, )#$, (%%, (%!,

()(, ()*, ()&, ()', ()+, ()#, (((, (($, ((*,((', ((+, (!$, (!+, ($%, ($!, ($$

Dunant, Henri (*&Dunlap, C.J. ')Dunne, Tim ##, )($Durch, William )#!, )#*, ()%, ()!Dutch Approach !()Dziedzic, Michael !!, $(, )#!, )#$, )#*, )#',

()%, ())

Earle, Caroline (%', ())Easton, Marleen )#+, ())Edwards

Arthur )*+, )&%Eekelen, Wim van (%), ())Effects Based Operations )!&, )$(Ehrhardt, David !(, $)Eichenberg, Richard )$#, )*$, )&%Eide, E.B. )#+, ()(Eikenberry, Karl *), *&, ')Eindrapport parlementaire enquête Com-

missie Srebrenica )'$, )'&Elias, Norbert (), ((, (!, $), (*!, ('*embedded journalism )*', )&)

Enloe, Cynthia )*), )&%46, *+, (((, ((*ethiek )!, )'(, ($', ($#, (*%, (*), (*$, (*+,

(&', (&+, ('%, ('!, ('$, ('*, ('&, (#&,(#+, !%), !%+, !)%

ethisch bewustwordingsmodel (*%, (&+,(&#, ('%, ('!

ethische theorieëndeugdethiek (**plichtethiek (**utilitarisme (**

ethnic soldiers )*), )*(EU (Europese Unie) (+, $*, $', &*, &&, &+,

'), '+, '#, #*, #&, #+, )%), )%$, )%', )%+,)%#, ))!, ))*, ))+, ))#, )(%, )(), )(!, )($,)(*, )!(, )&$

European Gendarmerie Force (%&European Security Strategy '), )%$, )%#Europees Veiligheids- en Defensiebeleid

)%', )%#, ))*, ))+, ))#, )(%Europese Veiligheidsstrategie &*Everts, Philippe )$#, )*!, )*$, )**, )*&, )&%,

)&)

Faber, Mient Jan )'), )'$, )++Feaver, Peter )$&, )*$, )&%, )&), )&#, )'%,

)++, !('feodalisme (), ((, (!, ($Ferdinandusse, W. )($Ferrill, T. *), ')Fijnaut, Cyriel #!, ()), ()(, ()!, ((*, ((',

($$Finer, Samuel Edward )&*, )++Forsyth, Donalson, R. (#(, !%(Fortuyn, Pim #), ((%, ((*, (!%Freedman, Lawrence $+, &%, &#, '), )'#, )++Friedman, Thomas !*, $)Frielink, P.M. (($, ((&, ($$frustratie ))!, )*!, (+), (+(, (+!, (+$, (##frustratieagressie hypothese (+!Fukuyama, Francis !%, $), $&, $', &(, ')

Gabriel, Richard (#', !%(Gaddis, J.L. $', ')Gaebler, Ted )!$, )$(Gal, Reuven !(*gedragscode ($', (*%, (*$, (&#, ('(, (##,

!(!Gedragswetenschappen )$', )$+, )&)Gelb, L. &(, ')

145-3641

!!#

Page 340: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Gelpi, Christopher )*$, )&)Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veilig-

heidsbeleid )%', ))#gendarmerie (!, '&, (%&, (%', (%#genocide !(, !!, +*, )*!, )++, (*+, (&$, ('!,

('&, (#+Genugten, W.J.M. (*+, ('!, ('*Gerhards, R. ($#, ('*Geser, Hans (%(, (%*, (%&, ())Gesinnungsethik )'), )'(geweldsmonopolie )', (), ((, (!, !), !(, $%,

**, *&, )%), )!$, )&*, )#&, ()*, ($'Giddens, Anthony )&, (+, $)Gielink, Dirk !&, $%Giesen, Peter !($Gilligan, Carol ('*Gils, Richard van ))!, ))$, ))*, )($, (%+, ()(Gleitman, Henry (+&, !%(globalisering )&, (', !$, !*, $%, $&, $', *(,

*!, *$, *&, &%, &(, &!, &&, #%, )&#, (&!Gogh, Theo van *#, #), ((%, ((*, ((&Goldberg, Eliot !!, $(, ()%, ())Goldsmith, Benjamin )*&, )&)Gorp, A.M. (#!, !%%, !%(Gort, G.J. ($+, ('*Goudsblom, Joop ((, (!, $), !%(Govaarts, J. ())Grange, David )#+, ())Gray, Colin $*, &#, '%, ')Gray, John &%, ')Green, L.C. (#$, !%(Greninger, Alex *', '%Grieco, Joseph #', #+, ##, )($groepsdynamische factoren (+&, (#%, (#!, (#$

bystandereffect (#!conformiteit (++deïndividuatie (#(geweld verdedigt zichzelf (+#interactiemechanismen (#%polarisatie-effect (+'sociale definitie van de werkelijkheid (+#

Guantanamo Bay &), (*'Gunther Moor, L. (%!, ())Gurr, Ted $+, ')

Habeck, Mary &%, ')Haditha ('#, (+(, (+!, (#+Haltiner, Karl (+, (#, $), $(, )$*, )&), )#+,

)##, (%), (%(, (%*, (%&, (%+, ())Halverson, R.R. (##, !%(

Hammes, Thomas *', ')Haney, C. (#(, !%(Hänggi, H. )#', ()%Hansen, Annika )#&, )#+, )##, ()), ()(Hanson, Victor Davis !)#, !($Hart, Paul ’t )!#, )$(, )$$, )&%, )++, ($!Headline Goal )%+, )%#, )!(Heijster, Willem ('%, ('*Held, David $&, &(, ')Hendrix, Wim (+!, (+$, (++, (+#, !%(Herik, L van de ((), ($$Herring, Eric *', '%Hertz, Noreena (&&, ('&Heslan, Nick (+&, !%(Hillen, John )##, ())Hills, Alise )#+, (%&, ())Hobbes, Thomas )&, )+, )#, (%, (', $%, $),

#', (&%hobbesiaans )&, $%, $&, *(, **, *#, &!Hoffenaar, Jan )&), )&(Hoffman, Frank *', ')Hofstadgroep ((&, (('Holde, Stephen van (+, $)Holsti, K.J. ')Holsti, Ole #', #+, )($Holt, Victoria )#!, )#*, ()!, !%)Homer-Dixon, T.F. *!, ')Horiuci, Yusaku )&)Horn, Brant !)), !)!, !)*, !($Houben, Marc )++Huiberts-Van Dijk, Susanne #*Huiskamp, Florian )*, '*Huizinga, Johan !()Human Security !!, !+, &!, (*%, (&!, (&$,

(&*, (&&, ('&Human Security Response Force (&*Huntington, Samuel (#, $), *(, *!, &#, '(,

)&$, )&&, )&', )'%, )++Hüttig, E.R. )++huurlingen (), ((, !(, !&

Iersel, Fred van ($#, (**, (&', ('*, ('&,(#+, !%), !%+, !($

Ignatieff, Michael !!, !$, $), *(, *!, '(Inoguchi, Takashi )*&, )&)instemmingsrecht, formeel e/o materieel

)+*, )+&, )+'institutionele presentie )), )(, )$&interdependentie !$, $+, #), ##, ()', (*!intergouvernementele organisaties )%)

145-3641

!$%

Page 341: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

International Crisis Group ))$, )($internationale gemeenschap )', (', !*, +!,

#&, ##, ))$, ))&, ))+, )(%, )((, )*!, )#(,)#&, )#', )#+, (&), (')

interventiehumanitaire *#, '#, ))&, )*!militaire !!, )'), )#(, ()#

-1, *+, (((, ((*Irak )', !!, !$, !+, *%, *&, &), &(, +&, )%*,

))&, ))', )(%, )((, )!*, )!+, )*$, )*&, )#),)#', (%+, ((&, (!', ($+, (&*, ('#, !%#,!)(, !)$, !)*, !)', !)#, !((

-3,7 #&, )%*, ))%, ))', ))#, )(%, )*&, )*+, )+),)+!, )+$, ()#, (!&, ($+, !()

ius ad bellum (&%, (&), (&&, (&'ius in bello (&%, (&(, (&!, (&&, (&'ius post bellum (&%, (&!, (&&, (&'

Jacobs, Jane )!&, )$(Jakobsen, Peter Vigo )#+, (%', ())Janowitz, Morris )&$, )&+, )'%, )++, (%$,

(%*, (%', ()), !)$, !(*Jobbagy, Zoltan )!&, )$(Jofriet, J.R.G. (#!, !%%, !%(Johnson, James Turner (*#, ('&Johnson, S.E. )#!, ()%Jones, S.G. ()%Jones, Seth )#(, )#!, )#$, )#&, )#', )#+,

(%&, ()(Juergensmeyer, Mark *+, &), '(

Kagan '(Kaitens !)&Kaldor, Mary (#, $), *$, **, '(, (&!, (&$,

(&*, (&&, ('$, ('&Kamp, Henk )!!, )'%, (%', ()(, !%&, !%#,

!((, !($Kamphuis, Piet ($!Kaplan, Robert *!, *$, '(Karp, Aaron and Regina '!Karpinsky, brigade-generaal (##Karremans, Thom )'*Kaspersen, A.T. )#+, ()(Katzenstein, Peter $', '(Kegley, jr. C. )($, )(*Kepel, Gilles *+, &), '(Kernic, Franz (+), !%(Keuzekamp, Saskia )$', )&%8791 )%*, ))*, )#+, (%&, (%#Kier, Elizabeth !($

Kiffen, H. ($$Kirkland, Faris (##, !%(Klep, Christ ))!, ))$, ))*, )($, )'%, )'*, )+&,

)+', )++, (%+, ()(Klerks, Peter (($, ($$Klijnsma, Rineke (((, ($!kloof )$$, )$*, )$&, )**Koch, Koen )*#, )&)Koelé, Theo !((, !($Kohlberg, Lawrence (*), (*(, (*!, (*#, ('%,

('&, !)'Kohn, Richard )$&, )&%, )&), )&#, )'%, )++,

!('Kolditz, T.A. !(*Kooijmans, Pieter )', $), )%), )($Korps Landelijke Politiediensten (%!, (('Korteweg, Rem !(, $)Kosovo !!, !$, $), '(, '!, #&, ))%, ))), ))!,

))$, ))*, ))&, ))', )(%, )(), )((, )(!, )($,)(*, )*!, )#$, )#&, )#+, (%&, (%', (%+,(%#, ()%, ()), !(%

Kramer, Erik-Hans (%+, ()(, ()!, !%!Kraska, Peter (%!, ()(Kreemers, Bert )$(, )&+, )++krijgsmacht

Koninklijke Landmacht +(, )(', (%+, ()(,((!, ($$, (&#, !%&, !%#, !($

Koninklijke Luchtmacht +!, +', (($Koninklijke Marechaussee '&, +%, +(, +!,

+$, +*, +&, +', ++, +#, #%, #), #(, )!&, (%+,()#, ((), ((#, (!$, (!*, (!&, (!', (!+, (!#,($%, ($), ('$, !('

Koninklijke Marine +(, )!), )!!, )$+, ()#,(!&, !%#, !)'

Kroon, Marco !)!Kruis voor Moed en Trouw !)+Kuemmel, Gehrhard )$', )&)Kuipers, Herman !%!

laf !%&, !%', !%+, !)%, !)), !)(, !)!, !)+, !)#,!(), !(!, !(*

Lamm, H. (+', !%(Lang, Kurt (%), ()(Laqueur, Walther &), '(Larsen, Jeffrey )%%, )($Last, David )##, ()(Latané, B. (#$, !%(Lehrer, Zeef !($Leijtens, Hans )!&, )$(Leman, J. (+(, (#), !%(

145-3641

!$)

Page 342: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Lemstra, Wolter )$%, )$(Leurdijk, Dick )%!, ))&, )($Liddell Hart (&%Lind, W. *', '(Lindley French, Julian )($Linsky, A.S. (+$, !%(Lipsky, Michael (%!, ()(Loughnan, Samuel (+&, !%(Lutterbeck, Derek '&, #!, )#+, (%&, ()(Luttwak, Edward *), *&, '(Lynch, Jessica !)(

MacCoun, Robert !)$, !)*, !($MacIntyre, Allister !%#, !($Mackie, D.M. (#$, (#&, !%!Mandel, Robert !', $)Mangelsdorff, A.D. !(*Mans, Linda )&%Mans, U. )*', )&)Margalit, Avishai !(%, !($Marshall, Samuel !)$, !($Matthew, Richard #+, )(*McGrew, Anthony ')McInnes, Colin *(, '(McNeill, William ($, $)media )), !!, !*, $+, *), *(, *!, **, *&, *',

&*, #(, )!+, )$#, )*!, )**, )*', )*+, )&%,)&#, (!), !)(

Meindersma, L. )*', )&)Mengelberg, Sabine #*mensenrechten (#, !!, $&, $+, +*, +#, #),

#*, ##, )%%, )*!, )#(, (*%, (**, (*&, (*+,(&!, (&$, (&+, ('(

Merton, Robert (#), !%(Metselaar

Max )!+, )&&, )'%, )'), )++, !%!Meulen, Jan van der )$!, )$*, )$', )*(, )*',

)*+, )&%, )&), )&(, )'!, )++, ()(Middelkoop, Eimert van )$!, )&)Middendorp, T.A. ((%, ($$Midgley, Mary (*), ('&Mihalka, Michael !$, $), )%%, )($Milgram, Stanley (#$, (#&, !%(Militaire Willems-Orde !)!Miller, I. !%', !%#, !)), !)&, !)', !($Miller, Laura !)*, !($Min, Brian !%, $!Mingst, Karen (), $), #+, ##, )($minister van Defensie +(, +!, +*, +&, +',

++, +#, #!, ))$, )(*, )!(, )&&, )'), (!&, !('

Ministerie van Defensie '(, +!, #), #!, )!!,)&), )&(, (!!, ($$, !%&, !)!, !)+, !($

ministeriële verantwoordelijkheid )(', )++minister-president +', ((!, (!':-." +%, +&, ++, +#, (!!, (!$Mjøset, Lars (+, $)Mobekk, Eirin )#$, )#', ()(moed )!, !%*, !%&, !%', !%+, !%#, !)%, !)),

!)(, !)!, !)$, !)*, !)&, !)', !)+, !)#, !(%,!(), !((, !(!, !($ethische benadering van !)(fysieke moed !%&, !%+, !)&, !)'morele moed !%&, !%+, !)&, !)'wetenschappelijke benadering !)%

Moelker, René !, )!, )*, !(, !*, !&, $%, $!,)*), )&), )&!, )&#, )'%, )++, ())

Mohammed B. ((&Moisan, Anne (%&, ()%Molander, R. *), '(Molenaar, Arnout )%+, ))+, )($Moody, Rebecca )*+, )&%Moraal (*%, (**Moran, Charles !%#, !)%, !(*morele dilemma’s ($', ($#, (*%, (*), (&#,

('%, ('), ('*morele ontwikkelingconventionele niveau (*(postconventionele en principiële niveau

(*(preconventionele niveau (*(Morgan, Matthew )##, ()(Moskos, Charles )$+, )&(, )#(, )##, ()(,

!)*, !($Mueller, John $&, $', *$, **, &), '(, )*$,

)&(Muller, Erwin #!, (%), ()), ()(, ()!, (((,

(($, ($$, ($*, ('#, !%(München (((, ((!Muusse, Karl !%(Myers, D.G. (+', !%(My Lai ('+, (+(, (+!, (+#, (#!, (#&, (#',

(#+, !%!

2,76, $'Napoleoni, Loretta !*, $)Nash, Bill )#+, ()(Nationaal Coördinator Terrorismebestrij-

ding (2/6b) '+, ((&, (!%, (!), (!(, (!!,(!$, ($!, ($$

Nationale Veiligheidsraad in Turkije )&*

145-3641

!$(

Page 343: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

2,69 !$, '), '(, '!, +&, +', ++, +#, #!, )%&,))(, )(!, )($, )(*, )&$, ()%, ()), ()(

2,69 Response Force )%&, )&$2,.9 (+, !$, $*, *%, &!, &$, &+, '+, +', ++,

#*, #&, #+, )%%, )%), )%$, )%*, )%&, )%',)%+, )%#, ))%, ))), ))(, ))!, ))$, ))*, ))&,))', ))+, ))#, )(%, )(), )((, )(!, )!(, )!!,)'), (%&, ($), ($(, ('', !(%, !()

Nederhof, Frans !%!Network Centric Warfare *%Neuteboom, Peter '&, #!, )&+, )#), )#$,

(%%, (%!, (%+, ()(, ()*, ()&, ()', ($$New Public Management )!$, )!*, )$)New Wars *$, **, '!Niod )+#Noll, Jörg !, )!, (+, $), )(', )!+, )!#, )$(Nolte, Georg )+#non-combattanten (#, !(, (&(, ('', ('+,

('#Non Gouvernmentele Organisaties (', $+,

+!, #(Noord Atlantische Raad )%*, )))normen en waarden $&, #*, ##, )(), (*%,

(**, (*+, ('$, !%#, !)+normvervaging )(, )!, )&#, ('#, (+%, !)!notificatiebrief )'#Noy, Shabtai !)*, !(*Nuij, Norbert )$*, )&)Nye, Joseph $+, '(

Oakley, Robert !!, $(, )#', ()%, ())Ohmae, Kenichi $+, '(Olson, John '!Olsthoorn, Peter ()*, !%*Oneal, John $+, '!oorlog )!, )', )#, (%, ($, (#, !!, $), $*, $&,

$', $+, *%, *(, *!, *$, **, *&, *#, &%, &),&(, &!, &#, +#, #*, #', )%&, ))%, ))+, ))#,)(), )((, )(!, )($, )(*, )!!, )$), )$&, )*(,)*$, )**, )*&, )*+, ()&, ()#, ($$, (*%, (*&,(*', (*+, (*#, (&%, (&), (&(, (&!, (&*,(&&, (&', ('&, ('', ('+, (+$, !%+, !%#,!)%, !)(, !)', !)#, !(%interstatelijke conflicten *), *!, (&&intrastatelijk *), *!, **, &(, (&!

oorzaken geweldsexcessendehumanisering ('#groepsdynamische factoren ('#inadequate leiding ('#persoonlijkheidsfactoren ('#

situationele factoren ('#opofferingsgezindheid !)&Ornstein, Leo &', '!Osborne, David )!$, )$(Osinga, Frans $*, &(, &$, &&, '!, ()*, ($$9.34 #*, )%%Owens, W. $#, '!

Paredes, Pablo !)'Parker, Geoffrey )'!, )+#parlement '#, )*#, )&%, )&*, )&&, !('Peek, W. )++Perito, Robert )#&, (%&, (%', (%+, ()!Peters, Nancy !%!Peters, R. '!Petersbergtaken )%+Phares, Walid &%, '!Pick, Ardant !(*Pijpers, B.M.J. !#, $(Plato !%', !%+politie )(, )+, (!, (', !%, !(, !+, $%, *$, '&,

'+, '#, +), +(, +!, +$, +*, +&, +', #!, )%*,)%', )%#, ))#, )&), )&*, )#(, )#!, )#$, )#*,)#&, )#', )#+, )##, (%%, (%), (%(, (%!,(%$, (%&, (%', (%#, ()(, ()!, ()*, ()',((), (((, ((!, (($, ((', ((+, ((#, (!%,(!), (!!, (!$, (!&, (!', (!+, (!#, ($%, ($),($!, ($$, ($*, (&*, ('$, ('', (#$, !%'

politiek )), )!, )*, )', ((, !%, !(, !$, $%, $(,$', *), *$, **, *&, *#, #&, )%', ))$, ))+,))#, )(%, )((, )(!, )(', )(+, )(#, )!!, )!&,)!', )!+, )!#, )$%, )$), )$*, )*$, )*', )*+,)*#, )&%, )&!, )&$, )&*, )&&, )&', )&+, )&#,)'%, )'), )++, )#!, (%%, (%), (%$, (%+,(%#, ($%, ($!, (*+, (&), (&$, (&&, (&',!%#, !((

Porter, Horats !)&, !(*Posen, Barry *%, '!postmoderne )$+Potter, T.M. !(*Power, Susan $), $!, ()%, (*+, ('&Princen, F.J.J. ((%, ($$Private Militaire Ondernemingen )&, (',

!&, !', !+Provinciale Reconstructie Teams )+)Punch, M. (%), (%(, ()!Raad van Europa #*Rabbie, J.B. (+*, (+&, !%(Rachman, S.J. !)), !)!, !(*Ramdharie, Stieven !((, !($

145-3641

!$!

Page 344: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Rapoport, David *+, '!Rasmussen, Mikkel &+, '!Rathmell, A. ()(Rausch, Colette )#*, )#+, ()!Reason, James (#', !%(Rees, Wyn &), '!regering !%, !#, &), '*, '', '+, '#, +), +',

+#, #(, #!, ))*, ))', ))#, )(', )(+, )(#, )!),)*#, )&%, )&&, )&#, (((, ((!, (($, ((&,((', ((+, ((#, ($!, ($*, !)), !('

Reichard, Martin )%*, )%', )($Reifler, Jason )*$, )&)Rek, Jan de )', $(Relk, C. ((&, ($*Reno, William !), $(Responsibility to protect !!, &!Rest, James (*!, ('&Revolution in Military Affairs $#Reynolds, Catherine (+&, !%(Ridley, Matt (*), ('&Riley, K.J. ()(Risk Society &!, &', '%, '!, '$risk transfer )**, !(%Robb, J. *', '!Roberts, A. $', '!Robertson, Roland !*, $(Robinson, Paul !%+, !)&, !)+, !(*Ronfeldt, David $#, *%, '%Rosenau, James &#, '!Rosenthal, Uri #!, )$(, (%', ()), ()(, ()!Rover, C. de (%), (%(, ()!Rovers, Jacques !%(Russett, Bruce $', $+, '!

Sageman, M. *+, &), '!Sapolsky, H.M. '!Sarkesian, Sam $*, '!Savage, Paul (#', !%(Scheuer, Michael &), '!Schmid, A. ((!, ($$Schrijver, Nico ((), ($$Scruton, Roger &%, '!security communities $'security gap )#), )#!, )#', )#+, )##, (%$,

(%&, (%', (%#deployment gap )#!, )#*, )#'enforcement gap )#!, )#*, )#&, (%&institutional gap )#!, )#'

Security Sector Reform !#, &', +!, )#'Segal, David )$+, )&(, )#(, )##, ()(, ()!

Seierstad, Åsne )*, $(seksuele intimidatie )*%self-fulfilling prophecy (#)Shalit, Ben (+$, !%(Shapiro, Jeremy *&, '!Shaw, Martin )$+, )**, )&(, )&#, )+#, !(%, !(*Shearer, David !', $(Shearing, Clifford (%(, ()%Shils, Edward !)$, !(*Siebelt, Peter )'), )+#Silberglitt, Richard *', '!Singer, Peter !&, $(, *$, '!, ('&Skinner, Burrhus !)), !(*slachtoffers )(, $', *), *&, #&, )*$, )**, )*',

(%+, ((*, (!%, (!', (&!, ('', ('+, ('#,(+!, !%*, !(%, !(), !(!

Smeets, H.L.H. (+!, !%!Smeets, Joseph #!Smith, E.R. (#$, (#&, !%!Smith, Hugh )*$, )*#, )&(Smith, Joshua )#!, )#*, ()!Smith, Karen )%), )($Smith, R. )#+, (%), ()!Smith, S. &(, '!, )(!, )($, )(*Soetendal, E. ()+, ()#, ($$Soeters, Sjo )*, !!, $(, )(', )!', )$(, )*(,

)&(, )++, (%%, (%), ()(, ()!, ('&Solana, Javier )%', )%#, (%&Sollenberg, Margareta $+, '$Sontag, Susan !%*, !)), !(*Sovjet-Unie (', !), *', &&, )%%, )%(, !(%spiegeleffect (#)Srebrenica !!, '+, ))$, ))*, )(+, )*!, )*#, )&$,

)'%, )'), )'(, )'!, )'*, )++, )+#, (+&, !()Staal, Boele )*%, )&(, !%&, !(*staat

definitie van )&failed states )*, )&, (', (#, !%, !), !(, !!, !$,

!+, $%, *$, *#, &$, +!, +$, ++, #%, #(failed states index !!

staatsvorming )*, )+, $%stereotypen (+*Stern, J. *', &%, '!Stichting Maatschappij, Veiligheid en Poli-

tie ()!Stouffer, Samuel !)$, !(*Strachan, H. )$', )&(Strategie Nationale Veiligheid &', &+, '!,

'*, '#, +), +(, +!, +$, +*, +&, +', ++, +#,#!, ((), (!%, ($$

145-3641

!$$

Page 345: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Strauss, M.A. (+$, !%(stress

battle fatigue !)%combat stress reaction !)%Post Traumatic Stress Disorder !))shell shock !)%

Stromberg, Roland ##, )($stromingen

liberalisme #'realisme #', #+

Stuurman, Siep ($, $(Sullivan, Gordon $#, '!supranationale organisatie )%), )%'Swaan, A. de $(, )*$, (*), (*!, (*$, ('&,

!(), !((, !(*Szvircsev Tresch, Tibor (#, $(, )$*, )&)

taken )!, (!, (', *+, '&, +%, +!, +&, ++, +#,#(, #!, )%!, )%*, )%&, )(!, )(#, )!), )!!,)!$, )$(, )$!, )$$, )$*, )$', )&&, )#+, )##,(%%, (%+, (%#, ()*, ()+, ()#, ((%, (!),(!*, (!', (&#, ('$, (+(, (+', (#(, !(!hoofdtaken (#, ()+, ()#, ((%, ($(

Task Force Uruzgan ))#Taylor, Paul )%(, )(*Teitler, Gerke (+, $(terreurbestrijding '#, (%!, ()*, ()#, ((%,

((), (((, ((!, ((*, ((&, ((#, (!%, (!(,(!$, (!', ($(, ($!, ($$als overheidstaak (!%als politietaak ((!definitie van (((primaat van de minister van Justitie ((!Terreurbrief ((!, (($, ((#, ($(

territoriale integriteit &*, '&, +', +#, #%,#(, #*, )%(, )%&, ()'

terrorisme )!, !*, $%, *+, *#, &%, &(, &$, &&,&', '&, '#, +%, +), +*, +', #%, #(, )%$,)%*, )%&, )%', ))&, )($, (%+, ()*, ((%, ((),(((, ((!, ((*, ((&, ((', ((+, (!%, (!),(!', ($%, ($), ($(, ($!, ($$, ($*definitie van (()

Thijn, Ed van )++Thomas, William and Dorothy (#%, !%!Thompson, Hugh !)&Thomson, Janice !&, $(Tieleman, P. (%), (%(, ()!Tijdelijke Commissie Besluitvorming Uit-

zendingen )'+Tilly, Charles )*, ($, (*, $(

Toetsingskader )*#, )&%, )&(, )&$, )'+, )'#,)+'

Toffler, Alvin and Heidi *%, '$Torre, E.J. van der #!, ()), ()(, ()!Toxopeus, Roos '&, #$transitional security )#(, )#&Tromp, Bart (%, $(Tweede Kamer '', '+, '#, #!, )(', )(+, )!),

)&(, )&$, )&#, )'', (!(, !('

Unit Expertise & Operationele Ondersteu-ning ((#

Unit Interventie ((#Unit Interventie Mariniers ((#United Nations Protection Force !!, )&$,

)&+, )'%, )'(, )'!, ('!, ('&Uruzgan )(%, )!+, )$), )$$, )$+, )*', )*+,

)*#, )&%, )&), )&!, )+!, ($+, !%#, !)(, !(),!((, !(!

veiligheid )), )&, )+, )#, (!, (', !(, !!, !+,!#, $*, $&, *!, *+, *#, &(, &!, &$, &*, &&,&', &+, &#, '%, '*, '&, '', '+, '#, +%, +),+(, +!, +*, #), #!, #$, #*, #&, #', #+, ##,)%%, )%), )%(, )%!, )%$, )%*, )%', ))(, ))!,))', ))+, )(%, )(), )(!, )!!, )!$, )*&, )&#,)#), )#(, )#!, )#*, )#&, )#+, )##, (%%, (%!,(%&, (%', (%+, ()(, ()!, ()*, ()&, ()', ()+,()#, ((%, ((), ((*, (!%, (!), ($(, ($*,($', (**, (*#, (&!, (&*, (&#, (+*, !()

veiligheidsbeleid )!, !!, '*, '&, '', '+, '#,+%, +), +&, +', +#, #%, #), #(, #!, #*, #&,)%(, )%*, )%', )%+, ))+, ))#, )(+, ()!, ($*,!('

Veiligheidsraad +', )%(, )%!, )%$, ))%, ))),))(, ))!, ))$, ))&, ))', )(%, )((, )(*, )*&,)'!, )#(, )#&, ('!

Vennesson, Paul )$', )&(Verantwortungsethik )'(Verweij, Desirée !(, $%, ($', ($#, (*!, (**,

('*, ('&, ('', (#+, !)*Vijver, C.D. (%!, ())Viktorin, Owe )!'vitale belangen !$, *&, *#, ()&, ()+, ()#, ((%Vlis, Arie van der )'(, )'$, )'&.2 $(, $#, *&, &), &!, '+, +*, +', #*, #&, #+,

)%%, )%(, )%!, )%$, )%&, )%#, ))), ))!, ))$,))*, ))&, ))', ))+, )(%, )(), )((, )(!, )($,)(*, )*!, )'!, )#(, )#$, )#&, ()+, ()#

.2-Handvest )%%, )%(, )%!, )%$, ))&

145-3641

!$*

Page 346: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Voetelink, Joop !', $!Vogelaar, Ad (%+, ()!, ('*, ('', (+), (+',

!%!Voorhoeve, Joris !!, !+, !#, $!, )'$, )#(,

)#!, )#*, )#', ()!Vos, Amber )&)Vries, J. de (!), (!(, (!!, (!$, ($!Vroom, Cas (%), ()!, ('&vrouwen in de krijgsmacht )*%

Waal, Frans de (*), ('&Wal, Ronald van der #!Wallensteen, Peter $+, '$Wallersteen. Immanuel !(, $!Walzer, Michael (*#, (&%, (&), (&(, ('&,

('+, (+$, (#', !%!wars of choice $+, )'#wars of necessity $+, )'#Warschau Pact )%%

weapons-effect (#(Weber, Emile (+, $!Weber, Max )', $!, )!&, )&*, )&&, )&', )'(Wecke, Leon ('&wederopbouw )*, )&, !+, !#, &', '*, ++, ))&,

)*', )*+, )&#, (&)Weezel, M. (!(, ($*Weger, Michiel de !, )!, '*, #%, #!, ($*Weibull, Alise $(, )!', )$(Weick, Karl (#%, !%!Wells, Donald, A. ('&Welten, B. (%), (%(, ()!, ()', ($*Werkner, Ines (+, $!Wessely, Simon !)%, !)(, !($, !(*Wester, W. )++Western Way of War )&(, )+#, !)#, !(%,

!($, !(*Westmaas, Sanne )&!Wetenschappelijke Raad voor het Rege-

ringsbeleid &+, '$, )*), ()*, ($*Wheeler, Nicolas '$, ))(, ))!, )(*Wijk, Rob de '&, '+, #!, #$, ))', )(!, )(*,

(%), (%+, ()!, ()', ((&, ($*, !(%, !(*, !('Wildavsky, Aaron *$, '!Williams, Jay )$+, )&(, )#(, ()(Williams, M.J. &+, '$Wilson, J.M. ()(Wilson, Stephen (+&, !%(Wilson, Woodrow )&$Wimmer, Andreas !%, $!Winch, P. !)%, !(*

Winslow, Donna !(, !*, $!, )!', )$(, (+),(+$, (++, (+#, (#&, !%!, !)*, !(*

Witteveen, Annemarie !%!Wong, L. !)$, !)*, !(*

Yost, D. ))), )(*

Zacher, Mark #+, )(*Zegveld, Liesbeth (*+, ('!, ('*zelfmoordterrorist !)&, !(%Zimbardo, Philip (#), (#(, !%(Zisk Marten, Kimberley )##, ()$Zondergeld, G. )$$, )&(Zuid-Molukkers (((, (($, ((*Zwaan, Ton !%, !(, $!zwaardmacht )+, (%), (%(, ())Zwarte September (((

145-3641

!$&

Page 347: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Dr. Th.B.F.M. (Theo) Brinkel is Hoofd Fundamentele Voorlichting aan de !"#$.Van %&&' tot %&&( was hij lid van de Tweede Kamer. Hij was onder andere lidvan de ‘Werkgroep !)*’, oftewel de commissie-Van Baalen, die de Tweede Kameradviseerde over de besluitvorming in het parlement ten aanzien van uitzendingenvan militairen. Brinkel doet op dit ogenblik onderzoek naar de relatie tussen religieen internationale veiligheid.

Kol.dr. P.A.L. (Paul) Ducheine is militair jurist. Hij is universitair hoofddocentMilitair Recht aan de !"#$ en doceert Krijgsmacht & Staatsrecht aan de UvA.Na zijn opleiding aan de +,$ diende hij als officier der Genie. Hij studeerdebestuurskunde (-.) en rechtsgeleerdheid (..). In %&&/ promoveerde hij aan deUvA op het onderwerp militair geweldgebruik tegen niet-statelijke actoren: Krijgs-macht, Geweldgebruik & Terreurbestrijding (Nijmegen: Wolf Legal Publishers,%&&/). Zijn onderzoek is ondergebracht in het Amsterdam Centre of InternationalLaw ($01") van de UvA.

Drs. F.M. (Florian) Huiskamp heeft politieke geschiedenis gestudeerd aan deRijksuniversiteit Groningen en is als docent Internationale Veiligheidsstudies (1-2)verbonden geweest aan de Nederlandse Defensie Academie (!"#$). Momenteelwerkt hij aan een proefschrift over de Poolse militaire bijdrage aan de bevrijdingvan Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Drs. S.A.M. (Susanne) Huiberts-van Dijk is docent bij de sectie InternationaleVeiligheidsstudies aan de Faculteit Militaire Wetenschappen (!"#$). Zij studeerdegeschiedenis van de internationale betrekkingen en Oost-Europese studies aan deUniversiteit Utrecht en Universiteit van Amsterdam. Momenteel werkt zij aaneen proefschrift over politiehervormingen in Bosnië-Herzegovina.

Drs. S.N. (Sabine) Mengelberg is universitair docent bij de sectie InternationaleVeiligheidsstudies aan de Faculteit Militaire Wetenschappen (!"#$). In Amster-dam studeerde zij politicologie. Sabine Mengelberg doet onderzoek naar de ont-wikkelingen op politiek strategisch niveau van de !$-3 en de Europese Unie.

Over de auteurs

'45

Page 348: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

Naast deelname aan !$-3-oefeningen als 63"$# heeft Sabine Mengelberg zittingin de ‘Academic Board’ van het European Security and Defence College.

Prof.dr. J.S. (Jan) van der Meulen is universitair hoofddocent aan de FaculteitMilitaire Wetenschappen van de !"#$ en bijzonder hoogleraar Militair-maat-schappelijke Studies aan het Departement Politieke Wetenschap van de Univer-siteit Leiden. In zijn onderzoek en publicaties draait het om ontwikkelingen inhet publieke draagvlak voor riskante militaire missies.

Dr. R. (René) Moelker is als universitair hoofddocent Krijgsmacht en Omgevingverbonden aan de !"#$. Zijn werk in de militaire sociologie omvat de sociologievan militaire gezinnen, militaire technologie, het militaire beroep en de media.Over de samenwerking tussen Duitse en Nederlandse militairen publiceerde hijin het tijdschrift Armed Forces & Society. Samen met Stephen Mennell redigeerdehij een postuum verschenen boek van Norbert Elias, The Genesis of the NavalProfession (University College Dublin Press, %&&5).

Drs. P.C.J. (Peter) Neuteboom ,6$ studeerde aan de Koninklijke Academie envolgde de Hogere Militaire Vorming aan het Instituut Defensie Leergangen. Hijis afgestudeerd als bestuurskundige aan de Universiteit Leiden en behaalde eenMaster of Public Administration aan de Nederlandse School voor OpenbaarBestuur. Neuteboom werkt momenteel aan een proefschrift over de rol vanmilitairen in een security gap van een vredesondersteunende operatie. Hij is werk-zaam als directeur Parket-Generaal bij het Openbaar Ministerie.

Dr. J.E. (Jörg) Noll is als universitair hoofddocent Internationale Betrekkingenen Veiligheidsstudies verbonden aan de !"#$. Hij studeerde politicologie aan deVrije Universiteit Amsterdam en promoveerde in %&&7 in Leiden op de rol diepolitieke en militaire leiders bij grote hervormingen spelen. Zijn werk omvatonderzoek naar de !$-3 en de invloed van politiek leiderschap en besluitvormingop militaire operaties. Jörg Noll is tevens reservemajoor van de Duitse strijdkrach-ten. Hij oefent regelmatig in nationale en internationale staven.

Dr. P.H.J. (Peter) Olsthoorn studeerde politicologie en bestuurskunde aan deUniversiteit Leiden en filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. In %&&&promoveerde hij in Leiden opde rol van eer in de politieke filosofie. Sinds november%&&8 is hij als universitair docent verbonden aan de !"#$. Militaire deugden endienstplicht genieten zijn speciale aandacht.

Kol.dr. F.P.B. (Frans) Osinga is voormalig *-8(-vlieger en momenteel als univer-sitair hoofddocent verbonden aan de Faculteit Militaire Wetenschappen van de!"#$. Hij heeft zijn doctorstitel van de Universiteit Leiden verworven na het ver-dedigen van een proefschrift over de strategische inzichten van John Boyd. Hij

3-9) #9 $.:9.)2

'4/

Page 349: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef

schreef vele papers over !$-3-transformatie, dwangstrategie en asymmetrischeoorlogvoering, en daarnaast ook een dichtbundel.

Prof.dr. J.L. (Sjo) Soeters is als hoogleraar Management en Organisatievraagstuk-ken verbonden aan de Faculteit Militaire Wetenschappen van de !"#$. Daarnaastis hij buitengewoon hoogleraar Organisatiesociologie aan de Faculteit SocialeWetenschappen van de Universiteit van Tilburg. Zijn vele publicaties betreffenonder andere de interculturele samenwerking tussen militairen van verschillendenationaliteiten.

Prof. dr. D.E.M. (Desirée) Verweij studeerde filosofie aan de Radboud UniversiteitNijmegen. In 8;;' promoveerde zij op een proefschrift over Nietzsche. Zij werktals hoogleraar Filosofie en Ethiek aan de Faculteit Militaire Wetenschappen vande Nederlandse Defensie Academie. Haar onderzoek omvat zowel filosofischethema’s als thema’s op het terrein van de fundamentele en toegepaste ethiek, inhet bijzonder Militaire Ethiek. Vanuit deze laatstgenoemde invalshoek doet zijonderzoek naar morele professionalisering, organisatie-ethiek en ethiek van inter-nationale betrekkingen. Sinds %&&; is Verweij aangesteld als bijzonder hoogleraarbij het 010$, (Centrum voor Internationale Conflictanalyse en Management) vande Faculteit der Management Wetenschappen van de Radboud UniversiteitNijmegen met de leeropdracht: normatieve en beleidsmatige dilemma’s van multi-laterale vredesoperaties.

Prof. dr. A.L.W. (Ad) Vogelaar heeft Sociale en Organisatiepsychologie gestudeerdaan de Universiteit Leiden. Aan dezelfde universiteit promoveerde hij op hetonderwerp arbeidssatisfactie. Sinds 8;;& is hij verbonden aan de !"#$, momenteelals hoogleraar Psychologie. Hij heeft grote expertise opgebouwd ten aanzien vanteamwerk, normvervaging en leiderschap.

Dr. M.J. (Michiel) de Weger studeerde politicologie aan de Universiteit Leiden.Hierna was hij drie jaar als dienstplichtige en kort verband beroepsmilitair officierbij de Koninklijke Marine. Na zijn werk als consultant bij Capgemini (Ernst &Young) schreef hij een proefschrift over de binnenlandse taken van de krijgsmacht.Sinds %&&( is hij onderzoeker en doceert hij aan de !"#$. Hierbij richt hij zichin het bijzonder op activiteiten van militairen op de terreinen openbare orde,criminaliteit, terrorisme en rampen, zowel in binnen- als buitenland.

Drs. S.W. (Sanne) Westmaas heeft internationale betrekkingen gestudeerd aande Rijksuniversiteit Groningen. Zij is afgestudeerd op Nederlandse besluitvor-mingsprocedures ten aanzien van vredesmissies. Thans is zij werkzaam als docentbij de vakgroep Krijgs- en Veiligheidswetenschappen op het Instituut DefensieLeergangen, onderdeel van de !"#$.

3-9) #9 $.:9.)2

'4;

Page 350: 20091103 Krijgsmacht en Samenleving-laatste-proef